Niet te veel verwachten van voorzitterschap'
'Zwarten zijn bereid
om veel te vergeten'
GEORGE DE GREEF ONTVLUCHTTE DIENSTPLICHT IN
BERNHARD
DEBT]
WÏÏKEHD
Gt
ZATERDAG 4 JANUAR11986
TERDAG 4 JANUAR119£
Blokkades weg
Kapitaalvhicht
Vreedzaam
Kousevoeten
Rijmwoord
Door onze correspondent A ad Jongbloed
„DE ONTWIKKELING van de EG
vergelijk ik graag met fietsen in rul
zand", zegt hij. „Je rijdt 10 kilometer
per uur, wat voor een fiets een matige
snelheid is, maar het zand is wél rul en
die omstandigheid moet je in aanmer
king nemen."
In zekere zin vindt Lubbers het ge
vaarlijk verwachtingen te scheppen wat
betreft het Nederlandse voorzitterschap.
„Als een belangrijke taak zie ik het om
wezenlijk voort te bouwen zonder dra
matische dingen. Ik zie geen visionaire
wegen, we moeten een analyse maken
van waar ongelukken dreigen te gebeu
ren. Een minimum aan dramatiek dus en
een maximum aan resultaat."
Lachend zegt hij een kop boven dit ar
tikel te verwachten in de trant van „Ne
derlands voorzitterschap leidt tot niets",
„want", zegt hij, „dan kan het alleen nog
maar meevallen. Wat betreft de grote
topics is de agenda schoon. In die zin
worden we op een ongelukkig tijdstip
voorzitter. Ik vind dat met ertg, want het
wordt tijd dat we de balans gaan opma
ken." Hij ziet een overschatting in het
belang van het voorzitterschap: „Het ini
tiatief blijft bij de Europese Commissie,
maar de verantwoordelijkheid van het
voorzitterschap is iets meer dan de ha
mer hanteren, het is een kwestie van
blokkades wegnemen."
Over het -jongste- verleden zegt de
premier: „We zijn er in geslaagd enige
blokkades op te ruimen. Dat is begonnen
in Kopenhagen, daarna is er een pakket
ontwikkeld, dat gelukkig al achter ons
ligt: de kwestie van de begrotingsdisci
pline in de EG, het Britse probleem met
de terugbetalingen aan Londen. Sluitstuk
daarvan was eigenlijk het Dooae-rap-
iort, waarin de visie ontwikkeld werd
oe we verder moesten met Europa."
„Als je de balans opmaakt van wat de
laatste jaren in de EG gebeurd is dan
kun je in de term van rapportcijfers toch
spreken van een voldoende." Hij consta
teert „dat er een sfeer is gegroeid, waar-
bij de lidstaten op het laatste moment
toch de zaak niet tot een crisis willen la
ten komen. De uitkomsten van de laatste
Top-ontmoetingen van regeringsleiders
zijn weliswaar altijd slechter geweest dan
de verwachtingen, maar altijd beter dan
een stagnatie."
Lubbers vindt dat zich een 'esprit de
corps' heeft ontwikkeld. „De aanvaar
ding bij voorbeeld van het feit dat de
Britten zich nu eenmaal bijzonder gedra
gen. Dat de Deense regering het tegen
over het Europees-onwillige parlement
niet altijd gemakkelijk heeft. Dat heeft er
voor gezorgd dat, hoewel we door de eco
nomische crisis nationalistisch wat meer
uit elkaar groeiden, we toch bij elkaar
bleven."
De voorbije periode zijn er, vindt de
premier, wat investeringen gedaan voor
de toekomst. „Het compromis van Lu
xemburg uit 1966, waarbij lidstaten door
het inroepen van een vitaal belang hun
h<
Lubbers over de EG:
Fietsen in rul zand
veto konden uitspreken over een besluit
was een achteruitgang. In Luxemburg
werd tijdens de Top (in december j.l.) be
reikt wat ik een 'compromisso' zou willen
noemen, een zeker resultaat, een stukje
overeenkomst, een stukje vooruitgang.
