Het kan raar lopen
met een loterij
Per Olov Enquist
Wij zijn de directeuren van de plaatjesfabriek
Arnhem Stripstad
donderdag 12 juni 2003
Ouderdom
Verwisseld
Zo ontstond Doodlot: „Ik
moest een lot kopen voor
mijn schoonvader. Leuke vent,
maar wel zo'n type dat elke
week vertelt wat hij gaat doen
met de tien miljoen. Enfin, ik sta
in de rij bij de sigarenwinkel en
dagdroomde dat Ik met zijn
winnende Staatslot aan de haal
kon gaan, want het is aan toon
der." Het thrillerdebuut van Re-
né van de Meerakker zou wel
eens een lot uit de loterij kunnen
zijn. De 35-jarige Rotterdam
mer, in het dagelijks leven actu
aris, pensioenwiskundige, hing
Doodlot op aan de uiterst
vreemde weg die lot BC
34117668 van de Mazzelloterij
aflegt. Er is maar liefst tien mil
joen euro op gevallen op 17 ja
nuari 2002. Maar pas op 9 janu
ari 2 0 0 3acht dagen voordat het
lot zijn geldigheid definitief
verliest, wordt het ingeleverd
bij de 25-jarige Suzan Bosma,
medewerkster van een boek
handel annex postkantoor in
een sjiekere wijk in de Maas
stad.
De eigenaresse is een geblon
deerde dame, duidelijk uit een
mindere buurt en wanhopig
vechtend tegen het ouder wor
den, was lange tijd vergeten dat
ze het waardepapier in een
gangkastje had laten liggen.
Maar ook daarna heeft ze slecht
opgelet, want ze denkt dat er
maar een prijs van 150 euro op is
gevallen.
Suzan laat Nepblond - officieel
Petra van Splunteren, echtge
note van Bram Klootwijk - in de
waan. Bij het winkelmeisje rijpt
langzaam naar onafwendbaar
het plan om de tien miljoen zelf
op te strijken. Onafwendbaar is
ook de grote misère die ze zich
daarmee op de hals haalt. Om
het maar eens eufemistisch uit
te drukken: wie voor een dub
beltje geboren wordt, wordt
nooit een kwartje. Of een equi
valent daarvan in euro.
Want nadat Suzan verplicht op
tv is verschenen als de gelukkige
winnares, vallen de vale gieren
aan op de grote prooi. Broertje
André, een bewust werkloze
hangj ongere-met-scooter-en-
criminele-inslag, bijvoorbeeld,
heeft een levensgroot probleem
doordat hij een drugszaak ver
knalt. Dealer Milton Pedro
raakt bij deze, vermoedelijk zelf
opgezette ripdeal in de Amster
damse Bijlmer behalve zijn dure
BMW ook de handel kwijt.
Van de Meerakker: „Het karak
ter André deed ik op toen mijn
laptop uit mijn auto was gesto
len. Ik was een minuutje, echt
niet langer, de bibliotheek bin
nengelopen om een boek weg te
brengen, en toch ziet zo'n etter
tje op een brommer kans zijn
slag te slaan." Raam ingetikt,
werk voor niks, schade, irrita
tie.
Geboren verliezer André moet
aan Pedro aanvankelijk een
boete van 100.000 euro ophoes
ten of anders een plekje op de
begraafplaats reserveren. Het
bedrag verdubbelt, als Suzans
voorspoed bekend wordt.
Is André al een plaag, Klootwijk
die we leren kennen als de in
campingsmoking gestoken aso
ciaal Meneer Permanent is een
paar graden erger. Een ook de
bedrogen Petra bijt zich in het
slachtoffer vast. De lezer vindt
dat vast niet erg, want Suzan is
een trut van het zuiverste water.
Of, zoals haar geestelijk vader
het grijnslachend uitdrukt: „Ik
kreeg steeds meer een hekel aan
haar. Wat is die dodelijk saai,
zeg. Gelukkig kwam André om
de hoek kijken."
