Gedichten die bitter en toch zoet proeven Martin Bril Piet Paaltjens academisch donderdag 12 juni 2003 24 Rudy Kousbroek c Martin Bril: „Ik doe verslag van zaken die er niet toe doen.' foto Mars ia Beretta/GPD Aan de zij kant van het leven ij is als Columbus met z'n ei. Martin Bril (1959) vond met zijn dagelijkse columns voor eerst Het Parool en nu De Volkskrant de j as die hem perfect past. „Ik kan heel goed shoppen. En ook in dit opzicht heb ik goed geshopt." Onlangs verscheen Gelukkig Niet, over de 'barrage van ongeluk, pech, tegenslag en bad vibes' die het leven is van zijn feuilleton-heldin Evelien in Vrij Nederland. Hij kan ze zo benijden, die toeristen die doodgemoe dereerd op een gehuurde water fiets het terras aan een Amster damse gracht voorbij dobberen. Het is zelden, zegt Martin Bril, dat het hem lukt zich in een po sitie te manoeuvreren waarin hij zich kan ontspannen. Ook niet op vakantie. Met name niet op vakantie, dan gaat hij zo pro beren goed voor iedereen te zor gen dat het iedereen de neus uit komt. Terwijl hij weet: de beste stukken overkomen je. Niet ja gen. Rustig zitten, dan komen de onderwerpen vanzelf voorbij Dan gebeurt er een ongeluk voor zijn neus, of passeert Thomas Rosenboomen herinnert hij zich de confessie van de schrijver dat hij iedere avond een bord chili con carne bereidt. Observeren is zijn handelsmerk, daarop drijven zijn dagelijkse columns waarmee Bril in 1997 begon in Het Parool en die hij sinds 2001 voortzet in De Volks krant. Hij kan het naar believen 'aanzetten', zegt hij, maar soms vergeet hij het ook weer uit te zetten en is hij de hele dag aan het werk. Alleen lezen geeft rust, aan de boekenwurm die hi j van jongs af aan is geweest. Le zen, lezen, lezen. Ook kalme rend zijn in zekere zin de 'adres jes' waar hij langs gaat, zoals zijn vader de handelsreiziger ook altijd overal adresjes had. Een soort van vrienden, voor even aanwaaien en blijven han gen. „Aan de periferie, een beet je zijdelings deelnemen aan an dermans leven. Ik houd van een beetje lullen." De juwelier- „Nou ja, datklinkt wel erg naar goud, hè? Ik bedoel gewoon een edelsmid" - die de opvallende zilveren sieraden maakt waarmee hij soms de nei ging heeft zich een tikje te 'kerstboomachtig' op te tuigen; bloemiste Gerda waar hij ook heel vaak niks koopt; Harry van de broodjeszaak met wie hij het heeft over hengelen; het kle- dingzaakje waar hij zijn pakken koopt, twee voor het voorsei zoen, twee voor het naseizoen, al is hij wat betreft overhemden wel eens overspelig; Jan Roest van de garage vpor zijn auto die nooit wat heeft of eigenlijk al tijd wat, er is altij d wel een ram melt je of geluidje dat een goed gesprek over banden en velgen rechtvaardigt. Tijdens de oorlog in Irak, zegt hijhadden ze het op televisie steeds over 'pockets of resistence', verzetshaarden. Dit zijn zijn pockets, maar dan zonder verzet. Jan en Tineke van de zuivelwinkel, waar hij graag op het stoepje mag zitten. Kletsen met Tineke, over Bach, of over haar koor. Bril beschouwt zichzelf als een 'soort van' verslaggever.Al leen, ik doe verslag van zaken die er niet toe doen. Maar waar volgens mij wel de kern des ding in zit. Je kunt zeggen: wat heeft het nou voor nut om over het weer te schrijven? Maar ik vind het erg leuk om over het weer te schrijven. Bovendien is het een onderwerp dat iedereen bezig houdt. Dus zo triviaal is het niet. En het is ook een enorme uitda ging: schrijf maar eens duizend woorden over het weer. Hij wist al vroeg dat hij schrij ver wilde worden. „Ik heb mijn jeugd boekenlezend doorge bracht, ik kan me niet herinne ren dat ik ooit iets anders heb gewild. Beginnen en kijken waar het je heenvoert, dat vind ik zo leuk aan schrijven. De eer ste zin, daar rolt het uit te voor schijn." In zijn dagelijkse columns vond hij de 'jas die hem perfect