Bo. 117
Zondaq 15 April 1817
Orgaan voor Leger en VSoot.
Oorlogsnieuws.
Onder redactie van D. MANASSEN.
Witboek.
DE NOODHULP.
Taminiau's JAM
gen
DERDE JAARGAWG.
SOLDATENCOURAN
REDACTIE EN ADMINISTRATIE VALERIUSSTR. 109, AMSTERDAM. DIT
BLAD VERSCHIJNT DRIEMAAL PER WEEK. 'LOSSE NUMMERS VOOR
MILITAIREN I CENT, VOOR BURGERS 3 CENT. ABONNEMENT BIJ VOORUIT
BETALING VOOR MILITAIREN 0.75, VOOR BURGERS/1.50 P.K'WARTAAL
Voor Advertent Lën wonde mtm zich lot onze Administratie, Valuyjuistrut 100
Amsterdam. Pqjn der Advcrter.tiën jier regel U0 cent. Voor lngëxoiid«^ Médl--
deebngen op do tweede, derde eu vierde pagina dubbel torici. JJy abonnement
reductie.
Een oogenblik in de loopgraaf, dit daar inoens leven en beweging, vreugde
en verwachting brengt. De facteur is aaD?eKomen met de dagelrjksclie post, de
mannen ontvangen hun brieven of kaarten, nieuws van huis, waarnaar ze eiken dag
opnieuw verlangen, waarvan ze nooit genoeg kunnen vernemen. Het is een feestelijk
oogenblik en aller handen worden verlangend, soms ook angstig, uitgestrekt.
De verspreiding van ons blad.
Onderdeelen, die met het toegezonden aan
tal Soidatencouranten niet toekomen, worden
verzocht een grooter aantal te willen aanvra
gen, opdat alle abonné's regelmatig oen eigen
exemplaar kunnen bemachtigen.
Wij brengen in herinnering, dat troepen
deeien, die soms door een of andere oorzaak
van ons blad versteken zijn, slechts een aan-
vreag tot ons ta richten hebben oin regelmatig,
driemaal per week, een pakket Soidatencouran
ten to ontvangen. Nergens mag ons „Orgaan
voor leger en vloot" ontbreken.
IV. Binnenkomst van het Britsche gewapende
handelsschip „Princess Melita'' te
Hoek van Holland.
(Vervolg.)
De Minister heeft in antwoord op het ver
toog, in ons vorig nummer vermeld, en
tevens op den brief van den Duitschen ge
zant d.d. 6 Maart betreffende de interneering
der U. B. 30 een schrijven tot dr. Rosen ge
richt van den volgenden inhoud
(Vertaling.)
Den Haag, 2 April 1917.
Monsieur le Ministre.
Den 23en Januari 1.1. is de Duïtsche duik
boot B. 30 de Nederlandsche territoriale
wateren binnengekomen. Zij is op korten af-
stalid van het strand van bet eiland Walche
ren gestrand.
Het door do Nederlandsche Regeering inge
stelde onderzoek heeft vastgesteld, dat de
binnenkomst van de U. B. 30 in de Nederiand-
Bche territoriale wateren niet noodzakelijk is
geworden door een der oorzaken, voorzien bij
artikel 5 van do Nederlandsche neutraliteits-
door
F. C. PHILIPS.
Tante Tabitha heeft mij herhaaldelijk ver
zekerd dat het erg slecht en leelijk en onbe
tamelijk van mij was, maar ik verklaar hier
plechtig dat ik het nooit berouwd heb. De
jongen verdiende een lesje, en ik heb mijzelf
gewroken. Als ooit iets dergelijks mij wéér
óverkwam, dan zou ik wéér net precies zoo
handelen. De vork zat volgenderwijze in
den steel:
Oharlie Dorrnan was mijn neef, en tante
Tabitha wilde met alle geweld dat hij mij zou
trouwen. Hij maalde om mij geen zier, en ik
evenmin om hem bethalvo dat wij 'als neef
en nicht met elkaar overweg gingen. Hij was
verliefd op mijn vriendin Olara Stapleton, en
voor iedereen, met oogen in het hoofd, was dit
zoo klaar als een klontje. Maar tante Tabitha
had blijkbaar op dit stuk vgeen oogen in haar
hoofd, en zij bleef op een huwelijk tusschen
mij on Oharlie aandringen, niettegenstaande
zij dagelijks zou hebben kunnen opmerken hoe
dood onverschillig wij tegen elkander waren.
