BRILLEN fa Wesl-IM Televisie berejkte Zuid-Amerika Uit Woelige Dagen DE ZWARTE VLEK De schakel ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WEST ZEEUWSCH-VLAANDEREN 8e Jaargang Nummer 408 Vrijdag 14 NOV. 1952 Drukkers-Uitgeverij: Firma SMOOR <S DE HULSTER - Dorpsstraat 10 - BRESKENS - Telefoon 27 - Giro 358296 Verschijnt iedere Vrijdag Abonnementsprijs f 1,— per kwartaal; franco per post f 1,15 Prijs der advertentiën 10 cent per m.m.; bij abonnement korting Advertenties met „brieven onder nr. of bij ons te bevragen", 10 cent extra De gebeurtenissen in Kenya hebben opnieuw getoond, hoe gemakkelijk communistische agenten kunnen door dringen in grote onontwikkelde gebie den, wantrouwen en onrust zaaiend, gebruik makend van elke tegenslag in de landbouw of de veeteelt om de bij gelovige bewoners op te hitsen tegen de aanwezigheid van Europeanen. De organisatie der Verenigde Naties heeft hierom vooral de laatste tijd gro te belangstelling getoond voor al de landen, die nog min of meer aan het begin van hun beschaving staan, aan geduid met de verzamelbenaming „in ontwikkeling achtergebleven gebieden". Daar moeten, zo zegt men, dokters naar toe, onderwijskrachten, bruggen bouwers en landbouwadviseurs, en uit eindelijk dienen die gebieden zelfstan dig te worden, met een eigen uit het volk gekozen regering. Om de verwezenlijking van deze idealen te bespoedigen, is dezer dagen een speciale missie van de Trustschaps- raad der V.N. aangekomen in Brits- Cameroon. Zij zullen ook het Franse protectoraat Cameroon bezoeken en de resp. Britse en Franse Togolanden. Op de foto v.l.n.r. Dr. Roy Peachay (Australië); Mr. Robert Scheyven (Bel gië); Dr. H. K. Yang (Nationaal Chi na); en Roberto Quiros (San Salvador). Gedurende verscheidene weken zullen deze vertegenwoordigers der V.N. be sprekingen voeren met autoriteiten en diverse plaatsen bezoeken, om zich van de huidige omstandigheden een beeld te vormen. Hun bevindingen zullen zij vastleggen in een rapport. J. P. de Klerk. In Mexico, Argentinië en Cuba zijn thans ook televisie-stations in gebruik genomen. Daar hiervoor de hulp van de Radiodienst der Verenigde Naties was ingeroepen, werd één van de eerste uitzendingen gewijd aan een uitvoerige documentaire over doel.en werkwijze van de V.N., met toespra ken, films, zang en muziek. Op een aardig toneeltje kwamen een drietal prominente figuren aan het woord, bij wijze van inleiding Het waren Z. Exc. Dr. Miguel Albornoz, Gedelegeerde van Ecuador bij de V.N., Dr. Benjamin Cohen, de Assistent-Secretaris-Generaal der V.N. en Mr. G. Martinez Cabanas uit Mexico, de nieuwbenoemde Directeur- Generaal van het bureau Technische Hulpverlening der V.N. Evenals in Nederland bereiken de programma's voorlopig slechts een be perkte groep belangstellenden en ver keren verschillende daarvan nog in het experimentele stadium. J. P. de Klerk. „Ik betreur dat de verhouding tus sen de burgers van Breskens en het garnizoen zoveel te wensen overlaat. De bezetting der forten kan aldus niet langer gehandhaafd worden". Door wijlen Z.M. Koning Willem III zijn deze woorden gesproken in 1862. Nu, de verhouding tussen burgerij en militairen was slecht, enige gunstige uitzonderingen daar gelaten. Knokpar- tijtjes waren verre van zeldzaam. De SSrlHemaefcei;" OOSTBURG borrel, dikwijls de oorzaak van de heibel, stond in hccg aanzien bij beide partijen. Een strophe in een destijds geliefd liedeke bracht uitdrukkelijk naar voren „Leve de klaren van Schiedam" „Liever een borrel dan een boterham". En het was in de borrel, dat een Breskense herbergier de soldaatjes ge voelig wist te treilen. Want de mili tairen, wier hielen hij volgens zijn zeggen liever zag dan hun tenen, kre gen in