In deze
Gids-
Weekend:
Me ratüo en
tv-programma's
van het weekend
op de achterpagina
Plat pralen - dat wil zeggen: je eigen
dialect spreken - mag weer
tegenwoordig. Dialect spreken is meer
dan alleen maar formuleren. Klank en
tongval dragen bij aan de inhoud van de
boodschap.
Honderdvijftig jaar geleden bracht een
scheuring in een kloosterorde de
stichting van de Zusters van
Roosendaal, ook Franciscanessen,
maar toch weer anders en met een
werkterrein tot in Zeeuwsch Vlaanderen.
„In deze samenleving is geen ruimte
meer voor echt gevoel", zegt de
schrijver Ward Ruyslinck, auteur van De
Boze Droom. Een interview.
ZATERDAG 21 AUGUSTUS
hem
ofzuiginstallatie
erig
el
isting.
inmiddels
7de Soete-
je huisvest.
:h. Pal aan
tiet. Soete-
mplex, dat
encomplex
nu feeste-
lente huis-
maar ook
7, waaron-
<om
Bijna 200 jaar geleden, op 8 augustus 1786 vertrokken
Jacques Balmat en Michel-Gabriel Paccard vanuit
Chamonix met de bedoeling om de hoogste berg van
Europa, de Mont Blanc (4.807 meter) te beklimmen.
Sekleed als voor een wandeling en slechts in het bezit van
een alpenstok begonnen zij aan de tocht. Met het weer
hadden zij geluk. Na de nacht boven de boomgrens
doorgebracht te hebben in een crevasse (gletsjerkloof)
bereikten zij de volgende dag de top.
Balmat: "Toen ik hoger kwam kon ik de lucht veel
moeilijker inademen en moest ik bij elke tien stappen
blijven staan. Ik hijgde als iemand die de tering had. Ik
voelde me alsof mijn longen verdwenen waren en mijn
borst helemaal leeg was. De kou werd alsmaar erger en er
mos een uur nodig om een kwart mijl te lopen. Plotseling
waren we er! Ik keek rond. Beefde van angst. Bang dat er
nog een nieuwe onbereikbare rotspunt te zien zou zijn. Ik
\id niet langer de kracht nog hoger te gaan. Gelukkig was
ik aan het eindpunt van onze reis. Ik stond op een plek
mar nog nooit een levend wezen geweest was, geen arend,
zelfs geen gems. Ik was de koning van de Mont Blanc!".
Jacques Balmat was na zijn geslaagde beklimming van
ie Mont Blanc ineens een beroemde persoonlijkheid. De
naam van de 25-jarige kristalzoeker en gemsjager lag in
ieders mond. Maar Balmat zelf bleef eenzaam en ging na
zijn heldendaad op de Mont Blanc steeds meer alleen de
bergen in. Er werd gefluisterd dat hij in de bergen de dood
zocht. Op een dag keerde hij niet meer terug. Nooit werd
een spoor van de toen 72-jarige Balmat gevonden....
Na de eerste beklimming in 1786 hebben honderden,
zoniet duizenden de top van de Mont Blanc via de
'normaal' route van Balmat bereikt. De hoogste berg van
Europa heeft een sterke aantrekkingskracht op toeristen
en bergbeklimmers. Tweehonderd jaar na de eerste
beklimming van Balmat is de 'normaal' route naar de top
van de Mont Blanc uitgegroeid tot de grootste klim- en
wandel-speeltuin van Europa. Onze redacteuren Léon
Krijnen en Ad van Hest verbleven enkele dagen en
nachten op de flanken van de Mont Blanc. Zij haalden de
top niet helemaal, maar waren desondanks getuige van het
circus dat gedurende de maanden juli en augustus op de
flanken van de Mont Blanc heerst. Hier volgt hun relaas.
MONT BLANC
OU TACUt.