Een aantal zaken kan nu bij meerder
heidsbesluit geregeld worden. Een com
promisso, ja, want in een aantal vraag
stukken komt de souvereiniteit terug, zo
als de gezondheidszorg, het terrorisme,
de drugsbestrijding, de harmonisatie van
de belastingen, daarin kunnen we nog
geen meerderheidsbesluiten nemen."
Wat de werkgelegenheid en de techno
logie betreft is, volgens Lubbers, de op
vatting gegroeid dat we niet langer de
achterstand kunnen aanvaarden ten op
zichte van andere continenten zoals de
VS en Japan.
„Dat heeft het Europa van de techno
logie opgeleverd en Eureka en de opvat
ting dat we de besluitvorming moeten
verbeteren vanwege de verschillende nor
men en standaarden in Europa. Zicht
baar werd gemaakt dat het werken aan
werkgelegenheid, het bestrijden van
werkloosheid niet alleen voort kan ko
men uit een defensieve conceptie van
b.v.loonmatiging en de begroting op orde
brengen, maar dat er een agressieve com
ponent bij hoort en die is technologisch.
In de interpretatie van Europa hoort de
opvatting van de sociale partners. De op
vatting van werknemers over wat kan
technologie doen, is het een goede of een
boze kracht, maar ook van werkgevers, ik
denk aan Dekker van Philips en zijn
club, is een geheel andere dan een paar
jaar geleden. Men krijgt interesse in de
ET 'dossier-Europese Gemeenschap', samengesteld door het
ambtelijk apparaat, ligt naast bord en bestek en blijft gedurende
het gehele gesprek onaangeroerd. Minister-president Ruud
Lubbers heeft tijdens de gehele maaltijd, die we hebben en waarbij
we spreken over het voorzitterschap van de EG dat Nederland tot
h, 1 juli bekleedt, geen behoefte het op te slaan, daarmee niet alleen
zijn betrokkenheid, maar ook zijn fotografisch geheugen
bewijzend.
Alle positieve en negatieve kanten van het Europa van de 12
komen aan bod; vragen stellen lijkt overbodig, want tussen
aperitief en koffie wordt college gegeven. Over de Europese
Gemeenschap van het verleden en de Europese Gemeenschap van
de toekomst.
„Zet maar een kop boven dit artikel in
de trant van Nederlands voorzitterschap
leidt tot niets, want dan kan het alleen nog
maar meevallen.
- FOTODESTEM/JOHANVANGURP
Lubbers komt dan tot de vraag: wat
ligt voor ons „Het Nederlandse voorzit
terschap moet het bescheiden, maar be
langrijke resultaat van Luxemburg veilig
stellen. Een belangrijke rol speelt het
Euiopees parlement de komende tijd.
