Angela Kormann:
SCAGLIOLA
Ook in Duitsland
Lusthof der naieven
80-jarige
Australische
tekenaar
schilder en
schrijver
choqueerde
menigmaal
zijn publiek
13 15
mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen
mensen en muzen
r.
DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 9 JANUARI 1965
NORMAN
LINDSAY
Op school behoorde Norman beslist
niet tot de uitblinkers. Dank zij zijn
tekentalenten, die hij gaarne in dienst
van zijn makkers stelde, was hij een
geziene figuur. Toen hij zestien jaar
oud was, moest hij gaan werken voor
de kost. Zijn oudere broeder Lionel
was in dienst van „The Hawklet", een
in Melbourne verschijnend weekblad.
Norman trad eveneens toe tot de staf
van dat blad. Daardoor leerde hij reeds
jong alle aspecten van het leven ken
nen. Naast zijn journalistieke werk
maakte hij handelsetiketten (jampotten
en zo), alsmede illustraties voor boeken
en brochures.
Norman las ook in Melbourne veel. Hij
ontdekte er Rabelais, Balzac, Theocri
tus, Byron's brieven, Swinburne's ge
dichten en tenslotte hij was toen
negentien Nietzsche. Hij maakte een
serie van zestien pentekeningen als
illustraties bij. Boccaccio's „Decame-
rone". Hij was m die dagen (het signa
lement is afkomstig van een zijner
vrienden) „een magere, riet-achtige"
jongeman met een lange hals, een goed
gevormd hoofd, heldere ogen en bewe
gelijke lippen. Hij sprak snel. Hij lachte
vaak en aanstekelijk. Hij droeg een
grote rode stnkdas". Hij ging houden
van Katie Parkinson, de zuster van een
vriend, en trouwde met haar in 1899.
Norman Lindsay was toen twintig jaar
oud.
'TpHE HAWKLET" hield op te bestaan.
In Sydney was er een journalist, die
veel zag in Lindsay. Dat was de hoofd
redacteur van het „Bulletin". De illu
straties bestemd voor de „Decamerone"
maakten veel indruk op die hoofdre
dacteur en in 1901 verbond hij Lindsay
aan zijn blad. Ruim tien jaar bleef de
kunstenaar „in vaste betrekking" bij
het „Bulletin". Hij maakte spotprenten.
Hy illustreerde verhalen, moppen en
gedichten. Hij tekende allegorische
schetsen. Kortom, hij ontplooide zich
als een meester in de „Kunst van
Zwart op Wit" De ruim tienduizend
tekeningen, die hij tussen 1901 en 1913
maakte, getuigden van zijn veelzijdig
heid. Hij was zowel humorist als saty-
ricus en bovendien iemand met veel
vitaliteit en oorspronkelijke gedachten.
In zijn „Bulletin"-jaren maakte Lindsay
ook grotere werken. Zijn drie bekend
ste pentekeningen uit die tijd zijn „Pol-
lice Verso" (1904). „Dionysus" (1905)
en „The Crucified Venus" (1912). „Pol-
lice Verso" was het werk, waarvan wij
in het begin van dit artikel vertelden,
dat het door een museum in Melbourne
aangekocht en uit de circulatie geno
men werd, omdat het aanstoot wekte.
De voorstelling Christus aan het
Kruis, omgeven door vrouwen en Ro
meinse soldaten met de duimen om
laag werd door velen als godslaster
lijk beschouwd. De kritiek, die Lindsay
toen en bij andere gelegenheden kreeg,
zette hem tot schrijven. Zijn verweer
(Van een bijzondere medewerker)
DE „NATIONAL GALLERY" te Melbourne kocht in 1907
een pentekening aan van een toen reeds tamelijk
bekend Australisch kunstenaar. Het werk werd, met
andere stukken, tentoongesteld. Toen het publiek de teke
ning zag, stak er een storm van verontwaardiging op. De
directie achtte zich genoodzaakt om de prent om te draaien
en het publiek zo tevreden te stellen. Tot nu toe heeft
men het niet gewaagd om die op Nietzsche geïnspi
reerde tekening publiekelijk te vertonen.
