Een leven tussen religie en literatuur Onbeleefde schrijvers heel beleefd aanbevolen Stijl en informatie bij Goldschmidt in ideale balans Michel van der Plas en Van Duinkerken DTP kunst riAj cultuur Joost Zwagerman belezen essayist 12 Dat is nog eens wat anders dan aanbevelingen uit de Gazet van Aarschot of de Nieuwsbode van Pieterburen! Achterop zijn nieuwe bundel Oversprongen met 'beschou wingen over cultuur en natuur' kan Tijs Goldschmidt (geb. 1953) pronken met citaten uit de Jerusalem Post en The New York Times. De besprekers van die kranten reageerden enthou siast op vertalingen van Dar- wins hofvijver en vonden deze biologische studie 'in de eerste plaats een literair werk'. Voor de letterkunde is geen on derwerp te min of juist te groot. Een verslag van een voetbal wedstrijd kan even overtuigend zijn als een gedicht over de dood. Het relaas van een restau rant-bezoek hoeft niet onder te doen voor een roman over de liefde. Een opstel over een me disch mirakel of een beschou wing over een verleidelijke auto: ze kunnen allemaal tot li teratuur' uitgroeien. Met de na druk op 'kunnen', want ze moe ten natuurlijk wel prachtig geschreven zijn. Dat laatste zorgt voor een pro bleem waarvan Goldschmidt zich als weinig anderen bewust blijkt te zijn. In een van de es says uit Oversprongen vraagt hij zich af of een fraaie stijl en informatieve waarde elkaar niet uitsluiten: 'In hoeverre kan een tekst die primair bedoeld is om iets van op te steken literair worden? Zit de documentai re of wetenschapsjournalistieke boodschap een literaire vorm niet in de weg? Wordt de neiging van de schrijver om zijn ver beelding de vrije loop te laten niet permanent belemmerd door zijn wetenschappelijke programma?' De auteur heeft zelf - onder meer met Darwins hofvijver - bewezen dat de com binatie wel degelijk mogelijk is. Hij is trouwens zeker niet de enige bioloog in de Nederlandse letteren. De beroemdste in dit gezelschap is vermoedelijk Maarten 't Hart, maar die doet nauwelijks pogingen biologie en literatuur te verbinden. Wie dat wél deed was D. Hillenius (1927-1987), die in deze bundel met een liefdevol stuk wordt ge- eerd. Dan hebben we uiteraard Midas Dekkers nog, met als handelsmerk zijn boosaardige humor. Het proza van Gold schmidt valt vooral op door de poëtische kracht. proza Judith MarkusHet vaderland (Nijgh Van Ditmar, 252 blz., 39,90). De verwondering van een intelligent Joods meisje, een persoonlijk document over haar kinderjaren in het Berlijn van de jaren dertig. Marjan BerkAls de dood (At las, 127 blz., 25,-). Een storm achtige avond in november wordt Poffertje, een veertigjari ge naar vanillesuiker geurende serveerster in een poffertjesres taurant in Amsterdam, noodlot tig. Nieuwe roman. Thomas Verbogt: My generation (Veen, 127 blz., ƒ24,90). Pop- verhalen. Thomas Verbogt schrijft romans, verhalen, to neelstukken en colums én is een harstochtelijk liefhebber van popmuziek. Ans J. Veltman-van den Bos: Pe- tronella Moens (Vantilt, 488 blz., geb., ƒ49,90). Studie over Waarover hij ook schrijft, z'n zinnen zijn altijd geladen. Hij heeft het in Oversprongen - vooral gevuld met bewerkingen van eerder in NRC Handelsblad I verschenen beschouwingen - onder meer over Nederlandse kunst en literatuur (Lucassen, Aernout Mik, Nescio, F. Sprin ger), over de cultuur van verre j volken (de Asmat, de aboriginal j schilder Emily kame Kngawar- reye), en over de natuur. Het is voornamelijk bij het laatste on derwerp dat zijn talenten volle dig tot hun recht komen. Hij gaat na hoe Niko Tinbergen de ethologie 'ontdekte', het