No. 241. Woensdag 29 November 1865. 5de Jaar_.
ALGEMEEN
ZEES WSCH-VLAANDEREN.
BIIIENLANDSGI Bill
BUIMLA1M Bill.
Dit Weekblad wordt elken Woensdag morgen uilgegeven bij J. Sturm, te Neuzen. De prijs is 80 cents in de drie maanden en franco per Post
95 cents. Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren, Posldirecteuren en Brmvenbushouders. Advertentien gelieve men aan den Uitgever in te zenden
uiterlijk Dingsdag, des avonds ten 6 ure; de prijs van 1 tot 4 regels is 40 cents, voor elken regel meer 10 cents, behalve 35 cents zegelregl voor elke plaatsing.
Z. M. de koning heeft het ontslag van den
heer Belz aangenomen.
De heer mr. N. Olivier, minister van justitie
is tijdelijk belast met de portefeuille van financien.
STATEN-GENERAAL. TWEEDE KAMER.
Zitting van Dingsdag 21 November.
Zitting van Woensdag 22 November.
In de zitting der tweede kamer van 21
dezer is ter tafel gebragt bet eindverslag over
het wetsontwerp tot verbooging der grondbelas-
ting in Limburg. De dag der beraadslaging over
dat ontwerp zal later worden bepaald.
Neuzen28 November. De beer J. J.
Gobius du Sartpredikant te Raamsdonkheeft
voor bet beroep naar deze gemeente bedankt.
De beer J. A. van Boven bij Z. M. besluit
van den 18 Nov. jl.no. 71, benoemd tot burge-
meester van Neuzen en Hoekzal a. s. donderdag
in den voormiddag alhier, en in den namiddag
van dien dag te Hoek worden ge'fnstalleerd.
BLulst 28 November. Naar wij vernemen
heeft de heer Sluijler, hoofd-onderwijzer der
openbare school te Clingeeene aanstelling als
onderwijzer te Luttenberg (Overijssel) ontvan-
gen, zoodat eerstdaags de school te Clinge
weder zal vacant worden. Het verdient wel
opmerking dat aan het hoofd dier school in een
tijdverloop van nog geen vijf jaren niet minder
dan zes onderwijzers zijn geplaatst geweesten
zij bovendien nog, uit gebrek aan een onder
wijzer verscheidene malen is gegloten geweest.
Drie onderwijzers zijn er slechts tijdelijk werk-
zaam geweestomdat zijsoms na berhaalde
oproepingen natuurlijk bij verschillende ge-
legenheden slechts de eenige sollicitanten wa-
renen of de vereischte acten niet bezaten
of om andere wettelijke reden niet konden worden
benoemd. De drie overige zijn er definitiefaan-
gesteld geweest, maar spoedig naar andere ge-
westen verplaatst.
Als het waar is, dat gelijk men naar ons
gevoelen teregt opmerkt bet dikwijls veran-
deren van onderwijzers-personeel nadeelig op
bet onderwijs moet werkendan is het wezen-
lijk in bet belang van bet opkomende geslacht
der gemeente Clinge zeer wenschelijk, dat er
eindelijk eens een onderwijzer komedie zich
met die betrekking te Clinge ten minste eenigen
geruimen tijd tevreden stelle.
Eenige geneeskundigen in het voormalig
vierde district dezer provinciehebben aan den
inspecteur van het geneeskundig staatstoezigt in
Zeeland het verzoek gerigt, om door zijne tus-
schenkomst wel te widen bewerken dat aan Bel-
gische geneeskundigendie over en langs de gren-
zen van dat district wonen niet worde vergund
de uitoefening der geneeskunst op Nederlaudsck
grondgebiedin den geest van art 2 der wet
van 1 Junij 1865, Slaalsblad no. 60, op grond
dat de ondervinding de noodzakelijkheid eener
zoodanige vergunning niet heeft geleerd.
Men meldt uit Sluis16 NovemberNa
de avondgodsdienstoefening maakte de Wel-Eerw.
Z. Gel. heer H. V. IJogerzeilpred. alhierde
gemeente bekend, dat hem de betrekking was
aangeboden van director aan een der zendelings-
huizen te Rotterdamwelk aanbod door hem in
ernstige overweging werd genomen.
Uit IJzendijke schrijft men
„Dikwerf is de wenschelijkheid betoogd omin
dit district een telegraafkantoor te vestigen doch
die wenschen zijn tot hedeneven als zoovele
andere, onvervuld gebleven.
