:c
Geef planten ook vrijheid
Molen van de knecht
moest hoger zijn
dan die van de baas
Droge zomer is gunstig Voor Noord-Beveland
19
dinsdag 12 augustus 2003
Koudbloedig
NATUURLIJK
ZEELAND
Armoe
Maalstenen
Opbrengst
Vlinders
genieten
van de zon
Op pad naar het kantoor van stichting Het Zeeuwse
Landschap word je deze weken vrolijk begroet door
rondfladderende vlinders. De organisatie is gehuisvest in het
voormalig koetshuis van landgoed 'Landlust' in Heinkens-
zand. Aan het pad dat naar het koetshuis leidt, passeer je een
boerderij. De Buddleia's die bij het woonhuis staan, blijken
een aantrekkingskracht te hebben op vele vlinders. Uit de
Nederlandse naam 'vlinderstruik' is op te maken dat die
heester, waar hij ook staat, tal van vlinders lokt.
Als je regelmatig in de gaten
houdt welke vlinders er
rond zo'n vlinderstruik fladde
ren, kom je er achter dat dat
vaak dezelfde soorten zijn. De
kleine vosde distelvlinder en de
atalanta worden dagelijks ge
signaleerd. Het pad wordt ver
volgens aan beide zijden omge
ven door struwelen. Niet één
van de genoemde vlindersoor
ten laat zich meer zien. Wel
vliegt een koolwitje een stukje
met je mee. En ondanks het feit
dat je slechts na 200 meter al in
het bos loopt, zijn alle genoemde
fladderaars uit het oog verdwe
nen. Ja toch, daar vliegt iets...
het blijkt weer een andere soort:
het bont zandoogje.
De circa 2300 verschillende
soorten vlinders die in Neder
land voorkomen, hebben ieder
hun eigen voorkeur voor een be
paald leefgebied. Dat kan te
maken hebben met de zon, de
heersende windrichting of de
planten die er groeien. Zo komt
de Sint-Jansvlinder, een over
dag actieve nachtvlinder, uit
sluitend voor in gebieden waar
rolklaver groeit. Want alleen op
die plant zet het vrouwtje haar
eitjes af. Een vlinder zoals het
oranje zandoogje is minder ge
bonden; hij verkent zijn omge
ving ruim en leeft in bossen,
graslanden en struwelen
Het lijkt wel alsof vlinders vol
op genieten van de dagen waar
op de zon heerlijk schijnt; je ziet
ze volop fladderen. Die veron
derstelling gaat, in tegenstel
ling tot nachtvlinders die juist
's nachts actief zijn, opVlinders
zijn namelijk koudbloedige
dieren. Daardoor zijn ze afhan
kelijk van de omgevingstempe
ratuur. Zodra die boven de 14
graden is, kunnen vlinders zich
wat vrijer bewegen. Op een
plekje in de zon warmen de zon
nestralen hen op tot een li
chaamstemperatuur van zo'n 36
graden. Pas dan zijn ze in staat
om te vliegen. Door die activi
teit staan ze aan een lucht
stroom bloot waardoor hun
temperatuur daalt. Ze zijn dan
gedwongen om te stoppen en
opnieuw een warm plekje te
zoeken. Vaak klappen ze dan
hun vleugels open. Die pauze is
voor ons een geschikt moment
om de vlinders te bewonderen.
Want hoewel de onderkant van
de vleugels meestal vrij somber
gekleurd is, wordt bij het open
klappen van de vleugels de bo
venkant zichtbaar. Prachtige
kleuren en bijzondere mozaïe
ken worden ten toon gesteld.
Bij licht gekleurde vlinders is
het niet zo eenvoudig om die pa
tronen en kleuren goed te bekij
ken, omdat ze hun vleugels in
een V-stand schuin omhoog
houden. Op die manier wordt
het zonlicht opgevangen en kan
het reflecterende licht hun li
chaam bereiken. Vlinders met
donker gekleurde vleugels, zo
als de atalanta en het land
kaartje, zijn beter zichtbaar
omdat zij hun vleugels plat uit
gespreid houden. Als je de tijd
neemt om een vlinder goed te
observeren, zie je nog een aan-
Oranje zandoogje op heelblaadje.
