Mensen die het zelf moeilijk
hebben staan vaak het
eerst klaar met hulp
Zaterdag 18 februari 1978
Leefbaar
Congolezen
Dankbaarheid
Idealen
[^r;
PU
Laten we U niets wijs ma
ken. We waren niét verrast
door de grote stroom
brieven met namen van
mensen die een Valen-
tijnhulde verdienen. We
waren er wél weer blij
mee. Niet verrast dus,
want in de afgelopen jaren
was al overduidelijk ge
bleken dat er veel vriende
lijkheid, hulpvaardigheid
en echte naastenliefde
schuilgaan achter de
harde en misschien toch
slechts oppervlakkige
trekken van de maat
schappij.
Kranteredacties zijn nogal
eens geneigd binnengekomen
brieven te vermenigvuldigen
met „x" om zo een schatting
te maken van het aantal men
sen dat had willen reageren,
maar daar om de een of an
dere reden, meestal vergee
tachtigheid, niet toe geko
men is. Hanteren we zo'n
vermenigvuldigingsfactor
ten aanzien van de Valen-
tijnbrieven, dan moeten we
de honderden inzendingen
met wat daar aan goeds in
staat beschouwen als het
topje van een ijsberg: verre
weg het grootste deel aan
goede daden, hulp en vriend
schap blijft onontdekt door
de buitenwacht en zeker door
de krant. Er is dus meer goed
nieuws in Brabant en Zee
land te vinden dan er al los
komt in de niet geringe brie
venstroom.
Dat is verheugend, maar
dat heeft ook een keerzijde.
Want tegenover elke ge
noemde naam van iemand
die een bloemetje verdient,
staan de ongenoemde namen
van degenen die op de een of
andere manier lijden. Ook
wat dit betreft moet dan de
stapel brieven slechts het
topje van een ijsberg zijn. Het
gaat om leed, lijden en hulp
behoevendheid waartegen
geen sociale voorzieningen
helpen. Het gaat om vormen
van nood die alleen gelenigd
kunnen worden met men
selijk medeleven, met
vriendschap en troost al moet
men zich toch ook weer niet
helemaal verkijken op de ze
geningen van onze materiële
verzorgingsstaat, want in
menige brief klinkt duidelijk
door dat het feit dat gratis en
belangeloos hulp wordt ge
boden ook op zichzelf een
factor van betekenis is.
Wat ons het sterkst opviel bij
het lezen van de honderden
brieven was het volgende.
•Het is opmerkelijk hoe
dikwijls mensen die zelf ern
stig gehandicapt zijn of ge
handicapte huisgenoten
hebben, ook elders de handen
uit de mouwen gaan steken.
Een typisch voorbeeld daar
van is de verpleegster die
jaren geleden voor haar werk
werd afgekeurd en sindsdien
op eigen houtje zieken en ge-
brekkigen gaat helpen waar
zij ze maar tegenkomt. Is
verpleegster zijn dan toch
gehoor geven aan een roe
ping? Of is het gewoon zo dat
menselijk hulpbetoon een al
gemeen tot mensen gerichte
roeping is welke alleen maar
niet door iedereen wordt ver
staan?
•Opvallend groot ook is het
aantal bejaarden en hoogbe
jaarden dat ondanks eigen
moeilijkheden de handen uit
de mouwen steekt op een
wijze die menige jongere het
schaamrood naar de kaken
zou moeten doen stijgen. Zo
waren er nogal wat brieven
over oma's die complete ge
zinnen runnen omdat vader
en moeder zelf "geen tijd"
hebben. Ronduit ontroerend
zijn de staaltjes van ouderlij
ke, meestal moederlijke,
trouw tegenover gehandi
capte of chronisch zieke kin
deren, kinderen die soms zelf
de middelbare leeftijd al lang
zijn gepasseerd.
•Familietrouw was overi
gens in het algemeen een
punt dat sterk naar voren
kwam uit de brieven. Nog
lang niet alle mensen bren
gen ouders of kinderen, zwa
gers of tantes, neven of
schoondochters onder in te
huizen of stellen ze onder de
hoede van nuttige maar ano
nieme instanties.
Wij doen het liever zelf en
beschouwen het als een
plicht die misschien weieens
zwaar is, maar nooit een
kruis wordt, integendeel:
helpen schenkt vreugde",
schreef een 73-jarige vrouw
wier bijna even oude zuster
behalve twee geestelijk ge
handicapte zoons, ook haar
om de andere dag nog komt
helpen en die dank zij die
hulp zelf weer op pad kan om
de zieken van het dorp te be
zoeken.
We hebben het moeilijk
gehad toen er gekozen moest
worden uit al die brieven.