„Het is echter nuttig het ontbreken van een
telegraaf nu en dan in kerinnering te brengen,
opdat oningewijdenbij voorkomende gevallen
van een spoedige gemeenscbap zich niet te veel
zouden voorstellen.
„Zeer teleurstellende voorbeelden doen zich,
ook al gelast met de bestelling per bode, dik
wijls voor. Onlangs nog, den 13 November jl.,
des namiddags te 8 uren 36 minuten bood men
te Amsterdam een telegram aan, dat te Vlissin-
gen om 8 uren 55 minuten des namiddags van
dien dag, en per bode waarvoor men te Am
sterdam waarschijnlijk vijf gulden betaald heeft
des anderendaags voormiddags ten 10 uren te
IJzendijke is ontvangen.
Te Groede is in den avond van 21 jl.
een vuurbol waargenomen de berigtgever meldt
daaromtrent bet volgendeOmtrent 6 uren 25
minuten zag ik bij een heldere lucbt aan den
westlijken hemel eensklaps op ongeveer 20 gra-
den boven den horizon een vuurbol ontstaan
die in eene noord-westelijke rigting, onder een
hoek van ongeveer 70 graden met langzame en
stooteude beweging den horizon naderde en daarin
verdween. De bol was van donkerblaauwe kleur
bad een staart van bijna een halve mansarm
lengte en wierp een helder lickt van zich. Het
geheele versckijnsel duurde naar mijne bereke-
ning 30 seconden.
De vorige week kocht een winkelier te
Zwolle eene aanzienlijke hoeveelheid vleesch
tegen 30 cent het halve pondom echter alle
aanmerkingen van zijne gierigeen bedilzuchtige
wederhelft te voorkomenverzocht bij den slager
om haar het vleesch met 18 cent te doen be-
talen terwijl bij heimelijk 12 cent per half pond
zou bijpassen. De vrouw vond dan ook het
vleesch niet duur maar de voorraad toch wat
grootwaarom zij aan eene buurvrouw een ge-
deelte overgaf tegen 20 cent per half pond
hetgeen zij later met groote zelfvoldoening aan
haar man vertelde. Hoe deze daarmede in zijn
scliik waslaat zich gemakkelijk begrijpen.
De landbouwer B. Andringa te Wijnjeterp
heeft een os gemestdie zoo groot en zwaar is
datwanneer twee mannen aan weerskanten van
hem staanzij elkander niet kunnen zien noch
de hand geven. Hij is thans aan een slager
te Smilde verkocht. Het dier wordt op ruim
2000 p. geschat.
De heer Jan van Rijswijck laat zich steeds
in den Vlaamschen Koophandel met eene meer
dan gewone opgewondenheid uit over de geld-
middelen van de stad Antwerpen en over de on-
bekoorlijke lastenwelke op de burgerij dier
stad worden gelegdten gevolge van de onver-
antwoordelijke handelingen van het stedelijk be-
stuurwat betreft den verkoop der militaire
gronden en den aanbouw van nieuwe werken.
De genoemde publicist tracht met cijfers aan te
toonen dat het volk wordt bedrogenen dat
ten gevolge van de met den heer Ibry geslotene
contracteneen tekort in de stadskas ontstaat
van 22 millioen't welk zal moeten worden ge-
dekt door twee geldleeningende eene van 13
millioende tweededie later zal worden ge-
Nieuws- en Advertentieblad
VOOT f
Art. 85. Te kort op de gewone werken der calamiteuse
poldersmitsgaders builengewone voorzieningen f 27 5,000,00.
De heer DE LAAT DE KANTER. Hij betrenrt het dat deze
zaak nog niet veel is vooruitgegaan en dat de reg. blijft be-
weren dat zij in de eerste plaats bij den provincialen wetgever
behoovt. Die stelling wordt door spr. betwist. Daarna wordt
door hem de quaestie der subsidien besproken, geheel in den-
zelfden zin als hij die vroeger heeft behandeld. Spr. verklaart
de grondwettige quaestie van het snbsidiestelsel sedert het
vorige jaar te hebben onderzocht, onder den indruk van aide
waardedie hij hecht aan het gezag van dezen minister van
binnenlandsche zaken.
De heer FOKKER geeft evenzeer zijn leedwezen er over te
kennen dat tot nog toe de zaak der calamiteuse polders niet
is geregeld. De oorzaak daarvan is gelegen niet bij de staten
van Zeelandmaar moet missehien worden gezocht in de buiten-
gewone vasthoudendheid van den minister aan een eenmaal op-
gevat begripdat de calamiteuse polders zijn gewone water-
schappen en zich niet in een bijzonderen regtstoestand bevinden.
