Nog niet voorbij de buitenboei Als je weer jezelf wordt, heb je gewonnen PZC reportage Hartog Vorige maand wcrd hi^tachtig- °eze ZATERDAG 21 MEI 1994 37 maand is hij een paar weken in Nederland om zijn verjaardag te vieren en voor de verschijning van zijn nieuwe roman De Buitenboei. Jan de Hartog vestigde zijn roem lang geleden met Hollands Glorie, Schipper naast God, Gods Geuzen en Stella, om maar een paar van zijn bestsellers te noemen waarvan er wereldwijd miljoenen zijn verkocht. Ook in zijn nieuwste roman speelt zijn oude liefde, de zeesleepvaart, een belangrijke rol. Dit keer in combinatie met de ruimtevaart. Symbolen van verleden en toekomst. Maar het is in de eerste plaats een boek over ouderdom. Een boek van een schrijver die weigert oud te worden. In De Buitenboei, de nieuwste roman van Jan de Hartog, zit Commodore Martinus Harinxma, 82, weduwnaar, in z'n eentje apenootjes te pellen in een huis je in Zuid-Frankrijk. Een beetje verslons de oude man, die het liefst met rust gela ten wil worden. Bekaf van het leven, zoge zegd. Totdat zijn rust wordt verstoord door een dame met zeer verleidelijke be nen, half kenau, half sirene. Zij wekt de tegenstribbelende oude zee man op terug te keren naai- het werkelijke leven; ze heeft een baantje voor hem. En na een fiks aantal borrels laat hij zich ver leiden een tocht aan te vangen die hem uiteindelijk in enigerlei vorm op de maan moet brengen. Zijn laatste reis. Maar eer hij de buiten boei, de laatste boei die het schip passeert op weg naar zee, achter zich kan laten moet hij nog een keer een bemanning aan monsteren en sleept 'Juffrouw Bastiaans' de van vermoeidheid op hun benen tollen de club oude mannen met hun dromen en illusies van hot naar her door Amerika voor een experiment in het Johnson Spa ce Center van NASA in Houston. De maan zullen ze nooit bereiken. Maar of het daar om ging is de vraag. De lethargie van de ouderdom maakt bij ieder van hen plaats voor de overwinning van de geest op het uitgeputte lichaam. Waar dan het lichaam de buitenboei niet meer bereikt, de geest kan dat wel en begint aan een nieuwe reis naar een onbekende toe komst. Jan de Hartog neemt daarmee zelf af scheid van Harinxma, die dertig was in De Kapitein, 69 in De Commodore, 73 in De Centurio en uiteindelijk 82 in De Buiten boei. Afscheid van een romanfiguur die naar zijn zelfbeeld geschapen lijkt. Jan de Hartog is na twee jaar weer even terug in Nederland. Er is weinig veranderd. „Dit is geen land, maar een familie. Tante Da heeft nog altijd ruzie met oom Piet, de ne ven en nichten zijn wat zwaarder, maar verder is alles het zelfde. Toch hoor ik hier thuis, het is m'n thuishaven. Maar omdat ik een zeeman ben krijg ik na een week of zes toch het gevoel dat ik die buitenboei maar weer eens moet passeren." Dikke muis Jan de Hartog, een leven lang schrijven. Zijn romans en toneelstukken werden over de hele wereld vertaald en verfilmd. Hij oogstte meer roem dan welke Neder- landse schrijver ook. En wat meer is, hij werd ook gelezen. Maar een plaats in 'de literatuur' heeft hij nooit veroverd; in de boekwinkel vindt je zijn boeken nog altijd onder het wat vage opschrift 'romans' of 'spanning en avontuur'. Vroeger heeft hij zich daar wel tegen te weer gesteld, nu niet meer. „Als je in Ne derland gevangen zit, als je taalgebied het Nederlands is, dan ben je wat makkelijker te jagen. Als een dikke, oude vermoeide muis in een kamer vol poezen. Maar als je daar uit kunt denk je daar toch met een zekere vaderlandsliefde aan. Voor mij is de wereld iets groter. En in Amerika heb je geen last van dat onderscheid. Dat is mooi." Hij woont met zijn vrouw in Houston, Te xas. Met tussenpozen eigenlijk al vanaf de jaren zestig, toen hij het bestond om in het 'zwarte zuiden' van de VS waar het racis me welig tierde, een ziekenhuis voor de zwarte bevolking te stichten. Hij schreef er het boek Het Ziekenhuis over. Houston is ook het centrum van de Ameri kaanse ruimtevaart. Hij kwam bij NASA binnen omdat de Amerikanen vonden dat de astronauten eens wat breder gevormd moesten worden dan alleen 'ruimtetech- nisch'. Vertelde die techneuten van alles over literatuur, toneel, over de