past'. „Toen viel alles op z'n plaats. Als de schoenmaker die zijn leest vindt. Als Columbus met z'n ei. Sommige mensen vinden nooit de jas die hun past. Ik ben heel goed in shoppen en ook in dit opzicht heb ik goed ge shopt." Hij was altijd al een be wonderaar van het Kleine Schrijven. Minder is meer. In de beperking schuilt het meester schap. Maar er gingen tien jaar van schrijven voor de 'duvel en z'n ouwe moer' vooraf. Hij maakt er een punt van om voor zijn columns wel bij alle grote nieuwsfeiten aanwezig te zijn, met zijn 'particuliere blik' daarop. Alleen 'de dood van Pim' heeft hij gemist, omdat hij toen ziek was. Kanker, slechts twee weken liet hij verstek gaan. Hoofdzakelijk uit een soort angst, zegt hij; achteraf heeft hij er spijt van dat hij niet meer tijd heeft genomen. Hij was toen net begonnen bij De Volkskrant en wilde er niet uit. Dat was het belangrijkste. De gezondheidszorg, had hij ook nog gedacht, dat is een goud mijn aan materiaal „Maar het is een grote kwaal en het heeft me toch van slag gebracht, het heeft me overhoop gegooid. Veel meer dan ik had gedacht. Het muntje was niet gevallen, maar halver wege blijven steken." Het gaat nu in fysiek opzicht goed. „In principe is er niks. Maar ik had er beter mee om moeten gaan, ook voor mijn ge zin. Dus nu zit ik een beetje met de gebakken peren." Bril is, zegt hijeen vrouwen man. Hij kan zich veel beter in vrouwen verplaatsen, in hun neiging over trivia te praten, met zelfspot en veel luchtiger dan in mannen die het over werk, auto's of wijven - 'in die termen' - hebben. De 'Evelien' van zijn wekelijkse feuilleton in Vrij Nederland en zijn nieuwe boek Gelukkig Niet, is geba seerd op een verhaal dat hij ooit hoorde op het schoolplein toen hij zijn dochters van school haalde. Ze is niet zijn alter ego zoals 'Agnes' dat destijds was van schrijver/tekenaar Peter van Straaten. Er zijn verschil lende vrouwen, zegt Bril, die hem voor ogen staan als hij aan haar denkt. Hij weet zelfs niet hoe ze eruit ziet, of ze donker is of blond. Evelien van Brakem, huismoeder in Amsterdam Zuid die 'zonder dat ze dat in de gaten heeft gehad' een trutje is gewor den. „Een muts. En dat zit haar dwars." Brils eigen jaar was turbulent, maar dat van Evelien in Geluk kig Niet is een 'barrage van on geluk, pech, tegenslag en bad vibes'. Elf september, Pim For- tuyn, het 'LPF-gelazer' en Bal kenende: „Heel veel opwinding en reuring speelt op de achter grond mee, dat gaat zo in een ge zin waar de tv altijd aanstaat en de kinderen alles willen weten." Ook wordt Evelien geconfron teerd met - 'een damesklassie- ker'- een knobbeltje in haar borst, krijgt haar man een hart aanval en sterft haar moeder. Gelukkig Niet, zegt Bril, is een 'slice of life in episodes'. „Wat ik er eigenlijk mee wil zeggen is dit: er kan je veel overkomen, de tegenslagen stapelen zich op, maar toch moeten de brood trommels gevuld, moeten de kinderen naar gymnastiek, moet de hond uitgelaten. Eveli en is als een cavia in een tredmo len en er is geen ontsnappen aan. Het leven waar je voor ge kozen hebt is aan de ene kant een gevangenis, maar tegelijk het warme bad waar je je in wentelt." Marjolijn de Cocq Martin Bril: Gelukkig Niet. Nieuwe avonturen van Evelien - Uitgeverij Prometheus, 228 pag., €.15,95. Wel menigmaal zei de melkboer Des morgens tot haar meid: 'De stoep is weer nat.' Och, hij wist niet, Dat er 's nachts op die stoep was geschreid. Nu, dat hij en de meid het niet wisten, Dat was minder; maar dat zij Er hoegenaamd niets van vermoedde, Dat was wel hard voor mij. Piet Paaltjens Een man van betrekkelijk weinig gedichten, maar van veel verhalen. Piet Paaltjens of wel Franfois HaverSchmidt. Een begrip voor iedereen met énige kennis van de Nederland se literatuur uit de negentiende eeuw. Een zelfmoordenaar, dus een gedoemde dichter. Een