De PZC sponsort Het Zeeuwse
Landschap. In 'Natuurlijk Zee
land' doen medewerkers van deze
stichting verslag van wat er speelt
in de Zeeuwse natuurgebieden:
onverwachte vondsten en bijzon
dere gedragingen passeren weke
lijks de revue. En natuurlijk ook
de successen en mislukkingen in
het beheer.
passing aan het lichaam om de
warmte binnen te krijgen. In te
genstelling tot nachtvlinders,
die een vacht hebben om de
warmte binnen te houden, heb
ben dagvlinders juist een spaar
zaam behaarde rug, om de
warmte binnen te krijgen. Wan
neer wij beginnen te klagen over
tropische temperaturen, dan
wordt het ook voor veel vlinders
te warm en zoeken ze, net als
wij, een plekje in de schaduw.
Bij nachtvlinders doet zich dat
probleem niet voor. Hoewel hun
naam dat wel doet vermoeden,
leven zij niet uitsluitend
's nachts. Ze zijn ook niet altijd
somber gekleurd en ze zijn ook
niet altijd kleiner dan dagvlin-
foto Nanda van den Berg
ders, hoewel deze drie eigen
schappen in grote lijnen de
meest kenmerkende verschillen
zijn tussen dag- en nachtvlin
ders. De reeds genoemde Sint-
Jansvlinder is een nachtvlinder
die overdag vliegt en prachtig
zwart-rood gekleurd is. Een
verschil tussen die twee dat al
tijd opgaat, is het feit dat de
sprieten op de kop van dagvlin
ders eindigen in een knopje.
Nachtvlinders hebben draad- of
veervormige sprieten. Wil je dat
goed waar kunnen nemen, dan
moet je hetzelfde doen als waar
we mee begonnen: rustig de
vlinders observeren!
Carolien van de Kreeke-
Abrahamse
Carolien van de Kreeke-Abra-
hamse is medewerkster Externe
Betrekkingen bij Het Zeeuwse
Landschap.
Deze zomer worden weer
veel Zeeuwse tuinen
opengesteld voor publiek.
In Buitengebied komt een
aantal daarvan aan bod in
een korte serie. Vandaag
de laatste: de tuin van
Corry Verbiest-Dekkerin
Zelzate.
Hier klopt toch helemaal
niets van? 28a, 28b, 28d? De
tuin van Corry Verbiest-Dekker
bevindt zich toch echt op num
mer 28c in de Sint Stevensstraat
in Zelzate. Het adres is gek ge
noeg voor nummer 28a te vin
den. Dus is het even zoeken,
maar het moet gezegd: dan heb
je ook wat. Eén hectare grond,
pico bello onderhouden door de
59-jarige Verbiest-Dekker. „Dit
doe ik helemaal alleen. Af en toe
springt mijn zoon bijmaar ik
ben hier zo'n drie tot zeven uur
per dag bezig. Er zullen vast
mensen zijn die met hun vinger
naar hun hoofd wijzen, maar dit
is mijn ding. Een manier om fit
te blijven ook, een bepaalde
vorm van gymnastiek. De tuin
houdt mij jong", vertelt ze.
Toen de van oorsprong uit Ter-
neuzen afkomstige Verbiest-
Dekker in de jaren zeventig aan
de Sint Stevensstraat ging wo
nen, stonden er op haar land al
leen wat fruitbomen en knot
wilgen. Die staan er nog altijd,
maar daaromheen is er niets
meer dat nog herinnert aan het
braakliggende terrein van wel
eer. „Ik had en heb bloemschik
ken als hobby. Daarmee is het
begonnen. Toen ik in deze tuin
begon, wist ik helemaal niets
van tuinieren. Ik heb er ook
nooit voor geleerd en heb nooit
een tuinarchitect in de arm ge
nomen. Het is tot stand geko
men met vallen en opstaan, met
het bezoeken van andere tuinen
en het lezen over groen. En van
de groepen die mijn tuin bezoe
ken, leer ik ook veel. Daar zitten
soms echt wandelende planten
boeken bij. Tuinieren is een vi
rus waarmee je wordt besmet en
nooit meer vanaf komt", aldus
Verbiest.