Olara Stapleton woonde bij haar ouders te
Brighton. Dus, zoo vaak mogelijk, onder
ellerloi voorwendsels, ging Oharlie daar heen,
om, als ik het zoo noemégi mag. de knsb te
VorkennenAls hij geen schaapskop was ge
weest, dan zou hij haar al lang hebben ge
vraagd. Maar hij was een erg bedeesde jongen,
en hij vreesde dat hij door overijling zijn kans
verspelen zou. Kort en g°ed, dat duurde zoo
wel zes maandenen als hij naar Dorking
kwam., bij ons op bezoek, dan vroeg hij mij met
gemaakte onverschilligheid uit over Clara
en ik, met bovennatuurlijke onnooaelheid, gaf
hem antwoord op zijn vragen, en, och
heertje, wat een ezel moet hij geweest zijnom
te denken dat ik er niet alles van snapte!
Het was de flauwste komedie, die ooit tïerd
gespeeld. Ik begrijp niet waarom do .ionuren
niet rondweg tegen mij zei„Maggie, ik ben
smoorlijk op Olara Stanleton, en je moet mij
eens alles en alles van haar vertellen 1"
Maar neen, dat verkoos meneer niet. Hij
verklaring. Het was dientengevolge haar plicht,
de duikboot en hare bemanning te interneeren.
Ik deelde Uwer Excellentie deze beslissing
mede en verstrekte Haar op Haar verzoek een
kort bericht, bevattende enkele opmerkingen
van den Marinestaf, waarbij werd aangetoond
dat de binnenkomst van do duikboot in de
Nederlandsche territoriale wateren niet .het
gevolg was van omstandigheden van over
macht.'
Bij het mij - doen toekomen, bij Hare nota
vun 6 deceiy li. 1-103, ua een uittreksel uit
het rapport van den commandant van de
U. B. 30, nopens de oorzaken van de komst
van zijn schip binnen het Nederlandsche rechts
gebied, heeft Uwe Excellentie wel het vcr-
trouwon willen uitspreken dat een hernieuwd
onderzoek van de feitelijke omstandigheden
Harer Majesteit's Regeering er toe zou leiden
op hare beslissing terug te komen.
Ik ben niet in gebreke gebleven mij te dezer
zake tot den Minister van Marino te richten
en hem eveneens de latere mededeeiingen van
Uwe Excellentie, betrekkelijk deze zaak, over
te brengen.
Daar Harer Majesteit's Regeering niets
wilde nalaten om met juistheid de feiten vast
te stellen waarop hare beslissing gegrond was,
heeft zij in een nieuw onderzoek toegestemd.
Om meer in het bijzonder to voldoen aan
het door Uw.e Excellentie geuite verlangen,
is dpn marine-attaché van het Keizerlijke
Gezantschap, evenals den commandant van de
U. B. 30 toegestaan deel te nemen aan dab
onderzoek, waarvan het proces-verbaal, be
hoorlijk onderteekend door de Duitsche en de
Nederlandsche officieren, in afschrift bij dezen
brief is toegevoegd.
Uit bet proces-verbaal blijkt, dat bet onder
zoek er de Duitsche officierenniet toe ge
leid heeft het gegronde van de interneering te
erkennen. Dit onderzoek heeft evenwel de feite
lijke gegevens, waarop de beslissing van do
Nederlandsche Regeering gegrond was ver
sterkt, en heeft geen nieuwe opgeleverd welke
een ander aspect aan do zaak geven.
verbeeldde zich heel slim te zijn en do zaak di
plomatiek te moeten aanvatten, zoodat wij
telkens gesprekken voerden als het volgende:
Ik: „Mooi weertje vandaag, Oharlie, vinje
niet?" Charlie: Prachtig! Wat ziet je
tuin er lief uit!" Ik: „Ja, onze tuin, dat
is onze trots, weet je" Oharlie: „Van
tuinen gesproken, het verwondert mij dat de
Stapletons te Brighton er geen hebben. Maar
misschien malen zij niet om bloemen... Houdt
juffrouw Stapleton van bloemen, dat je weet?"
En nadat op deze manier juffrouw Staple-
ton als bij de haren er bij gesleept was, zeurde
hij wel een kwartier lang over niets anders.
Eens op een keer, toen Oharlie weer bij ons
was, ontdekte ik dat de kogel door de kerk
was. Ik merkte dat hij geschreven had wat hij
niet lrnd durven zeggen. Hij had Clara per
brief gevraagd. Niet dat hij mij dit rondweg
vertelde want als hij dat had gedaan, dan
zou ik zijn hart terstond bobben gerustgesteld
maar ik merkte het aan zekere woorden
die hij ziall ontvallen liet en aan het ongeduld
waarmede hij op den postbode loerde. Hij had
schriftelijk zijn hart, zijn hand en zijn salaris
aan Clara Stapletons voeten gelegd, en
o wee! C-lara Stapleton antwoordde niet!
