NIEUWS- Iv> ADAERTEATIEBLAD
WOENSDAG17 OCTOBER 1855,
j\." 94.
Ingczonden Stukken.
f£
ZhC.ELEK
VOOR
*3?
Dit Weekblad wordt ellien Woensdag-morgen
uitgegeven bij C. W. Ovebbeeke te Ncuzcn. De
prigs is 80 cents in de drie maanden en franco
per Post 95 cents. Men abonneert zich bij deBoek-
handelaars en Poslkantoren zijner moonplaats.
(tweede jaargang)
Advertenlien gelievc men nan den Uitgever id te
zenden uilerlijk Dingsdag des namiddags Icrf 4
lire; deprijs van 1 lot 4 r eg els is 40 centsvo
elken regel meer 10 cents, behalve 35 cents zegel
regt voor clke plaatsing.
Mijnheer de Uitgever!
Indelaalste Nos. van uw geacht hlad wordt door
den heer v.d.B., te Z.herhaaldelijk er op aan-
gedrongen, dat de steller van het art. over van
Ghistele, voorkomende in het jaarboekje Cadsan-
driahet onderneme om de bedenkingen door
hem en den heer W. te H. in do Nos. 85 86
en 88 bijgebragtte wederleggen.
Dewijl gij mijnheer de Uitgever plaats inge-
ruimd hebt voor de vraag, durft men verlrouwen,
dat gij dit voor het anlwoord niel zult weigeren.
Indien de heer v. d. B. de in Cadsandria voorko
mende artikeltjes overaanzienlijke manneninSlaats-
Vlaanderen voor iels verder of meerder dan Losse
aanteekeningen wilde beoordeelen, zou dit niet
zeer vleijcnd zijn voor den inzender derzelve.
De Redactie van Cadsandria vcrzocht om eene of
andere bijdrage. Eene reeks van stukken die
aangeboden werden wees zij op de meest kiesche
en beleefde wijze van de hand maar verzocht be-
paaldelijk (om hare eigene woorden to gebruiken)
kortelosse aanteekeningen.
Meer to doen kon de steller niel ondernemen
en hij zou ten eenemaal in strijd met de bedoeling
van de Redactie van Cadsandria hebben gehandeld,
indien hij zoo als dit door den heer v. d. B. big-
kens Z. E. arlikel in no. 85 schijnt verlangd te wor-
den zich had gaan verdiepen in een onderzoek
omlrent al hetgeen wat over de invoering van de
boekweit-cultuur en van den naam van dit gevvas
is geschreven.
Zoo in de genoemde Losse aanteekeningen iels kon
gevonden worden wat eigen vinding van den steller
is, zou hij zich moelen verdedigen, maar dewijl
alles met naauwkeurigheid uit werken die alio
gezag verdienen, is verzameld, is elke verdediging
overbodig zoo lang niet aangetoond wordtwaar
de steller van de geschiedenis ofvande legende is
afgeweken en hij geloofl alzoo elke aanmerking
omtrenl het onvolledige van zijn werk te mogen
declineren.
Voor wat aangaat de bepaald gedane vraag dat
de steller van het art. in Cadsandria over van Ghis
tele, de daartegen aangevoerde gronden zal weder
leggen en krachleloos maken daaromtrent moel hij
zich de aanmerking veroorlooven dat zoodanige
wederlegging inderdaad overbodig isdewijl alles
wat door de heeren v. d. B.te Z,en IV.te H.
is aangevoerdvolkomen waar kan zijn, zonder
dat daardoor iels het allergeringsle aan de meritus
van van Ghistele wordt te kort gedaandieverdien-
sle immers is niet gezocht in het overbrengen van
hetzaad in een boek noch in den naam, die men
zegt dat het zaad daardoor heeft verkregen maar
zij is alleen daarin gevonden dat van Ghistele op
hoedanige wijze dan ook, de boekweit te Zuiddorpe
heeft gebragl en de cultuur daarvan heeft inge-
voerd lerwijl bovendien niel alleen in het midden
is gelaten of het Sarraceensch koren niet elders was
bekend, maar zelfs twijfel wordt opgegeven of het
niet reeds vroeger in Frankrijk were! verbouwd.