Naar wie wel een bloemetje,
naar wie niet? Wie dachten
we wel dat we waren, dat we
konden uitmaken wiens
goede daden wel en wiens
hulpbetoon net niet meer
voor een hulde in aanmer
king kwamen?
Een lezer schreef: „Er zijn
misschien nog veel betere
mensen dan deze vrouw.
Mensen die eerder in aan
merking komen voor Uw
bloemetje. Dat moet U dan
maar uitmaken. Voor mij is
deze vrouw dé candidate."
„Dat moet U dan maar
uitmaken". Welnu, dat kon
den we niet. Onze bloeme-
nactie is trouwens geen wed
strijd in hulpbetoon of
naastenliefde. Behoefte aan
hulp of effecten ervan laten
zich niet meten, zeker niet
door buitenstaanders, waar
toe - wij zijn ons daarvan
bewust - de krant behoort.
Daarom hebben we niet ver
geleken en niet gewogen of
geoordeeld. We hebben tame
lijk willekeurig de bloeme-
nadressen uit de stapels ge
pikt. Want met die paar
bloemenhuldes wilden we
alle weldoeners, zelfs ook de
genen over wier goede wer
ken ons dit jaar geen berich
ten bereikten, een beetje be
danken. Niet alleen voor de
warmte die ze in hun eigen
omgeving verspreiden maar
vooral voor het feit, dat zij
het zijn - en het moeten er
Goddank nog vele duizenden
zijn! - die ons stukje wereld
leefbaar houden. Zonder
zulke mensen zouden we
nergens zijn, al werden de so
ciale uitkeringen tot ver
boven het modale inkomen
opgetrokken en de zieken
huisbedden nnt bladgoud
beschilderd.
Het lijkt ons het beste een
aantal briefschrijvers zelf
aan het woord te laten. Ano
niem uiteraard, want dat was
afgesproken en het is boven
dien in alle toonaarden nog-
eens nadrukkelijk geëist: „U
moet ervoor zorgen dat hij
nooit te weten komt, dat ik
degene ben geweest die hem
voor Uw bloemetje kandi
daat stelde."
Over een echtpaar: „Zij heb
ben sinds maart 1977 een
vijftal Congolese jongens in
huis opgenomen. Weliswaar
zijn deze jongens volwassen
en verdienen ze geld met hun
folkloregroep „Les Sanga-
nas", maar deze mensen vra
gen geheel niets voor kost,
inwoning en extraatjes, want
ze willen dat de jongens veel
sparen, zodat ze een zelf
standige toekomst kunnen
opbouwen.
Afgezien daarvan heb ik
veel respect voor hen omdat
zij veel kennissen verloren
hebben. Helaas bestaat dis
criminatie nog! Gelukkig
trekken ze het zich niet aan".
Over een van die vele, be
hulpzame, meestal al wat
oudere vrouwen:„Helpt gra
tis de invaliden van de Zon
nebloem, is bij de EHBO,
helpt ook anderen gratis als
die ziek of invalide zijn.
Poetsen, koken. Ze is zelf in
valide met een ziek, pijnlijk
been, maar heeft voor ieder
een een blij, opgewekt woord
van belangstelling. Heeft
daarbij nog een invalide man
die al jaren in de ziektewet is
en ook door haar opgevangen
wordt. Dit alles in stilte".
Over een legerpredi-
kant:„Daar onze zoon in
dienst was in die kazerne,
zijn we met die dominee in
contact gekomen. Iedere drie
weken komt hij nu een hele
middag praten met mijn
man, die arbeidsongeschikt
is en hele dagen voor het
raam zit. Dat contact bete
kent heel veel voor mijn man
en we weten .dat de dominee
in de verre omtrek nog vele
zieken en bejaarden bezoekt,
buiten zijn werk op de kazer
ne. geen afstand is hem te
ver".
Over een hoogbejaarde
vrouw:„Zij doet ontzettend
veel voor haar invalide
buurman. Ze verzorgt de
hond, wast voor hem, doet de
boodschappen, kookt ook
zijn eten en maakt iedere dag
zijn huis schoon. Dat alle
maal met haar 74 jaar."
Over weer een andere
vrouw: „Zij heeft twintig jaar
haar schoonvader verzorgd.
Tien jaar lang heeft zij haar
man, die aan reuma leed,
moeten verzorgen. Zij kon al
die tijd nooit ergens heen.
Toen mijn zwager zijn vrouw
verloor, trouwde zij met hem
en pakte daarmee een gezin
aan met zeven kleine kinde
ren. Op het ogenblik moet ze
weer twee keer per dag naar
het ziekenhuis voor haar
man. Wij nemen ons petje
voor haar af. Zo vind je geen
tweede vrouw".
