Overal muizen rond ons
Wondere
wereld in
het water
PZC Zaterdag 8 september 2007 I 25
jV/a^i01^
De PZC sponsort stichting Het
Zeeuwse Landschap. In Natuur-
journaal gaat hoofd ecologie
Chiel Jacobusse wekelijks in op
wat er aan de orde is in de
Zeeuwse natuurgebieden.
Een groot deel van de inland
se fauna ontsnapt aan onze
aandacht. Wie een keer op
een zwoele zomernacht
gezien heeft wat er aan
soorten en aantallen afkomt
op een brandende vlinder
lamp weet dat. Hetzelfde
merk je als je op een
besneeuwde winterochtend
kijkt naar de sporen van
muizen en andere kleine
knaagdieren. Zij leven
rondom ons in onvoorstel
baar grote hoeveelheden.
Bosmuis.
foto Chiel Jacobusse
door Chiel Jacobusse
Het bos is een stad, waarvan geen vierkante meter
onbewoond is. En dan praten wij niet over verbor
gen bodemdiertjes of nauwelijks waarneembare in
secten. Nee, zelfs zoogdieren gebruiken ieder snip
pertje grond.
Het aantal muizen bijvoorbeeld is groter dan menigeen
zich realiseert. Een heel algemene soort is de bosmuis,
waarvan je soms enorme dichtheden aantreft. In het bos,
maar ook wel in de berm of op de akker. Hun aantal kan
wel zestig tot honderd dieren per hectare bedragen, wat in
houdt dat er op ieder vlakje van 10 bij 10 meter een bos
muis woont.
Daarbij komt nog de enorme snelheid waarmee muizen
zich voortplanten. Een volwassen vrouwtje bosmuis kan
wel vier keer per jaar jongen werpen en een gemiddeld
nest omvat al gauw vijf of zes jongen.
Voeg daarbij nog dat de jongen uit het voorjaar zich nog in
hetzelfde seizoen kunnen voortplanten en het zal duidelijk
zijn dat het aantal duizelingwekkend snel kan stijgen.
Toch ontstaat er bij bosmuizen zelden of nooit een plaag.
Om te beginnen zijn er tal van natuurlijke vijanden die de
stand in toom houden. Uilen, torenvalken en buizerden
zijn geduchte muizenvangers en daarnaast eisen ook we
zels en hermelijnen hun tol.
Een wezel heeft zijn dialectnaam muus'ondje niet voor
niets gekregen. En is op zijn beurt zelf ook weer zo'n dier
dat door zijn leefwijze negen van de tien keer aan de aan
dacht ontsnapt.
Een andere factor die de bosmuis binnen de perken houdt,
is een soort natuurlijke geboortebeperking. Hoe hoger de
dichtheid van de muizen is, des te minder jongen er gebo
ren worden.
Er zijn overigens andere muizen die wel degelijk tot een
plaag kunnen uitgroeien. Het beruchtste voorbeeld is de
veldmuis, waarvan de dichtheid in plaaggebieden kan op
lopen tot dertienhonderd exemplaren per hectare. Vooral
monotone graslandgebieden lopen wat dat betreft risico.
Complete weidepercelen kunnen dan afsterven.
Het voorkomen van veldmuizen kent overigens een cyclus
met top- en daljaren. Normaal gesproken duurt zo'n cyclus
drie jaar, waarbij er na een topjaar met zeer hoge dichthe
den een daljaar optreedt In het volgende jaar herstelt de
stand zich om vervolgens opnieuw te exploderen.
Een enkele keer is er ook sprake van een vierjarige cyclus.
Het merkwaardige is dat de veldmuizencyclus in heel Ne
derland hetzelfde verloop kent met overal dezelfde top- en
daljaren.
Er zijn al veel gissingen gedaan hoe de cyclus tot stand
komt, maar tot nu toe heeft niemand dat helemaal kunnen
ophelderen. Wat wel duidelijk is, is dat predatoren als kerk
uilen en torenvalken in goede muizenjaren grotere legsels
produceren en dat draagt ongetwijfeld bij aan het indam
men van de populatie.
Ook is duidelijk dat bij hoge dichtheden de voortplanting
op een lager pitje staat. Toch zijn daarmee de schomme
lingen niet afdoende verklaard en vooralsnog ligt hier
een forse uitdaging voor biologen om dit raadsel te ontrafe
len.
tekening Adri Karman
De onderwaterwereld van de Oos-
terschelde is fascinerend. Op de
wieren na, zijn dieren afgebeeld.
Van links onder met de klok mee:
roodwier, kruiksponzen, brood
spons, zeepokken, heremietkreeft
met op de schelp een sinasappel
spons, paardeanemonen, kleine
zeeëik, vingerwier, mossels, zeean
jelieren, roodwier, paardeane-
moon, Noordzeekrab, zeeappel,
beszakpijp, aliekruiken en door
zichtige zakpijp.