zijn café de „klaren van Schie dam" geserveerd in glaasjes van minder inhoud dan die, waarmede de burgers hun dagelijkse zorgen versloegen. Pietje M. heette deze caféhouder. Het ver kleinwoord had hij te danken aan zijn iets minder dan middelmatige gestalte. Overigens was Pietje potig genoeg - potig voor twee. Wellicht stamt het gezegde „De Bressianen zijn hanen" wel uit die tijd. Wel werden de kloppartijen steeds enthousiast opgeknapt met de vuist. Nimmer kwam het mes er bij te pas. De vreemdeling die zich daartoe soms durfde verstouten, kreeg vriend en vijand tegen zich, plus een afrossing, welke hem schier over zijn aardse be staan heen bracht. Een greep naar het mes stond gelijk met een greep naar het verderf. Weer had een hevige knokpartij plaats gehad - uitslag, onbeslist. Dit nu was het, hetgeen twee van de Bres kense vechtersbazen maar steeds dwars bleef zitten. Als een verwijt, ja een kwelling voelden zij aan, dat ze de heibel niet hadden kunnen omzetten in een overwinning. En zij namen nog een borrel en toen opeens gingen ze met een dolle kop de inmiddels afge trokken vijand achterna. Ze zouden hem opzoeken in eigen huis, hem nog maals slagleveren. Vol drieste moed stormden zij de slotbrug van fort Frederik Hendrik over, doch stuitten op de gesloten poort. En op de wallen stonden hun vijanden, wier sarrende lach hun ge moed tot kookhitte bracht Ze renden terug om spoedig weer te keren. De twee sterke kerels torsten een stuk scheepsmast en deden het zelve in forse stoten tegen de zware poort dreunen. Niet voor niet herin nerden zij zich de Briel. Als verre dofie kanonschoten klon ken de bonzen tegen de poort, die als ongevoelig het geweld weerstond. Voor het overige werd de aanval weldra gesmoord in een lawine van aardklui ten en graszoden, door de militairen op beide aanvallers necrgeslingerd. On bereikbaar waren voor dezen de be lagers daar in de hoogte, want de muren ter zijde van de brug en een hek van twee manslengten hoog scheidde hen van de werpers. Niets restte anders dan een smade lijke aftocht. Natuurlijk hoorde Pietje spoedig van het geval. Zijn vastberaden trekken ontspanden zich onder een spottend lachje. En toch die schande voor de Bressianen behoorde uitgewist te worden Weer kwam een groep militairen over Pietje's drempel. Ook enige bur gers waren binnen. De sfeer was ge spannen; dreiging was voelbaar. Stekelige opmerkingen. En toen was er opeens Pietje's uitdaging. Tegen de sterkste onder de militairen wilde hij het opnemen, waarbij hij zijn lin kerhand zich op de rug zou laten vastbinden. Tot schande van de tegen partij zou hij het zaakje opknappen met de rechterhand alleen Ongehoord Drie der soldaten - potige jongens- traden vooruit. Nou goedPietje lustte ze alle drie in afzonderlijk gevecht. Welk een uitdaging! Zelfs een vecht jas als Cyrans de Bergerac die zo scheutig was met zijn uitnodigingen tot een onderonsje op het rapier, zou zich nog wel eens bedacht hebben aan gaande een uitdaging in triplo. Niet alzo Pietje! Veel kreeg hij in de worsteling te incasseren. Maar veel meer leed berokkende hij zijn tegen standers, die stuitten op een kracht, welke zij nimmer vermoed hadden, kracht en behendigheid. Een van de drie kampvechters wist hij te vloeren en de andere dermate toe te takelen, dat alle strijdlust hen verging, hoe flink ze ook partij gegeven hadden. Maar de schande van de nederlaag voor Fort Frederik Hendrik was ge wroken! En hoe o Pietje werd ouder, sloot zijn her berg, werd aannemer van publieke werken, bleef tot de dag des ouder- doms de harde werker. Toen hij de 80 reeds aardig naderde, kon men hem dikwijls nog des morgens kort na vijven aantreffen op het haventerrein, waar hij toezag hoe