Ongeveer vijftien jaren later werden er een aantal Australische kunst
werken naar Londen gestuurd voor een tentoonstelling. Enige Australiërs
deden hun best om de Engelse douane-autoriteiten te bewegen, een deel
der zending niet toe te laten, omdat zij dat deel beslist geen reclame
achtten voor hun land. De poging mislukte en alle werken verschenen
op de expositie.
J£JE MAKER van de pentekening
van 1907, de vervaardiger van
de werken, die men in 1922 buiten
Engeland poogde te houden en de
kunstenaar aan wie de gewraakte
publicatie vfan 1931 was gewijd
was een-en-dezelfde figuur: Nor
man Lindsay. Men heeft hem wel
de „Kluizenaar-Koning der Austra
lische Bohème" genoemd. Er schuilt
veel waars in die karakteristiek.
LINDSAY (hij is de tachtig ruim ge
passeerd) kan terugzien op een rijk
en bewogen leven. Het begin was een
voudig en provinciaals. Hij was de zoon
(een van de tien kinderen) van Dr.
Lindsay, arts te Creswick (Victoria),
een plaatsje, waar veel goudzoekers
woonden. Als al zijn broeders en zus
ters had de op 23 februari 1879 gebo
ren Norman tekentalent. Norman's
grootvader, ds. Lindsay, nam hem en
zijn andere kleinkinderen dikwijls mee
naar het museum van Ballarat. Ook las
hij met hen Shakespeare.
De jonge Norman was een verwoed
lezer. Vóór zijn twaalfde jaar had hij
reeds het grootste deel van de Bijbel,
stukken uit Homerus, Don Quichotte,
De Drie Musketiers en andere beken
de boeken gelezen. Wat nog meer zegt,
hij had ze. louter voor zijn plezier,
geïllustreerd. In de plaatselijke biblio
theek vond hij een boek met etsen van
Dürer en een reeks illustraties bij
Shakespeare, vervaardigd door de Ame
rikaanse kunstenaar Edwin Abbey.
Dürer en Abbey maakten een zo diepe
indruk op de knaap, dat hij penteke
ningen 'ging maken.
en tegenkritieken verschenen niet, maar
zij waren een goede voorbereiding voor
zijn eerste boek „The Curate in Bo
hemia" een geestige beschrijving
van Melbourne, zoals hij dat vroeger
had leren kennen. Dit boek werd een
groot succes en beleefde tot dusver
reeds 29 edities. In de jaren 19081918
illustreerde hij verscheidene boeken.
Ook ging hij naar Londen, waar hij de
grootmeesters der schilderkunst bestu
deerde. Hij was van plan, nadien New
York te bezoeken, maar zijn gezondheid
stond hem dal niet toe en noodzaakte
hem, terug te keren naar Australië.
J"N 1918 liet mevrcuw Lindsay zich van
L haar man scheiden. Hij hertrouwde
met Rose Soadv, een schoonheid, die
reeds vaak model voor hem had ge
staan. Rose en Norman vestigden zich
in Springwood, een plaatsje in de Blau
we Bergen van Nieuw-Zuid-Wales.
Daar ontplooide Norman al zijn werk
kracht. Hij placht om vijf uur op te
staan, schetste dan twee uur in de vrije
natuur, werkte nadien aan een aquarel
tot de lunch, etste 's middags, schreef
van zonsondergang tot 11 uur en las
dan nog tot na middernacht. In twaalf
jaar tijds „produceerde" hij ongeveer
6000 afdrukken (193 oorspronkelijke
etsen). Zijn vrouw hielp hem trouw en
bediende de pers. Honderden aquarel
len vervaardigde hij tevens in die ja
ren. Hij werkte samen met een paar
dichters.