bestu deren van het gedrag van dieren in hun natuurlijke omgeving.! Hij legt verrassende verbanden tussen menselijke en dierlijke eigenaardigheden door te wij-, zen op pestende chimpansees en op democratische buffels. Hij schrijft meeslepend over vogels in de kunst, waarbij hij vol be wondering bij het werk van Melchior d'Hondecoeter stil staat. Hij heeft het over de bij zondere soorten die voorkomen op eilanden, juist daar 'is vaak nog te achterhalen hoe evolutie, werkt'. Onder de titel 'De eeu wige tweede van de evolutiethe orie' vraagt hij aandacht voor. het werk van Alfred Russel Wal lace. En hij gaat in op pogingen om Europese vogels in Amerika; uit te zetten, waarbij bepalend was of Shakespeare de soort had. vermeld. Bij de meeste vogels; lukte het niet, maar van de één. maal door Shakespeare ge noemde spreeuw leven nu ruim honderd miljoen exemplaren in N o ord-Amerika De auteur heeft een ideaal even-, wicht gevonden tussen stijl en informatie, tussen vorm en in-, houd. De meeste Nederlandse, essayisten hebben weinig te vertellen en doen dat bovendien op een krukkige manier. Het lijkt zodoende wel eens of hun genre hetzelfde lot beschoren zal zijn als de dodo. Maar Tijs Goldschmidt behoort tot dege nen die het essay nieuw leven in blazen. Daarom verdient hij het in de beroemdste s teden en in de onaanzienlijkste dorpen gele zen te worden. Hans Warren Tijs Goldschmidt: Oversprongen, Beschouwingen over cultuur en na tuur -218 pag. gebonden/ geïllus treerd/ f 36,50 - Prometheus, Am-, sterdam. het leven en werk van de blinde Nederlandse dichteres Petro- nella Moens (1762-1843). On danks haar blindheid verwierf Moens zich een plek temidden van de literaire en culturele voorhoede van haar tijd. Zij vormde de spil van menige vriendenkring en kende letter kundigen als Betje Wolff en Aagje Deken, WillemBilderdijk en Hendrik Tollens persoonlijk. Naast een biografische schets bevat deze studie ook een bi bliografische handreiking. herdrukt Jacob Boas: Lotgenoten van Anne Frank (Singel Pocket, 223 blz., 15,-). Anderhalf miljoen joodse kinderen werden tijdens de Tweede Wereldoorlog ver moord. Lotgenoten van Anne Frank vertelt het verhaal van vijf van hen. Het boek verscheen in 1994 onder de titel Éva, Da- wid, Moshe, Yitschak en Anne. n tien jaar tijd heeft Michel van der Plas drie I biografieën van beroemde rooms-katholieke letterkundigen gepubliceerd. In 1990 verscheen zijn boek over priester-dichter Guido Gezelle. In 1995 kwam het werk uit over koopman-schrijver 'vader' Thijm. In 2000 hebben we Daarom, mijnheer, noem ik mij katholiek, een biografie van dichter-hoogleraar-vergaderaar-redenaar- feestganger-journalist Anton van Duinkerken (1903-1968). Een leven waarin gelaveerd wordt tussen religie en literatuur. Anton van Duinkerken: dichter, hoogleraar, vergaderaar, redenaar, feestganger en journalist. Geen plaats waar het ware Brabantse hart klopt, kan eigenlijk zonder een straat die herinnert aan Anton van Duinkerken, zonder een buste van hem, zonder een aan hem gewijd monument. Het belangrijkste beeld van allemaal staat natuurlijk in Bergen op Zoom, de bijna tweeëneenhalve meter hoge man van brons kijkt daar uit op dé straat waar hij als Willem Asselbergs werd geboren. Zijn naam is dus gebleven, maar wie leest er zijn literatuur nog? Zijn bekendste werk (omdat het in alle serieuze poëzie bloemlezingen staat) is tegenwoordig de 'Ballade van de katholiek'. Het bewogen gedicht ontstond toen Mussert, de leider van de NSB, het in Volk en Vaderland had over 'den zich katholiek noemenden Van Duinkerken'. Deze