NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VAN WESTELIJK ZEEUWSCH-VLAANDEREH
Negentiende jaargang.
A0. 1878.
Vrijdag 2S October.
Derde eeuwfeest van de stichting
der Herv. gemeente te Sluis.
No. 43.
SLuism
Dit weekblad verschijnt ië'deren Vrijdag.
Prijs per drie maanden 1.
Afzonderlijke nommers 7 cents.
Prijs der ad verten tiënvan 15 regels 60 cent.
elke regel meer 7% cent. Groote letters naar het ge
tal gewone regels die zij beslaan.
Ingezonden Stukken en Brievenbenevens Advertentien (uiterlijk des Donderdags avonds 4 ure) eu gewone Berichten of
Mededeelingen van Correspondenten, te bezorgen bij den Uitgever, of bij den Redacteur J. P. LEIJSENNAAR.
Generaal Agentschap, N1JGH en VAN DITMAR, Algemeen Advertentiebureau te Rotterdam.
Wie als vreemdeling op den 14 October
11. de straten van Sluis doorwandelde, kon
al spoedig bespeuren, dat er op dien dag
iets bijzonders moest plaats bebben, of
wel, dat hier de eene of andere merk
waardige gebeurtenis herdacht werd. Im
mers van verscheidene particuliere wonin-
fen zoowel als van den toren der Hervormde
erk wapperde vroolijk de nationale drie
kleur. Gewis, er werd ook dien dag eene
heugelijke gebeurtenis herdacht, namelijk:
Het driehonderdjarig toestaan van de Her
vormde Gemeente. Zooals wij vroeger reeds
gezegd hebben, zou er aan den avond van
dien dag eene godsdienstige samenkomst
worden gehouden, waarin door de uitge-
noodigde predikanten, voor zooverre zij
aan de uitnoodiging hadden kunnen ge-
boor geven, benevens door den heer H. Q.
Janssen, een toepasselijk woord zou ge
sproken worden. Tot dat einde was er
gedurende den loop van den dag vóór den
predikstoel eene estrade opgericht, waarop
de predikanten benevens de ouderlingen
en diakenen zouden plaats nemen om van
daar de saamgekomenen toe te spreken.
Om zeven uren, terwijl reeds eene groote
schare belangstellenden de zitplaatsen had
ingenomen, traden de voorgangers verge
zeld door den Kerkeraad onder de muziek
van het Lutberslied het sierlijk verlichte
kerkgebouw binnen en namen plaats op de
voor hen bestemde estrade. De beer Knot
tenbelt opende de godsdienstige vergade
ring met gebed, waarna hij de gemeente uit-
noodigde om gezamenlijk te zingen bet
le en 10e vers van het 16e der Evange
lische gezangen.
Hierna werd door hem voorgelezen de
onberijmde psalm 103, welks pracktigen en
rijken inhoud hij voor de gemeente toe
lichtte in verband met het gewichtig oogen-
hlik. Vervolgens trad de heer Janssen
op, die een keurig en getrouw historisch
overzicht gaf van de geboorte en ontwik
keling der hervorming in Vlaanderen in de
zestiende eeuw, dat is: vóór ruim drie hon
derd jaren. Hij wees er op hoe de her
vorming, nadat zij in Duitscüland had wor
tel geschoten, al spoedig naar Nederland
en vooral naar de Zuidelijke Nederlanden
was overgewaaid, waar zij zich weldra
vruchtbaar in de harten van velen had ge
vestigd. Verder hoe na de beruchte beeld
stormerij de wreede hertog van Alva dooi
den fanatieken Filips naar deze gewesten
werd afgezonden om het oproerige Neder-
landsche volk te tuchtigen, dat niet langer
zijn geweten wilde laten binden door een
Spaanschen dwingeland. Hoe duizenden
Vlamingen, van de rijksten en ontwikkeld-
sten, bun land verlieten om te ontkomen
aan de foltertuigen van dien dierlijken her
tog, die er zich op beroemde in den tijd
van zes jaren ruim 18000 menscheu alleen
door beulsbanden te hebben omgebracht,
en hoe die vluchtelingen zich nieerendeols
naar Noord-Nederland begaven, waar zij
zich later van ganscher harte bij de Unie
van Utrecht aansloten. Eindelijk hoe onze
zuidelijke naburen door Spaanschen invloed
a.lengs weder in den schoot der Katholieke
kerk zijn teruggekeerd, terwijl Sluis tot
heden, trots de bestormingen van Parma,
een van Alva's opvolgers, voor het pro
testantisme is bewaard gebleven. En nu
bleef liern niets anders over dan samen
met de gemeente dien God te danken, die
tot biertoe de Hervormde gemeente van
Sluis overvloedig bad gezegend, terwijl
zijne bede voor liaar was dat zij steeds
moge blijven schitteren als een sierlijke
parel in de kerk van Christus.
Nu werd door de gemeente gezongen het
4e vers van Gezang 50 eii wel de eerste
vier regels door de mannen, de vier vol
gende door de vrouwen en de beide laatste
staande door de ganscbe gemeente.
Thans was de beurt aan den beer Moquette
van Sueek. Niemand, wie dezen spreker
eenigszins van nabij beeft gekend m den
omgang met de leden zijner gemeente, zal
bet verwondering baren, dat zijne eerste
woorden eene ontboezeming behelsden, waar
in hij zijn vol liart voor zijne oude gemeente
uitstortte. Wij zijn er van overtuigd, dat
al bad hij het ook met den mond niet ge
tuigd, dat het hem een genot is geweest
dezen dag met de gemeente van Sluis te
mogen vieren en dat hij geen oogenblik
beeft geaarzeld, trotsde bezwaren der moeie-
lijke reis of bet reeds vergevorderde jaar
getijde, aan het verlangen der gemeente
gehoor te geven en herwaarts op te komen.