Verbiest-Dekker is de eerste om
toe te geven dat ze haar huis
werk in eerste instantie niet
goed had gedaan. „In het begin
keek ik alleen maar naar de
plantjes. Nu weet ik dat juist het
onderhouden van bomen het
moeilijkste is van tuinieren. Ik
had ook geen idee hoe groot al
les kon worden, wist niet of be
paalde planten gemiddeld kort
of lang zouden leven en of ze
juist in de zon of schaduw moes
ten staan."
Haar praktijkervaring en expe
rimenten leidden uiteindelijk
tot een gestructureerd geheel.
Niet te gestructureerd, want het
is en blijft natuur, vindt Ver
biest-Dekker. Een tuin moet
naar haar idee niet té strak zijn.
„Ik ben geen perfectionist. Ik
corrigeer, maar je moet bomen
en planten ook vrijheid geven."
Het is en blijft natuur. Een
mooie gedachte, maar af en toe
is het ook verdraaid lastig. Zo
heeft Verbiest-Dekker meer dan
eens de grootste moeite om mol
len uit haar tuin te houden - die
van haar tuin in een mum van
tijd een hobbelveld weten te
maken - en verlekkert een een
denkoppel zich dikwijls aan de
waterplanten. „Verder zitten
hier veel bonte spechten, uilen,
koekoeken en zelfs eekhoorn
tjes. Of ik een ideaalbeeld voor
ogen heb? Nee, een tuin is im
mers nooit af."
Raymond de Frel
De tuin van Corry Verbiest-
Dekker is te bezoeken op af
spraak. Telefoonnummer: 0032-
93427464. Toegangsprijs: 3,50
De rubriek Windstreken
besteedt aandacht aan de
Zeeuwse molens, aan de
mensen erachter en aan de
positie van de windgema-
len in het landschap. Van
daag: molen De Hoop in
Wemeldinge.
Verschillende dorpen in Zee
land hebben twee molens,
maar nergens staan ze zo dicht
bij elkaar als in Wemeldinge. De
Hoop en de Aeolus zijn van ver
af al waar te nemen. Treinreizi
gers kunnen de stellingmolens
bij helder weer goed zien vanaf
de spoorbrug over het Kanaal
door Zuid-Beveland. Pas dich
terbij vallen de verschillen op,
terwijl hun geschiedenis laat
zien dat het zeker geen eeneiige
tweeling is.
Wemeldinge herbergt in de ne
gentiende eeuw een houten
gronzeiler. Die is groot genoeg
om het koren te malen voor het
dorp met nog geen duizend in
woners. In 1866 besluit J. van
Belois, knecht van J. Allaart, om
voor zichzelf te beginnen en laat
een stellingmolen bouwen. Die
moet hoger worden dan het mo
lentje van zijn baas.
Lang duurt de pret niet. De mo
len van Belois' oorspronkelijke
werkgever brandt namelijk in
hetzelfde jaar 1866 af. Alaart
laat kort daarna de stellingmo
len Aeolus bouwen, op een
steenworp afstands van De
Hoop. Natuurlijk moet de mo
len van Allaart weer hoger zijn
dan die van Belois.
Piet van Willigen, vrijwillig mo
lenaar op De Hoop, weet zeker
dat het armoe geweest is met
twee windgemalen in zo'n klei
ne gemeenschap. Een aanwij
zing daarvoor is dat De Hoop
nogal vaak van eigenaar ver
wisselde. De molen Belois wordt
in 1877 al verkocht aan J. de
Jonge Joh. zn. Tien jaar later
wordt de molen geveild en valt
dan toe aan J. de Schipper. Die
doet hem in 1888 al weer over
aan H.E. Roozemond Dzn. In
1902 volgt al weer een veiling en
dan komt De Hoop in handen
van L. Bazen, die zes jaar later
verkoopt aan H.L. van Vessem.
