De beurskrach in Wallstreet vernietigde
illusies van miljoenen speculanten
WIE HELPT1
„Zwarte donderdag bleef een
schrikbeeld voor generaties"
MU AANWERK
DONDERDAG 24 OKTOBER 1929:
onverschiuicwat
hausse
krach
de bank steunt
steeds erger
dat nooit weer
wantrouwen
naderend onweer
aanpassing
DE STEM VAN ZATERDAG 25 OKTOBER 1969
is. si k slfcf" p H£T a I
jAkffN f F K tl" i
i K ,öf v; f -
AMSTERDAM Donderdag 24 oktober 1929 wordt de „zwarte don
derdag" genoemd: het begin van de beurskrach in New York.
Veertig jaar geleden speelde zich hier een bizarre tragedie af waar
naar men slechts ademloos kan kijken.
Miljoenen Amerikanen, vertrouwend op een „eeuwige voorspoed",
bezeten op een zo spoedig mogelijke realisering daarvan en opgestuwd
door de profetische woorden van financiële „genieën", hadden in het
driftig kloppende hart van Wallstreet de beurs, een speculatief bouw
werk opgetrokken dat zjjn weerga in de geschiedenis niet vond.
In anderhalf jaar tijd waren de
meeste aandelenkoersen drie of
vier maal zo hoog geworden. Beleg
gingsmaatschappijen waren als pad
destoelen uit de grond geschoten.
Fusies, gevolgd -door aandelenemis
sies, waren aan de orde van de
dag. Het speculatief krediet was tot
tabelachtige hoogten geklommen en
bedroeg in begin van oktober bijna
zeven miljard dollar. De profeten
van de beurs verkondigden dat de
Amerikaanse economie „fundamen
teel gezond" was en dat de aande
lenkoersen nog verder zouden stij
gen.
Maar op die donderdag begon het
kaartenhuis van de illusies grote
scheuren te vertonen. Het aanbod
overtrof verre de vraag. De koer
sen begonnen te dalen. Paniek ont
stond en iedereen wilde zo snel mo
gelijk verkopen.
De dinsdag erna betekende een
nog veel grotere ramp. Duizenden
kleine beleggers zagen hun bezit in
rook opgaan. De koersen bleken tot
vrijwel niets te kunnen dalen. De
eeuwige voorspoed bleek een lucht
kasteel. In de weken, de maanden
en jaren die er op volgden, stortte
het bouwwerk volledig in elkaar,
tot nog wat rokende puinhopen ach
terbleven.
De beurskrach in New York bete
kende tevens het begin van de gro
te crisis, die in de hele wereld een
spoor van economische en sociale
ontwrichting achterliet. De tien vet
te jaren werden gevolgd door tien
magere. Miljoenen mensen probeer
den wanhopig werk te vinden. Nog
nooit had een economische depressie
zo diep op het leven van zo velen
ingewerkt.
Vanaf maart 1928 was de New-
Yorkse beurs duidelijk „in de lift".
Week na week en maand na maand
bleven de koersen stijgen. Het fias
co van de „Florida-boom", de spe
culatie in gronden aan die zonnige
oostkust, waarvan men in 1925 even
was vergeten dat er ook orkanen
kunnen woeden, was in de vergetel
heid geraakt. De inderdaad grote
voorspoed die Amerika in de twinti
ger jaren beleefde, bracht de men
sen in een stemming van onver
woestbaar optimisme. De welvaart
zou steeds groter worden en ieder
een zag zichzelf als een toekomstig
miljonair. In die sfeer gedijde de
beursspeculatie.
Het steeds groter wordende aan
tal mensen dat wel eens een gokje
wilde wagen en de voortdurend stij
gende koersen deden hun invloed
gelden op het gehele Amerikaanse
leefpatroon.
Wallstreet werd eenzelfde begrip
als de A-Ford, de vlucht van Lind
bergh of de rechtse van Dempsey
"rouwen spraken bij de thee over
staal alsof het hun laatste minnaar
betrof, zonder een flauw benul te
hebben van het feit dat achter de
aandelen fabrieken, mensen en pro
duktie stonden. De beursberichten
werden in de krant even gretig ge
lezen als de honkbaluitslagen. Fre
derick Lewis Allen vertelt in zijn
geestige beschrijving van die tijd.
dat particuliere chauffeurs gretig
'sierden naar de financiële ge
sprekken van hun passagiers, om
dat zij zelf een paar stukjes Anan-
eonda Copper hadden gekocht en
dat er glazenwassers waren die tij-
ens hun werk bij een makelaars
kantoor nauwlettend in de gaten
widen hoe hun radio-aandelen er
v°or stonden.