Uit de jongste geschiedenis der zaak tracht spr. de juistheid
zijner stelling te staven.
Spr. treedt daarbij te gelijkertijd in een kritiek van de han-
delingen des ministers ten deze tegenover de provinciale staten
en toetst die handelingen aan de bepalingen der grondwet: ten
einde de noodzakelijkheid aan te toonen van eene transactie tns-
schen de provincie en het gouvernementwaarbij men dan
echter het onmogelijke verlangen zou indien men de zaak onder
de gewone quaestien zou rangschikken.
De voortzetting der beraadslaging wordt hierop verdaagd tot
morgen ochtend ten 11 ure.
De heer VAN KERKWIJK betoogt ook van zijne zijdedat
de staten van Zeeland alles in deze zaak hebben gedaan wat
in hun vermogen was en dat het thans de taak der regering is
eene eindregeling te treffendat toch reeds onder den minister
ran Heemstra de heer Thorbecke met groote kracht op zoo-
Janige eindregeling heeft aangedrongen.
De MINISTER VAN BINNENLANDSCHE ZAKEN treedt
in de eerste plaats in eeue uitvoerige wederlegging van de gistereu
sn heden aangevoerde redenen tot staving der stelling dat de
regeling van de zaak der calamiteuse polders uiet bij de provin
ciale staten behoortmaar door het rijk moet geschieden terwijl
hij daarna de redenen tracht te ontzenuwcn, die aangevoerd
zijn tot het betoog van de onmagt der staten van Zeeland om
hier te regelen.
De Minister treedt wijders in eene ontwikkeling van het
stelsel van subsidien dat de staat ten behoeve der calamiteuse
polders wenscht toe te passen. De minister betoogt daarbij dat
le hierbedoelde werken nimmer zijn geweest rijkswerkenmaar
werken van de polders, en dat zij het karakter van rijkswerken
nog niet aannemen, al erlangen zij subsidie van wege den staat.
De heeren DE KANTEIt en FOKKER komen nog op hunne
bezwaren terug voor zooveel deze h. i. niet in de rede zijn
beantwoord van den minister, die ook nog herhaaldelijk op
zijn eerste betoog terugkomt. De heer Fokker trad vooral
nog in een zeer uitvoerig historisch betoog ter bestrijding van
de hoofdstelling des ministersdat de calamiteuse polders zijn
gewone waterschappen.
De beraadslaging wordt hierop gesloten en art. 85 goedgekeurd.
In de zitting der tweede kamer van 27 dezer is berigt
ingekomen van den heer van der Maesen de Sombreffdat hij
zijn ontslag neemt als lid der kamer, vermits na de discussio
van 20 dezerhet vermoeden zou kunnen ontstaandat hij
niet door eene vrije keuze tot lid der kamer benoemd was.
Voorts is ingekomen een voorstel van den heer van Zuijlen van
Ngevelt (uit Arnhem)tot het instellen eener enquete, nopens
deze twee vragen 1°. of er door een of meer ministers middel*
lijk of onmiddellijk in 18t>4 op de verkiezingen in Limburg
invloed is uitgeoefendstrijdig met de vrijheid der verkiezingen
2o. of er door of van wege de minister van financien last gegeven
is, om overtredingen in zake van belastingenin Limburg, door
de vingers te zien. Dit voorstel is naar de afdeelingen ver-
zonden tot onderzoek.
De brief van den heer Betz aan den heer van der Maesen
de Sombreff geschrevenwaarvan de mededeeling door den heer
Leopold Haffmans in het Venloosche Weekblad de aftreding
van eerstgenoemden ten gevolge heeft gehad (zie ons vorig num-
mer) luidt aldus:
's Haqe 4 Mei 1864.
Amice
„Nagenoeg te gelijk met Uwen brief ontving ik er een van
Pijls, die ook natuurlijk nagenoeg dezelfde onderwerpen behan-
delde waarover Gij mij schreeft. Ik heb den brief van Pijls
beantwoord en haast mij om het ook den Uwen te doen.
Met U hoop ik dat, nu de ver/ciezingsstrijd op een zuiver
terrein is gebragt, de liberate beginselen in Limburg zullen
zegevieren.