zin van ruimtereizen en is er sindsdien kind aan huis. Oude mannen De laatste jaren houdt hij zich vooral be zig met 'dikke*oude mannen'. Verbonden aan de medische faculteit van Houston geeft hij adviezen aan artsen op het gebied van de geriatrie. „Officieel ben ik visiting Jan de Hartog is in Houston 'visiting professor geriatology'. foto Wim Riemens professor geriatology. Met andere woor den: expert op het gebied van dikke oude mannen. Nou, dat kan ik makkelijk zijn want ik ben er zelf een. Ik heb daar een kantoortje met op de deur: 'Professor Jan de Hartog. doctor lit. Resident FOM. by appointment only.' FOM betekent Fat Old Men, dikke oude mannen," zegt hij schaterend van de lach. „Kijk, die jonge artsen, die zijn allemaal onsterfelijk. Het is als een bezoek aan de Olympus. Je moet ze trachten bij te bren gen wat de eigenaardigheden zijn van 'Fat Old Men'. Hoe hanteer je zo iemand. Die. Amerikanen noemen iedereen bij hun voornaam, wat een idiote gewoonte is. Daar moet je bij iemand van tachtig niet mee aankomen. Vooral bij alleenstaande oude mannen moetje bedacht zijn op hun eigenaardigheden, want die belazeren je waar je bij staat. Dat leer ik die artsen." „Bij NASA ging het vooral om de astro nauten een bredere vorming te geven. Dan hadden we het bijvoorbeeld over de vraag 'als wij op Mars landen, wat hebben we dan te bieden?' Zijn we een ziekte van onze planeet, die nu Mars eens gaat infil treren, of hebben wij er iets te zoeken, zit er in ons menszijn een hemelse drang, wat ongetwijfeld zo is. Nou, daar heb ik het dan over." „Als we dan zo bezig zijn in de kantine komt de poes kijken. De poes van NASA, die heet Henry. Die vindt dat enig al die kerels. Het is zeg maar de havenkat van de grootste oceaan ter wereld. Die kantine is een soort havenkroeg. Als je naar buiten kijkt zie je de oceaan." Uittreding Een metafoor, die je ook in De Buitenboei terugvindt als Harinxma zich voorbereidt op z'n missie om een stralingsmeter van een Lunar Rover, een ruimtewagentje op de maan, te kunnen aflezen. Niet om als astronaut naar de maan te worden ge schoten, maar door middel van 'uittre ding', waarbij het lichaam achterblijft en alleen de geest naar de maan reist. Harinxma ontworstelt zich in De Buiten boel met Bastiaans' hulp steeds opnieuw aan dat ouder wordende lichaam dat hem eronder probeert te krijgen. Aan het eind van het boek moet hij daarvoor ook nog twee zware rugoperaties ondergaan en be stralingen voor prostaatkanker. Jan de Hartog greep daarvoor terug op z'n eigen ervaringen van zo'n anderhalf jaar gele den. Desondanks straalt hij de vitaliteit uit van eqn vijftiger. Hoe ervaart hij zelf het ouder worden? „Nou, je ziet het. Als je mijn programma van deze week ziet dan kan ik niet ouder dan een jaar of vijftig zijn, anders leg je het af. Een rustig programma noemde mijn uitgever het. En dat gaat zo door tot...", en hij maakt het geluid dat overduidelijk hoort bij 't loodje leggen en heeft er vrese lijk pret om. „Die vitaliteit is een kwestie van genade. Niet de beloning van een zuiver en rein le ven. Dan liep ik nu op krukken. Maar er hangen altijd jonge Romeinse godjes bo ven in de gordijnen met zo'n pijltje. Die zitten gewoon te wachten tot iemand zegt over zes jaar ga ik... Oh ja?" „Nee," zegt hij op de vraag of hij wel eens boos is dat het lichaam niet meer kan wat de geest wil. „Integendeel, juist dat gevoel van verdikkie dat dat nog lukt, mieters. Want er is wel wat gebeurd, twee rugope raties, een valse knie, waardoor je steeds gaat piepen bij de security." Bagger De komende weken gaat hij er weer op uit: 'haventjes kijken', naar de Flevopolder, de Wieringermeer. Praten over de droog legging, over baggeren, voor het al lang geleden aangekondigde boek over de laat ste resten van 'Hollands glorie': de bagge raars. „Er bestaat in Nederland een waterbijbel. Dat is een bijbel die in 1830 herzien is door een dominee ergens in de Biesbosch. Pas sages als 'stof zijt gij en tot stof zult gij we derkeren' zeiden die baggeraars niets want die kenden geen stof op het water. Dus dat is in die bijbel geworden tot 'bag ger zijt gij en tot bagger zult gij wederke ren'. En dat sprak ze