Christendom en christendom is twee5 Koster in de R.K.Kerk: een uitstervend beroep DE STEM GEESTELIJK LEVEN verse merken zoals: N 11111 DONDERDAG 24 OKTOBER 1996 van 149.- vóór 89 van 159.- vóór 99.' van 379.- vóór 89*' ok van 289.- vóór van 379.- vóór 299.- van 169.- vóór 199.- 129." e u zoekt! Voor 8 kiezen uit een inemotor en een 66 kW/90 pk feil met computer" «t. Kom naar de Nissan dealer en efrit in de nieuwe rte start voor een >as genieten. - per maand via Nissan Lease op "oor Jan Bouwmans Er zijn deze eeuw al de nodige ambachten en beroepen tel oorgegaan. Dat is nog niet he lemaal het geval met het kos- rerschap in de Rooms-Katho- l'eke Kerk. Maar zoals het er mi naar uitziet, behoort de katholieke beroepskoster toch ®t een uitstervend ras. Dat vreest in elk geval het be- uur van de Interdiocesane ersbond, de beroepsvereni- Smg van katholieke kosters die u laar 5° jaar bestaat. Ter ge- genheid daarvan is het dikke s Koster in dienst van de ooms-Katholieke Kerk, op- en Afgang van een functie' ver schenen. !a,atste 25 jaar, zo consta nt, het bestuur in het 'Ten ge le v 18 det aantal professione- «isters op rigoreuze wijze dreigt Wd<ï terugSel°Pen en aet beroep binnen de i j in Nederland zelfs Ma!! i a verloren te gaan. lij,,/ in het nieuwe kerke- p, wetboek, de Codex Juris vanhT-k waarin de besluiten an het Tweede Vaticaanse Con- 111 juridische regelingen en voorschriften zijn uitgewerkt, is de functie van koster niet eens meer opgenomen. Dat was bij het grote hervor mingsconcilie van Trente (1545 - 1563) wel even anders. Dat concilie bepaalde bijvoorbeeld, dat ook gehuwde mannen en jongemannen van onberispelijke levenswijze voor het ambt van koster mochten worden opgeleid en aangesteld. Ze moesten ech ter wel de tonsuur (geschoren kruin) en de kledij van de gees telijken dragen. Werd een koster weduwnaar, dan mocht hij niet meer hertrouwen, zo bepaalde het Concilie van Trente. Menige oudere koster kan nu nog uit eigen ervaring vertellen, hoezeer de eisen van het Conci lie van Trente tot in deze eeuw hebben doorgewerkt. De auteur van het boek, Harry Valk, alge meen secretaris van de Interdio cesane Kostersbond die zelf ruim twintig jaar koster is ge weest in Venlo-Blerick, noteert: „Cafébezoek, bioscoopbezoek, carnaval-vieren of sportieve kleding dragen werden (vroeger) niet overal en door iedereen ac ceptabel gevonden voor een kos ter. Ook de handel en wandel van de gezinsleden van de koster werden door de goegemeente behoorlijk in de gaten gehou den. In dat opzicht werd van de koster verwacht, dat hij zich ge droeg als degenen, die behoor den tot de geestelijkheid en de religieuzen." Eeuwenlang is het kosterschap in de katholieke kerk voor leken ook taboe geweest. De functie werd tot in de Middeleeuwen vervuld door lagere geestelij ken. Maar de dom van Keulen bijvoorbeeld stelde pas voor de eerste keer in 1973 de functie van koster open voor een leek. Tot dan toe was er in de Keulse dom altijd een Franciskaner- broeder koster geweest, die zelfs in de dom woonde. Tot in de jaren vijfig van deze eeuw was het zo, dat iemand toch een zekere maatschappelij ke status moest hebben om kos ter te kunnen worden. Op het platteland behoorde de koster weliswaar niet tot de dorpsnota belen, maar toch zeker ook niet tot de arbeidersklasse. Iemand uit de lagere middenklasse was wel het minimum. Aan de hono rering van de functie kon je dat overigens niet aflezen. Een vetpot blijkt het koster schap nooit te zijn geweest. In de loop der tijden moest het be roep om wille van den brode steeds gecombineerd