Het einde van het verhaal over
lot BC 34117668 is, op zijn
zachtst gezegd, verrassend.
Maar zeer geloofwaardig. Van
de Meerakkers 'ontdekker', De
Boekerij/M-redacteur Diny van
den Manakker, had daar een
hard hoofd in. „Ik zag dat als
een uitdaging."
Onbewust heeft Van den
Manakker nog een nobele daad
op haar geweten. Ze wees, net
als collega's van andere uitgeve
rijen, maar misschien beleefder
Van de Meerakkers huis-tuin-
en-keukenpolicier, spelend op
de Antillen, af. „Maar het
hoofdstuk van Doodlot dat ik
had bijgevoegd, vond ze fasci
nerend, veelbelovend. Ze vroeg
me 'Stuur meer', omdat ik had
voorgewend dat deze thriller al
af was. Zo dwong ze me na te
denken over de synopsis."
De policier verdween in de kast,
om daar nooit meer uit te ko
men. Geen opgewarmde prak
serveren.
Bovendien: inspiratie genoeg in
Rotterdam. De in Eindhoven
geboren en in Raamsdonkveer
getogen Van de Meerakker
woont daar al ruim tien jaar. „Ik
kuier graag door de stad, houd
van lekker eten en kom daar
door veel op de beruchte Kruis
kade. Verder bestaat de familie
van mijn vrouw uit nogal wat
nationaliteiten. Plus: ik lees
veel (true) crime. Ik verveel me
nooit."
Met thriller nummer twee is hij
op de helft. „Het gaat lekker.
Iets over de inhoud? Een rijke
industrieel in Rotterdam wordt
ontvoerd door een solist met een
tbs-verleden. De dader is een
man van een jaar of vijftig. Ik
vind hem niet zo slim als Ferdi
E., die Heijn ontvoerde en ver
moordde, maar wel iemand die
vrij gestructureerd te werk
gaat." We zullen wel even moe
ten wachten.
Arno Ruitenbeek
René van de Meerakker: Doodlot -
Uitgeverij M, €16,50.
Met één been in het piëtisme
Na een in alcohol ge
drenkt decennium,
beleefde Per Olov Enquist in
de j aren negentig zijn literai
re 'wedergeboorte'. 'Het Be
zoek van de Lijfarts' (1999)
werd de eerste internationa
le bestseller van de Zweedse
schrijver en zijn grote door
braak naar het Nederlandse
publiek. Volgende week ver
schijnt De Reis van de Voor
ganger.
Hij gooit het onderwerp vrij
wel onmiddellijk op tafel.
Zijn alcoholisme in de jaren
tachtig, toen hij in Kopenhagen
woonde en omringd werd door
zijn persoonlijke demonen.
Trauma's, deels terug te voeren
op zijn jeugd in een sektarische
geloofsgemeenschap in Noord-
Zweden. „Je kunt nooit precies
zeggen waarom mensen begin
nen met drinken", zegt Per Olov
Enquist (1934). „Net zo min als
je precies kunt zeggen waarom
mensen stoppen met drinken."
Sinds 6 januari 1990 heeft hij de
drank niet meer aangeraakt.
Geen biertje meer gedronken.
Met hand en tand verdedigt hij
nu nog zijn sigaretten. Als laat
ste zonde, hartoperatie ten spijt.
„Ik ben de enige mens op aarde
die pas op zijn 54ste is begonnen
met roken." Hij zegt het op een
toon van 'Ik ben lekker stout',
zoals hij ook baldadig zijn tong
uitsteekt naar zijn mobieltje en
herhaalde verzoeken van de
Zweedse radio om commentaar
op het euro-referendum later
dit jaar in zijn land onbeant
woord laat. Grijns: „Ik heb u als
excuus gebruikt. Ik heb ze ge
zegd dat ik de héle dag de pers
uit Nederland over de vloer
heb."