HJ MIDI 4
13 m
MONT MAUOfT
4 465 m
MONT BLANC
4 80? rn ÖOME DU
GOUTEft
AIG. DE BIONNASSAY
4 052 m
Het hoogste punt dat we bereikten, op ongeveer 3200 meter
bij de bovenkant van de gletsjer bij Têtes Rousses. Op deze
rotsen staan de gedenktekens voor de twee alpinisten die in
De "normaal" route naar de top van de Mont Blanc, die uiteindelijk niet helemaal zo "normaal" bleek te zijn... de Grand Couloir gevallen zijn.
Spitsuur op de Mont Blanc
door Ad van Hest
en Léon Krijnen
CHAMONIX - We staan op
een paar honderd meter af-
stand van de 600 meter hoge
H wand onder de Goüter-hut,
anderhalve kilometer onder
de top van de Mont Blanc.
Zelfs vanaf die paar honder
meter dringt de typische geur
van op elkaar geslagen stenen
in onze neusgaten. Ratelend
verdwijnt een kruiwagenlading
gesteente langs vier Italiaanse
alpinisten in de diepte. Het ge
steente klettert ongeveer twee
honderd meter lager op de Gla
cier du Tête Rousses. De grotere
en ronde stukken rollen nog een
eindje door op de gletsjer. De
vierde Italiaan, die zich net in
het midden van de enge over
steek door "Le Grand Couloir"
bevindt op het moment dat de
stenen tientallen meters boven
hem luidruchtig hun komst
aankondigen, brengt zich ren
nend over de amper dertig cen
timeter brede oversteek in vei
ligheid. Een misstap of een
steen op je hoofd betekent daar
een zekere dood op de gletsjer.
Het is vrijdag 13 augustus. De
avond begint te vallen en ons
aanvankelijke enthousiasme is
al aanzienlijk getemperd door
de plotselinge ommekeer in de
weersomstandigheden. We be
sluiten nuchter dat het gekken
werk is om de Grand Couloir,
een rechtopstaande dakgoot
van ongeveer 400 meter hoog,
zonder touw en helmen over te
steken, ondanks het feit we in
de loop van de middag al tien
tallen meer of minder ervaren
alpinisten over het 40 meter
brede lasnaadje in het midden
van de "couloir" (letterlijke
vertaling: een goot voor kolen-
of houttransport) de oversteek
hebben zien wagen.
Dat de oversteek van de
Grand Couloir niet altijd met
goed gevolg is volbracht bewij
zen de gedenktekens op de kale
en winderige rotsen naast de
"Refuge du Tête Rousses", een
drie maanden per jaar geopen
de hut onder de Döme du Goü-
ter. Een kitscherig smeedijzeren
kruis, compleet met een emaille
portretje bewijst de laatste eer
aan een Italiaan die in 1961 in
de Couloir viel. De familie en
vrienden van een jonge Engels
man die in 1973 zijn graf in de
goot vond, beschikten in ieder
geval over iets meer smaak. Zij
sjouwden een eenvoudige ge
denkplaat naar 3200 meter
hoogte en sloegen hem met vier
stalen haken vast in de rots
wand naast het refuge. Een
paar honder meter lager, op de
graat naar Tête Rousses 'staat
nog zo'n smeedijzeren, door
weer en wind aangetast kruis.
"Wie gelooft heeft het eeuwige
leven", staat te lezen op de
plaats waar een 19-jarige Duit
ser in 1959 blijkbaar van de
graat op de gletsjer gekukeld is.
Wie ook maar enkele uren
doorbrengt op de flanken van
de Mont Blanc verbaast zich er
over dat er geen tientallen krui
sen en gedenkplaten te vinden
zijn. Blijkbaar passen de fami
lieleden en vrienden van de an
dere op de "Witte Monarch"
omgekomenen er wel voor om
zich daar te wagen ter nage
dachtenis van hun aanbedenen.
