Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen. racing dor In ONGEBOUWDE EIGENDOMMEN. No. 2371. Zaterdag 4 Februari 1888. 28e Jaargang, ZOMDER jNJAAM. Haven Ter Neuzen, ABONNEMENT: Per drie maanden binnen Ter Neuzen 1,Franco per post: Voor Nederland 1,10. Voor Belgie 1,40. Voor Amerika 1,32^. Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirecteuren en Brieven- busbouders. ADVERTENTlEN: Van 1 tot 4 regels f 0,40. Voor elken regel meer /0,10. Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. Men kan zich abonneeren tot het plaatsen van 500 regels en meer per jaartot veel verminderden prijs. Kit bind verscliijnt UiiiNdnx- en Vrijdagavond blji deu nittcrer P. J. V A IV D E 8 A Bf D E te Ter Neuzen. Iiij de/.e courant behoort een bijvoegsel. Kadastrale gemeente AXEL. De BURGEMEESTER van AXEL, Gelet op art. 25 in verband met art. 19 en het laatste lid van art. 33 der wet van den 258ten April 1879 (Staatsblad n°. 89); Brengt ter kennis van belanghebbenden, dat eene opgaaf van de ongebouwde eigendommen en van de daarvoor bepaalde belastbare opbrengst, onder bijvoeging van de kadastrale leggers en plans, heden op de secretarie der gemeente, gedurende dertig dagen, voor een ieder ter inzage is neder- gelegd dat ieder, die meent dat voor zijn eigendom eene belastbare opbrengst is bepaald, welke niet in ver- houding staat tot die der eigendommen, blijkens die opgaaf als typen geschat, de gronden van zijn bezwaar zelf of door een gemachtigde kan mede- deelen aan de afdeeling der Commissie, in een ongezegeld bezwaarschrift, betwelk onder bijvoeging van de kennisgeving, portvrij, binnen dertig dagen na heden moet worden bezorgd bij den onderge- teekende, die daarvoor een gedagteekend ontvang- bewijs geeft dat ieder, die meent dat zijn geschat eigendom krachtens art. 1 van bovengenoemde wet van de herziening had moeten zijn uitgezonderd, binnen gelijken termijn zelf of door een gemachtigde in een aan Gedeputeerde Staten gericht ongezegeld verzoekschrift vernietiging der schatting kan vragen dat verzoekschriften, waarbij bezwaren worden iugebracht tegen de berekening van het bedrag per hektare wegens aftrek voor polderlasten, op ongezegeld papier geschreven, binnen gelijken ter mijn, portvrij behooren te worden bezorgd bij den Voorzitter der Commissie, den Heer F. Ermerins te Middelburgdie daarvoor een gedagteekend ontvangbewijs geeft; dat bezwaarschriften en verzoekschriften, niet in- gezonden op de wijze of binnen den termijn hier- boven bepaald, naar de wet buiten behandeling blijven. Te Axel, den 4 Februari 1888. De Burgemeester voornoemd, QUARLES VAN UFFORD. FEUILLETON, 1) Historisch verhaal van H. H. I. Midden in het legerkamp zijner troepen verhief zich de tent van den grooten keurvorst Friedrich Wilhelm van Brandenburg. Slechts de wapperende banier op haar top en de meerdere groote onder- scheidde haar van de eenvoudige en luchtige woningen der overige krijgers. Voor den binnen- tredenden kanselier Von Randnitz sloeg juist de dienstdoende page de zware, roodwolien portiere uit elkaar, die een grootere als wachtkamer dienende ruimte scheidde van het vertrek, dat, eveneens zonder eenige pracht of praal, den keurvorst zelf, den grooten staalsman en geweldigen krijgsheld, herbergde. Midden in dit vertrek zat de heerscher aan zijn kunsteloos gesneden schrijftafel, ijverig bezig met de bestudeeriug van een voor hem liggende teekening. De oorlog had den held met zijn dapper leger andermaal buiten de grenzen van het vaderland gevoerd. Zweden was, opgestookt door 1 rankrijk, als bezitter van Pomtneren in de mark gevallen en bedreigde, als Brandenburg's gevaarlijkste buurman, den jongen, frisch opbloei- enden staat. In den slag bij Fehrbellin, op den 28 Juni 1675 had Friedrich Wilhelm de hoofd- Mijnhecr de Redacteur Het zal u duidelijk zijn, dat ik het ingezonden stuk van den Gemeente—Secretaris van Ter Neuzen, vervat in uw blad van