Nu werd het de aspirant-speculan
ma i°?k wel ei'S gemakkelijk ge
maakt. Aandelen in kleine coupures
in de plaats van grote. De
Ua, 'n het aandelenbezit wer-
nitgebreid. Het belangrijkste
uter was dat het kopen op pro
longatie vormen aannam als nooit
tevoren. Dat betekende dat men
slechts een klein gedeelte van het
verschuldigde bedrag (meestal 10
pet.) behoefde te storten om eige
naar te worden van een aandeel,
terwijl het resterende gedeelte te
gen een fikse rente werd geleend,
op voorwaarde dat suppletie van het
bedrag kon worden bedongen. Zo
lang de koersen stegen, was dit in
derdaad een lucratieve beleggings
methode, maar al spoedig zon blij
ken dat bij een daling van de koer
sen het omgekeerde effect even he
vig was.
De bekende econoom Galbraith
beschrijft in zijn boek over de crisis
de enorme chaos van beleggings
maatschappijen en holdingcompanies
die ten tijde van de hausse hun twij
felachtige manipulaties verrichtten.
Achteraf bezien is het onbegrijpelijk
dat dit bouwvallige systeem zo lang
in stand kon worden gehouden.
Maar dat is dan ook achteraf gere
deneerd.
In 1929 waren makelaars, bankiers
en economen onaantastbare perso
nen, naar wie met eerbied werd ge
luisterd. Voortdurend verzekerden zij
de mensen dat het krediet geen
buitensporige vormen had aangeno
men. Dat de Amerikaanse economie
fundamenteel gezond was. Dat de
beurs een afspiegeling was van het
permanent hoge niveau, waarop de
economie zich bewoog. Vooral pro
fessor Irving Fisher van de Yale-
universiteit is beroemd geworden
door zijn uitspraak van half oktober
1929: „De aandelenprijzen zijn nu
aangeland op wat zich laat aanzien
als een permanent hoog niveau".
Maar ook de mening van zijn colle
ga Lawrence van Princeton mag er
zijn: „Het eenstemmige oordeel van
de miljoenen, wier opvattingen func
tioneren op die prachtige markt, de
effectenbeurs, is dat de aandelen op
dit ogenblik niet zijn overgewaar
deerd".
De pessimistische zwartkijkers die
het waagden een waarschuwend ge
luid te laten horen door te zeggen
dat het niet altijd zo door kon gaan,
waren verre in de minderheid en
gingen derhalve ten onder in de
stroom van optimisme. De beursre-
dacteur van de New York Times bij
voorbeeld heeft gedurende de hele
hausse een zeer kritisch standpunt
tegenover de speculatie ingenomen,
wat bij een, na iedere aarzeling,
toch weer hoger stijgend koerspeil
een frustrerende bezigheid moet zijn
geweest. Het is de vraag of de uit
komst van zijn voorspelling hem wel
zo gelukkig heeft gemaakt.
Toen werd liet donderdag 24 okto
ber. De beurs was in het begin van
die maand en gedurende september
al zeer onrustig geweest. Snelle af
brokkelingen werden weer gevolgd
door herstel, maar dat vermocht de
kopers niet af te schrikken. Was dit
in juni en december 1928 en in
maart en mei 1929 ook niet ge
beurd? En was het koerspeil na zijn
val niet altijd op een hoger punt te
recht gekomen dan ervoor?
De stijging van het aantal ter
beurze verhandelde aandelen gaf
evenmin reden tot ongerustheid, zo
lang er mensen waren die tegen een
hogere prijs wilden kopen. En die
waren er nog altijd.
Bedroeg de omzet in het begin
van 1928 zelden meer dan één mil
joen aandelen in het najaar van
1929 was een handel van zes mil
joen geen uitzondering meer. Het
gevolg daarvan was vaak dat de
tikker, een soort telex-apparaat dat
vraag'en aanbod registreerde en die
cijfers naar alle makelaarskantoren,
banken en andere instellingen door
gaf, achter raakte op de gebeurte
nissen in Wallstreet. Ook dit gaf bij
een stijgende koers weinig proble
men.