Het zou belangrijk zijn als tijdens ons
voorzitterschap de sfeer van het 'esprit
de corps' overgebracht zou kunnen wor
den op de relaties met het Europees par
lement. De kunst daarbij is meer even
wicht te vinden met dat parlement. Er
moet zich iets ontwikkelen ip de zin van:
wij, lidstaten, hebben verschil van me
ning over tal van zaken, zoals het func
tioneren van het Europees parlement,
maar het gemeenschappelijke dat ons
bindt is toch Europa. Dat Europees par
lement moet dus een volwaardiger taak
krijgen. Hoe kun je de sfeer van het com
promis bereiken
Hij krijgt het dan over de positie van
Europa in politieke zin. „Kunnen we
misschien iets moediger worden", vraagt
Lubber zich af, „door dat eigen politieke
gezicht in te kleuren De meest doelma
tige manier is misschien dat te doen via
de oorsprong van de EG, het Verdrag
van Rome, de economische invalshoek
dus. Als we kunnen bijdragen tot de we
reldeconomie dan heeft dat alles te ma
ken met vrede en veiligheid, denk maar
aan de oost-west-verhouding, de relatie
met de derde wereld. We moeten niet
protectionistisch te werk gaan, maar op
lossingen aandragen, die de politieke ver
houdingen verbeteren door wereldecono
mie-ontwikkeling en dat zou wel eens
een nuttige invalshoek kunnen zijn. En
dan heeft dat alles te maken met de vei
ligheidsproblematiek, omdat je met een
andere methode kunt bijdragen om te
komen van pure militaire-bewapenings-
politiek en men krijgt interesse in
Europa in de zin van 'we hebben die
grote thuismarkt nodig' en dat is de basis
waarop we ons kunnen ontplooien. Maar
de inspanningen op gebied van de tech
nologie zijn met wezenlijk interessant als
je niet tot besluitvorming komt. Het pro
ject Europa is een ondersteuning van
werkgelegenheid en economische groei.
Een dan is er nog een praktisch gegeven.
Als je nu kijkt naar de wereldeconomie
dan zie je dat veel grote bedrijven en
multinationals voor vragen staan van
waar zullen we investeren en vestigingen
opzetten Komt daar voor hen Europa
uit als een boeiend continent niet alleen,
ik zal maar zeggen, in de culturele sfeer,
maar ook als een beloftevol continent op
het punt van de technologie."
Door Mathieu Kothuis
ZIJN bovenwoning aan de Van Ol-
debarneveldtstraat in Amsterdam
lijkt nog het meest op een proviso
risch opgeknapt kraakpand. Het
was wel even wennen in Nederland
na een leven in het voor onze be-
grippen bijna paradijselijke, blank
Zuid-Afrika. „Maar het klimaat in
Nederland was wel het minste waar
ik in Amsterdam sterk aan moest
wennen. Het is vooral de vrijheid
hier, de omgang van mensen met el
kaar en de totaal andere samenle
ving waaraan ik me sterk moest
aanpassen".
Als afgestudeerd ingenieur elektronica
mét kennis van computers had George
niet de minste moeite in ons land aan een
baan te komen. Het bezit van zijn Neder
lands paspoort voorkwam bovendien
vervelende confrontaties met de Amster
damse vreemdelingenpolitie en andere
overheidsinstanties die normaal hevig
geïnteresseerd zijn in het doen en laten
van buitenlanders in ons land.
„Studenten die té actief worden in de oppositiebeweging verdwijnen dan zo maar. Van
de een op de andere dag. Later blijkt dat ze in 'detention' hebben gezeten.Voor drie
maanden, voor een jaar of langer. Ze worden gemarteld, in elkaar geslagen en zo psy
chisch gebroken". - FOTOANEFO
George de Greef werd uit Nederlande
ouders geboren in Durban, Natal. Zijn
ouders waren in de jaren '50, tijdens de
eerste naoorlogse emigratiegolf, met dui
zenden andere landgenoten naar Zuid-
Afrika vertrokken om daar een nieuw be
staan op te bouwen. De De Greefs' be
hielden de Nederlandse nationaliteit,
evenals trouwens die 40.000 andere land
genoten die er kennelijk in al die jaren
niet aan toekwamen zich te laten natura
liseren.
„En eigenlijk is dat heel merkwaar
dig", zegt George. Onder de Nederlan
ders die naar Canada, Nieuw-Zeeland of
Australië emigreerden ligt het percentage
naturalisatiès veel hoger. George maakt
daaruit op dat er, onbewust misschien,
bij veel Zuidafrikaanse Nederlanders
toch altijd iets is blijven hangen van de
tijdelijkheid in hun verblijf in dat land.
Het Nederlands paspoort biedt tenslotte
altijd nog een garantie op een uitweg als
het in Zuid-Afrika eens helemaal mis
mocht lopen.