Want alleen al in 1981 vielen er
27 doden op de flanken van de
Mont Blanc. De meesten van
hen dilettanten en amateurs,
die zich bij honderden tegelij
kertijd omhoog haasten op de
rotsgraten naar Tête Rousses en
de Dóme de Goüter. Maar ook
iedere ervaren alpinist wordt
gefascineerd door de Mont
Blanc, de hoogste berg van de
Alpen en van Europa, de mach
tige tiran.
Al maanden geleden hebben
we besloten om ook een poging
te wagen om de Mont Blanc te
bedwingen. De een (Ad) als een
gevordere klauteraar, lid ook
van de NBV (Nederlandse
Bergsport Vereniging), de an
der (Léon) als een beginner die
ook wel wat voelt voor het
avontuur.
Voor zover nog niet ins ons
bezit, worden de benodigde, en
vaak peperdure materialen
aangeschaft. Goede bergschoe
nen, een lichtgewicht rugzak,
een donzen slaapzak, isolatie-
matten, stijgijzers en veel licht
te verteren en calorierijk voed
sel. In het boek "De mooiste
bergen van de Alpen" van Luis
Trenker en Helmut Dumler
staat een uitgebreide beschrij
ving van de normaalroute naar
de top van de Mont Blanc.
"Het meest gefrequenteerd",
aldus die routebeschrijving,
"wordt de route via de Goüter-
hut. Uitgangspunt is Les Hou-
ches (station 8 kilomter zuid
westelijk van Chamonix). Met
de kabelbaan naar een hoogte
van 2372 meter. Vandaar in 2%
uur omhoog klimmen naar het
Refuge du Têtes Rousses. Van
Têtes Rousses in 3 Va uur (steen
slaggevaar!) naar de Goüterhut
op 3817 meter, waar het laatste
stuk naar de top begint: over de
brede sneeuwrug richting Dó-
me du Goüter, die overgestoken
of aan de zuidzijde gepasseerd
wordt. Nu naar het brede
sneeuwzadel van de Col du Dö
me en in V> uur omhoog naar
het Refuge Vallot (4362 meter).
Dit is een soort bivakhut voor
noodgevallen. De nu volgende
NW-graat van de Mont Blanc,
de Bossesgraat, is weliswaar
technisch niet moeilijk - meest
al is een goed spoor aanwezig -,
maar kan met storm nogal on
aangenaam worden. Na de top
jes in de graat omhoog naar de
De route wordt uitgestippeld bij Hotel Bellevue op 1800 meter
hoogte. Op de achtergrond flauw zichtbaar de tandradbaan. In de
cirkeltjes de Refuge du Têtes Rousses (3200 meter) en het Refuge du
Goüter (3800 meter). De top zelf (4817 meter) gaat gedeeltelijk
schuil achter de Dome du Goüter.
top van de Mont Blanc. Vanaf
de Goüterhut 4 tot 5 uur".
Wie deze routebeschrijving
leest krijgt enerzijds de indruk
dat het hier weliswaar geen
zondagmiddagwandeling over
de Zeven Heuveltjes in het Bre
dase Mastbos betreft, maar dat
anderzijds de aspirant Mont
Blanc-bedwinger met een
beetje geluk niet voor onover
komelijke problemen zal komen
te staan. De realiteit blijkt an
ders te zijn.
Op woensdag 11 augustus rij
den we via zeven landen naar
Chamonix. Het lijkt parado
xaal, maar de kortste route van
het zuiden van Nederland naar
Chamonix loopt via België, Lu
xemburg, Frankrijk, Duitsland,
Zwitserland en weer Frankrijk.
Als we in Chamonix aangeko
men zijn is het stikkedonker,
maar de top van de "Witte Mo
narch" ligt nog volop te baden
in een rossige ondergaande zon.
Alle campings worden opge
sierd met het bordje "complet",
maar desondanks vinden we
toch een plaatsje naast een fri
testent op een camping in Les
Houches.