antwoordde onmiddellijk: 'Jawel, mijnheer, ik noem mij katholiek/ Én twintig eeuwen kunnen 't woord verklaren/ Aan u en aan uw opgewonden kliek'. De dichter liet zijn opponent fijntjes weten: 'De roomsen hebben in de politiek/ Iets meer gedaan dan onwelluidend schreeuwen'. Bovendien nam hij, via Maria, de joden in bescherming: 'Een Joodse vrouw, die gij diep zoudt veracnten/ - Joden zijn aan uw soort niet sympathiek-/ Maar die het licht is van mijn zwartste nachten'. Het is logisch dat Michel van der Plas zijn grote Van Duinkerken boek naar dit gedicht heeft vernoemd. Het lijkt een soort spil te zijn waaromheen je het hele bestaan van de literator kunt laten draaien. De biograaf heeft naar aanleiding van de ballade veel wetenswaardigs te vertellen. Zo wordt duidelijk dat Mussert, die in 1935 zo schamper deed over Nederlands beroemdste katholiek, hem een paar jaar voordien nog had gevraagd of de nationaal- socialistische beweging 'Uwe belangstelling en geestelijken Hij verdedigde het katholicisme tegen alle mogelijke tegenstanders. Tegelijk gold hij binnen zijn bevolkingsgroep als een cultureel geweten. Het moet hem dan ook genoegen gedaan hebben dat kardinaal Alfrink op een van zijn jubilea sprak. Bij dezelfde gelegenheid beweerde iemand - Van Duinkerken had zitting in eindeloos veel comités, besturen en redacties - dat hij 'de president (was) geworden van de republiek der verenigde Nederlandse letteren'. In heel andere kringen werd hij eveneens gewaardeerd: op het feest verschenen ook Prins Carnaval uit Bergen op Zoom plus een Krabbegats hoempa-orkest. Hun plaatsgenoot was immers een enthousiast carnavalsvierder die zelfs een Verdediging van Carnaval had geschreven. Die verschillende hoedanigheden waren wel eens met elkaar in botsing gekomen. Vooral de letterkunde en het geloof verdroegen elkaar niet, zeker niet in de jeugd van de auteur. jaren oprecht kwaad te maken over de maatregel. Die intense betrokkenheid is een van de sterke kanten van het boek, maar soms blijkt het ook een zwakte. De biograaf heeft wel een erg grote neiging om zijn held in bescherming te nemen. Deze krijgt van hem bijna altijd gelijk, ook in de achteraf gezien onzinnige en een enkele keer onzindelijke aanvallen op de mannen van Forum, en dan vooral op E. du Perron. Die dacht trouwens evenmin erg aardig over de ander en duidde hem eens aan als 'bolle Ton van Brabant'. Zoals menige biograaf vervalt Van der Plas ook nogal eens in al te generaliserende zinnen, bijvoorbeeld: 'Het waren de maanden waarin Europa de spanning zwaar voelde wegen op haar nog altijd vredige bestaan'. Maar het grootste bezwaar van het boek is de eenzijdigheid ervan. Je krijgt alles te horen over de publieke figuur Van Duinkerken maar veel te weinig over de privé- persoon Asselbergs. Vooral de beschrijving van zijn omgang met echtgenote en kinderen schiet ernstig tekort. Terloops wordt 'Nini' geïntroduceerd, zonder verdere toelichting zijn ze verloofd, zomaar ineens blijken ze ook getrouwd. Met de vele kinderen die ze krijgen - als ik het goed bijgehouden heb, zijn het er acht - gaat het net zo. Op een gegeven moment is er sprake van dochters, plotseling zijn er weer wat kinderen bij tussen haakjes wordt meegedeeld dat er nog een baby is geboren, enzovoorts. Je dreigt zo héél merkwaardige ideeën te krijgen over hoe rooms- katholieken zich voortplanten. Het is raar dat Van der Plas - die verder zwijgt over het gezinsleven - wél besloot om uitvoerig te berichten over de laatste maanden van Asselbergs zoon Gustave. De biograaf blijkt echter foto