George groeide op in Durban, ging er
naar school en had geen weet van de uit
wassen van de apartheid in zijn land. Hij
bezocht er blanke scholen in blanke wij
ken, had blanke vrienden en ging naar
blanke winkels en blanke kerken.
„Zwarte mensen ontmoette ik nauwe
lijks. Ja, de tuinman op school en de
hulpjes in de winkel waren zwart. Daar
had je geen contact mee".
Pas tijdens de les geschiedenis be
speurde George dat er is mis moest zijn
met die apartheid in zijn land. „Op een
leeftijd van tien, elf jaar maakt dat
enorme indruk. Later, op de universiteit
heb ik dat vak ook bewust laten vallen".
Twijfels over de politieke situatie in
Zuid-Afrika bespeurde George ook al
langer bij zijn ouders die zijn vragen over
de politiek voortdurend uit de weg gin
gen. Volgens George wordt in blanke
kringen kritiek uit Europa op het apart
heidssysteem in Zuid-Afrika trouwens
voortdurend afgedaan met het verwij
tende term 'Euro-centrisme'. Europa, dat
zichzelf nog steeds als het middelpunt
van de wereld ziet, kan niet oordelen
over de situatie in Zuid-Afrika, zo wordt
gezegd. „Ik merkte in die reacties altijd
een flink stuk onzekerheid en twijfel over
de vraag of er voor blanken op de lange
duur echt nog wel plaats zal zijn in Zuid-
Afrika".
„Voor de meeste oudere blanken is de
huidige situatie natuurlijk ook vreselijk
moeilijk. Ze zijn indertijd uit Europa
weggegaan om in Zuid-Afrika een nieuw
bestaan op te bouwen. Als ze hier terug
keren betekent dat in feite dat ze toege
ven te hebben gefaald. Maar bovendien,
welk land zal er gelukkig mee zijn dat die
mensen terugkeren?. De meesten zijn
tenslotte ook te oud om nog werk te vin
den en daarmee een nieuw bestaan op te
bouwen".
Toch vond George bij zijn ouders wel
begrip voor zijn beslissing naar Neder
land te vertrekken om daarmee zijn
dienstplicht te ontlopen. En hij is inmid
dels met de enige Zuidafrikaan die is ver
trokken. Naast een toenemend aantal
dienstplichtige jongeren, vertrekken ook
steeds meer oudere blanken uit het land.
De kapitaalvlucht is al begonnen en voor
het eerst gaan er meer mensen uit Zuid-
Afrika weg dan er naartoe emigreren.
Begin '84 studeerde George af als doc
torandus in de elektronica aan de Uni
versiteit van Natal. De oproep voor mili-'
taire dienst (in juni zou hij moeten opko
men) lag al klaar. Zijn plan om dienst te
weigeren was tijdens zijn studentenjaren
al zover gerijpt dat George niet langer
aarzelde en vertrok.
„Ik wist toen al zeker dat ik bij de mi
litaire instanties nooit voldoende argu
menten zou kunnen aandragen om met
een beroep op de wet gewetensbezwaren
onder mijn dienstplicht uit te kunnen ko
men. Er zijn in Zuid-Afrika voorbeelden
genoeg, van Jehova's Getuigen bijvoor
beeld, die aantonen dat het erg moeilijk.
zo niet onmogelijk is om dienstplicht te
weigeren. Bovendien is de vervangende
dienstplicht vaak lang."