Hij beheert de molen dertig j aar,
evenals zijn opvolger W. Moel-
ker die De Hoop bij beëindiging
van het maalbedrijf in 1968
overdoet aan een particulier.
Dan breken er donkere tijden
aan. De nieuwe eigenaar wil de
molen een woonbestemming ge
ven en laat een deel van het bin
nenwerk slopen. Zo verdwijnt
onder meer de buil, het werk
tuig waarmee bloem werd ver
vaardigd. De overheid weigert
toestemming te geven voor be
woning, waarna de molen in
verval raaktGelukkig ontfermt
de overheid zich er dan over. De
Hoop is, evenals buurman Aeo
lus, tegenwoordig eigendom
van de gemeente Kapelle.
Wemeldingenaar Piet van Willi
gen, werkzaam in de metaal,
raakt in 1976 geïnteresseerd in
molens wanneer hij het herstel
van de Aeolus volgt. Hij maakte
kennis met Jaap Wagenaar,
vrijwilliger op de Aeolus, en
leert van hem het vak. Na in
1980 te zijn geslaagd voor het
examen vrijwillig molenaar
wordt Van Willigen in 1983 aan
gesteld op De Hoop.
De oudste van de Wemeldingse
tweeling is na de restauratie ook
van binnen weer een volwaardi
ge molen. Er zitten twee koppels
maalstenen in. Van Willigen
maalt daar af en toe mee op ver
zoek. De Hoop is ook weer toe
gerust met een buil, en wel een
van grote afmetingen. Deze is
afkomstig uit een motormaal
derij in Zeeuws Vlaanderen,
Piet van Willigen zegt dat het
aantal bezoekers aan de molen
de laatste jaren toeneemt. Dat
komt mede doordat de recreatie
steeds belangrijker wordt in
Wemeldinge. Ook in de buurt
bestaat er belangstelling. Zo
ontving Van Willigen alle groe
pen van de plaatselijke openba
re basisschool voor een lesje
aanschouwelijk onderwijs.
De windvang is goed, zij het dat
die aan de zuidwestelijke kant
wordt belemmerd door ge
boomte. Van Willigen vindt het
jammer dat het uitzicht vanaf
de stelling op de Oosterschelde
is verdwenen door de nieuw
bouw op het voormalige slui-
zencomplex.
De molen is bij de gemeente in
goede handen. Gebreken wor
den spoedig verholpen, vertelt
Piet, die zelf bezig is de stelling
planken te voorzien van een ver
se teerlaag. Klein onderhoud
verricht de vrijwilliger name
lijk eigenhandig. Het resultaat
is een prima onderhouden mo
nument dat Van Willigen graag
toont wanneer hij, gemiddeld
een per twee zaterdagen, op de
molen aanwezig. Buurman Ae
olus wordt momenteel geres
taureerd .Binnen afzienbare ti j d
staat de Wemeldingse tweeling
weer in volle glorie te pronken.
Willem Staat
Piet van Willigen, vrijwillig molenaar op De Hoop in Wemeldinge.
foto Willem Mieras
Adrie Albregtse, Albert
Ebbens en Laurens Kamp
werken op proefboerderij
De Rusthoeve in Colijns-
plaat. Op 85 hectare pol-
dergrond doen zij, in op
dracht van onder meer
Zeeuwse boeren, proeven
met akkerbouw- en soms
tuinbouwgewassen. 'De
Rusthoeve' volgt weke
lijks de belevenissen van
de mannen van de proef
boerderij.
Wordt het nog eens geen tijd
om over de droogte te kla
gen? In de krant staat dat de Eu
ropese graanoogst mislukt is en
dat we ons over de rest grote zor
gen moeten maken. Maar, nee,
de mannen van de Rusthoeve
klagen nog niet. „Het klopt dat
in gebieden in Duitsland de op
brengst van de tarwe bedroe
vend slecht is", zegt Albert,
„maar hier op Noord-Beveland
is het prima. Het vochtgehalte is
goed, de opbrengst is prima en
we hebben door de droogte
haast geen extra kosten om het
binnen te halen. Het stro kan zo,
direct na het dorsen in pakjes
worden geperst."