Boomlang is Enquist, die in zijn
jonge jaren als hoogspringer tot
de nationale top behoorde -1.97
meter als persoonlijk record. De
eerste tekenen van ouderdom
dienen zich nu echter aan, speelt
hij de scènes voor. Als hij wil le
zen op de leren ligstoel in zijn
werkappartement, in een opval
lend complex van de Spaanse
architect Bofill waar ooit het
'oudste, smerigste, stinkende'
meer van Stockholm was, valt
hij binnen een half uur in slaap.
„Staande lezen, dat is straks het
enige wat erop zit." Een lees
brilletje hangt om zijn nek, en
zere voeten heeft hij - maar dat
is van het tennissen. De 'grand
old man' van de Zweedse litera
tuur, wiens naam tot het vaste
rijtje Nobelprijs-kandidaten
behoort, trekt zijn schoenen uit
en reddert op kousenvoeten met
oploscappuccino
Twee wanden in het apparte
ment zijn, in zekere staat van
wanorde, gevuld met boeken.
Met punaises heeft hij een tekst
aan de kast geprikt: 'Alleen een
dwaas houdt orde. Een genie
kijkt door de chaos heen.' „Hu
welijken, scheidingen en ver
huizingen maken een puinhoop
van je boekenkast", is zijn droge
toelichting. In 1993 keerde hij
na vijftien jaar Kopenhagen en
een Deens huwelijksleven de
rug toe. Hij woont op veertig mi
nuten rijden van zijn werkplek
in het hippe Söderholm, een
voormalige arbeiderswijk van
Stockholm waar nu de trendset
ters toestromen. Een heel ander
Zweden dan het Hjoggböle van
zijn jeugd met 'bos, bos, bos,
bos, bos en bos'. „Mijn leven
veranderde toen ik trouwde met
Per Olov Enquist foto JohanAdelgren/GPD
een Zweeds meisje", zegt En
quist over zijn huidige echtge
note, de Zweedse Staatssecreta
ris van Cultuur. „Mijn derde
huwelijk, tussen twee haakjes."
Op zijn bureau het laptopje
waarop hij zijn essays, novelles,
columns, toneelstukken en
filmscenario's schrijft. En de
historische romans waarmee hij
in Nederland definitief door
brak. Sinds hij van de drank af
is, zegt Enquist, heeft hij meer
gepubliceerd dan in de eerste
dertig jaar van zijn schrijvers
bestaan. Binnenkort verschijnt
ook zijn eerste kinderboek, een
kerstcadeautje voor zijn vier
kleinkinderen. Verlekkerd:
„Over een berg met grotten. Met
wolven en beren. En politieheli-
kopters." Als hij maar onge
stoord kan werken, vandaar
zijn zelfverkozen forenzen.
Mijn echtgenotes zijn, moet ik
zeggen, altijd aardige, intelli
gente dames met een baan ge
weest. Maar ik moet er niet aan
denken dat ze thuis zouden ko
men en zouden vragen: En, ben
je al opgeschoten?"
In 1993 begon hij aan De Reis
van de Voorganger, over de
stichter van de Zweedse pink
stergemeente Lewi Pethrus
(1884-1974). 'Lewis Resa',heet
het boek in het Zweeds, Lewi's
reis. Maar na drieënhalf jaar gaf
hij het op. „Het was zo verwar
rend, ik kon geen grip krijgen op
het materiaal." Het was hem
eerder overkomen dat hij zeker
wist: dit is shit, wég ermee. „Ik
heb begin jaren zeventig eens
duizend bladzijden geschreven
die het licht nooit zullen zien.
Dat is pijnlijk. Maar ik heb ge
leerd om stop te zeggen." Maar
'Lewi' bewaarde hij 'voorlater',
hij voelde dat hij iets belang
rijks in handen had. „Ik reali
seerde me dat het over mijn
eigen achtergrond ging", zegt
Enquist. „Wij waren in ons dorp
van een andere sekte, de Evan-
geliska Fosterlands Stiftelsen.
Veel saaier dan de Pinksterge
meente, lang niet zo extatisch.
Je groeit op, je verandert en je
vergeet de eerste achttien jaar.