Zij maakte namelijk met haar moeder juist
een reisje lang? den Rijn, en blijkbaar was
zijn brief haar misgeloopen. Ilc zou hem dit.
gezegd hebben en dus het. raadsel voor hem
hebben opgelost, als hij rond en eerlijk tegen
mij was geweest. Maar nu niet neen! Ik
liet hem in den waan dat Olara onverschillig
was en hem niet wilde altoos evenwel met
het plan om op een zeker oogenblik tot hem te
zeggen„Beste jongen, troost je maar want
zij is op reis!" "Want ik had toen nog niets
tégen Charlie. Volstrekt niets. Ik wilde hem
enkel maar een beetje plagen. Mijn eigenlijke
verontwaardiging kwam eerst later, toen
hijMaar laat ik op mijn verhaal niet
vooruitloopen.
Toen ik den volgenden middag aan tafel
rsoheen, hoorde ik van tante dat Oharlie
plotseling naar Londen vertrokken was.
„Waarom?" vroeg ik.
„Dat weet ik niet", zeide tante Tabitha.
..11c vond hem in den lnatsten tijd erg onge-..
duldig. Hij sprong ineens pp. een lialf uur
nadat ie was uitgegaan, en zeide dat lrfj on
middellijk weg moest. Er was een trein om
Harer Majesteit Regeering had reeds, ter
gelegenheid van do interneering van de duik
boot U. C. 8, do eer op te merken, dat de
commandanten van oorlogsschepen den oorlog
voerenden hunne aanwezigheid in do Neder
landsche territoriale wateren niet kunnen
rechtvaardigen door de bewering dat zij onwil
lekeurig daarin zijn geraakt, wannec-r zij ver
zuimd hebben do gebruikelijke voorzorgsmaat
regelen te treffen ter vermijding van do bin
nenkomst.
De Nederlandsche Regeering heeft tijdens
den geheelen duur van den oorlog, zoowel ten
opzichte van do Britsche als van do Keizerlijke
Regeering dit gezichtspunt gehandhaafd. De
gevallen van do C. 8 en van de H. 6 strek
ken daarvan ten bewijze. Evenals de dtrik-
booten U. C. 8 en U. B. 30, was de Britsche
duikboot H. 6 het Nederlandsche rechtsgebied
tegen haar wil binnengekomen, door het
nemen van een verkeerde richting.
De Keizerlijke Regeering beriep zich op het
feit, dat heteleotrisehe kompas defect was en
de commandant van de U. B. 30 den Nr-
dc-rlandsghen officieren voorgesteld had zich
hiervan te overtuigen. Uit het proces-verbaal
blijkt evenwel dat de commandant geen voor
stel in dien zin aan de Nederlandsohe offi
cieren had gedaan. Overigons zou een gebrek
aan heb kompas de binnenkomst in het Ne
derlandsche rechtsgebied niet kunnen recht
vaardigen, van het oogenblik af dat inacht
neming van de gebruikelijke voorzorgsmaat
regelen voor do vaart in deze streken vol
doende ware geweest om buiten dit gebied te
blijven. De commandant van de U. B. 30 toch,
bemerkte te 3 uur 35 min. 's morgens een
licht, hetwelk dat van den Zuid-Banjaard
was. Op dat oogenblik was hij dus in staat
met zekerheid do plaats waar zijn schip ziel
bevond vast te stellen.Desniettemin en hoe
wel dit licht gedurende tien minuten door hem
waargenomen bleef, verzuimde hij do identi
teit er van vast te stellen door raadpleging
van de ofiiciecle lijst der lichten. De eenvou
dige raadpleging van deze lijst ware voldoende
geweest om vast te stellen waar hij zich be
vond.
an 3 u. 45 min. af heeft de commandant
van do U. B. 30 een weg gevolgd welke hem,
zelfs als zijn kompas in orde was geweest, in
de Nederlandsche territoriale wateren zou ge
voerd hebben. Dientengevolge was de komst
in het. Nederlandsche rechtsgebied geenszins
het gevolg van een kompas-gebrek, maar van
de vergissing van den commandant, die, door
na te laten do lichtenlijst te raadplegen, het-
licht van den Zuid-Banjaard heeft aangezien
voor dat van het lichtschip Sohouwenbank
Ofschoon met de verklaring van den heer
marine-attaché der Keizerlijke Legatie, onder
no. ,2 gevoegd bij het proces-verbaal, op geen
enkele wijze rekening is gehouden bij de be
slissing tot interneering van de U. B. 3').
toont zij evenwol aan, dat de duikboot-en, tèh'
einde de gevaren te vermijden waaraan zij in
volle zee zijn blootgesteld door de' verdedigings
maatregelen van hun vijanden, licht vorzui-
men alie noodige voorzorgsmaatregelen te ne
men om buiten de Nederlandsche territoriale
wateren te blijven.
Tegenover de hiervoren uiteengezette fei
ten zal Uw Exc. er zich wel .rekenschap van
willen geven, dat het Hr. Ms. Regeeringon
mogelijk was op hare beslissing terug te ko
men, aangezien zij, zonder aan hare verplich
tingen van onzijdige Regeering te kort te
doen, van hare gedragslijn, welke zij tijdens den
geheelen duur van den oorlog ten aanzien van
de oorlogsschepen der boide oorlogvoerende
partijen gevolgd heeft, niet kan afwijken. An
ders handelen zou beteekenen het toestaan
van een bijzondere gunst aan een der oorlog
voerenden.