„Van alle geheimen van de effec
tenbeurs is er niet een dat zo on
doorgrondelijk is, als het geheim
waarom er een koper moet zijn
voor iedereen die wil verkopen",
schrijft Galbraith. „Op 24 oktober
1929 bewees dat wat ondoorgronde
lijk is daarom nog niet onvermijde
lijk is".
Vanaf de opening van de beurs
worden enorme hoeveelheden aande
len aangeboden. Pakketten van 20.000
stuks zijn geen uitzondering. Het ge
volg is dat de koersen beginnen te
dalen en blijven dalen, in een tempo
dat nog nooit eerder is gehaald. De
tikker raakt onmiddellijk ver achter
op. Tegen het einde van de ochtend
is de beurs veranderd in een heksen
ketel. Iedereen probeert te verkopen
wat er te verkopen valt om het ver
lies zo gering mogelijk te houden.
Het gevolg is dat de koersen nog
scherper en nog sneller dalen.
De paniek strekt zich vanuit Wail-
street over het gehele land uit.
Overal in de stampvolle makelaars
kantoren volgen speculanten verbijs
terd het rampzalige verhaal van de
tikker. Uit de tussentijdse berichten
van enkele hoofdkoersen kunnen zij
opmaken dat wat zij te zien krijgen
al lang achterhaald is en nog vee]
erger zal worden.
De telefoon raakt overbelast door
de verkooporders die uit het hele
land binnenkomen. De meeste daar
van zijn noodverkopen van mensen
die van hun makelaar de opdracht
hebben gekregen hun krediet aan te
zuiveren Maar het is onmogelijk te
voorspellen wanneer en tegen welke
koers deze aandelen verkocht kun
nen worden.
Inmiddels heeft zich buiten de
beurs een menigte verzameld die
van de paniek heeft vernomen. De
wildste geruchten doen de ronde.
Er zouden al enkele beurzen zijn ge
sloten en elf bekende speculanten
zouden zelfmoord hebben gepleegd.
In het befaamde bankiershuis J.
P. Morgan and Company vindt om
twaalf uur een bespreking plaats
tussen zes grote bankiers, die be
sluiten een pool te vormen om de
beurs te ondersteunen. Thomas W.
Lamont van het Huis Morgan deelt
de verslaggevers, die na het bekend
worden van de top-conferentie van
alle kanten zijn samengestroomd,
mee dat er op de beurs „enige
angstverkopen hebben plaatsgevon
den". De oorzaak hiervan is naar
zijn mening ,,de technische toestand
van de beurs".
De handel in aandelen is door het
bericht van de samenkomst van de
bankiers gestabiliseerd. De koersen
worden vaster. En enkele weten zich
zelfs te herstellen.
Aan Richard Whitney, vice-presi
dent van de beurs en commissionair
van het Huis Morgan, valt de eer
te beurt de georganiseerde steun te
effectueren. Om half twee betreedt
hij de beurszaal en plaatst links en
rechts orders voor duizenden aande
len. Dit optreden brengt eindelijk het
vertrouwen, dat die dag afwezig is
geweest, terug. De koersen beginnen
weer te stijgen en bij de sluiting
van de beurs is het peil van de vo
rige dag weer bijna overal bereikt.
De tikker is op deze bewogen don
derdag uren achtergeraakt. Om over
zevenen worden de laatste koersen
doorgegeven van transacties, die om
drie uur 's middags hebben plaats
gevonden. Twaalf miljoen negenhon
derd vijfentachtigduizend aandelen
zijn dan in andere handen overge
gaan, een nog nooit bereikt record.
Maar het verloop van de koersen
heeft al veel slachtoffers geëist.
Duizenden mensen zitten nog
steeds verslagen naar de onbarm
hartige strookjes papier te kijken
die hun vertellen dat zij niets meer
bezitten. Dat zij de diep gekoesterde
illusies van rijkdom en macht kun
nen laten varen. Dat het mooie
beursspel uit is.
Tot diep in de nacht zijn de make
laarskantoren druk bezig de puinho
pen van die zwarte donderdag enigs
zins te ordenen. Niet vermoedend,
dat het nog veel erger zal worden...