Woensdag jl., niet onbe- antwoord kan laten voorbijgaan en daarom zal u mijn beroep op uwe welwillendheid om een plaatsje in uw blad geenszins verwonderen. Een ding spijt mij en wel dit, dat de Gemeente— Secretaris zoo erg persoonlijk geworden is, terwijl het mijn doel alleen was, zaken te besprekeu, niets anders dan dat. U zult dus begrijpen dat ik ZEd. daarom op dien weg nu moet volgen, ter wijl ik mij van de beschuldiging van grofheid en vleierij niets aantrek. Ik kan mij zeer goed begrijpen, dat de Gemeente— Secretaris, natuurlijk dus ook het Gemeentebestuur, met genoegen de rede van den heer Moolenburgh zal gelezen hebben, ZEd. denkt er dus over, zooals ik vermoedde, dat ieder belangstellende dit zoude doen. Het verwondert mij even wel dat zich eengansch ander gevoel van ZEd. meester maakte bij het lezen mijner daarbij gevoegde beschouwingen en toch spijt het mij, dat ik van het toen geschreveue geen woord kan, noch mag terugnemen, omdat de Gemeente—Secretaris wel groote phrasen heeft ge- bezigd, doch in gebreke is gebleven zichtbare be- wijzeu op te sommenwaaruit blijktdat het Gemeentebestuur iets (daarmede zoude ik en velen met mij, bereids tevreden zijn) voor Handel en Scheepvaart zoude gedaan hebben. Noem slechts iets (maar voor de groote vaart, die ik op 't oog heb) en ik zal met evenveel loyaliteit in de courant schrijven, dat ik ongelijk had met mijne bewering. Handel en Scheepvaart werden door mij be- sproken naar aanleiding der los- en laadplaats op 't station en meer niets. De Secretaris antwoordt dat er in de laatste jaren zeer veel in het algemeen belang der Gemeente is verricht, het- geen zelfs de aandacht van autoriteiten en anderen buiten Ter Neuzen niet is ontgaan, doch dit ziet op andere zaken, die buiten mijn hoofd- punt liggen, en die door mij niet werden aangeroerd en dus hier niet weersproken worden. Is het nu waar dat voor jaren omtrent de zaak van de los- en laadplaats door het Gemeentebestuur pogingen werden in het werk gesteld, het is mo- gelijk, want de Gemeente—Secretaris kan het weten, doch is dit initiatief van dat Bestuur uitgegaan, of wel op verzoek van anderen? Dit is echter zeker, en dat zal de Gemeente- Secretaris ook wel weten, dat de stappen verleden jaar gedaan, niet geschied zijn op het initiatief van het Gemeentebestuur, doch op verzoek van belangstellenden. macht van den vijand gevoelig geslagenver- volgens had hij zich tegen de Zweedsch-Pom mersche landen gewend, om den oorlog op vreemden bodem over te brengen. Thans lagen de Branden- burgsche troepen voor de goed versterkte en door de Zweden bezette Pommersche stad Demmin. Meer dan eenmaal hadden zij met de oude dapper- heid een geweldigen storm beproefd, maar telkens waren zij met zware verliezen teruggeslagen. „Mijnheer de kanselier Von Randnitz," meldde de page zijn gebieder. Friedrich Wilhelm stond op van zijn zetel. Door de dunne linnen wanden van de tent drong het gouden zonnelicht en omgaf als met een stralenkrans de statige gestalte, met het scherp gesneden, gebruind gelaat, waaruit de heldere doordringende oogen straalden de oogen van een heerscher, die in de toekomst ziet. „Binnenbeval hij, en terwijl hij den met een zwarten tabberd gekleeden heer de hand toestak, vervolgde hij: „Welkom, lieve Randnitz, mijne trouwe raadsman. Ik heb u noodig; neem aan mijn zijde plaats en," voegde hij er zich tot den page gewend bij „dat niemand ons store De page verdween: achter hem viel de portiere in zware vouwen dicht. Met eigen hand had de keurvorst voor mijn- heer Von Randnitz een der ruwe houteu stoelen aan de tafel geschoven. Ofschoon pas in de vijftig, was de kanselier Von Ilieruit blijkt dus, dat ik van dit alles niet onkundig was, maar hoe het zij, het Hoofdbestuur in dezen, de Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid, was er ten eenenmale mede onbekend, getuige het antwoord aan den heer Moolenburgh, in de Eerste Kainer