Een korte nota, welke Uw Exc. mij den 12en
Maart wel heeft willen ter hand stellen,
werpt een vergelijking op tusschen het geval
van de U. B. 30 en dat van het bewapende
Britsche handelsschip „Princess Melita", meer
bepaaldelijk wat betreft de wijz© waarop de
Nederlandse!'c Regeering de beide gevallen
heeft behandeld.
De „Princess Melita" kwam in den avond
van den 5en Maart binnen de Nederlandsche
wateren. Het bewapeningsvaartuig van de
Koninklijke Marine, dat wegens een sneeuw
storm den Maasmond genaderd was in plaats
van op zee te blijven, hield hot schip, vóór des-
zelfs aankomst te Hoek van Holland, aan en
twaalf uur, en daarmee is hij gegaan".
„Had hij misschien een brief of een telegram,
gekregen?" vroeg ik.
„Neen niets. Het was zoo maar louter een
opwelling".
„Hoe mal!" riep ik.
„•Ja, ik begrijp er ook niets van", zeide
tante Tabitha. ..Maar hij zal tegen Zondag
wel terugkomen, ,denk ik".
Zoo kon ik dus nu aan mijn betere plan
geen gevolg geven, omdat hij weg was. Ver
moedelijk ook zou hij nu zélf wel tot de ont
dekking van Clara's afwezigheid komen. Ik
wist zeker dat Clara hem accepteeren zou
ik wist zelfs dat zij al lang naar hem bad uit
gekeken en dus stelde ik de gansche ge-
sohiedenis voorloopig uit mijn hoofd.
Men denke .zich echter mijn verbazing, toen
Oharlie den volgenden Zondag mij vroeg of
ik zijn vrouw wilde worden
Wij waren als gewoonlijk in den tuin gegaan.
„Wil je met mij trouwen, Maggie?"
„Wwwat?" stamelde ik. Wat zeg je
daar
„Kom, doe 't maar! Tante Tabitha zou het
zoo gaarne zien, zooals je weet. Ik zal een
goede man voor je wezen, en je zult er nooit
spijt, van bobben. Mag!"
Geen syllabe van liefde! hoewel het geen
indruk op mij zou hebben gemaakt, al had hij
mij gezworen, dat hij de zolen aanbad van mijn
pantoffels. Ik doorzag hem namelijk als glas.
Hij vroeg mij enkel uit spijtigheid. Clara had
zijn brief nog niet ontvangen en nu was
hij woedend van gekrenkte eigenliefde en
kwaadheid.
Nu zou ik onder Alle andere omstandigheden
medelijden met den jongen liebben kunnen
voelen want mijn hart is goed, en hij was
toch mijn neef. Maar ten huwelijk te worden
gevraagd bij wijze van noodhulp of stoplap,
omdat mijn vriendin hem niet hebben wou
of liever omdat hij dacht dat zij hem niet wou
hebben dat wa-s mij nu toch wel een beetje
te kras.
Ik stond op het punt- om hem ronduit te
zeggen wat ik wist. en hom dus een mal figuur
te doen slaan zooals nog nooit tevoren. Maar
toen kwam ik op een anderen inval. Het
kwam im mij op. dat hij een veel strengere
straf verdiende. Ik zou hom accepteerenen
als Clara's antwoord kwam dan zou ronn waar
de neef tusschen twee stoelen komen te zitten.
gelastte den kapitein onmiddellijk het Neder
landsche rechtsgebied te verlaten, op straffe
van interneering van het schip. Aan dit bevel
gehoorzamende, boos de „Princess Melita"
weder zee.
Den volgenden morgen te 10 uur kwam het
schip de Nederlandsche wateren weer binnen
en vroeg vergunning te Hoek van Holland vast
te iüaken, omdat een der leden van de beman
ning, die'ernstig ziek was, dringend behoefte
had aan geneeskundige hulp.
De kapitein verklaarde uit eigen beweging
aan de Nederlandsche autoriteiten dat het ka
non uit elkaar genomen en in 't ruim geborgen
was.
Met het oog op heb mensehLievend doel ston
den de autoriteiten het schip too naar do ha-
van van Hoek van Holland op te varen, waar
do zieke overgegeven werd aan den genees
kundigen dienst, waarna de „Princess Melita"
de order kreeg onmiddellijk het Nederlandsche
rechtsgebied te verlaten. De aütoriteiten had
den geen bezwaar dat het een voorraad drink
water innam.
Den 7en Maart kwam het schip opnieuw de
territoriale wateren binnen; ditmaal was het
niet meer bewapend. Het grondige onder
zoek, door de militaire autoriteiten ingesteld,
wees uit dat het kanon niet meer aan boord
was. Het schip verkreeg toen vergunning om
vrij de haven 'binnen te loopen.