Voor Albert is een zomer als deze
het bewijs dat je proeven altijd
een jaar of vier achter elkaar
moet doen. „Je moet toch een
gemiddeld beeld krijgen van
wat rassen, bemestingen andere
maartregelen bij verschillende
weeromstandigheden doen." In
de schuur liggen zakjes biologi
sche geteelde zomertarwe, die er
echt smakelijk uitzien. Ze moe
ten getest worden op eiwitge
halte en op bakkwaliteit. Dat
betekent dat er in het laborato
rium echt broodjes van gebak
ken zullen worden.
Je weet het natuurlijk nooit,
maar het zou best eens kunnen
dat de Rusthoeve beter boert in
een droge zomer. „We hebben
grond die lang vocht opgeeft, de
structuur was heel goed toen we
begonnen." Adrie wijst op de
aardappelen. Die er nog mooi
groen bijstaan. „Het zou de eer
ste keer niet zijn dat we er op
Noord-Beveland gunstig uit
springen met een droge zomer."
En dat terwijl de Rusthoeve
geen enkele mogelijkheid heeft
om te beregenen. „Ook al had
den we die wel, het is de boeren
inmiddels verboden om berege
nen. Aleen op Zeeuws-Vlaande-
ren mag het nog." Laurens heeft
de waterschaarste al aan den lij
ve ondervonden. Toen hij lekker
wilde gaan douchen om een uur
of tien 's avonds, zat er bijna
geen druk meer op de kraan.
Droogte is één ding, warmte een
ander. De heren aan de koffieta
fel zijn het erover eens dat onge
veer rond 25 graden het punt ligt
waarop gewassen stoppen met
groeien. Bij aanhoudende
warmte zou het aardappelloof
misschien wel groen blijven,
maar de knollen kunnen ophou
den met groeien. En aardappels
teel je nu eenmaal niet voor het
loof.
Op de meeste uienpercelen
wordt inmiddels wel duidelijk
dat het gedaan is met de groei.
De groene sprieten zijn veran
derd in stro, maar dat hoeft alle
maal geen nadeel te zijn. „Een
grote opbrengst lijkt wel het
beste, maar als er weinig van op
de markt komt, zijn je prijzen
niet slecht." Albert brengt in
herinnering dat in het voorjaar
erg hard geroepen is dat de boe
ren te veel aardappelen en uien
hebben gezet. Ze werden ervan
beschuldigd te werken voor de
overschotten. „Nu de opbrengst
laag lijkt, is dat maar goed ook.
Dan hebben we met z'n allen
toch nog genoeg te eten."
Niet iedereen wil bovendien van
die grote uien. Supermarktke
tens als Aldi en Lidl vragen uien
tussen 40 en 60 millimeter door
snee. Dat zal ongeveer de ge
middelde maat zijn van wat er
op de Rusthoeve van het land
komt. Hoewel..., Albert laat een
kist zien met uien die al geoogst
en gesorteerd zijn: er zit een zak
bij met knoppers van meer dan
een decimeter doorsnee. „Ze
konden, ook door het droge
weer, meteen na het rooien ge
staart - dat is het machnaal we-
gehalen van het loof en de droge
schillen - en gesorteerd wor
den." Albert kan zich wel sei
zoenen herinneren waarin er
meer moest gebeuren om een
fatsoenlijk product in de schuur
te krijgen.
En tja, droogte, het blijft een re
latief begrip. Adrie was vorige
week nog even in Zeeuws-
Vlaanderen om biologische tar
we te dorsen. „En ineens ging
het regenen in Schoondijke. Het
was gewoon warm water. Nor
maal ga je schuilen, maar we
hebben er goed van genoten.
Heerlijk!"
Mieke van der Jagt
foto Peter Nicolai
Corry Verbiest-Dekker: „Tuinieren is een virus