In oude glorie... Uitgave bij gelegenheid van de plechtige in gebruik neming van het gerestaureerde stadhuis van Huist Geschiedenis van het herstel in een ..nutshe 11" DE oude glorie van Hulst herleeft nu op nieuw. De glans wordt weer dieper nu het gerestaureerde Stadhuis officiëel „klaar" zal zijn. Wij hebben dit glorierijke feit niet meer als inwoner van Hulst mogen beleven. Maar toch, in andere functie, hebben wij de vreugde be leefd eraan te mogen meewerken. Als men op de Prinsessegracht 21 in Den Haag dagelijks de gebruikelijke tientallen stukken tekent, die als automatisch onder je handen glijden, is er wei nig lust en tijd om nauwkeurig van hun in houd kennis te nemen. Maar plots valt de blik op een vertrouwde naam: HULST. Dan staat de hand stil, het lichaam glijdt tot een rust- houding in de bureauzetel: HULST. Vóór je zie je dan weer de oude stad, waar je zestien mooie jaren hebt doorgebracht: de straten, toen zo slecht; de mensen, toen en nu, van goede en vrolijke aard; het werk dat je er mocht ver richten, de Basiliek, de oude deken Rops, de burgemeester, de burgers die deze naam zo vol op verdienen, het Stadhuiswaarom het in dit stuk gaat. En terwijl je handtekening onder de tientallen malen herhaalde beweging aan 't verslijten raakte tot onherkenbaars worden toe, zet je nu krachtig je naam, want het gaat om HULST! Die oude stad, ver weg van het cosmopolitisch Den Haag; rust tegenover razen de drukte, gemoedelijkheid tegenover starre etiquette. HOE dikwijls 92e JAARGANG No. 20250 Voor God, Koningin en Vaderland. ZATERDAG 13 SEPT. 1952 Rijkere nageslachten kunnen dan de versie ring aanbrengen; er is niets verknoeid en alles staat open om dit bouwwerk de glans terug te geven van die van de 16e eeuw. Er is een open kans voor een overvloed van beeldhouwwerk, voor nieuwe meubelen, tapijten, wandversiering en alles wat aantrekkelijk is voor een repre sentatief gebouw als dit. Nu is het bruikbaar, zelfs voor een gemeente van tweemaal het inwonertal en voldoende in gericht dank zij bijzonder ook de architecten G. A. Sturm en Ir de Lussanet de la Sablo- nière niet alleen voor de diensten die er in gehuisvest zijn, maar ook als zetel van het Plaatselijk Bestuur en als representatie van de burgerij van Hulst. De zekere trots, die de Hulstenaar eigen is, „Geen hernieuwde gothiek, want daar rijkere nageslachten kunnen beeldho brengen, om het Stadhuis de glans ligt in dit restauratiewerk uitgedrukt. Moge deze kostbare en moeizame restauratie waar dering vinden en de geliefde Stad meehelpen brengen tot een nog grotere welvaart en bloei. ar en haar inwoners tot zeg'en strekke. HULST, September 1952. De burgemeester van Hulst, B. A. Th. M. TRUFFINO voor ontbrak ons de kracht. Maar uwwerken en andere versiering aan- der 16e eeuw te hergeven Burgemeester B JUNI 1948 12 SEPT. 1949 7 OCT. 1949 APRIL 1950 MEI 1950 JUNI 1950 AUG. 1950 DEC. 1951 MAART 1952 24 JULI 1952 13 SEPT. 1952 Begin van restauratie Stadhuistoren. Begin van de loodafdekking toren. De windvaan op de toren aangebracht. De toren geheel voltooid. Achterzijde Stadhuis in de steigers. Slopen in trouwzaal begonnen de secretarie verhuist naar d e school. Kelder gegraven en eerste steen gemetseld. Secretarie verhuist naar nieuwe trouwzaal. Raadzaal in gebruik. Nieuwe secretarie in gebruik. Heropening van het hernieuwde Stadhuis. ^ESTIEN JAREN lang hebben wij dage- lijks de ranke toren van de prachtige Willebrordus-basiliek van nabij of in de verte aanschouwd. Op wandeling of fiets tocht in de wijde omgeving van 't mooie Land van Hulst bleef hij als het middel punt van een cirkel, dat onweerstaanbaar aantrok tot wederkeer Daartegenover le ken de toren van het oude Raadhuis en dit Raadhuis zelf als weggedoken tussen wallen en achter kastanjebomen, mooie bomen weliswaar, maar die ons het zicht benamen op een zeldzaam gebouw. Bomen zijn overal mogelijk, een Stadhuis als dat van Hulst is er maar één Misschien dat toen zij vielen, sommige van mijn oud stadgenoten hebben verzucht: „arme bo men"; zou het kunnen zijn, dat zij vrij wel. nooit de verzuchting slaakten; „arm verborgen Stadhuis!" omdat zij het door die bomen nimmer in zijn volle schoonheid konden aanschouwen? Nu zijn ze dan ge veld en ..honni .soit qui mal y pense!" Zo is het dan gebeurd, dat in de Residentie iemand een ogenblik in vreugdevol gepeins verzinken mocht over Hulst en zijn stadhuis. En nu het dan zover