Letterkundig Museum Den Haag bijzonder bedreven in het begrijpelijk maken van allerlei onbegrijpelijke literaire en godsdienstige veten, twisten en perikelen waarbij Van Duinkerken was betrokken. Het boek wordt zo bijna een kroniek van het culturele leven vanaf ongeveer 1930 tot 1945. Na die tijd - hij was door een ongeval invalide geworden en moest vrijwel al zijn teksten dicteren - teerde de schrijver toch voor een aanzienlijk deel op zijn oude faam. Hij had op jonge leeftijd al heel wat bereikt en ongelooflijk veel geschreven. Zelfs mocht hijeen man zonder enig diploma, zich al vrij vroeg professor noemen. Samen met een aantal andere vooraanstaande Nederlanders werd hij door de Duitsers gegijzeld in St.-Michielsgestel. Deze periode van zijn leven is goed gedocumenteerd en Van der Plas wijdt er boeiende bladzijden aan. De gegijzelde werd met allerlei pakj es verrast, onder meer met een zending van de beroemde ansjovis uit zijn geboorteplaats. Hij had Bergen op Zoom inmiddels verruild voor Amsterdam en verhuisde later naar Nijmegen. Na de oorlog was hij vooi'al hoogleraar en redenaar, feestvarken en zorgenkind van het episcopaat. Hij is dus ongetwijfeld zo'n man die een monument verdient. In deze biografie blijft hij onbevredigend genoeg een figuur van brons in plaats van een mens van vlees en bloed te worden. Hij lijkt geen vader maar een functionaris, geen schrijver maar een scribent. Door dit werk zal daarom weliswaar zijn naam weer vaak klinken, maar zal niemand alsnog zijn boeken opslaan. Hans Warren Michel van der Plas: Daarom, mijn heer, noem ik mij katholiek. Biogra fie van Anton van Duinkerken (1903-1968) - 644 pag. gebonden/ geïllustreerd/ 89,50 - Anthos, Am sterdam. steun zou kunnen verwerven' Hij was aan het verkeerde adres: Van Duinkerken ontpopte zich al heel vroeg als een tegenstander van nazisme en antisemitisme. Hij bepleitte openlijk dat de katholieke kerk de formule 'pro perfidis Judaeis' zou veranderen. 'Moet de kerk in dit opzicht geen mea culpa uitspreken?', vat Van der Plas samen. Een opzienbarende visie, zeker voor iemand die zo trots was op zijn geloof. Hij studeerde toen voor priester én schreef zijn eerste literaire werken. Dat ging zo slecht samen dat Willem Asselbergs zich genoodzaakt zag als dichter de naam Anton van Duinkerken te gebruiken. Hij kreeg een schrijfverbod, opgelegd. Iets wat hem veel pijn heeft gedaan. Hij is er letterlijk ziek van geworden en besloot uiteindelijk een burger in plaats van een geestelijke te worden. Van der Plas lijkt zich na al die letterkundige kroniek In zijn biografie schrijft Michel van der Plas veel over de publieke figuur Van Duinkerken, maar weinig over de privé-persoon Asselbergs. foto Phil Nijhuis Dwars door de literatuur loopt er een scheidslijn. Aan de ene kant van die grens vind je de keurige schrijvers, de au teurs die zeggen wat de critici willen horen. Aan de andere kant heb je de lastpakken, de schrijvers die de ergernis van. de recensen ten wekken. Het is een tegenstelling waar mee Joost Zwagerman (geb. 1963) ver trouwd is, zoals uit zijn pas verschenen es saybundel Pornotheek Arcadië duidelijk wordt. Hij vergelijkt beide typen schrijvers graag met elkaar: de burgers en de bohé miens, de auteurs die zich thuisvoelen in de salon en zij die hunkeren naar een bunker. 