Ik heb in Uppsala gewoond, in
Berlijn, in Parijs, in Los Ange
les, in Kopenhagen. Een lange
reis voor een jongen uit een klein
dorpje. Je kunt me beschrijven
als een verlicht man, als een ra
tionalist. Ik ben sociaal-demo
craat. Maar ik sta toch nog met
één been in dat piëtisme."
Eerst publiceerde Enquist 'Het
Bezoek van de Lijfarts', over de
Duitse verlichtingsdenker
Struensee die in 1770 lijfarts
wordt van de Deense koning
Christian VII en een fluwelen
revolutie doorvoert voor hij
twee jaar later ter dood wordt
gebracht. Het is eigenlijk een
historische zijlijn uit zijn epos
over de twintigste eeuw van Le
wi, dat voor Enquist begint op
een dodenakker in Chistians-
feld, 'de stad die zijn naam
dankte aan de kleine, onaan
zienlijke, misschien geesteszie
ke Deense koning Christian VII,
wiens lijfarts Johann Friedrich
Struensee heette'. Het verhaal
over de duistere machtsstrijd
aan het Deense hof en Struen-
sees liefdesrelatie met Christi
ans jonge koninginnetje, werd
Enquists eerste, internationale
bestseller.
Na Struensee kwam hij toch
weer terug bij Lewi, en volgden
anderhalf jaar van herschrij
ven. Dat was een gelukkige tijd,
zegt Enquist, en slaat ter illu
stratie met de hand op zijn hart.
Een tijd van iedere ochtend
wakker worden en weten hoe
verder: „Dat gevoel van zelfver
trouwen. Van controle. Ik wist:
het is een grote berg, maar ik ga
hem beklimmen." Om de En-
quist-honger te stillen werd on
dertussen in Nederland 'De
Vijfde Winter van de Magneti
seur' uit 1964 uitgebracht, met
als hoofdpersoon Friedrich
Meisner, gebaseerd op de acht-
tiende-eeuwse magnetiseur
Franz Anton Mesmer. Volgens
Enquists beproefde recept: ge
documenteerde historische fei
ten versmolten met fictie.
Het zou hem een lief ding zijn,
zegt hij, als ook 'Kapten Nemos
Bibliotek' (1991) alsnog zou
worden vertaald. Het is zijn
meest persoonlijke boek, zijn
'wedergeboorte'. En juist met
over grote historische figuren,
maar over de jeugdtrauma's die
hij pas op schrift kon stellen
toen de betrokkenen dood wa
ren en hij uit zijn alcoholische
nevels verrees. „Als je in zo'n
dodelijke spiraal bent geraakt,
is er altijd het risico dat je her
sens zijn aangetast. Maar ik ont
dekte dat ik nog kon schrijven.
En wel beter dan ooit. Het was
een positieve shock. Een weder
opstanding. Het heeft me nog
zeker dertien jaar erbij gegeven
in dit leven."
'Kapten Nemos Bibliotek' gaat
over twee jongetjes die na hun
geboorte in het ziekenhuis ver
wisseld zijn en later weer wor
den 'teruggewisseld'. Het over
kwam zijn vierjarige neefje, dat
niet de markante 'Enquist-look'
had maar met zijn donkere kop-
pie bleek thuis te horen in een
familie vier kilometer verderop.
De tweede lijn is wat hij eufe
mistisch 'het droevige verhaal
van mijn moeder en halfzusje'
noemt. Zijn moeder, die wedu
we werd toen Enquist een half
jaar oud was, nam een meisje in
huis dat zes jaar ouder was dan
hij. In 'Kapten Nemos Bi
bliotek' sterft het halfzusje als
tiener, ongewenst zwanger en
door de 'moeder' uitgestoten, na
een miskraam. Niemand uit het
dorp die om haar rouwt.