De critici lieten hem ook in Spring
wood niet met rust. Wij vertelden
reeds, dat men probeerde, zijn werken
niet te tonen in Londen. Zijn in 1930
verschenen boek ..Read Heap" werd
in de pers gekwalificeerd als een on
behoorlijke roman. De kritiek werkte
op Lindsay als een rode lap op een
stier. In 1931 ging hij met zijn vrouw
en twee dochters naar New York. Daar
schreef hij weer een roman, getiteld
..Miracles by arrangement". In de
Verenigde Staten schatten men hem als
etser zeer hoog. Daarom ontmoette hij
daar veel literaire beroemdheden en
beeldende kunstenaars van naam. Te
rug in Australië schreef hij enige boe
ken, die veel opgang maakten, maar
ook veel kritiek ondervonden. Het wa
ren „Satufdeedat als een beschrij
ving van een jongensleven door sommi
ge critici op één lijn werd gesteld met
Mark Twain's „Huckleberry Finn";
voorts „Pan in the Parlour" (1933),
„The cautious amorist" (1934), „Age of
consent" (1935) en een nieuw kinder
boek „Flyaway Highway" (1936). Deze
boeken beleefden op twee na verschei
dene edities. Zijn meest gelezen boek
is waarschijnlijk een boek voor kin
deren, getiteld' „The magie pudding".
De personages in „The magie pudding"
zijn de koala, de wombat, de opossum
en andere Australische dieren. Dat
Lindsay zelf voor de illustraties zorgde,
behoeft wel geen betoog.
pOEN LINDSAY de vijftig gepasseerd
was, ging hij werken met olieverf.
Het kostte hem in den beginne moeite,
maar toen hij zestig was, gold hij ook
als „kunstschilder" als een figuur van
formaat. De olieverf bracht hem er toe,
weer en meer met waterverf te gaan
werken. Toen hy in 1959 tachtig werd,
noemde men hem een grootmeester op
de beide media.
Inderdaad is Lindsay nog steeds een
scheppend kunstenaar van uitzonderlij
ke betekenis. Hij is een individualist
zonder weerga en schept zijn composi
ties met de durf van een jonkman.
Kortom, Lindsay bleef zichzelf gelijk.
Hij veranderde niet. Hij woont nog
steeds in Springwood. Zijn hobby is
scheepsmodellen te bouwen. Abstracte
kunst zegt hij is minder goede
kunst. Zijn sterkste punt was „zwart-
op-wit". Zijn etsen behoren tot de beste,
die ooit door mensenhand werden ver
vaardigd.
De kunstenaar, die hem het meest
beïnvloedde, was (zegt Lindsay zelf)
de Vlaamse grootmeester Rubens. Over
Rubens en Titiaan schreef Lindsay:
Hun modellen waren doorsnee-vrou
wen, maar door hun innerlijke concep
tie van het vrouwelijke maakten Ru
bens en Titiaan hun modellen tot
schepselen met goddelijke vitaliteit en
een zo grote male van vrouwelijkheid,
dat ze op de beschouwer de indruk ma
ken niet van vrouwen, maar van het
Vrouwelijke.
Robert Lindsay is de leeftijd der zeer
sterken gepasseerd. Hij is een geboren
kunstenaar. Een kunstenaar is hij ge
bleven, ondanks tegenslagen, strubbe
lingen en felle kritiek. Hij heeft geleefd
om zichzelf te verwezenlijken. Zijn
kunst was zijn trouwste helper.
Beide tekeningen bewijzen de hoge
technische kwaliteit maar ook de
artistieke geladenheid van Lindsay.
Boven: illustratie bij Robert Burns'
Tom O'Bedlam. Onder: Het einde
van Frangois Villon.
LTAAR LEVEN leunt tegen het Ul-
venhoutse bos aan. Haar man
zegt ervan: „We beschouwen dal
bos eigenlijk zo'n beetje als privé-
bezit". Dat heb je ervan als je tuin
zonder enige overgang overgaat in
fraai bos met lange lanen en ge
heimzinnig kreupelbos. Hier woont
zij met man en kinderen, een
vrouw met helemaal geen Neder
lands gezicht. Dat klopt dan, want
Angela Molenaars, geboren Kor
mann, is een zuid-Duitse.