hu morist, dus iemand die lacht met de dood vóór ogen. Het pro bleem zit in het 'dus'. Bevond de dominee zich altijd al in handen van een worgengel? Was hij voorbestemd zich te verhangen aan het koord van zijn bedstee gordijn? Dat gebeurde in 1894. Hij was toen al tegen de zestig, hij had jaren op de kansel gestaan. Die levensdata relativeren de mythe van zijn onvermijdelijke suïci de. Inderdaad, hij had perioden van diepe depressies. Maar te recht wijzen Marita Mathijsen en Dick Welsink er in het na woord van hun uitgave van Paaltjens' poëzie op dat hij heeft kunnen functioneren 'zoals het een vooraanstaand burger in de negentiende eeuw betaamde'. In 1891 stierf onverwacht zijn vrouw. Door de rouw om haar verging hem definitief het la chen. De daemon der mistroos tigheid, zoals iemand het in een herdenkingsartikel noemde, viel niet meer te beteugelen. Dit levensdrama verbinden met de navrante toon van zijn werk is echter gevaarlijk. Laten we alleen lezen wat er staat. Er staat trouwens meer dan ge noeg. Want hij was bij uitstek een dichter van dubbele bo dems. Van ironie In ironie. Van zich vrolijk maken om verdriet waarbij achter de vrolijkheid nieuw verdriet wordt verbor gen. Neem het hierbij afgedruk te vers. Hij heeft er een hilarisch tafereel van gemaakt. De aan bidder en de vrouw die hij aan bidt, blijven buiten beeld. In plaats daarvan spreken een dienstmeisje en een leverancier over de natte stoep. Maar in al die overdrijving verhult zich werkelijk leed, leed dat nie mand mag opmerken. Of eigen lijk mag zogenaamd niemand het opmerken. 'Wat mij het oog doet glinstren,/ Dat gaat geen schepsel aan', schrijft hij er gens. Juist door zo'n opmerking ves tig je de aandacht op je tranen Het is een truc die Gerrit Komrii van hem heeft geleerd, zie diens regels: 'Eer plant men bomenop de weg,/ Eer zal men kakken in zijn hoed,/ Dan dat ik umijnziel blootleg/ En zeg wat ik thans lij den moet.' Deze leerling is uit de schaduw van de leermeester ge treden. Dat geldt veel minder voor Lévi Weemoedt, een mo derne Paaltjens-adept. Piet Paaltjens, dat pseudoniem alleen al! Evei veelzeggend is de titel voor zijn bundel, Snik ken en grimlachjes. En dan de briljante mystificatie waarmee het geheel in 1867 werd ge senteerd. 'Maar ik wil toch wei weten, dat ik de verzen van Piel meer akelig vind dan mooi', schreef HaverSchmidt bij di gelegenheid over zijn alter ego Het is ietwat wonderlijk dat II werk vol spot nu een editie vuil waarmee niet valt te spotten. Maar met die luttele gedichten heeft hij deze status verdiend Gedichten als 'Hoor ik op Sem- pre een waldhoorn', als 'Aan Betsy', als 'Aan Rika'. Gedich ten die bitter én zoet proeven, die zwaar én licht wegen, waar in het gelijktijdig dag en nacht is. Gedichten die helemaal los van zijn lot mogen, ja, móeten worden gelezen. Mario Molegraaf Piet Paaltjens: Snikken en grim lachjes. Academische poëzie - Be zorgd door Marita Mathijsen et Dick Welsink; Deltareeks Athemi- um-Polak Van Gennep, 160 paj, gebonden, €19,95. qualia chterop deze briefkaart staat: "Grand Hotel Preanger, Ban doeng Java. Roode Zaal", com pleet met aanhalingstekens, en daaronder, cursief: Opname in natuurkleuren, Tassilo Adam. Het vreemde is, in zwartwit, zoals hier, vind ik de foto eigenlijk mooier. Meer diepte, meer scha duw, meer mysterie. Maar het overkomt me wel vaker dat ik zwartwit liever heb dan kleur, voor speelfilms geldt het nog sterker. Daarin sta ik kennelijk alleen; films die oorspronkelijk zwar- wit waren worden nu zelfs vaak ingekleurd, met gruwelijk resultaat, maar, zo krijg je dan te ho ren, 'dat wil de markt' - dezelfde markt die ook 'wil' dat er op de radio alleen maar popstations overblijven. (Veel, soit, maar waarom allemaal, vraag je je af). Maar dat is nu juist de essentie van het marktprincipe: het rust niet zolang