Dat het feit op zich zelf sinds 300 jaren in Vlaan-
deren als historisch bewezen is beschouwd zal
wel zeer zeker niemand kunnen legenspreken
evenmin als iemand zal willen onlkennen datgene
wat over de graflombe in de kerk te Zuiddorpe is
geschreven.
Niemand ook zal het bestaan van pachlbrieven
dagteekenende van de eersle jaren van 1500, waarbij
het zaaijen van hcidensch koren wordt verboden
willen betwisten. Wat sinds 5 eeuwen voor waar
is aangenomen, mag op losse gronden niet verwor-
pen worden en wel zeer zeker is niet een enkel
argument, in het legenschrifl van den heer v. d. B.
en in de nota van W. genoegzaam voldingend om
de waarheid der geschiedenis en der overlevering
te doen belwijfelen.
Men zegtvolmaalct dezelfde overlevering bcslaat
voor Steenbergen; dock dit argument doetzeer wei-
nigaf, dewijl ddar gesproken wordt over Noord-
Brabanten hier over het kwartier van Zuiddorpe.
Bovendien, omstreeks 1496 deed een der graven
van Nassau dezelfde reis als van Ghisteleen het is
dus zeer mogelijk dat hij het voorbeeld van dezen
volgde, en dat zoo als van Ghistele 10 jaren vroeger
deed voor zijnc ianden in hot Axeler-ambacht hij
boekweit medebragt voor de zandgronden zijner
heerlijkheden in Noord-Brabant.
Indien de uildrukking, voorkomende in het Isle
artikel van den heer v. d. B.datdc boekweit reeds
in de laatsle helft der 14de eeuw hier te lande
met winst verbouwd werd moet opgevat worden
als ofer slond, dat dilgraan reeds in de laatsto helft
van 1300 werd verbouwd dan moet men de aan
merking maken, dat de heer v.d.B. in dwaling
verkeert.
De heer Gheldolf heeft in zijne Geschiedenis van
Vlaandcren al de tollarieven van dat land bekend
gemaakt. Deze dagleekenen van de vroegstc mid-
deleeuwen en met die welke gevonden worden in
de Placcaat-boeken van Vlaandcren leveren zij een
volledig overzigt van alle voorwerpen van handel
en vcrvoer in Vlaanderen. De heer van Dale te
Sluis heeft eenigen lijd geleden een origineel hand-
schrift van het reglemcnt van Navigatie en op het
heffen der tollen op het Zwin onldekt. Dit voor de
geschiedenis van Weslelijk Staats-Vlaanderen zoo
hoogsl belangrijke stuk beval de larioven van 1252,
en even als de bovengemelde de opnocming van
alle loen bekeude voorwerpen van handel en van
transport per vaartuig per wagen per rugmand
enz. enz. (Men letle weldat dit sluk uilsluitend
handelt over het Zwin en de dddrop gevesligde lol-
kanloren fe Sluis, te Mude [St.-Anna]te Slippen-
damme te Coxyde en te Oostburg lerwijl daarin
bepaaldelijk wordt gesproken van Saeftinghen
HulstAxel en Biervlietals van de tollen vrijge-
steld weshalve alien twijfel of het sluk op geheel
Staats-Vlaanderen van toepassing is, volkomen on-
mogelijk wordt gemaakt.)
In geen enkel tariel nu dagteekenende voor do
eersle helft van 1500, wordt van boekweit gespro
ken maar later eerst wordt deze graansoort onder
de tolschuldige voorwerpen opgenoemd.
In de Vlaamsche leksleri leest men boekweede
boclcwee en boekwey, terwijl in de Fransche de naam
bouquelle wordt gegeven.
