BRILLEN DE ONGEWENSTE VLUCHTELINGEN Het verlaten eiland De Polderjongens. Intern, bloembollen-wandeltochten op 19 en 201 a.s. De schakel ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WEST ZEEUWSCH-VLAANDEREN 8e Jaargang Nummer 377 Vrijdag 11 APRIL 1952 Drukkers-Uitgeverij: Firma SMOOR DE HULSTER - Dorpsstraat 10 - BRESKENS - Telefoon 27 - Giro 358296 Verschijnt iedere Vrijdag Abonnementsprijs f 1,per kwartaal; franco per post f 1,15 Prijs der advertentiën 10 cent per m.m.; bij abonnement korting Advertenties mei „brieven onder nr. of bij ong te bevragen", 10 cent extra De Mohammedaanse en Commu nistische volksmenners in de Arabische landen, hebben voorlopig nogal eer van hun werk, behalve dan dat koning Farouk van Egypte hen spoedig „door" had. Zij beweren inmiddels steeds, met de hun eigen Oosterse geslepenheid, nationalistische belangen te vertegen woordigen. De meeste van hun volge lingen hebben zich echter nog nooit met politiek bemoeid en wat nationalisme is, „begrijpen" ze pas onder de invloed van steekpenningen! Volgens Westerse begrippen zijn het niets meer dan be roepsoplichters, die anderen de kooltjes uit het vuur laten halen. Hun metho den zijn al ao oud als de wereld, maar zij gebruiken dankbaar de etiketten, die de tijdgeest hen levert, aangaande „ontwaking", onderdrukte vrijheidszin" etc., etc. Typerend is, dat geen enkele „edele Mohammedaan" een vinger uitsteekt naar de Arabische ras- en geloofsge noten, die nu al twee jaar lang tever- FEUILLETON 53) door P. DE VRIES (Slot) „Stil nu, Josien," antwoordde hij hartelijk, haar over haar zwarte haar strijkend, „dat is allemaal voorbij. Het gevaar is geweken, het gif is er uit. Je knapt nu weer gauw op, hoor! Wil je wat diinken?" Ze knikte en liet er op volgen: „Ik heb ook honger". „Nou," antwoordde hij opgewekt, „daar weten wij raad op, hoor. Ik zal eens een lekker bordje soep voor je halen. Dat zal best smaken. Wacht maar even. Ik ben zo terug". Met een glimlach op haar gezicht keek ze hem na, toen hij uit haar hut verdween. Nog geen drie minuten la ter was hij terug met een bord dampende soep. Hij zette het op het tafeltje, waarna hij haar een eindje overeind hielp en een kussen in haar rug drukte. Daarna voerde hij haar als een klein kind. „Lekker?" vroeg hij, toen het bord leeg was en hij haar weer terug legde op het kussen. Ze knikte even. „Fijn," antwoordde ze. „Zo," besliste Kees kortaf, „nu ga je nog eens lekker slapen. Het is al bijna avond en dan ben je morgen weer een heel stuk beter. Je behoeft nergens vrees voor te hebben, ik blijf vannacht bij je zitten, hoor!" Ze keek hem dankbaar aan, terwijl geefs vragen toegelaten te worden, na hun vlucht uit Palestina. Duizenden van deze ongelukkigen zijn volkomen aan hun lot overgelaten en alleen de hulporganisaties der Verenigde Naties mogen er werken, om hen van kleding, voedsel en bouwmaterialen te voerzien. Op de foto ziet U, hoe een zojuist uit Yoegoslaviê aangekomen vrachtboot wordt uitgeladen, in de haven van Beiroet. Het is een schenking van Maarschalk Tito, in het kader van zijn (schaarse) blijken van medeleven met het wel en wee van anderen. Op de voorgrond van deze foto liggen mud- zakken met suiker, waarachter 5000 balen gedroogde vijgen, 't Zal gedistri bueerd moeten over een aantal van T.000.000 mensen - zijnde het totaal der Palestijnse vluchtelingen, verspreid over een oppervlakte van 150.000 vierkante kilometer - langs de grenzen van