Hr. Ms.- Regeering heeft do gewajxmde koop
vaardijschepen gel ijls gesteld met oorlogssche
pen met liet doel, aangegeven in mijn nota van
7 September 1915, D. P. no. 37051, d.w.z,
ten einde hun tegenwoordigheid binnen het Ne
derlandsche rechtsgebied te verhiuderen, krach
tens de bepalingen van art. 4 der Neutraliteits-
verklaring.
De' sanctie van deze bepaling is geformu
leerd in art. 3 dat de interneering voorschrijft
in geval van inbreuk op de regelen der arti
kelen 2, 4 en 7.
Gegeten het blijkbaar verschil hetwelk be
staat tusschen het oo.riogpsckip, dat geheel een
oorlogswerktuig is en het bewapende koop
vaardijschip dat slechts door zijn kanon oor
logswerktuig is, zouden de aard der zaken zelf
en de zorg voor do veiligheid der territoriale
wateren een nuance kunnen toelaten in de
toepassing van dit artikel op elk van genoem
de categorieën van bewapende schepen.
In den loop van den oorlog zijn er verschil
lende gevallen geweest van een oorlogsschip
van een oorlogvoerende mogendheid dat de
grens der Nederlandsche territoriale wateren
overschreed nabij een plaats waar een bewa
kingsvaartuig kruiste. Men had daarbij te
'doen met tusschengevallen, waarin het te
streng zou zijn goweest, zonder verdere forma
liteiten zijn toevlucht te nemen tot hgb" ge
bruiken van geweld om den eerbied van het
Nederlandsche gebied te verzekeren. In die ge
vallen bepaalde het bewakingsvaartuig er zich
dus toe, het oorlogsschip te waarschuwen, dat
«Et» de grens der territoriale wateren had
overschreden,' onder sommatio zich onmiddel
lijk te verwijderen.
Zoo geschiedde met name ten aanzien van
eeu Duitsche duikboot op 17 Maart 1916 voor
do monding van de Westerscheldo en van een
Britsch oorlogsschip op 2 December 1914, ter
hoogte van Noord wijk.
Het geval van de Princess Melita" ver
schilt van de bovengemelde gevallen in zoo
verre dat ten gevolge van ruw weder het schip
eerst aan den ingang van den Nieuwen Water
weg door een bewakingsvaartuig werd aange
houden en gesommeerd, zich te verwijderen.
Desniettemin, en rekening houdende met de
voorafgaande overwegingen is Hr. Ms. Regie
ring van meening dat de Nederlandsche auto
riteiten, geroepen om te beslissen of het geval
moest worden Opgelost volgens do precedenten
van de U. C. 8 en de H. 6 of volgens die van
do bovenbedoelde tusschengevallen terecht heb
ben geoordeeld dat bet niet met laatstgenoem
de gevallen overeenkwam.
Het is inderdaad met twijfelachtig,' dat het
geval van de „Princess Melita" volstrekt
niet gelijk is aan dat van de Duitsche duik-
booten 17. B. 30 en B. 6.
Deze beide gevallen, evenals dat van de
U. O. 8, kunnen integendeel met juistheid al
leen vergeleken worden met dat van den Brit-
schen onderzeeër H. 6, waarvan hierboven
sprake was en die op volkomen gelijke wijze
werd behandeld.
zoo leelijk als nog nooit een sterveling vóór
hem.
Ik sloeg dus mijn oogen naar den grond, en
ik deed mijn be3L cm te blozen. Toen r.am hij
mijn hand, en ik liet hem mij een zoen op
mijn wang geven,
„Oharlie 1" j>revelde ik, heel beschroomd,
en zoo keerden wij naar het huis terug
als verloofden.
Ik maakte echter één conditiedat onze
verloving nog een maand lang geheim zou
moeten blijven. Zelfs tante Tabitha mocht
er niets van weten. Ik kon voor deze bepa
ling wol geen grondige reden aanvoeren; maar
mijn verloofde vroeg mij daar ook niet naar.
Hij zeide heel leuk: „Goed, Maggie zooals
je verkiest." En op deze wijze ontsnapte ik
aan veel, wat mij anders erg lastig en pijnlijk
zou hebben moeten zijn.
Ondertussahen was onze „vrijage" een van
da komïekste dingen die men zich denken
kan. Zooa.ls ik reeds zeide, Charlie was net
zoo min verliefd op mij als ik op hemen
de listen die wij beiden aanwendden om
tète-a tèfces te vermijden, waren verbazing
wekkend. Bleek zoo iets echter onvermijdelijk,
dan was de een. al verlegener met de zaak dan
de ander. Ik kan mij evenwel begrijpen dat
voor Oharlie de situatie nog heel wat pijn
lijker was dan voor mijwant ik had tenmin
ste de wetenschap dat het alles maar een ko
medie was, die niet lang zou duren. De arme
jongen kon mij zoo echt sneu zitten aankijken
en dan, als hij merkte dat ik het zag. deed
hij zulke wanhopige pogingen om toch een
beetje lief en vrijerachtig tegen mij te doen.