'Naar de salon ga je voor je genoegen; in de bunker ben je om te overleven', schrijft hij. De literatoren van de salon zijn op hun ge mak in de wereld en omgekeerd mogen zij op sympathie van het publiek rekenen. De be woners van de bunkers zijn juist ontheemd en andersom is de wereld hen liever kwijt dan rijk. Ook in onze eigen literatuur heeft hij voor beelden van deze klassen gevonden. In een van de essays stelt hij de uiterst brave J.J. Voskuil tegenover de fanatieke dwarsligger Herman Brusselmans. Hij laat zien dat de argumenten waarmee de recensenten Vos kuil prijzen onverkort van toepassing zou den zijn op Brusselmans. Maar diens proza wordt meestal juist gehekeld. Deze voor keur voor de burger en de afwijzing van de bohémien is een kwestie van mentaliteit, weet Zwagerman. De gemiddelde Neder landse boekbespreker is naar zijn zeggen ongeveer het evenbeeld van Maarten Ko ning, de hoofdpersoon uit Voskuils langdra dige romancyclus Het Bureau. 'Zet alle ge zichtsbepalende Nederlandse critici voor drie maanden in een grote ruimte, en er ont staat vanzelf een sfeer waar ze bij het P. J. Meertensinstituut nog een puntje aan kun nen zuigen', vult hij aan. De auteur van Pornotheek Arcadië kiest voor Brusselmans en tegen Voskuil. Hij ver dedigt de gekwelden uit de bunker en be strijdt de zelfverzekerden uit de salon. In heel voorzichtige en genuanceerde bewoor dingen overigens, Zwagerman heeft anders dan je zou denken niets van een jonge boze man. Ook al in tegenstelling tot wat je in middels misschien bent gaan vermoeden, heeft in deze verzameling eerder in kranten en weekbladen verschenen artikelen de Ne derlandse literatuur slechts een bescheiden plaats. De bundel opent met een aardig stuk 'Zeven manieren om nooit meer aan het werk te komen', over alle dingen die je als schrijver van je bureau kunnen houden. Daarna is er een uitgebreid deel 'America na'. Hierop volgt een afdeling 'Halte Al bion'. Besloten wordt met zes stukken onder de noemer 'Afslag Nederland'. Alleen Brus selmans wordt in dit deel een afzonderlijke beschouwing waardig geacht. Voor de rest worden meer algemene onderwerpen als het cult-boek, drugs in de literatuur en de beko ring van pornografie besproken. Ook is er een geestig artikel waarin hij toont dat je het huidige gejammer over de stand van za ken in de literatuur niet bijster serieus hoeft te nemen. Dergelijke klachten klinken al zo lang dat het lijkt of onze letterkunde eeuwig achteruitgaat. Zwagermans aandacht gaat dus in dit boek vooral uit naar modem proza uit het Engel se taalgebied. Hij introduceert het werk van een aantal schrijvers op een aangename ma nier. Plij weet waarschijnlijk beter dan wie ook waarover hij praat, maar anders dan de meeste anderen wilhij de lezers niet met zijn kennis verbluffen. Nee, hij zoekt juist steeds naar manieren om ons met zijn enthousias me aan te steken. Hij houdt van de auteurs die hij bespreekt én van de schilder Basqui- at die alvorens onder te gaan aan de zelfkant en de junkiedood te sterven met overgave de rol van nobele wilde speelde. De auteur van Pornotheek Arcadië bewijst onder meer in de stukken over William Bur roughs, Norman Mailer, Philip Roth en Bret Easton Ellis (van het woedend onthaalde American Psycho) dat hij tot Nederlands meest belezen en helderst formulerende es sayisten behoort. Heel beleefd wordt het werk van doorgaans hoogst onbeleefde schrijvers aanbevolen. Kunstenaars aan de andere kant van de grens, de gevaarlijke zij de waar de burgerlijke normen niet gelden maar waar ergens in de diepte de hoogste waarheid is te vinden. H. W. vrijdag 12 mei 2000 Joost Zwagerman vergelijkt in zijn essaybundel Pornotheek Arcadië onder meer de burgers en de bo hémiens onderde schrijvers. foto Phil Nijhuis

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2000 | | pagina 12