Aan de universiteit maakte George zo
wel kennis met het groeiend studenten-
verzet tegen het apartheidsregime als met
het antwoord daarop van de Zuidafri
kaanse politie. Studenten ondernemen
steeds vaker acties en demonstraties en
sluiten zich aan bij het verzet van zwar
ten. De overheid reageert met harde
hand. Aan de blanke universiteiten 'stu
deren' altijd wel een paar 'studenten' die
als verklikkers van de veiligheidspolitie
optreden. „Studenten die té actief wor
den in de oppositiebeweging verdwijnen
dan zo maar. Van de een op de andere
dag. Later blijkt dat ze in 'detention'
hebben gezeten. Voor drie maanden,
voor een jaar of langer. Ze worden ge
marteld, in elkaar geslagen en zo psy
chisch gebroken". Volgens George is
zo'n detention voor de meeste kritische
studenten meestal wel genoeg om hun
verzet op te geven. Een minderheid zet
zijn verzet wel voort.
De militairen krijgen volgens George
een steeds grotere greep op de Zuidafri
kaanse maatschappij. De veiligheidspoli
tie infiltreert niet alleen rechtsstreeks in
de studentenbeweging maar ook in elke
openbare vergadenng in het land. De mi
litairen zijn steeds nadrukkelijker aanwe
zig in het Zuidafrikaanse leven van alle
dag. Kenmerkend in dit verband noemt
George de overname door militaire art
sen en verplegers van een zwart zieken
huis nabij Johannesburg nadat al het
zwarte personeel, na een staking, was
ontslagen. Die militairen zitten er nog
steeds.
„Ik geloof niet zo erg in een vreed
zame oplossing van de huidige situatie in
Zuid-Afrika. Die kan er pas komen als
de zwarten ook een stem in de Zuidafri
kaanse maatschappij krijgen. En uit alles
blijkt dat de huidige regering dat niet
van plan is. Als dominee Boesak en bis
schop Tutu zeggen dat er een bloedbad
komt dan weten ze waar ze over praten.
component tot een bredere economische
benadering, waarin een rol weggelegd is
voor de verschillende machten in de we
reld."
De premier noemt dan - „na dit mooie
verhaal" - de zwaktepunten, „Laten we
ze maar eens opnoemen. Een niet gering
risico wordt gevormd door de Europese
begroting, denk maar aan de hoge land
bouwuitgaven. Nog onvoldoende wordt
onderkend dat het echte vraagstuk opge
roepen wordt door een succes, want een
succes is dat de landbouw produktief ge
worden is in de wereld. De groene revo
lutie heeft om zich heen geslagen. Er zijn
momenteel misschien nog twee gebieden
die van voedsel afhankelijk zijn van de
buitenwereld en dat zijn Afrika en de
Sovjet-Unie. Op landbouwgebied ligt
voor ons een budgettaire druk, die pro
blemen oproept met het Europees parle
ment. De mening geldt daar nog vaak
dat een afspraak over begrotingsdisci
pline er een is tussen ministers en niet
een afspraak in Europa. De verminde
ring van de landbouwuitgaven en daar
mee de verhouding met het parlement is
een kwetsbaarheid."
Een andere kwetsbaarheid noemt
Lubbers het probleem van de bureaucra
tie. „De kwetsbaarheid van Europa is dat
mensen die er iets verder van afstaan
zeggen: al die mensen, die hele machine
rie en dat in een tijd dat elke nationale
regering het heeft over deregulering, dat
is een handicap, die zich niet zo makke
lijk laat oplossen. Het enige wat ik er van
kan en wil zeggen is dat die handicap
naast de versoberingsinvalshoek allen op
te lossen is door voldoende besluitvor
ming te krijgen, want dan wordt het aan
vaard, maar het is een achillespees. Want
als die besluitvorming stagneert krijg je
weer het verhaal: ja, wat wil je met al die
mensen, die hele machinerie.
Lubbers denkt dat als je Europa door
gaat met de vraag wat zijn wezenlijke
punten dat de meeste burgers zullen zeg
gen: werkgelegenheid en de eigen veilig
heid. „Ja, ik zie het al aankomen. Dan
zeggen ze: dat is mooi, alle grenzen weg
en dan krijgen we de boeven uit andere
landen hier. De een noemt de criminelen,
de ander het terrorisme, een volgende de
drugs. Ik voor mij zie geen enkele reden
waarom een groot en geïntegreerd
Europa meer kwestbaar zou zijn voor dat
soort dingen dan een Europa met gren
zen. Alsof de boef uit Duitsland nu niet
de Nederlandse grens over zou komen.