vijf oer-egoi'stische Arabische sta ten! (J. P. de Klerk). er een traan over haar wang liep. „Dank je Kees zei ze zacht, waarna ze haar ogen sloot. Even daarna opende zij ze weer en keek naar haar arm, die in verband zat. „Hoe komt dat?" vroeg ze. „O ja dat is zeker van die beet, hè?" Hij knikte, terwijl hij voor haar stond, het lege bord in de hand, gereed om te vertrekken. Weer sloot ze de ogen, doch nog geen drie seconden later opende zij ze weer. „Hoe kom ik hier in bed?" vroeg ze. „O," antwoordde Kees, „wat doet dat er nu toe. De hoofdzaak is, dat je weer aan de beterende hand bent, nietwaar?" „Ja, maar vervolgde ze kop pig, terwijl ze het dak een eindje terugsloeg en zag, dat ze haar pyama aan had. „Hoe komt het, dat ik zo ben? Ik Kees kleurde. „Het was noodzake lijk, Josien," antwoordde hij hape rend, maar toch kalm. „Het had ge regend en toen we je vonden, waren je kleren doorweekt van het water. Als je geen droge kleren aangekregen had, zou je zeker longontsteking ge kregen hebben. Er moest in dit geval snel gehandeld worden Ook over haar gezicht kwam een zachte, rode gloed. „Heb jij begon ze. Hij knikte zwijgend. „Alleen ik," antwoordde hij eenvoudig. „Sorry, Josien, doch er was geen andere mo gelijkheid. Ik ik moest wel hande len OOSTBURG Nog zie ik ze komen de kranige kerels met hun zwierige gang als die van zeelui. Over hun schouders bengel den aan de blank geslepen koevoet de hoge laarzen naast de door moeder zo propertjes gewassen plunjezak. Over de Keipad naderend uit de richting Nieuwesluis begroetten zij met luide kreten hun kameraden, die aan de oostzijde van de Breskense haven opdoemden de Hootdplatenaars. Sa men met hen zouden ze er weer op uit trekken naar de vreemde. Ik, toenmaals nog een kleuter, werd vervuld met wezenlijk ontzag door hun forse zang, echoend over de kaai: „Hollandse jongens waar moet je naar [toe" „Wel, wij moeten naar Duitsland toe!" Vóór de afvaart werd natuurlijk nog een biertje of borrel gevat en met dreunende stap verdween daartoe de drom in het Veerhuis, waar het lied eerst eindigde na een rondgang om het biljart. Het ontzagwekkende bonzen der zware schoenen op de houten vloer deed de reien glazen in het buffet rammelend protesteren, 't Was of 't hele huis er aan moest. Wel een beetje bevreesd om al dit geweld loerde ik nochthans van de stoep naar binnen. Gingen al die grote sterke mannen Nederland verdedigen tegen een of andere vijand? Nu, die zou het dan toch wel eventjes kwaad krijgen. Want dat zware blinkende ijzer op hun schouder was stellig een wapen. Toch Het bleek een platte breede punt te hebben, minder geschikt voor een doodsteek of zo iets. Doch het andere einde had een zware kop. Ha, stellig een ijzeren knots. En zouden ze onder hun zware kleren nu geen pistolen dragen, als waarvan oudere broers verteld hadden in felle verhalen over Indianen en zo? Nou, die daar in Duitsland hm Later leerde ik de betekenis van dit alles. De koevoet bleek niet bestemd om mannen van de sokken te slaan. Neen, zware stenen zouden er mede losgewrongen worden. En met die lange laarzen aan zouden de kerels werken als leeuwen, nog wel in modder en slijk. Ze zouden het plompzware heiblok, dat zich als een onwillig varken niet scheen te willen laten ophalen, met hun krachtige handen omhoog trekken en met doffe slagen doen beuken op Ze keek hem diep in de ogen en richtte haar niet gewonde hand even op. „Kom eens bij me, Kees," ver zocht ze. Hij