Er schuilt vaak meer dank
baarheid onder de mensen
dan men bevroedt. Onuitge
sproken dankbaarheid mees
tal. Men kent wel het overbe
kende verschijnsel van jubi
leumbijeenkomsten waarbij
de vrouw van de jubilaris „in
de bloemetjes wordt gezet"
omdat de jubilaris „zonder
haar steun nooit had kunnen
bereiken, wat hij heeft be
reikt". Voor deze „vrouwen
achter hun mannen" werden
dit jaar ook heel wat bloeme
tjes gevraagd zoals in deze
brief:
„Dag en soms ook bij nacht
is haar man jarenlang in de
weer geweest voor de ge
meenschap. Als collectant en
bestuurder van allerlei so
ciaal gerichte verenigingen.
Soms was zij er wel eens
bijom koffie te zetten en te
schenken voor de vergade
ring. Ons dorp is haar man
veel dank verschuldigd en
haar toch wei minstens een
bloemetje, dacht ik".
Opvallend is ook het aantal
brieven van kinderen die om
bloemen vragen voor ouders
of grootouders. Uit veel van
die brieven blijkt wat een
groot goed het kan zijn rede
lijk gezonde grootouders
binnen loopafstand van het
jonge gezin te hebben. Ons
bekroop eerlijk gezegd wei
eens het gevoel dat er hier en
daar waarschijnlijk onbe
wust - op een wat al te gre
tige manier wordt geprofi
teerd van oma's en opa's
hulpvaardigheid en liefde
voor de kleinkinderen. Maar,
aan de andere kant, blijkt uit
die kinderbriefjes toch ook
weer dat de grootouders best
gelukkig en tevreden zijn met
„Hij zet zich volledig in
voor zieken en gehandicap
ten. Hij gaat meestal drie
vier avonden in de week zie
ken en bejaarde mensen wat
opbeuren en een bezoekje
brengen. Dat is het liefste
wat hij doet en allemaal ter
liefde Gods. Maar hij zegt al-
tijd:die mensen hebben het
hardste hulp nodig".
Troost en medeleven zijn
dikwijls even belangrijk en
in sommige omstandigheden
meer nodig dan fysieke hulp.
De brieven die daarover gaan
zijn legio. Er moeten ontzet
tend veel mensen zijn die van
nature al vreugde om zich
heen verspreiden. Er zijn ook
mensen die kunnen luisteren
en die de gave bezitten om op
het juiste moment de juiste
dingen te zeggen.
„Vooor al hetgeen zij voor
mij betekend heeft en uit
dankbaarheid voor de inner
lijke rust die van haar is uit
gegaan naar mij op het mo
ment dat ik het vreselijk
moeilijk had", schrijft ie
mand op de achterzijde van
een fraaie prentbriefkaart.
Hoe mensen kunnen leven
met hun niet vervulde idea
len blijkt uit een brief, han
delend over een religieuze:
„Ze was oorspronkelijk on
derwijzeres maar mag al 40
jaar lang niet voor de klas
vanwege een longziekte. Ze
leeft al twintig jaar met één
long en is daarbij hartpatiën
te. Ze ziet bovendien slecht.
Toch is ze dagelijks op pad
om zieke alleenstaanden en
bejaarden te helpen en hen
zonodig van vlees of fruit te
voorzien. Een groot deel van
haar AOW schenkt zij weg
aan de missiehulp omdat zij
haar ideaal, naar de missie
landen te worden uitgezon
den, door haar ziekte nooit
verwezenlijkt zag. Op deze
manier probeert ze toch nog
wat van haar ideaal waar te
maken."
Als journalisten krijgen we
op den duur aardig wat eelt
op de ziel. Flegma en soms
zelfs cynisme zijn de schilden
waarachter we ons eigen ik
moeten verschuilen om onbe
schadigd een klus te kunnen
klaren die nu eenmaal ge
daan moet worden. We gaan
per slot van rekening in
hoofdzaak om met slecht
nieuws, zoals menige lezer
terecht dikwijls klaagt.
Goed nieuws is voor ons
even zeldzaam als voor onze
lezers en onze normale be
pantsering is er dan ook niet
op berekend. Van het lezen
van al die brieven voor Va-
lentijndag zijn we stil ge
worden. We zijn geschrokken
van het vele leed dat, on
danks de schijnbare bij-
na-volmaaktheid van onze
verzorgingsstaat, overal om
ons heen wordt geleden.
Maar we zijn tegelijkertijd
geweldig opgebeurd door het
ervaren van zoveel goeds, zo
veel menselijks. Oók oms ons
heen, in de directe omgeving.
Misschien, nee zelfs hoogst
waarschijnlijk, wel ergens in
de eigen straat.
Het balanssaldo is positief:
Goed Nieuws! Wij kunnen U
verzekeren dat het voor een
dagbladredactie een ver
ademing is eens een hele pa
gina te kunnen vullen met
Goed Nieuws.