Pijls verzoekt mij dringend om de wet op de bieren formeel in
te trekkenmaar Gij gevoelt dat zoo iets onmogelijk is in den
stand waarin de zaak zich thans bij de Kamer bevinlt. Gaarne
had ik gezien dat men de wei niet hadde onderzocht. De Kamer
had echter zoo weinig werkdat men gretig alles aangreep om
■mat te rtkken en nu het ontwerp is ouderzochtzou het toch
waarlijk geen houding hebben het ontwerp in te trekken zoolang
er geen verslag is. Zoodanig verslag alleen kan de intrekking
motiveren. Daarenbovenals ik de bieren had ingetrokken
zou men uit de verschillende wijze van handelen geen onder-
scheidene gevolgirekkingen hebben afgeleid? Gij meet dat ik
reeds sedert eenigen lijd tot het besluit was gekomen de bieren
niet te behandelen. Dat besluit was het gevolg, niet van het
geschreeuw dat men er tegen aanhief maar van de overtniging
die Gij en anderen bij mij had weten te vestigen dat de wet
zoo als ze daar ligt werkelijk nadeelig was voor de kleine bron-
werijen. Limburg heeft dus van die bierwet niets te vreezen
terwijl zooals Gij weet met het eind van de zitting alle ont
werp en van zelf zijn ingetrokken.
Ook de grondbelasting laat ik rusten en dat is grootendeels
Uwe schuld. Als collega hebt Gij reeds de bchandeliug van dit
ontwerp weten tegen te houden. En toen wij U zoo noode
zagen vertrekken, heb ik U, dank ook aan de loyale houding
van Uwe afgevaardigden in de beide kamers, de toezegging ge
daan dat ik de grondbelasting zou laten rustenals de houding
van Limburg het mij niet onmogelijk maakt. Ik heb woord ge-
houden tot dat de verkiezing van Roermond mij als het ware
zedelijk dwong om het antwoord op het verslag in le zenden.
Dat antwoord, een zeer uitvoerig stuk, lag reeds sedert gerui-
men tijd gereed en het is alleen toe te schrijven aan de per-
soonlijke iusschenkomst van V en van Pijlsdat ik van die
inzending heb afgezien. Ik zal er niets meer over zeggen dan
alleen dat ik hoop dat men in Limburg zal begrijpen dat deze
handelwijze niet het gevolg is van de honding der oppositie
aldaarmaar enkel en alleen van de intercessie der vrienden
van het ministerie. Gij die mij kent, weet dat eeDe oppositie
als helaas tot nu toe in Uwe provincie wordt gevoerd op mij
eene geheel tegeuovergestelde uitwerking heeft als men daarmede
schijnt te beoogen.
Aan den directeur der belastingen laat ik sehrijven om vooral
met de meest mogelijke gematigdbeid te werk te gaan en de
kleme overtredingen door de vingers le zien; vooral met het
oog op eene nieuwe wet op het personeel is het wenschelijk de
zaken zooveel mogelijk in statu qno te laten. Die overdreven
ijver der ambtenaren heeft mij al menig verdrietig oogenblik gekost.
Het verslag omtrent de wet op het personeel wordt gedrukt
zoodra ik het heb zal ik anlwoorden, enkel met het dotl om het
nieuwe belastingplan in de hoofdtrekken bekend te maken. Ik
zend U dan de beloofde cijfers. Men zal dan in Limburg zien
dat de Minister van Financien het zoo kwaad nog niet meent
en dat zij door de nieuwe regeling der belastingen oneindig
meer bevoordeeld worden dan zij ooit nadeel hadden kunnen
lijden door de grondbelasting en de bieren. De Kamer zal
hoogstwaarschijnlijk niet lang meer bijeen zijn. Tegen Pinksteren
gaat zij been en komt dannaar ik boorniet meer terng.
Met het verslag op de bieren zal men zich niet haasten en
missehien blijft het geheel achterwege omdat men voldoende mijne
inziglen kent, althans ik verberg die niet.
[get.) BETZ.
Men beweert dat er ook door den heer Thorbecke tijdens de
verkiezingen brieven zouden geschreven zijn, die hem, zoo ze
openbaar werden zeer zouden compromitteren. Tot heden is
echter daarvan niets met aekerheid geblcken. Het eenige waarop
men zich beroept is eeue verklaring van den heer van Wintcrs-
hoven in het Dagblad van Zuia-Holland afgelegdwaarbij hij
verzekertdat er een brief zou bestaan van den heer Thorbecke
waarin de woorden voorkomen,de regering laat de wetsont-
werpen los."