worden met functies als onderwijzer, kerkmusicus, jeugdleider, tuin man, beheerder, restaurateur, administrateur, uitvaartverzor ger, winkelier, kleermaker of een andere kleine zelfstandige. Daar kwam nog een relatief gro te onzekerheidsfactor bij. De koster viel lange tijd direct on der het gezag van de pastoor van de parochie en die pastoor was op zijn eentje bevoegd om een koster aan te nemen of te ont slaan. Daar kwam niemand an ders aan te pas, ook geen kerk bestuurder. Overigens zijn er vele gevallen bekend, dat het kosterschap van een bepaalde parochiekerk generaties lang overging van vader op zoon. Het kosterschap is anno 1996 in steeds meer kerken vrijwilli gerswerk geworden, omdat de financiën ontbreken om er een beroepskracht op na te houden. Monumentale kathedralen kun nen het nog altijd moeilijk zon der beroepskoster stellen. Want de koster is de beheerder van het kerkgegebouw met zijn in ventaris en hij exploiteert even tuele bijgebouwen. Maar hij moet ook het kerkelijke bedrijf door en door kennen, omdat hij steeds alles gereed moet maken voor de liturgische vieringen. Valk heeft voor zijn boek aller eerst geput uit de archieven van de kostersorganisatie, zijn per soonlijke archieven en zijn eigen herinnering. Die laatste bron le vert kleurrijke zaken op uit de nadagen van het Rijke Room- sche Leven in Limburg. Hij kreeg gaandeweg ook van (oud)kosters, hun familieleden, pastores of parochiebestuurders uit het hele land materiaal toe gezonden. Aan bronnen en ma teriaal derhalve geen gebrek. Hij heeft er mijns inziens ook te ruim gebruik van gemaakt. Dat komt de leesbaarheid niet ten goede. Je moet nogal in het on derwerp geïnteresseerd zijn om door de 340 bladzijden tekst heen te komen. Maar het onder werp is wel een aardig stuk kerkgeschiedenis. I H.W.H.Valk: 'Koster in dienst van de Rooms-Katholieke Kerk. Op en neergang van een functie'. Uitgegeven in 1996 door de In terdiocesane Kostersbond St. Willibrord bij gelegenheid van 50 jaar kostersorganisatie in Nederland. De wil en de geboden van die God kan men kennen, omdat ze geopenbaard zijn in de Schrift. Wie heden ten dage echter zegt, dat God dit of dat uit de Schrift niet zo bedoeld kan hebben als onze voorouders het hebben ver staan en overgeleverd, zet volgens Cliteur in feite God aan de kant, al thans maakt God ondergeschikt aan het eigen denken, dat feitelijk tot ze delijke norm en maatstaf is verheven om uit te maken wat goed of kwaad is. Winst Alle herinterpretaties zijn volgens de atheïstische humanist Cliteur evenzo- vele bommen, waarmee het christen dom zichzelf in feite opblaast. Voor hem overigens een welkome ontwik keling, want op andere plaatsen en bij andere gelegenheden heeft hij er nooit een geheim van gemaakt, dat hij het verdwijnen van godsdienst als pure winst beschouwt voor de verdere ont wikkeling van cultuur en beschaving. Marcel Heyndrickx behoort tot de re ligieuze congregatie van de Missiona rissen van het Goddelijk Woord (s.v.d.). In 1992 publiceerde hij het in dringende boek '...en Gij geeft ons een andere toekomst. Over het christelijk geloof en zijn gestalte tussen gisteren en morgen'. In dat boek analyseert hij de ontwikkeling van het christendom, zoals dat met name in de Rooms- Katholieke Kerk gestalte heeft gekre gen, legt erin de oorzaken van de he dendaagse crisis bloot alsmede de averechtse crisisbeheersing, die de katholieke kerkleiding tot nu toe ten toon heeft gespreid. Levenservaring In een recente publicatie in het drie- maandelijke tijdschrift IPG (Informe le Priesergroep Gent) neemt