aan, en ik moet zeg gen, mij ook. Verleden jaar heb ik nog op een oude emmerbaggermolen gestaan met achthonderd literbakken die schud dend bovenkomen vol kolossale klonten waar nog voorhistorische bomen in zaten. Dan heb je het gevoel: ze baggeren ons straks ook hoor." „Ja, De Buitenboei is wel een filosofisch getint boek. Dat krijg je op mijn leeftijd. Had misschien eerder moeten komen, maar ik heb het nu. Maar ik blijf natuur lijk gewoon een verteller. De literanten zien je daardoor niet voor vol aan. Maar de vertellers zijn net zo oud als de schilderin gen in de prehistorische grotten." Kaarten In een interview heeft hij ooit gezegd, 'in je jonge jaren krijg je kaarten uitgedeeld en daar moetje je leven lang mee spelen'. In zijn spel zaten de zeesleepvaart, het calvi nisme en Holland. Heeft hij er zelf in zijn leven niet toch ook een paar kaarten aan toegevoegd? „Dat weet ik niet," zegt hij nadenkend. „Je krijgt een talent mee en daar moet je mee woekeren. Iedere mor gen aan je bureau zitten, terwijl je niet weet of het goed wordt. Als ik er dan toch een kaart aan zou moeten toevoegen: hard werken. Maar dat is vrije wil, daar kun je zelf over beslissen." „Hard werken calvinisme? Da's onzin, flauwekul. Vraag het aan iedere vakman. Willink heeft zich een aap gewerkt. Dat hoort er toch bij? Ik ken maar heel weinig auteurs die in een hangmat succes hebben gehad." „Wat ik er heb bijgeleerd? Geen flikker. Ik heb er bijgeleerd dat je moet beseffen... Cor van der Lugt Melsert heeft mij hon derd jaar geleden gewaarschuwd: in Ne derland heb je nooit talent, alleen maar geluk. Ik heb een hoop geluk gehad." „Echt. Dat ik hier zo zit, dat we plezier hebben. Als ik dan aan mijn recente verle den denk, in rolstoelen gezeten, op kruk ken gelopen, acht weken bestralingen. En hier ben ik weer. Ik ben een gelukkig mens." Frans Alten Jan de Hartog: 'De Buitenboei'. Uitg. De Prom, Baarn, 1994, 300 blz. 39.90. Eén ding wil ik voorop stellen: als mijn ouders niet hadden gereageerd zoals ze gedaan hebben, had ik nooit de onbezorgde figuur kunnen blijven die ik was, en gelukkig nog ben. Mijn ouders zijn helemaal niet van die mensen die altijd overlopen van begrip. Maar toen het nodig was, begrepen ze alles. Annette (25) werd bijna tien jaar geleden verkracht. Ze is zelf verbaasd over de afstand, en vooral de nauwkeurigheid, waarmee ze over het gebeurde kan spreken. Ik was net zestien en ik spaarde voor een brommer. Wij woonden in een dorp en om naar de stad te komen, moest ik een eind door de polder. Zelf vond ik dat ook altijd wel eng, maar mijn moeder was helemaal panisch. Als ik uit wilde gaan, moest ik vreselijk zeuren en dan mocht het alleen als er nog meer van het dorp meegingen. Een brommer leek me toen de oplossing voor al mijn proble men." Die avond, in de zomervakantie, was An nette met een stel vrienden van school aan het stappen in de stad. „Ik had me zwaar opgemaakt. Mijn ouders hadden nog gezegd dat ik voor gek liep, maar zelf vond ik het prachtig. Van café naar café trokken we en het was echt ontzettend gezellig. Omdat ik mijn fiets bij de eerste kroeg had laten staan en we alsmaar ver der trokken, besloot ik hem te gaan ha len. Hij bleek gestolen. Het slot was door geknipt. Dat moet rond tien uur zijn ge weest want het was nog niet eens echt donker. Ik dacht: dan haak ik maar af. Met de grootst mogelijke tegenzin ging ik naar het station om te zien of er nog een bus ging." Mes Op weg naar het station, hoorde ze ie mand achter zich hardlopen. „Ik herin ner me nog dat ik daar een beetje haast van kreeg, het idee dat je hard moest lo pen om de bus niet te missen. Ik keek op mijn horloge: tien voor half elf. Op het zelfde moment werd ik beetgepakt. Ik zag een mes voor mijn ogen en ik werd meegesleurd een bedrijventerreintje op. „Aan de kant" zei hij nog en vanaf dat moment herinner ik me alles alleen nog alsof ik ernaast stond. Wat vooral door mijn hoofd schoot was: straks ben ik dood, straks ben ik dood. Ik weet nog steeds niet of ik daar nu bang voor was of dat ik het dacht om mezelf te troosten." Na een eeuwigheid die achteraf een kwartier bleek te hebben geduurd, ver dween de belager in dezelfde