gegeven De geachte afge- vaardigde heeft gezegd, dat het hem niet bekend was of daartoe een verzoek was inge- komenik moet hem antwoorden, daarnaar een onderzoeh te hebben laten instellen, doch aan mijil Departement is zoodanig verzoek niet ontvangen. Juist daarom had ik recht te zeggen, dat de heer Moolenburgh de eerste was, die deze aange- legenheid onder de aandacht van den Minister bracht. Wat nu het verwijt aangaat van den Secretaris, dat ik door mijne pertinente tegenspraak, veel goedc werkzaamheid tot bevordering van de belangen der Haven van Ter Neuzen, zoude kunnen bemoeilijken of zelfs geheel doen mis- lukken, wensch ik alleen te zeggen dat de heer Moolenburgh mijn artikel geheel anders heeft op- genomen dan ZEd. Ik stip dit alleen aan ter zijner geruststelling. Ten onrechte worden Amsterdam en Rotterdam mijns inziens aangehaald als voorbeelden, want het zal den Secretaris toch ook wel niet onbekend zijn, welke groote offers die steden zich getroost hebben voor den aanleg van kaden en dokken, en is het dan niet natuurlijk dat die Gemeenten daarvoor belangrijke rechten ontvangen? In Ter Neuzen heeft de Gemeente echter niets daarvoor uitgegeven en zij kan daarom ook niet verwachten rechten daarvoor te ontvangenhaar eenig doel moet en kan zijn om den Staat, die de rechten int, op de eene of andere wijze er toe te brengen, ook hier de noodige inrichtingen voor Handel en Scheepvaart daar te stellen. En wat nu de eigen haven van Ter Neuzen betreft, die heb ik natuurlijk niet op het oog gehad. Heeft de Secretaris dit niet begrepen Of ben ik soms eenigszins onduidelijk geweest En al vloeien nu alle rechten in de kas van het Rijk, verlies niet uit het oog, dat de Gemeente hare welvaart alleen te danken heeft aan Handel en Scheepvaart en dat ik daarom die belangen nog- maals dringend ook aan het Gemeentebestuur blijf aanbe velen. U dank zeggende voor de mij verleende plaats ruimte Uw Dw. Dr. H. C. E. VAN IJSSELSTEIJN. folitieli Overzicht. De Duitsche rijkskanselier is weer te Berlijn om deel te nemen aan het debat bij de tweede lezing der legerwet. De Neue Freie Presse bespreekt de mededeelingen van den Duitschen minister van Randnitz reeds een grijsaard. Zijn linkerzijde was geheel verlamd en slechts met groote moeite kon hij zich, leunend op een staf, voortbewegen. En toch was het meer een zieleiijden dan een lichamelijke smart, die voor den tijd de hooge, krachtige ge stalte had gebogen van den man, dien Brandenburg's heerscher eens een zijner dappersten had genoemd. Hij had aan de zijde van zijn heer plaats genomen. „Ik dank Uwe Hoogheid voor dit vertrouwen," ant- woordde hij #mijn raad is immers het eenige, wat Leo pold von Randnitz zijn vorst nog kan geven, sedert mijn lichaam, als door's hemels vloek getroffen,krach- teloos werd en ongeschikt voor den krijgsdienst." Hartelijk legde de keurvorst de hand op den verlamden schouder. „Q, spreek zoo niet, mijn vriend", antwoordde hij. „Gij hebt waarlijk niets gedaan, om Gods toom te verdienen en", ver volgde hij, Randnitz' antwoord voorkoraend //Zijt gij nu mijn getrouw hoofd; uw zoon, Elimar, is mijn arm hij is een dapper jonker, een waardige zoon van zijn vader. Ge zijt ook overigens met hem tevreden?" Randnitz zuchtte. „Ik zou het zijn, zoo dapper- heid alle deugden in zich sloot", antwoordde hij //maar Elimar's lichtzinnigheid berokkende mij reeds meer dan eenmaal veel verdriet. Terwijl hij op het eene oogenblik voor de edelste neigingen vatbaar is, kan hij op het volgende de laagste streken uitvoeren en leent hij het oor aan de ruwe makkers, die hem gewoonlijk omgeven." oorlog over de sommen, die noodig zullen zijn voor de uitbreiding van den landstorm en de land- weer. Volgens het blad zal niet alleen het Duitsche volk groote offers moeten brengen, maar zullen die ook van den Oostenrijkschen bondgenoot worden gevorderd, daar iedere vermeerderiug van Duitsch- land's weerkracbt met