"Niks geen kabelbaan", be
slist Ad de volgende dag, "we
gaan lopen vanaf het begin, dan
wen je beter aan de hoogte". Na
een paar uur klimmen door het
"Grand Bois" over steile, maar
goede paden komen we op on
geveer 1800 meter op een kleine
hoogvlakte waar de kabelbaan
eindigt en waar twee hotels lig
gen. We beleven onze eerste te
leurstelling. Over de hoogvlakte
loopt een trein richting Mont
Blanc. En verder lijkt het wel
de Kalverstraat. Honderden
dagjesmensen, al dan niet ver
gezeld door kinderen en hon
den, zijn gezellig een dagje aan
het "Mont-Blancen".
Aan het eind van de middag
raken we in gesprek met een
groepje jeugdige Duitsers die op
de terugweg vanaf de top zijn.
Ze waarschuwen ons voor het
eerst voor de oversteek van de
Couloir bij Tête Rousses. En
verder horen we voor het eerst
over de vele dagjesmensen die
veel en veel te hoog op de flan
ken van de Witte Berg zitten.
"Gisteren is de helikopter nog
twee maal omhoog geweest",
vertelt een roodgebrande Oos
terbuur, "een geval van berg-
ziekte en verstuikte enkels".
De avond valt en we beslui
ten om de nacht door te brengen
in het Hotel Bellevue, een an
tiek houten geval met een la
ding die alleen qua uitzicht de
naam dekt. Het krakende ge
bouw heeft desondanks vanaf
1847 alle stormen doorstaan.
Voor 20 frank krijgen we een
bed en voor 40 frank een uitste
kende maaltijd, door een pie
pende Franse madam op een
met hout gestookte oven klaar
gemaakt. De toiletten kunnen
niet doorgespoeld worden en
stinken derhalve het hele hotel
door. Wassen doen we ons s'-
morgens met behulp van een
echte lampetkan. De bedden
dateren ook uit 1847 en zijn on
geveer 1.60 meter lang. Het zijn
de enige ongemakken van het
hotel, die je vergeet door de
charme die van het geheel uit
gaat.
De volgende dag zitten we om
zeven uur aan het onbijt. Om
half acht vertrekken we rich
ting Nid d'Aigle. De route daar
heen loopt via die spoorlijn.
"Bergbeklimmen langs een
spoorlijn", loopt de gevorderde
klimmer Ad te mopperen, "dat
is toch niet normaal meer, dat
heb ik nog nooit meerge-
maakt..". Halverwege de klim
langs de spoorlijn, waar de
klimmende en de dalende tand-
radtrein elkaar op een stukje
dubbelbaanslijn kunnen passe
ren, worden we voor het eerst
ingehaald door twee wagonla
dingen dagjesmensen en klim
mers. We zitten inmiddels een
flink stuk boven de boomgrens.
Het landschap begint nu echt
onherbergzaam te worden en
we kijken neer op de "Glacier
du Bionassay". Het ijs op de
laatste honderd meter van de
Gletsjer die in een keurige s-
bocht ligt is grijs en zwart en er
zitten metersdiepe scheuren in.
Om een uur of negen zij we aan
het eindpunt van de spoorlijn
bij Nid d'Aigle. Hier begint de
eigenlijke klimroute naar Têtes
Rousses, die met rode verf is ge
markeerd. En weer lijkt het
verdacht veel op de Kalver
straat. De tandradbaan spuwt
om het half uur een verse la
ding dagjesmensen uit. De
blauwe lucht van de vorige dag
en van de vroege morgen begint
te betrekken. Het begint te
waaien en het is flink koud. On
danks dat stappen er mensen
uit het treintje die gekleed lij
ken te zijn voor een dagje para
deren langs de boulevard van
Saint Tropez.
Er staat 2% uur aangegeven
bij het begin van de route naar
Têtes Rousses. De route gaat
tussen de dertig en vijfenveer
tig graden omhoog via grotere
en kleine rotsen, steeds over
kammen en graten. Constant
komen we dalers tegen of wor
den we ingehaald. Het wordt
steeds kouder en winderiger.
Op bijna drieduizend meter
hoogte is het nog steeds even
druk als op een zonnige zondag
morgen in een Nederlands park.