looppas, waarmee hij Annette had ingehaald. „Ik bleef totaal in de war achter. Een poosje heb ik daar nog gestaan en toen ben ik weer naar de stad gelopen. In een cafeta ria ben ik binnengelopen en daar heb ik gezegd dat ik verkracht was en dat mijn fiets gestolen was. Het waren buiten landse mensen, die me niet goed hebben verstaan of begrepen. Ze waren heel vriendelijk, gaven me thee en ik mocht bellen. Tegen mijn vader zei ik alleen dat mijn fiets gestolen was en dat hij me moest komen halen." Gebroken Wat haar bezield heeft, kan Annette nog steeds niet helemaal begrijpen, maar toen haar vader kwam, hield ze haar mond over de verkrachting. „Wat ik me heel goed herinner is dat ik me in die war me auto plotseling veel beter voelde. Er gleed iets van me af. Mijn vader zat heel vertrouwd te mopperen. Over hoe ik er uit zag, met die make-up en over de sa menleving. Dat je je fiets niet eens meer eventjes ergens op slot kunt achterlaten. Kortom, ik hield gewoon mijn mond. Ook tegen mijn moeder." Ze is er absoluut van overtuigd dat ze die hele verkrachting totaal zou hebben ver drongen als ze niet zwanger was geweest. „Dat had ik zelf niet in de gaten. Ruim twee maanden later kreeg mijn moeder dat door. Voor haar spraken de sympto men boekdelen: overgeven en meteen weer een heleboel eten. Ze zette me on der druk, wilde weten wat ik had uitge spookt. Uiteindelijk kwam het verhaal eruit. Ik had het gevoel dat ik in tweeën brak. Waar ik me het meest over schaam de, was dat ik het niet aan mijn ouders slachtoffers i i i i i I I i had verteld. Maai1 ze namen me dat hele maal niet kwalijk. Ze begrepen, veel be ter dan ikzelf, dat mijn eigen wil me uit handen was geslagen." Haar ouders begeleidden een abortus, aangifte bij de politie en de eerste stap pen op het pad van de hulpverlening. „Uiteindelijk ben ik dat volgende school jaar goed doorgekomen. Helemaal dank zij mijn ouders, die de last als het ware overnamen. Zo voelde ik dat. Later, toen ik al buiten Zeeland studeerde, ben ik nog bij verschillende hulpverleners ge weest. Die waren allemaal vol bewonde ring over de opstelling van mijn ouders." Al is de dader nooit gepakt, voor Annette is de zaak afgerond. „Ik heb die vent daarvoor en daarna nooit meer gezien. Hij was niet van hier, dat kon ik ook ho ren aan wat hij zei. Geen spoor van een Zeeuws accent. Ik troost me met de ge dachte dat hij misschien later nogeens gepakt is. De woede, die ik pas maanden later heb ontwikkeld, is zo goed als weg. Ik weet wel dat die bij mijn ouders langer heeft geduurd, al hebben ze altijd gepro beerd die voor mij niet zichtbaar te ma ken. Mijn broer heeft heeft me verteld dat mijn moeder er vaak van gedroomd heeft die man te vermoorden. Dat is ei genlijk het ergste. Zo iemand veroor zaakt datje niet meer bent wie je bent." Toch zit 'm voor Annette daar de over winning. „Tegen een mes kun je niet op maar je kunt wel weer jezelf worden. Dan heb je toch gewonnen." Taart Ze hebben de overwinning ook gevierd. „Toen ik mijn huidige vriend, die ik het hele verhaal ook snel verteld heb, pas kende, drong hij aan op een HIV-test. Ik zelf was ervan overtuigd dat er op dat ge bied niks aan de hand was. Maar ik ging toch, om hem een plezier te doen. Op het moment dat ik voor de uitslag de kliniek instapte, haalde ik er mijn schouders nog voor op maar toen ik hoorde dat er niets aan de hand was, was ik werkelijk zo op gelucht. Ik kon wel janken van blijd schap. Al mijn colleges van die dag heb ik laten lopen. Ik heb de trein gepakt en bij de beste bakker een enorme taart ge kocht. Met het briefje van de uistlag erop geplakt, stapte ik bij mijn moeder bin nen. Die wist met haar opluchtig geen raad. Ze bleek zich daar al tijden zorgen over te maken maar wilde mij er niet over lastigvallen. Sindsdien is er nauwelijks meer over gesproken." Annette heeft het allemaal achter zich gelaten, maar ze is ervan overtuigd dat ze, met een minder goede opvang en be geleiding, misschien wel levenslang het slachtoffer was gebleven. „Het klinkt gek, maar ik heb geluk gehad. Zo voel ik het echt." Mieke van der Jagt

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1994 | | pagina 37