Zijn moeder Maja was sterk en
mooi, zegt Enquist. Maar wat
moet ze eenzaam geweest zijn,
dat kleine boerenmeisje dat
dorpsonderwijzeres werd, met
de geloofsgemeenschap als eni
ge vorm van sociaal leven. Ze
stierf in 1992 en was in het laat
ste jaar van haar leven niet meer
in staat om 'Kapten Nemos Bi
bliotek' te lezen. Maar hij heeft
De Reis van de Voorganger aan
haar opgedragen. „Ze wilde dat
ik priester zou worden en vond
het jammer dat ik geen theolo
gie wilde studeren. Toen ik boe
ken ging schrijven, zei ze: 'Ik
hoop dat er geen vloekwoorden
in voorkomen'. Niet zo heel erg
veel, antwoordde ik." Wees niet
'sturpodig', hield ze hem altijd
voor in haar Zweedse dialect.
Wees niet hoogmoedig.
In zij n eigen land was Lewis Re-
sa toen het twee jaar geleden
verscheen een sensatie, zegt En
quist, omdat hij Lewi neerzet
als een man met twee gezichten.
Het bekendste - en door velen
gehate - is Lewi's culturele con
servatisme. Maar door Enquists
portret herontdekte Zweden
ook Lewi's lang vergeten, radi
caal-sociale gezicht. Hij was
een man uit de arbeidersvereni
gingen, met een passie voor so
ciaal werk. Het hart van de
stichter van de Pinksterge
meente, oprichter van het
Christen-Democratisch Ver
bond, klopte links. Het kwam
ook voor Enquist als een verras
sing, zijn jeugd gedomineerd
door dezelfde 'zondencatalo
gus' die Lewi in zijn veldtocht
om de moraliteit te veroveren,
met zijn droom van reinheid,
zijn volgelingen oplegde.
Marjolijn de Cocq
Per Olov Enquist: De Laatse Reis
van de Voorganger - Uitgeverij Am
bo/Anthos, vertaling Clara Polet,
514 pag., €24,90. Verschijnt op 16
juni.
Felix Flux
Eric de Noorman, Gilles de Geus, Paulus
en Oktoknopie werden in Arnhem gebo
ren of waren er getogen. De stad is al dertig
jaar broedplaats voor striptekenaars. Al
daar te zien op een expositie in het Histo
risch Museum.
Neem het geval Gerard Leever. Meer dan
twintig jaar geleden verliet hij als begin
nend striptekenaar zijn ouderlijk huis in
Blaricum om in Arnhem te gaan werken.
Hierin Arnhem leid ik een veel vrolijker be
staan. Hoewel ik zoals je ziet nog even be
labberd teken en verder ook alles bij het ou
de is', laat Leever zichzelf zeggen in een
ririp uit 1982. Hij trad op uitnodiging van
Hanco Kolk toe tot Studio Arnhem, 'een
collectief van vijf tekenaars die zonder enig
winstoogmerk hun zakken vullen'.
..Dat was misschien wel de mooiste tijd van
mijn leven"zegt de tekenaar van Oktokno-
Pie en Het Felix Flux Museum nu. Enkele
dagen voor de opening van de tentoonstel-
'lng Arnhem Stripstad brengt hij nog even
wat tekeningen langs bij het Historisch Mu
seum Arnhem. „We dachten dat we groot
gingen worden. We voelden ons een stal.Ze
waren zelf niet vies van mythevorming.
Vóór het blad Razzafrazz, product van het
tekenaarscollectief Funny Farm te Arn-
pm, tekende hij in 1994 'Arnhenj en strips'.
Een journalist van de Arnhemse Koerier
komt de 'Arnhemse striptekenaar' Leever
interviewen. Eerste vraag; 'U komt uit Arn
hem?' Waarop Leever tot wanhoop van de
verslaggever over zijn tijd in Blaricum en
Haarlem begint. Dan maar naar 'n echte,
besluit de ondervrager: Hanco Kolk. 'Waar
zal ik beginnen?', vraagt die. 'Bij mijn ge
boorte in Den Helder, of bij mijn studio in
Amsterdam?'