Zij leeft met haar gezin zó eenzaam
in de Ulvenhoutse Wolvenhoek, dat
men haar huis moet zoeken. Het ver
dwijnt als het ware in het bos, het
kruipt erin weg. Toch is het ruim ge
noeg: de bungalow is royaal geriefelijk
en gezellig. Maar de architect (die ove
rigens de plannen van het echtpaar
vorm gaf) deed het huis als het ware
opgaan in zijn omgeving, het staat
er midden in zonder op te vallen.
Iets van dat onopvallende is ook aan
wijsbaar bij Angela Kormann. Niet haar
gezicht, dat is expressief genoeg, maar
wel haar manier van doen, die zeer be
scheiden is. Zij beweegt zich zonder op
zien, zij is bezig zonder dat men het
weet. Haar stem is zacht en wellui
dend; men krijgt de neiging te veron
derstellen dat zij een zeer harmonisch
mens moet zijn.
A NGELA KORMANN is artieste en zij
maakte een lange omweg voor zij in
het Ulvenhoutse villapark terecht
kwam. Zij werd geboren in München,
waar zij aan de kunstacademie stu
deerde. Zij slaagde er cum laude. Zij
was werkzaam in Neurenberg en in
Salzburg. Op een studiereis door Italië
ontmoette zij de Bredanaar C. Molenaars,
Zij huwden en vertrokken naar Vene
zuela, waar hij werkzaam was. Thans
woont zij reeds vijf jaar in Neder
land.
Het bevalt haar hier best, al moet zij
ieder jaar toch minstens één keer naar
Beieren. Maar zij heeft hier wel het
gevoel thuis te zijn. Haar huis ademt
de exotische sfeer van iemand, die ver
re reizen heeft gemaakt. Er staat een
enorme tegelkachel, waarin overigens
alleen de blokken voor de open haard
worden gedroogd. Er hangt een sfeer
van „heimlichkeit" in alle vertrekken:
de eetkamer is gevuld met Noorse boe-
renmeubels en de zitkamer hangt en
staat vol herinneringen aan vele lan
den.
Angela Kormann brengt echter veel
tijd door in haar atelier, waarvan het
grote raam uitziet op de tuin, waarin
allerlei kleinvee, tot uitheemse bokken
toe, een plaatsje heeft gekregen. Hier
komt haar scagliola-werk tot stand, een
in Nederland volkomen onbekende
kunst. Tot het noorden van Europa is
dit werk nooit doorgedrongen, het ver
breidde zich naar het zuiden. In Italië
kan men het vinden in oude paleizen
en in Beieren vindt men het ook in
praktisch iedere kerk of kapel.
CCAGLIOLA is lange tijd de nationale
kunst van Beieren geweest, zij wordt
thans niet meer beoefend. Dat wil zeg
gen, dat er ook geen handen zijn, in staat
om dit werk te restaureren. Angela
Kormann was de enige, die dat kon.
Door haar huwelijk is de kans op res
tauratie van deze Beierse kunst wel
uitgesloten te achten. Er is namelijk
geen animo voor dit werk meer. Deze
tijd is te driftig dan dat men zich met
het zeer preciese scagliola-werk wil
bezig houden. En afgezien daarvan:
restauratie is uitermate kostbaar door
de enorme bedragen aan arbeidsloon,
die erin geïnvesteerd moeten worden.
Scagliola is toegepaste kunst, zij heeft
zich ontwikkeld aan het hof van keur
vorst Maximiliaan I van Beieren, de
prachtlievende romanticus. Het prin
cipe ontstond uit de stucadoorsarbeid.
Maximiliaan bevorderde deze kunst en
was zo trots op dit nationale produkt,
dat hij het tot een monopolie maakte.
In de tweede helft van de zeventiende
eeuw raakte het uit de mode; het mo
nopolie werd opgeheven, waardoor het
werk zich breder kon verspreiden.