zijn zware wagens wer den volgeladen met grint. Minzaam groette hij dan van verre de weinige reeds aanwezige havenbewoners, of het FEUILLETON 3t. door NIEK VAN DER ZWAAN. Bij moeder thuis is het toch zo slecht niet, dacht hij tevreden. En met een glimlach op het gezicht sliep hij in. De volgende morgen ontbeet hij met zijn moeder en liet de dienstbode de pakjes naar boven brengen, daar me vrouw Nieland nog niet beneden was. Half tien was hij weer in Willemspoort en van het station af ging hij regel recht naar de zaak. Zijn begroeting was gewoon als altijd. Maar Miep boog zich even naar hem toe, toen hij was gezeten en zei op kwasi-boze toon „Ik heb straks, als het etenstijd is, een appeltje met U te schillen". Hij keek haar verbaasd aan, want op dit ogenblik begreep hij absoluut niet wat ze bedoelde, maar het meisje zat al weer over haar werk gebogen en Wijnandse haalde zijn schouders op, terwijl hij de post begon door te lezen. Tussen de brieven vond hij een klein pakje, waarop te lezen stond: „Aan de heer G. Wijnandse, van Sin terklaas". Verwonderd maakte hij het open en in een doosje zag hij op watten een vulpen liggen. Om de pen heen zat een briefje en toen hij het opengevou wen had, las hij met stijgend genoe gen het volgend rijmpje: Sint, die alles hoort en weet, heeft een oplossing gevonden voor Wijnandse's penneleed en dus fluks zijn knecht gezonden met een splinternieuwe pen naar een der nieuwste bedrijven, die ik hier in 't stadje ken, zodat Wijnands weer kan schrijven, 'k Hoop dat dit cadeautje hier U tevredenheid zal geven; dus gebruik het met plezier al de jaren van Uw leven. Natuurlijk van Miep, was zijn eerste conclusie. Toch aardig En precie*, wat hij nodig had. Teisluiks keek hij naar haar, maar ze was druk aan het werk en had nergens anders oog voor. Althans, zo scheen het. Hij nam het doosje in zijn hand en toonde het aan Miep met de inhoud. „Moet je eens kijken, wat Sinterklaas me gegeven heeft". Ze keek even en knikte goedkeurend. „Mooi, net wat U nodig had, niet? Sinterklaas is blijkbaar goed op de hoogte geweest," veronderstelde ze met een nietszeggende blik. Hij lachte en stak de pen aan de clip in zijn borstzak. „Ziezo, nu kan ik tenminste weer een behoorlijke hand tekening plaatsen". Even over twaalven verlieten de twee nieuwe personeelsleden het ver trek en Wijnandse haalde zijn zakmes voor de dag, opende het en reikte het aan Miep over, die juist de hoes over haar machine trok. Verbaasd keek ze naar het mesje en toen naar hem. „Wat moet ik daarmee?" vroeg ze verbaasd. „Wel," antwoordde hij ondeugend, „je had toch een appeltje met mij te schillen? Kom maar op, ik lust wel een stukje". Ze deed moeite om zich goed te houden en poogde hem zo streng mo gelijk aan te kijken. „U weet heel goed wat ik bedoel. Eigenlijk moest ik erg boos op U zijn om mij zo'n kostbaar cadeau te geven. Ik sta nog steeds in dubio, of ik het moet houden of terugbrengen Wijnandse zette grote ogen op en zei op droge toon„Is dat soms een passage uit een der boeken, die hier gedrukt worden?" „Nee, het is werkelijkheid. Mijnheer Wijnandse, wat heeft U eigenlijk be zield, om zoiets te geven?" Hij schudde kwasi niet begrijpend het hoofd. „Als je misschien eens wat duidelijker wilt zijn," begon hij. „Ach, doet U maar niet zo onschul dig. ik bedoel Uw bontmantel. Wat moeten de mensen wel denken, als ze te weten komen, dat U mij een bont mantel cadeau hebt gedaan?" „Drommels," deed hij verbaasd. „Heb je een bontmantel gekregen? Dat is niet gek". Ze hief haar vinger waarschuwend in de hoogte. „Als U me nu ook nog gaat vertellen dat hij niet van U is, breng ik de mantel vanmiddag nog terug".

Krantenbank Zeeland

De Schakel | 1952 | | pagina 1