101 roofkunst
Schoon
'In de doofpot
De Nederlandse musea onderzoeken of ze roofkunst in huis
hebben die vanaf 1933 door de nazi's op de markt werd gebracht.
Nieuwe claims zijn onontkoombaar.
VOLG*
NUMMER.
h
ZlJL
8 Ho
x/ X. H S~o.*,
"NAAM VAN DEN. KUNSTENAAR.
BESCHRIJVING VAN HET KUNSTWERK.
dinsdag 16 maart 2010
reageren?
nieuwsredactie@wegener.nl
door Marjolijn de Cocq
U
it de naslagwer
ken op zijn bu
reau priemen blau
we en gele
post-its. Quentin
Buvelot bladert,
wijst aan, geeft uitleg. De hoofd
conservator van het Mauritshuis
in Den Haag speurt naar mogelijk
'besmette' kunst in de collectie.
Zijn detectivewerk is onderdeel
van een breder onderzoek om te
achterhalen of de Nederlandse mu
sea vanaf 1933 tot nu roofkunst
hebben aangekocht.
Het liefst, zegt de kunsthistoricus,
zou hij elke dag uit het leven van
elk schilderij in de collectie recon
strueren. Maar zo'n 'droomher-
komst' heb je niet vaak, sommige
stukken lijken wel uit de lucht ge
vallen. „Dan is het of ze jaren van
de radar zijn geweest. Dat maakt
het niet eenvoudig om de geschie
denis te traceren."
Het roofkunstonderzoek begon
eind jaren negentig, toen het Bu
reau Herkomst Gezocht werd op
gericht om de oorsprong te trace
ren van 4.800 kunstwerken uit de
nazibuit die na de Tweede Wereld
oorlog in staatsbezit kwamen. Pa
rallel namen de Nederlandse mu
sea zelf hun verwervingen uit de
periode '40-'48 onder de loep.
„Doel daarvan was", zegt Rudi Ek-
kart, directeur van het Rijksbureau
voor Kunsthistorische Documenta
tie „om het allergevoeligste te atta
queren: de vraag hoezeer de Ne
derlandse musea zich hadden ver
rijkt."
In de eerste decennia na de oorlog
stelde Nederland zich ijskoud op
tegenover voormalige eigenaars of
hun nazaten die kunstbezit opeis
ten. Die kregen vaak nul op het re
kest. Kunstwerken werden 'inge
pikt' voor musea, ambassades en
andere rijksgebouwen.
De Duitse roofkunst was deel van
een onverwerkt, onbespreekbaar
verleden. Pas eind vorige eeuw
werd, ook internationaal, de stilte
doorbroken. Teruggaves volgden;
soms druppelgewijs, soms met
een luide knal, zoals bij de zwaar
bevochten claims op de Gutmann
en Goudstikkercollecties.
Het nieuwe onderzoek gaat verder
terug in de tijd. Want eigenlijk al
vanaf het moment dat Hitier aan
de macht kwam, begonnen de
Duitsers met de handel in van
joodse eigenaars afhandig gemaak
te kunst.
Via Duitse kunsthandelaars of vei
lingen, vaak ook na omzwervin
gen in het buitenland, kan deze
roofbuit tot in het recente verle
den door Nederlandse musea zijn
aangekocht.
Voor een groot deel gebeurde dat
in goed vertrouwen, zegt Ekkart.
„Zodat de musea geen blaam treft.
Nu zou je bij sommige werken zeg
gen: dat hadden ze toch kunnen
zien? Een schilderij met een jood
se herkomst en een witte vlek
in de periode 1933-1945? Maar het
was tot eind jaren negentig hele
maal geen topic en leidde niet tot
verhoogde waakzaamheid."
Honderdzestig musea doen mee
aan het onderzoek. Op basis van
de eerste 'proefjes' verwacht Ek
kart enkele tientallen claims. De
nestor van het roofkunstonder
zoek had na de aderlating van de
Gutmann- en Goudstikkercollec
ties meer onwil verwacht. „Want
waar leidt het toe? Dat je collectie
kleiner wordt, dat je stukken kwijt
raakt. Maar de musea zijn bijna
unaniem overtuigd van het be
lang. Het is een algemene morele
factor dat je moet kijken of je geen
y
De aandacht voor
nazi-roofkunst ging tot
dusver vooral uit
naar werken die na de
oorlog in het bezit van
Nederlandse musea
kwamen.
Rudi Ekkart, directeur van het Rijks
bureau voor Kunsthistorische Docu
mentatie.
foto Stephanie Versteeg/C PD