De heer Moquette bepaalde zich slechts een
oogenblik bij het gebeurde te Sluis op 14
October 1578. Na een enkelen blik gewor
pen te hebben op de wording der gemeente,
verplaatste hij ons in die tijdvakken uit
de kerkgeschiedenis van Sluis in de 17e eeuw,
waarin hier twee beroemde mannen als
herder en leeraar aan het hoofd dezer ge
meente stonden, namelijkJodocus von
Lodensteijn en Jacobus Coelman. In korte
trekken werden door hem leer en leven dezer
beide predikanten geschetst. Van Loden
steijn de gemoedelijke dichter van enkele
onzer evangelische gezangen, predikte dat
het ongenoegzaam is eene geloofsleer te be
zitten, er moest geloofsleven zijn; liet ge
loof moest zich in bet leven openbaren.
Deze stelregel werd, als ook nog geldig
voor onzen tijd, aan de vergaderden in
boeiende taal op het hart gedrukt. Coel
man predikte de zegeningen der vrijheid,
waarin de Hervormde christenen zich ver-
beugen mogen. Die vrijheid, de vrijheid
des gewetens, zoo duur door onze vaderen
gekocht, werd door den spreker ook nu nog
als bet eigendom der aanwezigen geroemd,
die hij daarom krachtig opwekte om uit
dankbaarheid voor dit voorrecht medearbei
ders te zijn in het Koninkrijk Gods, opdat
ook anderen die daarvan verstoken zijn, de
zegeningen dier vrijheid mogen verkrijgen.
Na den heer Moquette werd het woord
tot de vergadering gericht door den heer
Verhpeff van Utrecht, Zijne redevoering^
eene geregelde afwisseling van humor en
ernst, ving hij aan met te zeggen, dat zijn
geleerde voorganger zich had bepaald tot
de 15e en zijn welsprekende voorganger
voornamelijk tot de 17e eeuw. Hij had
zich voorgenomen een sprong to doen en
te spreken over dat gedeelte der 19e eeuw
waarin eene algemeene opwekking op bet
stuk van godsdienst is merkbaar geworden.
Hij zou zich bepalen tot het tijdperk van
zijn verblijf in deze gemeente, derhalve tot
liet tijdsverloop van 1849 tot 1859.
Waarom de 18e eeuw zoo geheel stilzwijgend
door hem werd voorbijgegaan beantwoordde
bij kortweg hiermede dat de 18e eeuw op
godsdienstig gebied bijna niets anders beeft
opgeleverd dan onzalige twist. Daarna ver
plaatste hij zich met zijne toehoorders in
dien tijd, toen zij samen in dit bedehuis
vergaderden en vooral in de zaal van den
rooden leeuw, waar hij zijne wekelijksche
bijbellezing hield. De verandering van dit
gebouw had zijne bijzondere opmerking ge
trokken. Nu toch is het een zichtbare draad
waarlangs de vlugge berichten van de eene
stad naar de andere worden overgeseind,
toen was alsof uit datzelfde gebouw langs
een onzichtbaren draad de gebeden en dank
zeggingen werden opgezonden tot voor den
troon des Allerhoogsten. Nadat bij nog
eenige oogenblikken had gewijd aan de her
inneringen uit die dagen in lief en leed
met de gemeente doorgebracht, werd door
hem gewezen op de meer en meer toene
mende macht van bet on- en bijgeloof,
docli hij noemde het een gunstig teeken
des tijds dat het vóór en tegen, zich tegen
woordig hoe langer hoe meer vrijelijk uit
spreekt. Daardoor eerst kan de gemeente
van Christus tot het Apostolisch christen
dom worden teruggebracht.
Toen de heer Yerhoeff geëindigd had met
spreken noodigde hij de gemeente uit om
te zingen Psalm 89 vers 7.
Gods onbezweken trouw. Naar aanleiding
hiervan vond de heer Hogerzeil van Am
sterdam gelegenheid om een woord te spre
ken over liet gewicht van den dag. In zijne
verbeelding ziet hij daar voor zich dien eer-
hiedwaardigen eersten kerkeraad van Sluis
en vraagt zich zeiven afWat wilden de
ouden Hoe trachtten zij hun doel te be
reiken Tot welke hoogte zijn zij geslaagd?
Wat wilden de ouden. Zij wilden de vrij
heid der kerk. Welke vervolging zij ook
zouden moeten duchten, zij wilden hun God
aanbidden en dienen in geest en waarheid
overeenkomstig het heilig evangelie. Dit
doel trachtten zij te bereiken door niet stil
te zitten, maar door werken; door de hand
aan don ploeg te slaan en geene gevaren
te ontzien, wetende dat in Gods kracht
onze zwakheid wordt volbracht. En of zij
geslaagd zijn Gewis ze zijn een vrij volk
geworden met eene vrije kerk, trots alle
hinderpalen, die hun in den weg zijn gelegd.
En op de vraag wat willen wij Werd door
den spreker op onze verplichting gewezen,
die ieder onzer ook thans nog tegenover
de gemeente te vervullen heeft. Na het
zingen van Psalm 72 vers 11 werd eens
korte slotrede gehouden door den heer Knot-