In liefüevolle herinnering ZEELAND 15 In zevenendertig jaar ging er geen week voorbij dat Pierre-Jean Brassac niet aan zijn jongere broer dacht. Want Olivier was vooral een levensgenieter. vooral vooruitkijken." Olivier krijgt een vriendin en trouwt. Zijn zoon noemt hij Fabien. En hij gaat weer naar zee. De tweede keer experimenteert hij met medicijnen. „Misschien ge bruikte hij ook wel drugs", vermoedt Brassac. „Hij was soms zo hyper; zo vreemd vrolijk als hij mij belde." Va rend tussen Scandinavië en het zuid westen van Frankrijk laat Olivier in tussen in een dorpje bij Nantes een huis bouwen en ziet zijn vrouw, die aannemers, loodgieters en stucadoors moet betalen, hoeveel geld er vanuit verre landen van hun rekening ver dwijnt. „Ze hadden vaak ruzie via de marifoon, begreep ik later van de ka pitein", zegt Brassac. „Zij verweet hem dat als hij zo doorging, ze het niet zouden redden. Dat deprimeer de hem." En in de zomer van 1978 is het op eens voorbij. De kwart eeuw van zijn jongere broer karakteriseert Brassac met de woorden van de dichter P.C. Boutens, dat 'alleen dan leven leven is, wanneer het tot de dood ontroert'. In tens. Niet ongevaarlijk. „De meeste mensen kiezen voor het midden. Hij jongleerde op het randje." Maar zo veel geestelijke pijn ervaren dat je geen uitweg meer ziet, laat hem tot op de dag van vandaag niet los. „Jam mer dat Olivier mij niets heeft ver teld. Soms is een klein duwtje in de goede richting al genoeg. Niet alles in het leven blijft onoplosbaar en zwaar." Hoewel hij meteen ook de pa radox ervan benoemt. „Zoiets leer je met het verstrijken van de jaren - als je kunt omkijken en wat je dan ziet misschien een beetje begrijpt." Hoe het zou zijn als zijn broer nog leefde en nu langs het zo merse terras zou slenteren waar hij zelf met foto's en aantekeningen uit hun jeugd is neer gestreken, kan Pierre-Jean Brassac (69) zich nauwelijks voorstellen. „Dan probeer ik mij een beeld te vor men van een man van middelbare leeftijd, terwijl hij altijd jong en ver in de tijd gebleven is." Maar ongetwij feld hadden ze nog steeds met elkaar kunnen opschieten. „Hij reist mijn hele leven met mij mee. Het blijkt dat iemand in afwezigheid een bijna reële aanwezigheid kan worden; een fenomeen dat de Franse filosofe en ac tiviste Simone Weil al fascineerde." Zelfmoord is nooit bewezen. Voor de familie is Olivier verdronken. Maar toen indertijd de kustvaarder op doorreis vanuit Finland na een tus senstop in Sluiskil moest vertrekken zonder de plotseling verdwenen 25-ja rige eerste luitenant, ontbraken er ook medicijnen uit de boordapo- theek die hij uit hoofde van zijn func tie beheerde, vertelt Brassac. Olivier vonden ze ruim een maand later. In een greppel naast het Kanaal naar Gent. Hij werd geïdentificeerd aan zijn gebit en zegelring. In zijn hut had men inmiddels een envelop ont dekt, bestemd voor zijn jonge vrouw, met daarin de eenregelige brief: J'ai fait ce que j'ai pu. In vertaling: Ik heb gedaan wat ik kon. Juist naar hem, als tweede in een groot gezin, was zo verlangend uitge keken. „We groeiden op in Nantes. Uiteindelijk waren we met z'n tie nen, maar ik was al zeven toen ik een broertje kreeg en alle ogen waren op hem gericht." Uit die tijd herinnert hij zich de onbesuisdheid. Olivier blijkt beweeglijk, ondernemend, avontuurlijk. Klimt over muren, klau tert in bomen en dakgoten, valt over al uit en af en dendert maar door. „Lichtte gietijzeren putdeksels uit trottoirs, liet er eens eentje glippen, verloor daarbij een vinger die ik in mijn beide handen naar huis droeg. Hij leek zich nauwelijks bewust van zijn lichaam, was onverschillig onder littekens, hechtingen en blauwe plek ken. Hij ging vooral zijn eigen gang." Wanneer hijzelf naar kostschool ver trekt, verliezen de broers elkaar een paar jaar uit het oog. Olivier is achttien als ze elkaar weer vaker ontmoeten. „In zijn nabij heid verveelde je je nooit", grinnikt Brassac. „Mateloos en grillig was hij. Hij hield van snelle auto's en kon ein deloos opscheppen over zijn Mazda 929 waar Pink Floyd uit de speakers dreunde. Gingen we in Nederland er gens haring eten dan verorberde hij er binnen een paar minuten acht - en dat hij daarna groen uitsloeg, deerde hem niet." Dandy Olivier was extravert, had een bulde rende lach en wilde vooral veel rei zen. Hij ging naar de koopvaardij- school en werd eerste luitenant. „Hij bleef iets jongs en naïefs houden. Zo liet hij zich in Madagaskar een wit linnen pak aanmeten, met gouden tressen, epauletten en bijpassende pet. Hij flaneerde trots over de kade, als een vrolijke dandy tussen de rui ge Portugese en Kaapverdische be manning in zwartbevlekte overalls, en was zich er kennelijk niet van be wust dat hij hiermee zelf voor de rol van outsider koos." De eerste keer dat dit verontrus- tende gevolgen heeft, is twee jaar na dat hun zusje Fabienne op achtjarige leeftijd op een zebrapad door een vrachtwagen wordt overreden. Als enige van de familie is Olivier, negen tien jaar oud, in de buurt. Hij rijdt mee in de ambulance. Zij is nog bij kennis en vertelt hem dat zij dood gaat. Hij probeert haar op te beuren en te troosten. Enkele uren later sterft zij. Hijzelf overleeft het doorsnijden van zijn polsen. Een tijdje heeft hij een baan op de wal als huisartsen- en tandartsbezoeker, lijkt wat op te ve ren en het leven te vieren. „Als hij on derweg was en honger kreeg, kocht hij twee dozen oesters en een fles Muscadet en installeerde zich met een glas aan een picknicktafel in de berm", vertelt Brassac. „Over zijn vla gen van diepe somberte hebben we nooit gesproken. Ik wilde met hem Olivier Juge 20 januari 1953 -15 juni 1978 ZATERDAG 1 AUGUSTUS 2015 Hij In deze rubriek praten Hebt u ook mooie herinneringen aan een dierbare, die is overleden? We willen uw verhaal graag delen in on ze rubriek 'In liefdevolle herinnering'.U kunt contact opnemen met Ab van der Sluis: 0118 - 434003, chefnieuws@pzc.nl door Jacoline Vlaander Olivier in de keuken met zijn vrouw en een tante. Olivier na zijn eerste poging. Olivier met zijn zoontje Fabien. foto's uit familiealbum balanceerde op het randje mensen over verlies, rouw en hoe het leven verder gaat.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2015 | | pagina 47