zette het bordje opnieuw op tafel en voldeed aan haar verzoek. Met haar gezonde arm trok ze zijn hoofd naar zich toe en drukte een lange kus op zijn lippen. „Kees, je bent een schat. Ik geloof, dat ik dwaas geweest ben „Stil maar, lieveling, het is immers allemaal voorbij. Ga nu maar lekker slapen Doch ze hield zijn hoofd vast en zoende hem opnieuw. „Kees, houd je van me?" Hij nam haar hoofd in zijn handen en keek haar innig aan. „Moet ik je dat nog vertellen, dwaas meisje? Jij bent het geluk van mijn leven. Ik zal in het vervolg wel beter op je passen en laat je niet meer alleen". „Goed Kees, laat me maar altijd bij je blijven, hè?" „Als we in Holland terug zijn, trouwen we, he?" palen als bomen. Ze zouden wiepen vlechten en tot zinkstukken vormen. En hun vijand? Dat was het machtige water. Door hen zou het getemd wor den. Niet in het vaderland ditmaal, maar ver over de grens. Daarheen trokken de Keijmels, de Verduijns, de Cuveliers van Nieuwesluis en die van Hoofdplaat met namen als Ritico, Maas en Zeegers en zoveel anderen. Werken - op met de zon - zonder weet van een vrije Zaterdagmiddag en zo. En vlak bij hun harde arbeid lag de leut en klonk hun lied: „Hei-ei-ei pak ze maar eens vast," „Heb je geen zin in een poldergast?" „Wij zijn jongens van het echte bloed," „Polderjongens, houdt maar moed Jaren later't Was ook in Duits land. Van een rivier leidde mijn weg stadwaarts. Plotseling nabij een spoor wegstation stond ik stilJ getroffen door bekende tonen. Een troeprijzige mannen gingen naar een trein, die op vertrekken stond. Waarachtig! 't Moesten weer van die werkers zijn uit ons verre Kad- zandse Landje. De blinkende koevoet lag weer over de schouder en onder de zwierige flambards zag ik weer die vertrouwde gezichten, gegroefd door storm en felle zon. En als ik nog twijfe len mocht, dreunde het over het perron: „Hollandse jongens, waar moet je naar [toe „Wel, wij moeten naar Zeeland toe Ze gingen dus op huis an. Na de treinreis zou het oude vertrouwde rader bootje van Vlissingen hen overvaren - de oude „Zeelandia", die sterke kleine schuit, die in geen jaren voor een storm in de haven was gebleven. En thuis zouden ze voor moeder de vrouw een bonk mooi wit geld op tafel smakken. En dan werd het vertellen over het verre vreemde land De trein ratelde langs. Maar nog even ving mijn oor een vleug van een lied „Wij, wij moeten naar Bresjes toe L. B. Het is zo langzamerhand een tradi tie geworden, dat in de bloembollentijd de beoefenaars van de wandelsport in de gelegenheid worden gesteld een prachtige wandeling te maken door de Ze knikte. „En dan blijven we rustig in Apeldoorn. Toe Kees, zoen me nog eens, schat van een jongen Een kwartier later kwam Kees met een opgewekt gezicht de officiersmesse binnen, waar op dit ogenblik alleen Whiteheaven en de kapitein zaten. „En?" vroeg de ingenieur. „Hoe gaat het met haar?" „Uitstekend," antwoordde Kees. „Ze is bij kennis en we hebben een heel gesprek gevoerd. Bovendien heeft ze een bord soep gegeten". „Dus ik kan je feliciteren?" „Dubbel," antwoordde Kees lachend, terwijl hij een sigaret uit zijn zak diepte. „We hebben ons zo juist ver loofd". „Dat lijkt me de beste oplossing," meende Bream, toen hij, na White heaven, op stevige en hartelijke wijze de hand drukte van de Hollander. „Want miss Josien is geen meisje, dat je los kunt laten lopen". En hier was Kees het roerend mee

Krantenbank Zeeland

De Schakel | 1952 | | pagina 1