Studio Arnhem had ook in Deventer kun
nen staan, bedoelt Leever maar. Alhoewel;
dat het klimaat voor stiptekenaars in Arn
hem gunstig is - om welke reden ook - was in
1973 al duidelijk. De Gelderlander gaf in
dat jaar ter gelegenheid van het 125-jarig
bestaan van de krant een j ubileumeditie uit,
waarin alleen maar striptekeningen ston
den. Van Hendrik J. Vos onder anderen, die
toen en nu les gaf aan de Kunstacademie in
Arnhem en drijvende kracht was achter het
sf-blad Krypton. Belangrijk moment: in no
vember 1977 krijgt Arnhem een heuse strip-
winkel: Het Gele Gevaar van de in 1996
overleden tekenaar Ben Jansen. Met Hanco
Kolk, Aloys Oosterwijk en René Meulen-
broek geeft Jansen in 1978 het Arnhemse
(denk aan het genoemde stripje van Leever)
stripblad In de Blauwe Omelet uit. En die
Omelet is de opmaat voor Studio Arnhem.
De zolderkamertjes worden in 1979 inge
ruild voor één atelier. Het enthousiasme
werkte aanstekelijk: Evert Geradts, oprich
ter van het undergroundblad Tante Leny,
zou vanwege de 'stimulerende sfeer' van
Amsterdam naar Arnhem zijn gekomen. Zo
wil de legende. Ze pakten de zaken serieus
aan, ook al was de eerste werkruimte van
het Arnhemse collectief gekraakt. Een fol
der hadden ze ook. 'Mogen we ons even
voorstellen? Wij zijn de directeuren van de
plaatjesfabriek. We zijn tegelijkertijd ook
de werknemers, de koffierondbrengers en
de telefonisten van de plaatjesfabriek. De
Studio. Voor wie onverwacht binnenkomt is
het een hekseketel. Voor ons is het ons le
ven.'
Het aantal opdrachtgevers groeide snel, er
was werk genoeg. Kolk belt Leever. Donald
Duck en Eppo vroegen om strips. Voor het
Belgische Robbedoes zouden Kolk en Lee
ver samen de strip Ernst Vrolijk maken. Ze
waren op goed geluk met een stapeltje teke
ningen naar het hoofdkantoor in België ge
gaan. Zegt Leever. Maar Studio Arnhem
houdt het geen tien jaar vol. Te veel ego's?
Ruzie om de koffiekas en het schoonmaak-
rooster? Leever richt met Kees de Boer Fun
ny Farm op. Ook Kolk en Oosterwijk ver
trekken. Jeroen Steehouwer kwam op een
vergelijkbare manier als Leever naar Arn
hem. In zijn geval vanuit Breda en tien jaar
later. Leever belt Steehouwer met de vraag
of hij niet voor Funny Farm wil komen wer
ken. Strips maken voor de Sjors en Sjimmie.
Begon uiteindelijk zijn eigen bedrijfje: Hil-
debrand Comix. Werkt zelf ook met jong te
kentalent bij www.nuwijweer.nl.
„Er is een gevoel van geestverwantschap
onder de striptekenaars in Arnhem. Wij ma
ken nog echt strips, wij zijn geen cabaretiers
op papier", zegt Steehouwer. „Vertellers
met respect voor het traditionele stripma
ken." Plaatsgenoten Hans G. Kresse (Eric
de Noorman) en Jean Dulieu (Paulus de
Boskabouter) gingen hen voor. Dwergen op
de schouders van reuzen.
Werner Bossmann
Tentoonstelling: Arnhem Stripstad, t/m 7 sep
tember in het Historisch Museum Arnhem. Werk
van o.a. Kees de Boer, Jean Dulieu, Mars Grem-
men, Ben Jansen, Hanco Kolk, Hans G. Kresse,
Gerard Leever, Aloys Oosterwijk, Mark Retera,
Jeroen Steehouwer en Peter van Straaten. Mas-
terclasses striptekenen in het museum: Gerard
Leever voor kinderen van 8-12 jaar (26/6,14uur).
Kolk voor gevorderden (14/6,14 uur). Reserveren
026 3512431.
foto Diederik van der Laan/GPD
René van de Meerakker