Gaandeweg heeft Scagliola zich ont
wikkeld tot een geheel eigen kunst
vorm, die zich meer en meer veredel
de. Langzamerhand bereikte men er
een bepaalde volmaaktheid in, een ze
kere Blasius Pfeiffer Fistulator is er
de grote promotor van. Hij was werk
zaam aan het Beierse Hof.
Men heeft de neiging dit werk met
scraffito te vergelijken. Bij nader in
zien blijkt echter, dat men hier met
twee geheel tegengestelde procédés te
maken heeft. Scraffito bestaat uit het
bewerken van twee of meer opge
brachte lagen van verschillende kleur,
die uitgesneden worden. Scagliola gaat
van een éénkleurige grondvorm uit,
waaruit zorgvuldig ieder détail gesne
den wordt. Dit uitgesneden detail
wordt door een nieuwe kleur vervan
gen en in tegenstelling tot scraffito is
het aantal kleuren onbeperkt. Vergt dit
al veel technische vaardigheid, de gro
te moeilijkheid komt wanneer het ge
heel moet worden gladgeschuurd. Van
die gladheid hangt namelijk het succes
van het werk af. Dit schuren is een
eindeloos geduldwerk, dat met de
grootste nauwkeurigheid moet gebeu
ren. Het is werk, waarvoor de nodige
aandacht in deze tijd niet meer kan
worden opgebracht, ook al niet omdat
het tijdrovend en dus geldverslinderd
is.
^NGELA KORMANN is zo n uitzonde-
dering. Zij was indertijd de enige, die
zich op de Münchense academie op de
ze oude en nationale kunst toelegde.
Zij stond in hoog aanzien bij haar pro
fessoren, die hoopten in haar degene
gevonden te hebben, die veel van deze
oude kunst zou kunnen conserveren.
De omstandigheden hebben haar leven
een andere kant uitgebogen. Geen res
tauratie dus, maar wel nog steeds
liefde voor het werk. En dus behoeft
het niet te verwonderen dat zij een
maal in Nederland zich weer op de
Scagliola-techniek ging toeleggen. Lan-
,ge tijd bleef haar werk onder de ko
renmaat staan, zij was er ook de vrouw
niet naar aan de weg te timmeren. Zij
en haar werk zijn zoals zo dikwijls
gebeurt ontdekt. Het is de rooms-
katholieke meisjesulo aan de Nieuw-
straat te Breda, die kortgeleden
een nieuw gebouw heeft betrokken,
waar het eerste Scagliola-werkstuk in
Nederland (en wellicht in Noord-Euro
pa) is tot stand gebracht. Het is de
liefelijke voorstelling van Onze Lieve
Vrouw met het kind, omgeven door
dieren en de veelkleurigheid van de
natuur. Het resultaat doet decoratief
aan en is van een zeldzame schoon
heid. die gemakkelijk aanspreekt. De
kleuren zijn diep en warm. Men staat
even vreemd tegenover de gladheid van
het oppervlak en men kan zich voor
stellen, dat deze kunst in Italië zelfs
voor tafelbladen werd gebruikt. Het is
een uniek werkstuk geworden daar
in die meisjesschool, al kan men het
een zeker traditionalisme niet ontzeg
gen.
Het is overigens een merkwaardige be
levenis eeuwen-oude Zuid-Duitse kunst
in een Bredase school te zien toege*
past. Het resultaat is belangrijk genoeg
om er met meer dan gewone aandacht
kennis van te nemen, omdat men ver
baasd is te constateren, dat oude tech
niek en moderne visie toch op zeer ge
slaagde manier te combineren blijken
te zijn.
JAC. MARTENS.
(Van een medewerker)
J^E „REDOUTE" in Bad God.esberg,
waar gewoonlijk uitsluitend de ,,high
society" samenkomt, heeft haar poorten
vier weken lang geopend voor het lusthof
der zondagsschildcrs. ,,Naieve Schilder
kunst aan de Rijn" heet de tentoonstel
ling, die in Godesberg wordt gehouden in
de galerij Schuetze en de „Internationale
Club la Redoute".