Heynd rickx de draad van dat boek weer op om nader in te gaan op de vraag of het christendom nog toekomst heeft en zo ja, hoe het er dan mogelijk uit zal gaan zien. Aan de basis van zijn ge- dachtengang ligt zijn, intussen vijftig jaar lange, persoonlijke levenserva ring met het christendom en God en de ervaring van anderen. Een ervaring die door religieuze twij fels en conflicten heen is gegaan, maar ook de inspanning kent om het geloof te zuiveren en te beantwoorden aan het appèl van de religieuze bood schap. Vanuit die ervaring van het christelijk geloof en vanuit de dialoog erover met gelovigen en niet-gelovi- gen spreekt hij. Zijn eerste opmerking is, dat chris tendom en christendom twee is. Te rugkijkend in de geschiedenis moest vastgesteld worden, dat er een joods gekleurd christendom is geweest, een Grieks gekleurd christendom, een Ro meins gekleurd christendom, een middeleeuws christendom, een barok christendom, een christendom van de negentiende eeuw, van de twintigste eeuw. Momenteel groeit er ook een Afrikaans christendom en een Azia tisch christendom. Onderscheid Er moet dan ook onderscheid ge maakt worden. Er is in het christen dom, aldus Heyndrickx, een onveran derlijk element aanwezig en een tijd gebonden, dus veranderlijk element. Dat onveranderlijke element wordt aangeduid met termen als 'de Tradi tie', de centrale geloofsintuïtie, de grondintuïtie of de grondwaarheden van het christendom. Als je het er nu over hebt of het christendom toe komst heeft, dan is dus de feitelijke vraag of die Traditie toekomst heeft. Nou valt het niet mee om precies de inhoud van die Traditie of grondin tuïtie aan te geven. Tot de centrale elementen ervan rekent Heyndrickx in elk geval: de centrale betekenis van de persoon van Jezus van Nazareth, de overtuiging dat God liefde is, de verbondenheid van Godsliefde met mensenliefde en de waarde van de in dividuele menselijke persoon. Mensen zijn echter niet in staat deze grondwaarheden te beleven en te ver staan buiten de cultuur om, waarin ze leven. En elke cultuur heeft zijn eigen visie op mens en wereld, heeft een be paald mens- en wereldbeeld, Hoe het christelijk geloof beleefd en verstaan wordt, is derhalve altijd een kwestie van wisselwerking met de heersende cultuur van het volk, waarvan de christen deel uitmaakt. Dat levert de tijdgebonden vormen en andere ver anderlijke elementen van het chris tendom op. Crisis De crisis in de Rooms-Katholieke Kerk is nu juist, dat ze in haar ge- loofsinterpretatie en -beleving nog vastzit aan het statische mens- en we reldbeeld van een voorbije tijd, ter wijl de hedendaagse cultuur geken merkt wordt door een dynamisch mens- en wereldbeeld. De enige uit weg uit de crisis is derhalve de ont wikkeling van een nieuw geloofsver- staan, dat het dynamische mens- en wereldbeeld in zich opneemt. Dat het christendom, althans dat van rooms-katholieke signatuur, toe komst zou hebben, is zeker niet van zelfsprekend, aldus Heyndrickx. Het is immers bij grote groepen mensen aan het verdwijnen. Maar de toe komst wordt niet zonder meer be paald door wat de volgende genera ties doen. Een ervaringsfeit in de voorbije 2000 jaar is, dat het christen dom al vaker tijden heeft gekend, warin het nog slechts als een smeu lend vuurtje onder de as aanwezig was en dan veel later op een soms on voorziene manier en plaats toch weer oplaaide. De belangrijkste argumenten waarom Heyndrickx gelooft in een toekomst voor het christendom, zijn echter van andere aard. Daar is allereerst zijn persoonlijke levenservaring. Hij is als gelovig mens