Want de „zwarte donderdag"
wordt gevolgd door een nog veel
zwartere dinsdag. De aandelen wor
den met stapels tegelijk aangebo
den. Een lawine van gedwongen
verkopen (het weekeinde had de ma
kelaars in de gelegenheid gesteld
om hun schuldenaars aanvulling
van het overschreden krediet te
vragen) overspoelt de beurs tegen
afbraakprijzen. Lewis Allen vertelt
dat iemand (het gerucht wil dat het
een pientere loopjongen van de
beurs was) op het idee komt een
kooporder te geven tegen een koers
van 1. Ais blijkt dat er voor de be
treffende aandelen geen andere ko
pers zijn, krijgt hij het pakket in
derdaad voor één dollar per aan
deel.
De paniek is minstens dubbel zo
groot als de donderdag ervoor,
maar deze keer schitteren de ban
kiers door afwezigheid. Georgani
seerde steun, het in vroeger tijden
zo probaat werkende middel om de
beurs weer op te vijzelen, is nu
kennelijk te riskant geworden. „Het
behoort niet tot de doelstellingen
van de bankiers", zo luidt de ver
klaring: „een bepaald koersniveau
te handhaven of de winsten van
enig persoon te beschermen".
Twee en een half uur na sluiting
van de beurs geeft de tikker nog
zijn troosteloze berichten door. Zes
tien miljoen vierhonderd tien dui
zend aandelen zijn verkocht tegen
koersen die een fractie zijn van
vroegere hoogtepunten. De index
van de New York Times geeft een
gemiddelde daling van de hoofd
fondsen te zien van maar liefst
veertig punten.
Vooral de beleggingsmaatschap
pijen blijken het slachtoffer te zijn
van de hefboomwerking die hen in
het verleden een spectaculaire ont
wikkeling gunde, maar die nu in
volle kracht terugslaat. De zeepbel
die uit het heel kleine pijpekopje
kwam, is resoluut doorgeprikt.
Het onweer dat boven Wallstreet
heeft gewoed, blijft nog lang na
rommelen. Tot ver in november
blijven de beurskoersen, af en toe
opflakkerend, een dalende lijn ver
tonen. De gedwongen verkopen hon
den aan, zolang aan alle kanten
krediet wordt ingevorderd.
Op dertien november, het laagte-
punt van 1929, kan men enigszins
de balans opmaken. Radio Corpora
tion of America, die na een specta
culaire groei in september tot 101
is opgelopen, noteert dan 28 punten.
General Motors, een van de toon
aangevende fondsen, staat op 36
(was 73). Montgomery Ward, de
toeverlaat van mensen die in het
grootwinkelbedrijf een gouden toe
komst zagen, noteert nu 49 punten
tegen 138 twee maanden eerder.
Zonder uitzondering vertonen de lei
dende fondsen eenzelfde beeld, om
van de noteringen „op de stoep"
maar niet te spreken. Maar daar
mee is de balans nog niet volledig
opgemaakt.
De koersen zullen tot 1932 blijven
dalen, week in, week uit, maand in
maand uit, totdat bijvoorbeeld Ge
neral Motors nog maar 8 punten
waard is en Montgomery Ward een
koopje van 4 is geworden. Tegen die
tijd zijn er echter grotere zorgen
dan de koersen van Wallstreet. De
beurskrach is gevolgd door een die
pe economische crisis die het land
overspoelt. Miljoenen mensen lopen
werkloos rond, zonder uitzicht dat
aan die toestand spoedig een einde
zal komen. Bedrijven liggen stil of
werken op halve kracht. Een mone
taire crisis heeft de wereldhandel
lamgelegd. De landbouw is Op ster
ven na dood en de redacteur van
de New York Times kan terecht
schrijven: „Waarschijnlijk zal nie
mand van de huidige generatie ooit
weer kunnen spreken van een „ge
zonde reactie". Er zijn veel tekenen
dat deze uitdrukking nu geheel ver
ouderd is".
Inderdaad heeft de crisis van de
dertiger jaren en de beurskrach die
er aan voorafging, een onuitwisbaar
stempel gedrukt op een hele gene
ratie. Een levenshouding van tien
tallen jaren werd als het ware ge
karakteriseerd door de verzuch
ting: „Dat nooit weer".