En hoe dankbaar was hij, toen ik hem te ver
staan gaf dat hij zijn tijd wel heter besteden
kon en dat zijn l:efde voor mij hem niet van
zün werk in Londen mocht terughonden
Hij bekortte dan ook zijn bezoek zooveel nis
het maar wolstaandsbalvo ring, en met een
allerdiepste zucht va-n verlichting zag ik hem
vertrekken.
Nog geen twee dagen was hij weg geweest,
toen ik een jubelenden brief ontving van
Clara. Charlie, zoo schreef zij mii, had haar
ten huwelijk gevraagd, en natuurlijk had zij
„ja" gezegd, on nu was zij het gelukkigste
meisje in het Vereenigd Koninkrijk of „in
de wereld", naar ik meen. Tic vermoedde dat
Charlie's opgetogenheid wel een toontje la
ger moeefc zijn gestemd, en met een grinne-
Do Keizerlijke Regeering zon dus niet met
recht kunnen klagen over een bevoorrechte
behandeling, toegestaan aan Groob-Britannic.
Do tweede binnenkomst van do „Princess
Melita" in do territoriale wateren werd gemo
tiveerd door da Zwarte ziekte van ec-n der
leden van do bemanning en do noodzakelijk
heid, hem nuvuhcho hulp te verschaffen. Do
Nederlandsche inlegering gaf haar daartoe ver
lof uit dit mains? Van menschelijkhcid, maar
verplichtte het schip de haven to verlaten, zoo
dra de omstandigheid, welke tot haar binnen
komst had' geleid,zou hebben opgehouden te
bestaan. Het feit, dat het kanon van do brug
was verwijderd, kwam niet in aanmerking, des
te minder waar do kapitein hiervan geen ge
heim maakte. Zelfs indien het kanon op zijn
plaats gebleven was, zou het 6chip zijn losge
laten, evenals dit zou zijn geschied met een
oorlogsschip, dat zieken of gewonden aan
bracht!
Stellig is dit geval niet uitdrukkelijk voor
zien in de Neutraliteitsverklaring, maar de
beslissing is overeenkomstig het volkenrecht
en de voorschriften der menschelijkhcid.
De Nederlandsche Regeering vleit zich, dat
de Keizerlijke Regeering, na kennis te hebben
genomen van wat voorafgaat, hare opvatting
van de handelwijze der Nederlandsche Regee-
ring zal wijzigen en zal erkennen, dat het go-
val van de „Princess Melita", wel verre van
de beteekenis te hebben die men eraan heeft
willen toekennen, niets bevat, dat het ernstig
verwijt rechtvaardigt van een verschillende be
handeling ten gunste van Groot-Britanpic.
Hr. Ms. Regeering, trouw aan haar beginse
len, heeft niets gewijzigd, noch in haar regelen
van neutraliteit, noch in hun toepassing, on
danks de nieuwe, voor do Nederlandsche koop
vaardijvloot zoo bijzonder noodlottige phase,
waarin de zee-oorlog getreden is, ten gerolge
van het bevel, aan de Duitsche duikbooten ge
geven, om zonder genade in het „versperde
gebied" alle koopvaardijschepen te vernielen,
welke zij daar ontmoeten.
Aanvaard, enz.
(get.) J. LOUDON.
Wordt vervolgd).
Eist bij Arnhem.
Be toestand in dsn reuzenstrijd.
We leven wel in een tijd tran groote ge
beurtenissen en die elkaar snel opvolgen.
Nauwelijks heeft de eene ons in verbazing
gebracht of een tweede verrast en een derde
brengt ons tot nadenkeen. De revolutie ia
Rusland, de deelneming van Amerika aan
den oorlog, het offensief der Engelschen,
de overwinning, waarop de democratie in
Pruisen nu mag hopen, het eene is dl be
langrijker en verrassender dan het andere.
Toch, en dit i6 nog wel het meest eigen
aardige, al deze groote dingen lijken op
den oorlog zelf maar niet den minsten in
vloed te hebben en de uitwerking er van
op de krijgskans schijnt nog altijd van niet
veel beteekenis. We zeggen met opzet „lijkt"
en „schijnt", want we zijn geen oogenblik
zeker, dat de dag van morgen ons geen
nieuwe nog grootere verrasingen brengt.
Maar neem voor het oogenblik zelfs de
zeker zeer belangrijke overwinningen der
Engelschen en Pranschen aan het Wester
front, zij hebben de beslissing in den
oorlog nog niet veel dichterbij gebracht.