is, dat de oude glorie is hersteld (ik heb het kort geleden mogen aan schouwen), nu past een hartelijke gelukwens aan zijn actieve burgemeester, aan zijn ijverige bewoners en, waarom niet, aan het Land van Hulst! Met een hersteld Stadhuis naar een nieuwe toekomst! JOS. J. GIELEN ET STADHUIS is in de gemeen te het belangrijkste gebouw, om dat het 't huis van de gemeente is, dus van de burgerij als geheel, omdat daarin de zetel gevestigd is van het Plaatselijk Be stuur, door de burgers in vrije verkiezin gen gekozen; omdat daar de burgerij ver tegenwoordigd wordt bij ontvangsten en feesten, omdat daar 't officiële contactpunt ligt tussen mens en burgermaatschappij, vanaf het eerste ogenblik van zijn leven tot het laatste van zijn aards bestaan Wanneer een zo voornaam gebouw als 't Gemeentehuis iedere 100 jaar een grote beurt moet krijgen, dan is dat niets bij zonders. Immers: ie tijd slijt de stad groeit de jeugd bloeit. UET is een teken van hernieuwde jeugd, wan neer de gemeente zich daaraan aanpast en het ouderwetse wijken moet voor het heden daagse. Alleen het onvergankelijk-culturele mag daarbij niet ten offer vallen. De fijne hand en geest toch, die in tijden van grootheid in de monumenten van nu zijn neergelegd, houdt levend de gedachte aan grote mannen en gro- f& daden, die eeuwen hebben doorstaan en daar om ook nu leiding en inspiratie kunnen geven Ban de pogingen van de huidige dag, om „blij vende" werken te scheppen van schoonheid. Na meer dan honderd jaar is het Stadhuis Van Hulst nu uit- en inwendig van gedaante veranderd. Wij hopen geslaagd te zijn in de aanpassing aan de eisen van deze dagen: voor de „dienst" en het vertoon naar buiten. Maar voor velen is de vraag gebleven: is het eerbiedwaardige bouwwerk naar zijn waarde hersteld en is aan de tijden van zijn oorsprong de eer gegeven, die hun toekomt? Oude prenten laten een toren zien van een buitengewoon rijke natuurstenen eind-bekro ning, die ons doet denken aan de torentop van de Onze Lieve Vrouwe kerk te Antwerpen of van de Dom van Utrecht. In de ramen en deuren en haast in alles is de gothische stijl verdwenen en heeft de 18e eeuw de 16e weg gedrongen. Op de eerste plaats is het antwoord daarop, dat de restauratie-bemoeiing van rijkswege zich bepaalt tot een uitgangspunt: het jaar 1840. Wat toen bestond kan, in die toestand, worden ge restaureerd met de belangstelling van de Rijks commissie voor de Monumentenzorg en het "ksbureau voor de Monumentenzorg. Dit stad- was in de 40-er jaren van de vorige eeuw al „„.i,:,,„v. bnuwwerk meer, maar behalve de buitenmuren en de torenkamers inwendig, is dit in die dagen vervormd tot een karakter loos baksel van die arme tijd. {-JET ging er dus NU niet om, practisch een nieuw gothisch gebouw te maken, waar voor de kracht ons op de eerste plaats te kort komt. Verder ontbraken, om de gothiek te her stellen, de nodige aanwijzingen, welke waar schijnlijk in de rumoerige 17e en 18e eeuw reeds grotendeels verdwenen waren. Om zoveel mogelijk aan te passen aan de toestand van 1840, het uitgangspunt, is het goede raam van de 18e eeuw gekozen, dat dan ook op meesterlijke wijze is uitgevoerd. Het steile dak kon dus niet in aanmerking komen en alleen de torenomgang kreeg een alom ge prezen moderne balustrade, die de verloren gothiek waardig is. Nu kan men terecht tégen-vragen, waarom deze moderne gedachte, in harmonie met de gothiek, niet in de rest van het Stadhuis is neergelegd, in de plaats dus van de 18e eeuwse. Deze vraag is voor het geheel boven al beant woord: door het jaartal 1840. Maar of in detail, bv. de ramen, niet anders hadden kunnen zijn; die vraag is bevestigend te beantwoorden. De gevels van het oude bouwwerk zijn van de architect Canneman van het Rijksbureau voor de Monumentenzorg en hij heeft gemeend dat in dit geval zó de juiste wijze van restauratie was. Natuurlijk is deze opvatting persoonlijk en dus aanvechtbaar, zoals iedere andere, maar de vraag is of een andere op dezelfde zeer fraaie wijze wèl algemene voldoening had kunnen schenken. Het streven is in het algemeen bij de mo dernen, om het oude en eerbiedwaardige niet alleen te bewaren, maar ook zo ver mogelijk aaa Passen aan de behoeften van deze tijd. zodat wij niet verstarren in onze aanhankelijk- neid aan het oude en dit voor zover te ver mijden geen sta-in-de-weg wordt voor nieuwe ontwikkeling. DE aanleg van het Marktterrein is een voor- beeld van een