er nog één station over is dat geen popmuziek uitzendt. De 'natuurkleuren' van deze foto, die vermoede lijk uit de late jaren dertig van de 20ste eeuw da teert, zijn overheersend rood; de achtermuur is dat, en ook het tapijt op de voorgrond is rood; de gordijnen aan weerszijden zijn bruin, maar op een of andere manier lijken die ook roodachtig. Er bestaat een beroemd portret van Dame Edith Sitwell, door H.P. Horst, uit 1935, dat diezelfde eigenschap heeft: een rode foto, ook de andere kleuren lijken varianten van rood. Kijkend naar de zwartwit-versie van de Ban- doengse hotelfoyer probeer ik die nu weer in kleur te zien, maar dat lukt nauwelijks. Toch blijft het dezelfde foto. Wat is kleur dan eigen lijk, als het gewoon kan worden weggelaten zon der dat er iets verandert? Zwart witfoto 's staan in een duidelijke relatie tot de tastzin. Een op de tast verkende kamer, geblinddoekt of in het donker, is goed herkenbaar op een zwartwitfoto; kleur draagt daar niets toe bijhet zou geen ver schil maken als het niet bestond. Dit zijn kwesties waar al veel over is geschreven; een boeiend overzicht is te vinden in het twaalf de hoofdstuk van Consciousness Explained van Daniel Dennett (1991), over het bestaan van qualia. Is kleur een deel van de werkelijkheid, of is het alleen maar iets dat in het brein wordt toe gevoegd? Vragen die daarmee samenhangen zijn: droomt een mens in kleur? zijn herinnerin gen gekleurd? Mijn eigen bijdrage tot deze mate rie is de stelling dat herinneringen minder kleur bevatten naarmate ze ouder zijn, alsof ze in het brein waren opgeslagen met kleurstoffen van twijfelachtige kwaliteit, steeds fletser wordend met het verstrijken van de tijd. Een van de gevolgen is dat een foto als deze van Hotel Preanger in Bandoeng voor mij in zwart wit aangrijpender is dan in kleur, omdat de kleurloosheid sterker het verleden oproept. Ik zie de rotan stoelen en herken ze; er is bij mijn weten nooit enige studie verschenen over de stij - len van rotan meubelen in Nederlands Indië, maar een zekere eigen stijl was er wel, beïnvloed door kubisme en Art déco. Ik denk hierbij ook aan de 'Internaatsstijl', vertegenwoordigd door de stoelen in de eetzaal en door een heel vreemd theemeubel met twee ingebouwde lampekapjes, in oranje met zwart. De elegante maar ongetwijfeld niet al te dure ro- tanstoelen van Hotel Preanger getuigen ook van een zekere moed, om weerstand te bieden aan de nieuwe koloniale traditie van duur en lelijk, de grote zware bankstellen die in die tijd bezig wa ren in de mode te komen - en die daarginds ook in de mode zijn gebleven: de petit bourgois-luxe die door de Indonesiërs is overgenomen, mon sterachtige bakbeesten, soms van bamboestam- men zo dik als rioolbuizen, met enorme kussens van knalrood glanzend plastic, dat aan je benen plakt als je wilt opstaan. Wat je ook uit deze foto kunt afleiden is het kli maat van Bandoeng. Op de gloeiende laagvlakte waar ik als kind heb rondgedoold hadden de huizen koele tegelvloeren en witgekalkte muren; alleen al bij de gedachte aan zo'n tapijt breekt het zweet me uit. Watvoor kleren droegen de ho telgasten? Er is op de foto geen mens te zien, zelfs geen levend wezen, want de vorm rechts die ik eerst aanzag voor een hond met een His Masters' Grand Hotel Preanger, Bandoeng Java Voicegezicht is bij nadere beschouwing alleen ook om qualia: de vraag, net als met kleur, is of maar een vaas of een karaf, tegen de rugleuning het verleden een deel van de realiteit is, of alleen van een van de stoelen gezien. maar iets dat wordt toegevoegd door het brein. Toch is het beeld doordrenkt van vooroorlogse Op het Malieveld in Den Haag heeft de Pasar realiteit. Heeft dit echt bestaan? Het gaat hier Malam tot zondag 22 juni de poorten geopend.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2003 | | pagina 24