Zeker zijn de Duitschers weer een eind
teruggeduwd, wij konden het nagaan
op onze kaart in 't vorige nummer, en
het aantal krijgsgevangenen, de me-
nigte genomen kanonnen waren werke
lijk van belang. Maar dat gebeurde Paasch-
maandag en sedert zijn de Engelschen ten
noorden van Atrecht niet veel meer vooruit
gekomen, hebben zij nog wei een paar dor
pen bezet, maar strijden zij blijkbaar nog
steeds om de hoogten van Vimv. De inzet
van dit offensief, we zeiden heb reeds, was
zeer gced en gelukkig, maar wanneer een
aanvallende beweging als deze niet doorge
zet wordt, verliest zij veel van haar betee
kenis. En van dit doorzetten lezen we nog
weinig, cn het schijnt ook niet gemakkelijk,
niet het minst door krachtige tegenaanval
len der Duitschers, die zich hier niet allo
macht venveerden. Die tegenaanvallen wer
den wol afgeslagen, maar de vorderingen
der Engelschen zijn gering gebkrren in de
laatste dagen.
Ten zuiden van Atrecht hebben de Engel-
schon het zich blijkbaar niet druk gemaakt
en ook bij St. Quentin lezen wij niet van
verder vooruitdringen der geallieerden, al
schijnt de stad tegenwoordig beschoten te
worden door hun kanonnen. Verder naar 't
zuiden tusschc-n de Aisne cn de Oise was
vooral de artillerie aan het werk en wel,
zooals uit berichten aan boide kanten blijkt,
met groote hevigheid. Alleen bij Coucy
drongen de Franscheu do Detachers terug
en bezetten zij verscheidene steunpunten.
Maar van oen zegepraal van oenig belang
kan hier geen sprake zijn en de Duitscbcrs
kunnen zélfs gewag maken van oen goed ge
slaagden aanval bij Bulleeourt, in de streek
van Atrecht, waarbij -zij een duizendtal
krijgsgevangenen maakten en ten oosten
van Péronne, bij Hargicourt., waar meer
dan honderd gevangenen in hun handen
vielen.
Over 't geheel blijven de Duitechers, ook
in do laatste dagen wel aan de verliezende
hand, doch niet in die mate als dadelijk
voor een dcorbraslk moot doen vreezen, en
daar zal het toch maar om te doen zijn.
t' Kan echter best wezen, dab het slechte
weer dezer dagen niet zonder groeten
invloed i3 geweest op de krijgsverrichtingen.
ook aan de fronten weet men mee te praten
van koudo en èneeuw en wind. De Duit
schers schrijven van hun kant het niet door
zetten van bet Engelsche offensief toe aan
hun terugtocht, aan het verwoeste gebied
achter hun nieuw front. Zij hebben°daar-
door het groote offensief der geallieerden
in de war gebracht, zoodat dit niet kon
plaats hebben volgens het eerst opgemaakte
plan. Dit is wel mogelijk, maar dan zou
daaruit blijken, dat die terugtocht niet an
ders was dan een ontweken offensief en geen
aanloopje dus voor oen groote tegenmanoeu-
vre. Want evenzeer als voor de geallieerden
het verwoeste terrein moeilijkheden oplevert
voor een grootschen aanval, doet het dit ook
voor de Duitechers zelf. De vraag is echter,
°f het offensief niet veeleer vertraagd dan
verijdeld is, we zijn nog vroeg in het voor- -
jaar en de eerstvolgende maanden kunnen
ons nog heel wat nieuwe feiten brengen.
Meer nog dan van het groots of
fensief in het westen heeft men ver
wacht van de Russische revolutie voor
den vrede. Totnog heeft zij op den
oorlog geen andere uitwerking gehad,
dan dat er aan het O osier front betrekkelijk
weinig is gestreden. Doch dat was in de
maanden te voren ook zoo en kan aan an
dere oorzaken liggen, aan het winterscbe
weer, dat daar zwaarder wordt gevoeld dan
in het Westen. In den oorlog tegen de Tur
ken, in P'erzië, Mesopotamia, Kaukasië heb
ben de Russen geenszins beekenen van ver
slapping gegeven. Weliswaar gist en woelt
het steeds in het Russische rijk en verschil
lende krachten werken daar blijkbaar tegen
elkaar cp,. de groote vraag is echter, zafde
binnenlandsche toestand ten slotte in
vloed hebben op de oorlogvoering, op de
vredesstemming't Is duidelijk, dat die
vredesstemming er is, in een deel des
volks, in een deel der machthebbers. Von
kend leedvermaak in mijn slechte ziel, stelde
ik mij het gezicht voor, dat- hij wel trekken
moest.
Tante Tabitha en ik zaten juist aan de na
middag-thee, toen er een rijtuig voor de deur
stilhield, en daar kwam Charlie binnenge
vallen. Ilemelsche genade! hij zag er vreese-
lrjk uit, alsof hij den ganschen nacht niet- op
zijn bed was geweest.