die van Oostenrijks ver- dedigingsmiddelen moet gepaard gaan. Het blad verklaart zich heftig tegen opvoering van oorlogs- lasten. Op even somberen toon wordt gesproken over de opeenhooping van troepen aan de grenzen. Waar moet het lieen, wordt gevraagd, en hoe licht kan de nietigste aanleiding de gansche legermassa van een staat in beweging stellen. De verklaringen, door Koloman Tisza afgelegd naar aanleiding van de door Helfy ingediende interpellatie, hebben, zooals te verwachten was, geen nieuw licht over den toestand verspreid. Tengevolge van de om- vangrijke verplaatsing van Russische troepen in de richtiug van de grenzen der monarchie, wordt het plicht om, zonder aan de vredelieveude ver klaringen van den Keizer van Rusland te twijfelen, alien schijn van provocatie vermijdeud, er voor te zorgen, dat het voor alle gevallen noodige gesehiede, alles namelijk wat de veiligheid onzer grenzen en de weerbaarheid van ons leger vorderen. Het verbond der mogendheden had vrede ten doel, en Tisza hoopte dat het den vredelievenden monarchen en bunne regeeriugen gelukken mocht den vrede te bewaren en Europa van het zwaar drukkend gevoel van onzekerheid te bevrijden. Of de inter- pellanten uit het Hongaarsche Huis het nu met deze verklaring kunnen doen, dat moeten zij weten. In Weenen maakt men zich ongerust over de bijeenkomst van zes bevelhebbers van legerkorpsen, die door den Czaar naar St. Petersburg zijn ont- boden. Het voorwendsel voor deze bijeenkomst is de invoering van eenige nieuwe reglementen voor het leger. Grootvorst Nikolaas, oom van den Czaar, presideert. De Rumeensche regeering is op het punt ge weest van in een conflict met Rusland te worden gewikkeld. Men is te St. Petersburg weinig ge- sticht over de houding van den premier Bratiano en twee zijner collega's. Deze lieden hebben maatregelen genomen, waaruit blijkt, dat zij niet gezind zijn om in de Oostersche kwestie voor Rus land de kastanjes uit het vuur te halen en niet lijdelijk zullen toezien, dat wederom Russische troepen door Rumeensch grondgebied naar Bulgarije trekken. Rumenie wil neutraal blijven en zorgt dus voor een weluitgerust leger. Rusland meent, dat men zich bij de triple alliantie wil aansluiten. Bedenkt men hierbij, dat Rusland te Boecharest is vertegenwoordigd door Hitrovo, een der grootste onruststokers en twistzoekers die in het corps diplomatiek te vinden zijn, dan moet men tot het besluit komen, dat een conflict niet gemakkelijk De vorst rimpelde het voorhoofd. ,/Ik hoopte een beter bericht te hooren over den zoon van mijn Randnitz", zeide hij, ;/maar het jeugdig bloed zal bedaarder leeren stroomen. Het beste kompas, dat zulke naturen op den goeden weg leidt, is de liefde wij zullen aan een huwelijk voor jonker Elimar moeten denken." vUwe Hoogheid, ik zelf grond mijn hoop op deze bloem des hemels, opdat haar geur de booze kiem in de borst van mijn zoon verstikke. Een klein half uur van hier ligt het goed van den vrijheer Yon Ebersberg; toevallig maakte Elimar kennis met diens dochter en sedert dezen tijd is hij een andere." De keurvorst knikte goedkeurend. „Vertrouw op onze bescherming," zeide hij, ,/ik denk binnen kort den ouden vrijheer te bezoeken en dan meteen de jonge dame te zien. Bij deze gelegen- heid wil ik ook een plicht der dankbaarheid ver- vullen en een oogenblik wijden aan die vrouw, die op Eberbergs grond haar hut heeft gebouwd en die mijn soldaten prijzen als hun beschermster. Gij hebt toch van ,/moeder Anna" gehoord, zooals men haar algemeen noemt?" //Ik heb genoeg van haar gehoord, om het plan van mijn edelen vorst toe te juichen," antwoordde Randnitz, bewogen. ,/Voor moeder Anna, wier goedheid en offervaardigheid van ieders lippen klinkt, is zulk een onderscheiding het hoogste loon." z/Thans heb ik echter aan iets anders te denken. TER \i;LZE\\SC HK COllANT. VAN 1)E

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1888 | | pagina 1