spectrum 8
'Ik had niks in de gaten, totdat ik een laars
met een stuk been zag drijven. Mijn been'
PZC
Zaterdag 14 februari 2009
Rinus van Stee gaat, niet
helemaal zonder moeite,
even staan. Hij steekt
zijn rechterbeen naar vo
ren. „Voel maar", zegt
hij. Het onderbeen is
dun en hard. Kunst. Hij
steekt het linkerbeen naar voren. Ook
kunst.
Ze zijn net terug van een verblijf aan de
Spaanse Costa del Sol. Daar hebben ze al
een hele poos een tweede huis. Drie maan
den op, drie maanden af „Dat werksche
ma is wel te doen", grapt hij.
Rinus van Stee, 76 jaar, zit weer. Achter
een mooi bureau van bewerkt hout in het
ruime huis van hem en zijn Sara Maatje.
Ze wonen al hun halve leven in Harlingen,
maar de sappige Zeeuwse tongval zijn ze
niet kwijtgeraakt. Vooral als je hem hoort
praten, klinken ook de engste dingen niet
erg.
Hij genoot vier jaar lagere school. In Yerse-
ke, waar zijn vader mosselkweker was en
later scheidde van zijn moeder. Na de be
vrijding plakte hij er nog drie maanden am
bachtsschool aan vast. Toen had hij de
schoolboeken wel uit.
„Ik was 13 jaar en ging in Goes als bakkers
knecht werken. Maar een jaar later zat ik
op een vissersboot. )e hebt water in je
bloed. Wat je ook doet, dat gaat er nooit
weer uit."
Hij voer op verschillende vissersboten.
Eerst nog in de Zeeuwse wateren en daar
na op de Waddenzee, toen zich in de delta
een allesverwoestende mosselcatastrofe
voltrok.
Tijdens de Watersnoodramp in 1953 bleef
de vloot van Yerseke wonderwel gespaard.
Van Stee junior maakte die dagen in Krui-
ningen naam door met een boot tientallen
burgers en boeren te redden. Door die
wakkere actie kreeg hij negen maanden uit
stel van militaire dienst, om zo te helpen
de boel in het half verdronken land weer
op poten te krijgen.
Twee jaar later besloot hij voor zichzelf te
beginnen en schafte hij een gebruikte boot
aan. Hij kocht zich in bij een bestaand mos-
selbedrijf, dat al gauw helemaal op hem
dreef.
„Het liep als een trein, we verdienden lek
ker. We trouwden en gingen wonen in
thuishaven Bruinisse. Daar leefde ik niet
helemaal volgens de dorpsregels. Fietste
op zondag... Maar toen ik in het eerste elf
tal van Bmse Boys kwam te spelen en we
twee jaar achtereen promoveerden, kon ik
niet meer stuk."
Toch raakte Rinus van Stee wel degelijk
buiten werking. Op een kwade dag viel hij
overboord. Hij raakte uit balans, toen hij
bij het varen een zijplank wilde binnenha
len. „Een voet op het berghout, de andere
binnenboord. Honderd keer gedaan."
Van Stee, bang voor de malende dubbele
schroef dook naar de slechts 1.60 meter
diepe bodem en maakte zich zo plat moge
lijk. „Als je te water raakt, moet je zo snel
mogelijk van het schip zien weg te komen.
Dat roepen zeelui aldoor tegen elkaar.
Maar dat ging nu niet, doordat de boot net
een bocht maakte en half over me heen
voer."
Even meende hij ergens door te zijn ge
raakt. Hij kwam boven. „Ik had niks in de
gaten, totdat ik een laars met een stuk
been zag drijven. Mijn been. Ik wou zwem
men, maar het lukte niet" Hij was niet
één, maar twee benen kwijt. Afgesneden
onder de knie.
Even overwoog hij er een eind aan te ma
ken. „Ik stak het hoofd onder water, maar
het ging niet. Ik wou het ook niet echt. Ik
dacht aan mijn Saar en aan onze kleine Jo
hannes, een peutertje nog. Ik kon ze niet
in de steek laten."
Aan boord hadden ze niks gemerkt. Hij
had zijn vader toevallig die dag meegeno
men en het roer in handen gegeven. Die
voer volle kracht door. „Ik bad God om
hulp. Toen ik opkeek, keerde het schip."
Rinus van Stee herinnert zich dat hij in
het begin nauwelijks pijn voelde. Pas later
kwam die opzetten en raakte hij geregeld
van de wereld. Anderhalf uur varen was
het naar de wal. Daar stond de ambulance
klaar.
„Ik herinner me de loeiende sirene, maar
eerder ook dat mijn vader en bemannings
leden knevels aanlegden om te voorko
men dat ik doodbloedde. In de ziekenhuis
hal hoorde ik een arts zeggen dat ik opge
geven was. Maar toen ik bewoog, reden ze
me alsnog als een gek naar de operatieka
mer. Saar logen ze voor. Die durfden ze
het eerst niet te vertellen."
Een echte hardloper is hij nooit geworden.
Een stukkie van 100 meter, dat is het wel
zo'n beetje. Terug aan boord kon hij zich
goed redden, zeker als schipper/regelaar.
Aan dek was hij minder waard. Toen hij
voelde dat daarover bij de compagnons