..Charlie!" riep tante Tabitha. „Wol, dat
is een verrassing! Ik dacht niet dat wij J8
zoo spoedig alweer zouden zien."
„.Neen", zeide hij, „ik ook niet. Maar
ik hob iets tegen Maggie te zeggen en
Hij keek mij als radeloos aan, en ik, doende
alsof ik van den prins geen kwaad wist, be
antwoordde dien blik met den zaligen glim
lach van een geadoreerd en adoreerend bruidje.
Tante Tabitha, natuurlijk, dacht dat haar
lang gekoesterde hoop nu eindelijk zou ver
wezenlijkt worden. Het kon niets anders we
zen, fneende zij. En dus, onder het voorwend
sel van „in de keuken iets te doen te bobben'',
blies zij den aftocht en liet ons met ons beid
jes onder vier oogen.
„Hoe gaat 't, Charlie?" fleemde ilc, en ik
hield hem mijn wang toe, die hij nerveus met
een puntje van zijn lippen oren aanraakte.
„Wel, en wat heb je mii te vertellen?. Of
was dat maar een smoesje, enkel om weer bij
je kleine Maggie te zijn? Foei, foei! en
daarvoor je werk te verzuimen! Stoute jon
gen!" Ilc dreigde hem gekscherend met mijn
vinger, en hij huiverde.
.Maggie," begon hij „om je de waarheid
te zeggen
„Ja, ja ik kan 't wel raden Om jc do waar
heid te zeggen, je kon 't niet langis. zonder
mij uithouden - niet waar?"
Hij zag meer groen dan bleek.
„Maggie," begon hij weer „wat ik
zeggen wou, is
„Je gaat toch niet zaniken om vroeger te
trouwen?" ric-p ik. „Tu minder dan zes maan
den kan ik heusch niet gereed komen."
„Neen, neenzeker nietMaar dat is
't nietMaggie Maggie
„Wat is er dan toch, mijn jongen?"
„Maggiewil je mij mijn woord terug
geven?"
„W w wat?"
„Het is schande dat ik 't zeg, Maggie
maar maar ik heb mij vergist!"
riep ik verontwaardigd.
„Fóeï, Cbarlic I
„Zóó iets mag je zelfs uit gekheid niet zeg-
TT ij wrong zich de banden. Tweemaal be-
vochtigdo hij meirzijn tong zijn lippen, en toch
I kwam er geen woord overheen. Het was akelig
om te zien.
„Ga toch zitten," zeide ik.
Hij ging zitten.
„Zoo. Èa vertel mij nu eens: wat heb jo
teruggeschreven op Clara Stapleton's ant
woord
„Op op
„Ja. ja! Op haar antwoord op den brief dien
je haar geschreven hadt, en dien ik wist dat je
geschreven hadt, en die haar niet in handen
kwam, zooals ik ook reeds al dien tijd geweten
heb?... Hoe heb je 't hart gehad, neefje, om
mij ten huwelijk te vragen? Hoe heb je 't hart
om aan mij je spijtigheid te uiten en mij als
stoplap te gebruiken?... Daar zit je nu, meneer
Charlie, daar zit- je nu aan den grond juist
zooals ik gewild had, toen ik je accepteerde...
Jouw vrouw worden? Ik zou je vrouw niet
willen worden al was je de éé.nige man op de
wereld! Maar ik had besloten jo een lesje te
geven en dat heb je nu gehad. Je aauzoek
was voor mij kortweg een beleediging. En daar
om had ik je bij den neus genomen en uitge
lachen en gestraft! Op deze explicatie heb°ik
mij gespitst van het oogenblik af, dat je tot
mij zeide: „Maggie, wil je met mij trouwen?",
op dien achtermiddag in den boomgaard. En
wat verdiende je nu Je verdiende dat ik
je nog een heelcn tijd langer in den strop liet
hangen en spartelen. Maar je bent zoo'n kolos
sale ezel, dat een raensch niet in ernst boos op
je worden kan. En dus, geachte neef. laat ik
je vrij om naar je Clara te loopen. Maar pas
nu op voor een volgenden keer, dat je niet nóg
eens met de liefde speelt als een kind met een
lucifertje!"
Bij slot van rekening kreeg ik medelijden
met hem, toen bij mij daar zoo zat aan te sta
ren, met een paar oogen al3 soepborden.
„Kom nu maar", zeide ilc „ik zal je een
kepje thee geven. En je moogt aan Clara zeg
gen, dat ik haar bruidsmeisje moet zijn, en
dat zij mij minstens een pond'van dc bruids
taart sturen moet."
Tante Tabitha viel haast van haar stokje,
toen zij hoorde wat er gebeurd was. Maar ik
lachte haar wat uit, en ik heb er dien avond
geen boterham minder om gegoten.