Voorts ben ik er bijzonder trots op, dat de Ambonezen, die onder auspiciën van
het Ministerie van Maatschappelijk Werk in Zeeland ondergebracht werden, door
de Zeeuwse bevolking zo goed zijn ontvangen. Ik herinner mij zelfs, dat een dele
gatie van Ambonezen uit Schouwen-Duiveland, toen er sprake was van over
plaatsing naar elders, mij verzocht aldaar te mogen blijven, omdat zij zich op het
eiland zo thuis voelden. Achteraf is gelukkig aan dit verzoek geen gevolg gegeven,
anders waren deze kampen in 1953 weggespoeld. Ik heb vele van deze kampen
met functionarissen van het Ministerie bezocht en ik zal nimmer de hartelijkheid
en hoffelijkheid vergeten, waarmee de bewoners mij hebben ontvangen. Zo zal ik
altijd het bezoek, dat enkele functionarissen en ik aan het kamp Noordwelle
brachten, in mijn herinnering vasthouden. Tijdens dit bezoek werden wij uitge
nodigd aan enkele Ambonese dansen deel te nemen, wat niet zo eenvoudig was,
maar dat wij onmogelijk konden weigeren, aangezien dit een grote belediging
geweest zou zijn. Ik zie nóg de gezichten van de inwoners van Noordwelle voor
mij, die kijkend door de ramen, dit schouwspel met grote verbazing gade sloegen.
Zeeland was juist de gevolgen van de oorlog enigszins te boven, toen de over
stromingsramp van 1953, met de daaraan verbonden rampzalige gevolgen, los
barstte. Mede dank zij de voortreffelijke samenwerking met genoemd bureauhoofd
zijn wij er in geslaagd om veel nood te lenigen en tevens met steun van Rampen
fonds en regeringsgiften in vele gemeenten voorzieningen te treffen op sociaal- en
maatschappelijk gebied, getuige o.a. de gestichte verenigingsgebouwen. Deze in het
bijzonder hebben het weer op gang komen van het verenigingsleven in de ge
troffen gemeente gestimuleerd, waardoor de leefbaarheid in belangrijke mate
werd verhoogd. Daarbij wil ik ook niet nalaten te vermelden, dat ik talloze malen
personen, die door verschillende omstandigheden in nood verkeerden, naar het
bureau Zeeland van het Ministerie van Maatschappelijk Werk heb verwezen, waar
zij in de meeste gevallen op snelle, doeltreffende en practische wijze werden ge
holpen.
Ook ben ik het bureau zeer erkentelijk voor de wijze, waarop het in Zeeland het
provinciaal bestuur heeft gesteund bij zijn streven om in vele gemeenten, waar
nog geen dorpshuis was, via subsidies een dergelijk huis te doen stichten. De
beslissingen voor het provinciaal bestuur zijn vaak vergemakkelijkt doordat het
bureau haar de helpende hand reikte.
In 1956 ontvingen wij vele Hongaarse vluchtelingen, wat in het begin tot zeer
ernstige problemen aanleiding heeft gegeven, welke tenslotte in goede harmonie
zijn opgelost. Ook deze kampen heb ik bezocht. In het kamp Burghsluis werd ik
weer uitgenodigd aan een Hongaarse czardas deel te nemen, een bijzonder ver
moeiende dans, die ik slechts kon volhouden dank zij mijn grote symphatie voor
de Hongaren.
Ik hoop van ganser harte, en ik ben er eerlijk gezegd ook van overtuigd, dat de
goede samenwerking met het bureau Zeeland in de toekomst bestendigd zal
blijven. Hiervoor is evenwel van eminent belang, dat het hoofd van het bureau,
naast een trouw dienaar van de Minister, zich in feite als een echte Zeeuw voelt.
Dit is bij het huidige hoofd gelukkig volkomen het geval.
Moge dit zo blijven.
Jhr. mr. A. F. C. de Casembroot,
Commissaris der Koningin in de provincie Zeeland
4