Intussen is nog geen enkele eco
noom er in geslaagd precies duide
lijk te maken in hoeverre de beurs
krach van invloed is geweest op de
langdurige crisis die er op volgde.
Vast staat in ieder geval dat
reeds in de zomer van 1929 de
Amerikaanse economie alle tekenen
van een naderende depressie ver
toonde. De industriële activiteit
nam af en de voorraden toe. Niets
wees er echter op dat deze depres
sie zo lang zou duren en zulke die
pe gevolgen zou hebben.
Galbraith somt in zijn boek enke
le oorzaken op die naar zijn me
ning de op zich niet zo ernstige
conjuncturele crisis van 1929 tot een
structurele hebben gemaakt.
Door de slechte inkomensverde
ling in de Verenigde Staten werd de
groei van de economie bepaald door
het consumptiegedrag van enkele
rijken. De zwakke ondernemings
structuur en de slechte organisatie
van de banken zouden op een slecht
ogenblik (en de krach was zo'n
slecht moment) tot een domino-ef
fect en vele faillissementen kunnen
leiden. Ook de twijfelachtige toe
stand van de Amerikaanse beta
lingsbalans die voortdurend een
groot overschot te zien gaf. is op
de crisis van invloed geweest.
Maar doorslaggevend voor de
langdurige malaise is waarschijn
lijk toch het totale gemis aan ver
trouwen geweest. Het optimisme
waarmee een heel volk gedurende
twee jaar de toekomst had bekeken,
kreeg door de beurskrach een ge
weldige knauw. Krediet werd moei
lijk te krijgen en men aarzelde om
te investeren, terwijl dat juist twee
voorwaarden zijn om een stagneren
de economie weer op gang te bren
gen. Wantrouwen had de plaats in
genomen van vertrouwen.
Op die manier ontstond er een
wisselwerking tussen de speculatie,
de erop volgende ineenstorting en
het complex van factoren dat van
invloed was op de grote crisis.
Door de overheersende positie van
de Verenigde Staten in de wereld
economie spreidde de crisis zich als
een olievlek naar alle kanten uit.
De uitvoer stagneerde, de prijzen
daalden, de produktie werd inge
krompen en de werkloosheid nam
in de gehele wereld schrikbarende
vormen aan. Daar kwam nog bij
dat de landbouw in een acute crisis
kwam te verkeren. De voorspoed
van de jaren twintig was al aan de
ze bedrijfstak voorbijgegaan, omdat
een toenemende mechanisatie en
rationalisatie het onmogelijk maak
ten nog lonend te produceren.
En tot overmaat van ramp kwam
de gehele wereld in het begin van
de dertiger jaren in een monetaire
crisis terecht die het wereldhandels-
verkeer totaal lamlegde. Banken
moesten sluiten, valuta's wankelden
of stortten ineen. Als om strijd be
gonnen de verschillende landen ver
volgens tolmuren op te richten en
andere beschermende maatregelen
te nemen om de eigen economie
voor een totale ondergang te behoe
den. Landelijke overheden kregen
bevoegdheden die zij eerder nooit
hadden bezeten. Het tijdperk van
het „laisser-faire", de vrije econo
mie, was definitief voorbij.
Bijna tien jaar lang was er
schaarste in een wereld van over
vloed. Miljoenen mensen probeer
den wanhopig de eindjes aan elkaar
te knopen, en niemand die er wat
aan kon doen.
De economische wetenschap was
nog niet zo ver gevorderd dat zij
een dergelijke ramp kon genezen,
laat staan die had kunnen voorko
men. Achteraf bezien moet zelfs
worden gezegd dat de maatregelen
die mer. nam de crisis nog ver
scherpten.
In dit klimaat gedijden de gevoe
lens van onvrede die later een nog
grotere ramp zouden veroorzaken.
De zorg om het dagelijks brood en
de voortdurende werkloosheid wa
ren de oorzaken dat de mensen be
gonnen te twijfelen aan de waarde
van de democratie. Zou een sterke
man niet veel beter in staat zijn
een einde aan de ellende te maken
dan het onmachtige parlement?
Fascistische en totalitaire bewe
gingen wonnen voortdurend aan
kracht. Hitier beloofde de Duitsers
brood en spelen. Mussolini wist het
Italiaanse volk aan zijn voeten te
krijgen. Maar toen waren de specu
lanten van Wallstreet al lang verge
ten.