We hebben inmiddels onze
donsjacks en lange broeken
aangetrokken tegen de snijden
de wind. Nog steeds komen we
hele gezinnen tegen in smette
loze tenniskleding, vergezeld
door hun honden die zich in de
bergen blijkbaar beter thuis-
voelen dan hun bazen. Midden
op de graat zit een echtpaar met
een huilend kind dat niet meer
naar boven of beneden durft.
De betere lichamelijke conditie
van Ad doet zich inmiddels gel
den. Voor mij wordt het steeds
meer afzien geblazen.
Rond het middaguur zijn we
eindelijk bij het Refuge du Tê
tes Rousses. De hut is drie
maanden per jaar geopend en
heeft ongeveer 25 plaatsen. De
"Huttenwirt" vertelt dat er
twee dagen eerder echter 80
mensen geslapen hebben toen
het weer omsloeg. In de steen
koude hut liggen de gastenboe
ken die vanaf de jaren dertig
zijn bijgehouden. Er staan tal
loze vreugdekreten in die boe
ken genoteerd, maar ook blij
ken van teleurstelling van ve
len voor ons die het niet verder
hebben gebracht dan Têtes
Rousses. Opvallend weinig Ne
derlanders staan er in de boe
ken. Wel een delegatie van de
"Leidsche Studenten Alpinisten
Vereniging" die in 1938 de top
haalde. En de aantekeningen
van het echtpaar Dorsman-
Vink dat in augustus 1957 werd
teruggeslagen in gezelschap
van een gids, maar dat een
maand later terugkwam met
diezelfde gids om de top wél te
bedwingen. "What am I doing
here?", schreef een radeloze
Amerikaan in 1953 in de boeken.
Om vijf uur is het beesten
weer geworden. De wind giert
dwars door het koude Refuge
heen. Steeds meer natte klim
mers zoeken er hun heil. Een
tiental klimmers zit buiten in
de wand naar de Goüter-hut te
wachten op betere tijden. We
vragen ons af wat er geworden
is van de tientallen dagjesmen
sen op de graat, die toch min
stens twee uur moeten dalen
naar de tandradbaan. Je moet
nu echt oppassen dat de bulde
rende wind je niet van de graat
afblaast. Om zes uur klaart het
op. De vier Italianen in de hut
besluiten om door te gaan naar
de Goüter-hut. Huiverend van
de kou staan we te kijken hoe ze
de Grand Couloir over steken
als de kletterende lading gra
niet naar beneden komt en de
vierde Italiaan moet rennen
voor zijn leven over het twee
voet brede richeltje. Dat doet de
deur voor ons dicht. "Die over
steek maken we niet zonder
helm en touwen", beslisen we,
„we gaan naar beneden..".
Drie uur later, na een afmat
tende afdaling door de storm,
met een kater en een gevoel als
of we gezakt zijn voor een be
langrijk examen, kloppen we
aan de deur van het donkere
Hotel Bellevue. Het fornuis is
uit, maar de "Mère" van Belle
vue zet ons een maaltje voor
van worst, brood, geitenkaas en
wijn, dat de vergelijking met
een maaltijd uit een drie-ster
ren restaurant glansrijk kan
doorstaan. "Heel slecht weer
vandaag op Têtes Rousses",
knikt het vrouwtje, "we hebben
het wel gezien van hier. Niet
veilig nu daarboven...."
Nog voordat we in de krakke-
mikkerige bedjes vallen slapen
we al. De volgende morgen gaat
Ad te voet naar beneden naar
Les Houches. Daar ben ik te
moe voor. Voor 9 frank mag ik
met de gondel naar beneden. De
top van de Mont Blanc gaat
schuil achter de loodgrijze be
wolking. De stijgende gondel en
de tandradbaan vanuit Fayet
brengen weer ladingen vol dag
jesmensen en klimmers om
hoog. Op weg naar het spitsuur
op de flanken van de Mont
Blanc