Toen na de verwoeslingen der watervloeden van
de 15deen 16deeeuw, talloozeprocessenonlslonden
over de tienden van de herdijkte of zoogenaainde
nieuwe gronden rezen ook twisten over de tiend-
pligtigheid wcgens nicuw ingevoerde graansoor-
ten [des fruiclz et grains non veux ny accouslwnez
d'estre semez ou planlez au diet pays). Onder
die nieuwe vruchten weswege de tienden werden
geweigerd behoorde ook de boekweiten
daardoor wordt dan ook wel boven alle mogelijke
legenspraak bewezen, dat de'boekweit niet vroeger
dan in de eersle jaren van 1500 in Vlaanderen
in het groot werd verbouwd.
Wat gezegd wordt door den heer W. in no. 86
omtrenl het zonderlinge van het vcrvocrmiddclis
oppcrvlakkig beschouwd, zeer waar. Inlusschen
is er bijna niemand die belrekkingen in Noord-
Amerika heeftdie niet van dezelve zaden in brie-
ven geslolen heeft ontvangen. De steller kweekt
mcloenen aan van pillen die op dezelfde wijs
overgezonden zijn. Op het kasteel van den ridder
II. te Gent zijn de ananassen-kweekerijen bevolkt
met planlen, die gewonnen zijn uit zaden, in eenen
brief uit Java aan steller overgezonden. Het heugt
hem hoe pitten van St.-Jacohs-Ralebasscn door
eenen soldaatin Spanje invalide geworden, in zijn
livret naar herwaarts werden overgebragt. leder,
die heeft zien herboriseren weet dat herboristcu
bloemen bladcn en zaden in boeken verzamclen
en overbrengen. Het vervoermiddel van van
Ghistele ofschoon dan ook nu vier eeuwen oud
is dus niet vreemd zoo als er ook niets vreemds in
gelegen is dat loen de geeslelijken het nieuwe
koren wilden verbannen en het met den naam van
Ileidensch koren bestempelden de invoerder tcr
gedachtenis van do manier van overbrcnging den
naam van boekweit verkoos.
In de Dictionnaire Universel van Trevoux vindt
men dat do boekweit in het Lalijn genaamd werd
Frumentwn Sarracenicum Fagopyrum Fago-
triticum Melampyrum. On le nomme ble Sar-
rasinwordt verder gezegd, parceqiCil a ete d'abord
apporte d" A fnque. II est nomme fagopyrum ou fa-
golrilicitm a cause qxCil rcssemble au fruit du Iletre.
Dagteekenende nu deze benaming van fagopyrum
of fagotriticum van den lijd der invoering van het
graan dan zou ontegenzeggelijk ruime slofzijn
om aan te nernen dat de naam boekweit afkomstig
is van de gelijkvormigheid van het zaad met de
vruchl des beukenbooms. Het tegendeel cvenwel
heeft plaats Dodoncvus toch (en geenszins Tour-
nefortzoo als de heer v. d. B. zegt) na eerst de
boekweit tragotrophon genaamd te hebhen vond
fagopyrum belermaar dit gebcurde meer dan 100
jaren na de eerstc invoering van het koorn en wat
Tourneforl zegtis drie eeuwen later
De Vlaarnsch-Fransche benaming van bouquelle
onderslcunt de overlevering omtrent den naams-
oorsprong volkomen want het is onmogelijk om
dezelve af te leiden, zoo als men voor de Vlaamsche
benaming zoekt te doen om de eenige maar alles
afdoende reden dat de beukenboom in het Fransch
den naam van helve draagt.
Bouquin in het Fransch betcekent oud boek of
bockje. Bouquinerhet opzoeken van de zooda
nige. Bonquinislehandelaar in oude boeken of
boekjes. Bouquelle mag dus gelden als vertaling
van het woord boekweiten even als de Vlaamsche
benaming geheel eigenaardig is, kon er in het
Fransch geene meer caracterislique dan die van
Bouquelle worden gekozen voor een geheel nicuw
koren waarvan de eerste zaden in een boek of
boekje fun bouquinwaren overgebragt.