Voor Nederland was de beurs
krach in New York aanvankelijk
slechts een ver verwijderd onweer-
gerommel dat voorlopig nog geen
directe consequenties had. De Am
sterdamse effectenbeurs reageerde
onmiddellijk op de Amerikaanse pa
niek, maar van een zware koersval
was geen sprake. Een speculatie
woede als in Wallstreet had hier
niet plaatsgehad en het land rea
geerde dan ook nauwelijks.
Ook de economische depressie die
in Amerika onmiddellijk hard toe
sloeg, ging nog even aan Nederland
voorbij. Nadat Colijn. „de redder
van de gulden", in 1925 de gouden
standaard had hersteld, had Neder
land een periode van rustige econo
mische bloei beleefd. Nog geruime
tijd na de krach bleven de staats
inkomsten ruim vloeien (de begro
ting van 1930 kwam nog uit op een
overschot van 27 miljoen), de werk
loosheid bleef beperkt (in 1930 min
der dan 100.000 man) en de Am
sterdamse beurs was vrij constant.
Maar ondanks de solide positie
van de gulden de grote goudreser
ves die in de kelders van de Neder-
landsche Bank lagen opgeslagen en
ondanks het gezonde economische
klimaat, kwam het noodlot van de
baisse onafwendbaar naderbij. De
landbouw was een eerste en tevens
ernstigste slachtoffer. De voortdu
rend dalende prijzen en toenemende
handelsbelemmeringen maakten een
lonende produktie onmogelijk, waar
bij de overvloedige oogsten van 1929
en 1930 meer kwaad dan goed de
den. Tussen 1928 en 1932 daalde de
prijsindex in de landbouw van 137
naar 85 terwijl in die periode de lo
nen nog nauwelijks veranderden.
De scheepvaart was een ander zor
genkind. De „vrachtvaarders van
de wereld" zagen de vraag naar
hun diensten dagelijks dalen als ge
volg van het afnemende internatio
nale handelsverkeer en de toenemen
de nationale bescherming. In 1932
was dan ook meer dam 38 procent
van de beschikbare scheepsruimte in
Nederland opgelegd.
Maar Nederland werd pas goed in
de crisis betrokken toen in septem
ber 1931 het Engelse pond devalu
eerden, gevolgd door vele andere
valuta. Omdat Nederland aan de
gouden standaard vast hield, werd
daarmee aan de exportpositie en
derhalve aan de gehele bedrijvig
heid een slag toegebracht waai'van
het land zich, mede door de gevoer
de economische politiek, pas na de
tweede wereldoorlog zou herstellen.
De kloof tussen het prijs- en kosten
niveau maakte het bedrijfsleven to
taal hulpeloos en overal klonk de
roep om steun. De regering merkte
dat de inkomstenbronnen ziender
ogen opdroogden terwijl de uitgaven
steeds groter werden. Het groeiende
wantrouwen in het economische kli
maat tastte de investeringen en de
produktie aan. In twee jaar tijd
steeg de werkloosheid tot schrikba
rende hoogte.
Toen klonk de roep om de ster
ke man die in de figuur van Colijn
in 1932 het toneel betrad. Diens
politiek van aanpassing en zijn
halsstarrig vasthouden aan de
gouden standaard vond zeker tot
1935 steun van bijna het gehele
parlement. Toch was deze politiek
er de oorzaak van dat Nederland
langer dan enig ander land onder
de gevolgen van de grote crisis
gebukt zou gaan.
drs. A. F. M. van Vree.
Aanbevolen literatuur:
Frederick Lewis Allen,
Amerika, nog pas gisteren
(De Bussy, Amsterdam)
J. K, Galbraith,
De krach van '29
(De Bussy, Amsterdam)
J. Beishuizen'E. Werkman,
De magere jaren
(Sijthoff, Leiden)
OP DE FOTO'S
Foto linksboven
Twee jaar na de krach staan
duizenden werkloze Nederlan
ders in dc rij voor het stempel-
okaal.
Foto rechtsboven
Alle middelen werden te haat
genomen om aan het werk te
geraken
Foto hiernaast
Groepjes werklozen hingen
'oelloos rond op straat.