,70IETS doe ik nooit meer", merkt
Hajo Schuetze, de jonge eigenaar
van de naar hem genoemde galerij op.
„Wie had ooit gedacht dat er in Duits
land zoveel zondagsschilders zijn?" Kis
ten vol schilderijen kwamen bij hem
aan, toen hij zijn plan voor deze ten
toonstelling bekend had gemaakt. 63
werken van 13 onbekende schilders
werden uitgekozen voor de expositie.
Het zijn huisvrouwen, kooplieden, lera
ren, ambachtslieden. Eén ding bezitten
zij allen gemeenschappelijk: na hun
werk schilderen ze voor hun plezier.
Het enige wat hun vreugde een beetje
dempte was, dat zij nooit hun werken
aan het publiek konden vertonen.
Uiteraard wil ieder graag weten of hij
inderdaad talent bezit, of ook anderen
dan de naaste familieleden zijn werken
mooi vinden. Er worden flinke prijzen
gevraagd voor deze naieve schilderijen.
Te beginnen bij 150 D.M., meestal 300
D.M. en soms zelfs 1900 D.M.
CLK VAN DE schilders is wel op de
een of andere wijze begaafd. Ze schil
deren heel ordelijk, van elk schilderij
kan men de zorg aflezen die er aan be
steed is. Sommige werken lijken erg
veel op goedkope ansichtkaarten, maar
zijn vaak toch kwalitatief veel beter
dan de meeste schilderprodukten, die
tegenwoordig door de versierselenin
dustrie worden vervaardigd. De uit
drukkingsmiddelen zijn primitief, de
voorstellingen onbevangen en kinder
lijk. Een toch, dat maakt juist de char
me van deze schilderijen uit. Natuurlijk
bestaat er ook naieviteit als stijl, ge-
perfectionneerde naieviteit, naieviteit
als bewuste conceptie.
AAN DE natuur ontleende motieven ge-
nieten de voorkeur. Wat doet het er
toe of de kat van een Keulse huisvrouw
vanuit de verte eerder de uitdrukking
van een vriendelijke zeehond vertoont?
Zelfs een kapitein van de Bondsweer
maakt deel uit van de naieven. De
meest bijzondere bijdrage tot de ten
toonstelling is echter afkomstig van de
hand van Karl Degen, een koopman van
kunststenen, die er twee ateliers op na
houdt en bovendien ook verzen schrijft.
Op de wijze van strip-verhalen beeldt
hij een „wereld tussen goed en kwaad"
uit, die gesymboliseerd wordt door
voorstellingen van de vrede enerzijds,
door atoompaddestoelen anderzijds,
door Christus en Eichmann, daartussen
in: Stalin, Hitler, Mussolini en links in
de hoek; Kroestjev. Een schoolonder
wijzer biedt de portretten van zijn ge
zinsleden voor 350 D.M. te koop aan.
De 82-jarige tuinier Peter Heek schil
derde enkele indrukwekkende oer
woud-verbeeldingen. ,,Ik heb een hart
vol kleur", zegt hij zelf.
MEEST opzienbarende ontdekking
van deze tentoonstelling is echter vol
gens de experts: Oma Fasbender uit
Bonn. „Misschien wordt zij wel de Duit
se Grandma Moses", menen de bezoe
kers. Maria Fasbender is nu 80 jaar oud.
Zij begon ongeveer een jaar geleden te
schilderen, toen iemand haar een schil
derdoos ten geschenke gaf. „Ik wilde
alleen mijn zieke man wat vermaken",
zegt ze bescheiden. „Gelooft u werke
lijk dat ik door moet gaan?" Haar laat
ste werken getuigen inderdaad van een
indrukwekkende naieviteit, vooral dat
ene schilderij waarop een veulen in de
wei staat afgebeeld en een meisje met
haar moeder, naast hun boerenhuis.
Het is allemaal heel luchtig op het lin
nen gepenseeld. Men zou haast zeggen:
impressionistisch. Maar van dat woord
heet Oma Fasbender oog nooit in haar
leven gehoord.