in zijn leven heel wat kwijtgeraakt van het geloof, dat hem werd aangereikt. Door al het verlies heen is hem echter de betekenis van Jezus van Nazareth steeds duidelijker geworden, juist met betrekking tot de zin en de zending van zijn eigen leven. „Het geleefde leven heeft zijn eigen overtuigingskracht," luidt Heynd rickx z'n existentiële argument. Revolutie De hedendaagse westerse cultuur en het christendom lijken elkaar uit te sluiten - dat is de kern van Cliteurs betoog - maar volgens Heyndrickx is dat niet zo. Er heeft zich namelijk in de ons be kende geschiedenis eigenlijk maar één revolutie voorgedaan ten gevolge van de moderne wetenschappen en de techniek. Die revolutie bestond, erin dat de mens een totaal nieuwe relatie kreeg met de natuur. Ervoer de mens de natuur eerst als een macht, waar aan hij geheel onderworpen was en waartegenover hij machteloos stond, de revolutie heeft die rollen omge keerd. De mens onderwerpt de natuur aan zich en maakt hem dienstbaar aan zijn doeleinden. Deze omwente ling leidde op een dieper niveau tot een nieuw, dynamisch mens- en we reldbeeld. De gevolgen van deze omwenteling voor godsdiensten, waarin de natuur centraal staat, laten zich niet moeilijk raden. Die godsdiensten zijn nergens meer. In praktisch alle godsdiensten staat de natuur ook centraal. Maar niet in het christendom, aldus Heyndrickx. Daarin staat de persoon van Jezus van Nazareth centraal. Daarom is de moderne cultuur niet dodelijk voor het christendom. Integendeel, het heeft de kracht om zich opnieuw in die cultuur te integreren. Daar komt bij, dat het christendom tot op de dag van vandaag mensen daadwerkelijk weet te inspireren. Er is geen reden 0115 - 431734 ..Voldoende toekomstpotentie.. om aan te nemen, dat dit voor de toe komst is uitgesloten. En de kracht van kerk en christendom blijkt ook uit de zelfkritiek, die aan de dag gelegd wordt. Eerst door het Tweede Vaticaanse Concilie, daarna door talloze theologen (het Vaticaan schijnt een lijst met duizend namen te hebben van theologen uit de hele we reld, die als verdacht worden be schouwd wegens hun kritische opvat tingen ten aanzien van standpunten die Vaticaanse instanties verdedigen of opleggen). Die zelfkritiek heeft de weg vrijgemaakt naar een nieuwe, toekomstgerichte geloofsinterpretatie en geloofsbeleving. De opbouw daar van is ook al aangevangen. Valt nu al te zeggen, hoe het christen dom van de to.ekomst eruit zal zien? Heyndrickx kort en krachtig: „Wij weten het niet en we kunnen het ook niet weten." Maar men kan zich wel afvragen, welke geloofsinterpretatie en welke vorm van geloofsbeleving in de toekomst gewenst of zelfs noodza kelijk lijken. Het fundament, waarop beide zullen moeten rusten, is dat vige mens. Deze vier eigenschappen klinken niet nieuw in de oren: ze be horen althans in de R.K.Kerk tot de centrale elementen van het theologi sche strijd sinds het Tweede Vati caanse Concilie. Maar vindt de een die eigenschappen voor de toekomst gewenst of zelfs noodzakelijk, de an der vindt ze desastreus en bindt er de strijd tegen aan. Dat is de toestand van vandaag in de R.K.Kerk. Voor deze kerk is het volgens Heynd rickx ongetwijfeld de zwaarste opga ve om de historiciteit te aanvaarden en te verwerken, want niets ontkomt daaraan. Ook de geloofsdogma's en de onfeilbaarheid kunnen er niet aan ontsnappen: die zijn dus ook relatief. Heyndrickx ziet dus toekomst voor het christendom, maar niet onvoor waardelijk. Cliteur ziet in die voor waarden nou juist het bewijs van zijn gelijk, dat het christendom zichzelf in wezen aan