Met het hovenstaande verlrouwt men genoeg
zaam betoogd te hebben dat het artikellje over
van Ghistele in het jaarboekje Cadsandria niel uit-
voeriger zijn mogluit den aard van het werk,
waarvoor het was beslemd en ook niel volledigcr
kon zijn omdat het niel anders beval dan Losse
aanteekeningen. Dat dus hot zijdelingsche verwijt
van onvolledigheid door het verzwijgen van het
geen anderen hebben gezegd omtrenl de boekweit-
cultuur ten eenemaal is ongegrond. Dat er geen
tegenschrijven noch wederleggen le pas koml /om
dat alles wat door anderen is gezegd, niets het min-
ste afdoet tegen hetgeen wat in het jaarboekje is tcr
neder gesleld vermils de waarheid van het eene
in niets de waarheid van het andere le kort doct.
Dat, waar ook vdor 1500 boekweit moge geteeld
zijn gewecstdie cultuur eerst na 1500 in het
groot in Vlaanderen werd beoefend. Dat zoo
Dodonccus zegtdat hij de boekweit fugopyrus
heeft genoemd, omdat het zaad overe'enkomt
met dat van den fagus of beukenboom dit niet het
allerminsle afdoetten bewijze dat de Vlaamscho
naam die reeds 100 jaren vroeger bestond niet
eenen anderen oorsprong zoude hebben gehad
maar dat inlegendeel de Fransche naam bouquelle
de overlevering omlrent de Vlaamsche benaming
krachtig ondersleunt. Men durft levens verlrou-
wen daardoor aan het vcrlangen van den heer v. d.
B. te hebben voldaan voor zoo ver namelijk dat
vcrlangen daarvoor vatbaar was. En bij zoo ver
als de heer v. d. B. nog meer begeerde, veroorlooft
men zich hern belecfdclijk aan le raden het voor
beeld van den steller van bet artikel le volgen en
zelf lo gaan ondcrzoekcn. Z. E. beginne te Zuid -
dorpe de plaatselijke overlevcringcn te gaan raad-
plegen. i)c achlenswaardige heer Moerdijk aldaar
zal gewis hem dezelfdecurieuse inlichtingen geven
als hij aan den steller gaf. Ihl was dan ook de ge-
noemde heer Moerdijk die hem op het denkbeeld
bragtnaspcuringen omtrent van Ghistele le doen.
Het resultaal der plaatselijke onderzoekingen loelso
de heer v. d. B. dan aan het reisverhaal van den
groolen reiziger helwelk elken dag in de biblio-
theck der Gendsche Universiteit hem ter inzage
zal verslrekt worden en waaromtrenl de even be
leefde als geleerde bibliothecaris hem alle moge
lijke inlichtingen geven zal. Niet alleen zal dan
de heer t>. d. B. de vraag opgelost zien, otvan Ghis
tele in September of November was verlrokken
maar hij zal ook den vrager van vraag 288 in de
Navorscher jaarg. V all. 9 omtrenl dit impor-
tanle punt geheel kunnen gerusl stellen. Desge-
lijks zal hij kunnen beslissen of de kapellaan van
van Ghistele genaamd was Zeebout, dan wel of hij
den naam droeg van Jan van Koningsland zoo als
in de Naamlijsl van bcroemde Genlenaren opge-
slcld door een Gendsch oudheidkundige en achter
de uilgave van Vaernetvyck's Historic van Belgis
in 1829 gcdruktwordt gezegd. Daarna raad-
plege de heer v. d. B. de tollarieven, door Gheldolf
uitgegeven en vcrgelijke daarbij die welke voor-
komen in de Groot-Placcaelboeken van Vlaenderen.
Hij leze wat Gheldolf over de tienden heeft geschre
ven en sla de Vlaernsche Placcaelboeken op alwaar
hij de beslissingen zal vinden omtrenl de tiendplig-
tigheid van nieuwe landen en wegens nicuw in<*e-
vocrde voortbrengselen van landbouw wilde
heer v. d. B. zich deze moeite geven dan gelooft
men dat Z. E. de overluiging hebben zal dat
het gezegde in het Cadsandsche Jaarboekje over van
eiS&