Maar je moet wel voorkomen dat er een
demoralisering optreedt bij diensten en
dat moetje op een Europese schaal doen,
naar elkaar toegroeien. We moeten tij
dens ons voorzitterschap hier alert op
zijn om te voorkomen dat een lidstaat in
de komende tijd een besluitvorming op
titel van die veiligheid blokkeert. Want,
ik zei het al, in die zaken als drugsbestrij
ding, criminaliteit en terrorisme is er nog
sprake van souvereiniteitsgevoel. En als
het om de souvereiniteit gaat, zoals ook
met de vlag, de munt en de buitenlandse
politiek, dan moet je daar op kousevoe
ten op af."
EORGE de Greef, 25 jaar, is
een Zuidafrikaanse Nederlander.
Vorig jaar mei nam hij de benen en
ontvluchtte zijn vaderland, omdat
hij er niks voor voelde als
dienstplichtige in het
Zuidafrikaanse leger te worden
opgeroepen. Met een retourticket
voor een vakantietrip naar Europa
bleef hij in Amsterdam hangen.
„Binnen vijf, hooguit tien jaar hoop
ik naar mijn land terug te kunnen",
zegt George tijdens een interview in
Amsterdam. Een uurtje later is die
twijfel aan zijn aanvankelijk
optimisme al flink gegroeid. „Maar
ik móet wel optimistisch blijven
over de toekomst van Zuid-Afrika.
In m'n pessimistische buien zie in
mijn land inderdaad al afglijden
naar een militaire dictatuur. De
methoden die de Zuidafrikaanse
politie, ook tegen blanken gebruikt
zijn al te vergelijken met die in
Chili". Een gesprek met een andere
blanke uit Zuid-Afrika.
Door Koos Tuitjer
OM MET de deur in
huis te vallen. Bern
ard Droog: „Ik ben
;eer prima terecht
ekomen. En het is
ls met alle veran
deringen in mijn le
ven, ik heb het niet
elf gedaan. Het is
,oals altijd, met me
gebéurd."
Dat klinkt nogal lijdzaam.
Bernhard Droog: „Nou
lee, je kunt zeggen: ik ga dit
oen, of:ik ga dat doen,
laar geloof me, het pakt al-
Jjd anders uit. Maar daarbij
ben ik wel van mening, dat
het voor mij altijd voordeli
ger heeft uitgepakt."
„We vonden het vreselijk,
dat we in Duitsland ons huis
moesten verlaten, en in een
flatgebouw terechtkwamen.
Later vonden we het vrese
lijk dat we moesten vluch
ten. Maar stel je voor, dat we
in de oorlog nog in Duits
land gezeten hadden."
f „We kwamen in januari
1937 weliswaar berooid in
Nederland aan, midden in de
irisistijd. Mijn ouders ver-
ienden in Duitsland allebei
;oed. Maar wat ik in m'n
and had, toen we de grens
lasseerden, dat was enkel
n tientje. Toch was er
«teen werk. Voor mijn va
der en voor mij. En ik moet
zeggen, we zijn geweldig
door de familie opgevan
gen."
Boven de deur van de zit-
:amer hangen twee grote
foto's. Het rechter portret is
een vrouw in uniform. Zijn
Duitse moeder, als conduc
trice op de Keulse tram.
Daarnaast hangt zijn vader,
in een Nederlands korpo
raals-tenue gestoken. Beide
foto's werden omstreeks 1917
gemaakt.
„Mijn ouders waren semi-
beroepsartisten, werkzaam
bij een half beroepsgezel
schap. Maar mijn vader had
daarnaast een vast inkomen
als meester in een rubberfa
briek. Hij was een ontzet
tend goed vakman."