het opblazen is. Dat toe komstige christendom mag volgens zijn criteria niet echt christendom meer heten. Zouden christenen daar wakker van liggen? Dagelijks kosterswerk: kaarsen aansteken en doven OVERGENOMEN UIT HET BOEK FOTO'S JAN BOUWMANS Eigenschappen Heyndrickx noemt vier wenselijke, wellicht zelfs noodzakelijke eigen schappen waaraan het christendom van de toekomst zijns inziens zal moeten voldoen om weer een levende werkelijkheid te kunnen worden. Kortheidshalve noem ik ze alleen maar even. Zijn manier van denken zal inductief moeten zijn in plaats van deductief. Het zal de centrale po sitie die het subject inneemt in onze cultuur, moeten integreren. Het zal rekening moeten houden met de on vermijdelijke historiciteit ofwel ver anderlijkheid van zowel geloofsuit spraken als gezagsstructuren in de kerk. Het zal tenslotte rekening moe ten houden met de vrijheid en mon digheid van de mens, ook van de gelo- FOTO MET TOESTEMMING -centrale betekenis. christendom en kerk zowel teken van heil moeten zijn voor mens en wereld als heil moeten brengen. Overleven, bijvoorbeeld in de vorm van een klei ne groep mensen die zich afkeren van de wereld in een zelfgekozen isole ment, is derhalve ontoereikend. heeft. Dat toekomstige christendom zal echter wel een andere gestalte aannemen en ook een andere bele- vingsvorm dan wat we nu kennen. Aanzetten tot het nieuwe christen dom worden nu al gegeven, betoogt hij in een recent essay. Voor Cliteur is zo'n argumentatie een gruwel. Want, betoogde hij onlangs in een bespreking van Meerten ter Borg' boek 'Het geloof der goddelozen' in de zaterdagbijlage 'Letter Geest' van Trouw, zo'n ander christendom is toch geen christendom, in de zin van gods-dienst, meer. Minderheid Wat volgens Cliteur christelijke gods dienst is, maakt hij als volgt duide lijk: „Mensen die de bijbel letterlijk willen navolgen, zijn een kleine min derheid tegenwoordig. Men noemt hen 'fundamentalisten' en over hen wordt met misprijzen gesproken. Maar zij zijn de ware christenen." (cursivering J.B.). Voor Cliteur is voor godsdienst fun damenteel: aanvaarden van een bui ten de mens komend gezag op alle ter reinen van het leven. „Niet de mens maakt uit wat goed of slecht is, maar God. De kern van godsdienst is, dat men zich een volkomen goed, almach tig, perfect, eeuwig, rechtvaardig we zen voorstelt, dat kan worden vereerd en waarmee men een persoonlijke re latie kan onderhouden." Door Jan Bouwmans pe vraag of het christendom in West-Europa nog toekomst heeft, is niet van vandaag of gisteren. Maar de laaste de cennia is hij steeds actueel ge weest. De antwoorden op die vraag vullen intussen hele boekenkasten, zeker ook om dat ze een hoog 'de wens is de vader van de gedachte'-ge- halte hebben. Becent zijn er weer twee antwoorden op die vraag verschenen, die diame traal tegenover elkaar staan. Prof. dr. Paul Cliteur, bijzonder hoogleraar fi losofie aan de Technische Universiteit van Delft en universitair hoofddocent Encyclopedie van de rechtsweten schap aan de. Rijksuniversiteit Lim burg, hangt de overtuiging aan dat het christendom, zoals het zich histo risch feitelijk ontwikkeld heeft, nood zakelijk tot zijn zelfvernietiging voert. Wat hem overigens ook totaal niet spijt. Prof. dr. Marcel Heyndrickx, even eens filosoof van professie en verbon den aan de Katholieke Universiteit Leuven, hangt op basis van zijn filo sofische analyse en argumentatie de overtuiging aan, dat het christendom voldoende toekomstpotentie in zich

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1996 | | pagina 21