moderne oplossing, die het oude geen geweld aandoet, maar er mee samen- peelt, alsof het, uit verleden tijd stammende, nu 'n o® behoefte van deze tijd is uitgezet. Zoals reeds gezegd, is daarvan ook de ba lustrade van de toren een voorbeeld en verder de gehele inwendige restauratie en inrichting van het Stadhuis. Bij dit laatste vooral reikt de geest van het uuu de ^and aan wat wiJ nu aan hulpmiddelen nebben. Zelfs de beton neigt zich naar de ge dachten uit ver-voorbije jaren; kleuren en hout, meubelen en stoffering geven dezelfde herinnering aan het verleden, maar houden ons toch met de voeten op de grond van deze dagen. Bet is dat, wat in de restauratie van het Stadhuis moest verschijnen en wat steeds en overal een rol speelt, ook bij de uitbouw van vernieuwing in deze stad. Dit is dikwijls moei lijk te vatten en nog moeilijker te zien, maar in totaal is het toch in theorie te volgen en in de praktijk te aanvaarden. Ziet de gegeven voor beelden en de stedebouwkundige architectuur. De opzet van de restauratie van het Stad huis was. van binnen en van buiten een sobere, maar goede indeling geven, een poging tot een begin van herleving van wat eens zo treffend en rijk was. Zijn wij in de hoofdindeling en degelijkheid geslaagd, dan is het streven be loond. yANDAAG is het de dag waarop de brede, zware deuren van een eeuwenoud bouw werk zich weer openen, nadat er ruim vier jaren met vlijt en overleg is gewerkt aan het zo nodige herstel. Vele honderden jaren is het Stadhuis van Hulst het maatschappelijk middelpunt geweest van 'n roemruchte en historierijke stad, die zelf een groen omwalde en met zware bomen omtoverde veste het centrum is van een bloeiende streek, waar de geest der Vlaande- rens nog leeft. Welvaart, maar ook bloedige strijd en ramp spoed heeft geheerst in Hulst en in het Land van Hulst en het fraaie Stadhuis was er al die eeuwen de stomme getuige van. Zelf heeft het de ervaringen van die veelbewogen jaren moeten bekopen met verwoesting, afbraak en brand. Maar de bewoners van dit levende land bouwden steeds weer op. Ook nu. Want al lieten de laatste honderd jaren het monument voor geweld gespaard, de tijd zelve werd nu de vijand. Het eens zo schone Stadhuis, dat reeds beroofd was van zijn speelse, sierlijke Gothische lijnen en orna menten, verviel tot een bouwval, die men aan de buitenzijde niet vermoed zou hebben. De grootste pracht was reeds verdwenennu verloor de oude „Halle" ook zijn sterkte. Maar opnieuw kwamen de bouwmeesters, die het schone en het nuttige dooreen vlochten en een vernieuwd stedelijk monument schiepen; die van een bouwval met het stempel del 19e eeuwse smakeloosheid een nieuw sieraad voor een oude stad maakten, zij het dat het de weelde der gothiek node mist. Vandaag heerst een feestelijke vreugde in Hulst om de beëindiging van de restauratie die de stad een herboren monument schonk, gelegen aan een vernieuwd Marktplein, een stad als Hulst waardig. tem Deze spreuk is gesproken en geschreven voor een kouse band, maar zij zou kunnen die nen voor het noodzakelijke werk om het zicht op het Stadhuis vrij te maken. Foto P. Hollands, Hulst. PROF. DR J. GIELEN Rust tegenover drukte hebben wij niet zijn bordes betreden! Vooral in de dagen, toen de gedachte aan een Oudheidkun dige Kring rijpen ging in de hoof den van J. Adriaanse, A. de Mul uit Zaamslag, en kapelaan Dekkers. Twee zijn al uit de tijd, de ander heeft Tongerloo verkoren, maar evenmin als ik, zal hij die da gen vergeten zijn! Toen kwam hij ter wereld, De Vier Ambachten. Zijn Jaarboeken rijden zich aaneen. Uit het ene volgde het andere: een oudheidkamer verrees, lezingen en cursussen werden georganiseerd, de kennis van de his torie van stad en land aanzienlijk verleven digd; Jozef Muls kwam ons vergasten op zijn smaakvolle beschouwingen over schilder kunst, Prof. Bauer met mond, armen en be nen spreken over zijn vereerde Gezelle! En daarbij bleef het oude Stadhuis het materiële of geestelijke middelpunt van deze activiteiten. Ook toen het bestaan werd, de oude vos Rei- naert te eren door een standbeeld! Nu staat hij buiten de poort, maar ik vraag mij nog al tijd af of hij dat niet zelf „gelapt" heeft, ten einde dichter bij zijn uitgangspunt, Kriekeputte, te zijn! Het zou mij niet verbazen als hij een keer naar dat land van zijn oorsprong in Nieuw- Namen terug keerde! I

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1952 | | pagina 9