„Twee tot driemaal in de
week stonden ze op de plan
ken. Zo ben ik ook begonnen.
Ik moest nog twaalf jaar
'worden. Er was namelijk
een jubileum van de thea
teragent van mijn ouders.
Daar moest een feestje voor
gebouwd worden. Iedereen
die onder contract stond, zou
die avond een optreden ver
zorgen. In een theater."
„Zelf liep hij zich de be
nen uit het lijf om de avond,
rond te krijgen, en er vooral
voor te zorgen dat het een
gevarieerd geheel zou wor
den. 'Paula, wat doe jij', zo
kwam hij laat op de avond
bij ons binnenvallen."
Alle maatregelen die de regering nu zo
genaamd neemt om de apartheid te ver
zachten zullen dat niet kunnen voorko
men. De pasjeswetten die ze willen af
schaffen blijven gewoon, misschien wel
onder een andere naam, bestaan. De op
heffing van het verbod op sexuele relaties
tussen de rassen betekent in de praktijk
misschien wel dat zwart en blank mogen
trouwen, maar waar moeten die mensen
dan gaan wonen?. De zwarte en blanke
woongemeenschappen blijven namenlijk
gescheiden".
Ondanks al dit pessimisme over de
toekomst van Zuid-Afrika gelooft
George de Greef echter wel in een plaats
voor de blanken in dat land. Vandaar
ook zijn optimisme in zijn uiteindelijke
terugkeer naar Zuid-Afrika. Hij vèrwerpt
het onder bepaalde Europese kringen le
vende doemdenken dat stemrecht voor
de zwarten in Zuid-Afrika onvermijdelijk-
tot chaos zal leiden.
„De zwarten hebben ook bewezen dat
ze erg veel kunnen vergeten. In Zim
babwe zit Ian Smith (de voormalige
blanke premier van dat land,red) ten
slotte ook in het parlement inplaats van
in de gevangenis waar hij misschien thuis
zou horen". Maar welk systeem er in
Zuid-Afrika uiteindelijk uit de bus zal
komen is ook voor George de Greef vol
strekt onvoorspelbaar.
„Mijn moeder zou een ge
dichtje doen. Ik zou haar
souffleur zijn, en daarom
werd ik uit bed getrommeld.
Zwaar de pest in. Ik was op
een leeftijd gekomen, dat je
het leuk vond om iedereen
lastig te vallen met een
rijmwoord op elke laatst ge
dane uitspraak."
I „Uit wraak om de ver
stoorde nachtrust, besloot ik
de repetitie te versjteren. Bij
de eerste regel was het met-
een raak. Wham, in plat
Keuls viel ik mijn moeder
bij. De tweede regel, net zo."
„Die man krijgt het leven.
Dat was pas een vondst! Hij
vond dat we zo op moesten.
En het werd een krankzin
nig succes, dat we honderd
maal over moesten doen.
Elke avond werden we om
vijf, zes uur opgehaald met
een rode Opel. Ik zie hem
nog voorrijden.
„Het jaar daarop, in 1933,
mocht het niet meer. De
'Kulturkammer' was inge
steld, en daar voelden we
niets voor. Mijn vader heeft
daarna, naast zijn baan
overdag dus, alleen nog
maar geregisseerd. Operet-
„Ze waren allebei nogal
onvoorzichtig. Meenden dat
ze onaantastbaar waren met
hun Hollands paspoort. We
Woonden in een buitenwijk
van Keulen. Hadden een
groot huis met een grote kel
der. Aan de ene kant woon
den allemaal katholieken,
die communist waren. Aan
d< andere kant ambtenaren
en joden die een winkeltje
hadden."
„Eind '33 werden de eerste
communisten opgepakt. De
oA kwam ze halen, maar dat
gebeurde nog onder politie
begeleiding. Onze buurman
heette Lamotte, die was