We spreken de taal
van de sport
Bert Jacobs vecht
voor de turners
Vechten om te winnen en lachend verliezen
Sportraad
Mister Morres
Jarenlang had de Zeeuwse Sportraad
het imago ontoegankelijk te zijn voor
sportbonden en sportverenigingen. Ge
vestigd op de tweede verdieping van eeh
statig herenhuis aan de Dam in Middel
burg ademde de raad een ambtelijke
sfeer. Secretaris Ton Kienhuis en zijn
naaste medewerkers doen er de laatste
tijd echter alles aan om van 'dat duffe
imago' af te komen. Ze trekken 'het veld'
in, ze staan clubs, bonden en gemeenten
met raad en daad ter zijde en ze proberen
zelfs de ongeorganiseerde sporters te be
reiken.
Belangrijk is ook dat de sportraad steeds
meer 'de taal van de sport' spreekt. Nog
niet zo lang geleden waren de stukken van
de sportraad geschreven in een ambtelij
ke, gecompliceerde stijl. Nu proberen
Kienhuis en de zijnen de raad toegankelij
ker te maken door een vlotter woordge
bruik in brieven en andere stukken, die
rondgestuurd moeten worden. „De sport
raad is een sportservice-instituut gewor
den", verwoordt Kienhuis de nieuwe
koers.
Een treffend voorbeeld voor de radicale
koersverandering is de totstandkoming-
van de Zeewse sportmaand mei, die dooi
de sportraad wordt georganiseerd. Nooit
eerder mikte de sportraad op een derge
lijk groot publiek. Het werk, dat in Mid
delburg werd verricht, was hooguit zicht
baar voor sportbestuurders en betrokken
ambtenaren van de provincie en de ge
meenten. Nu profiteren top- en recreatie
sporters rechtstreeks van een evenement,
dat wordt gecoördineerd door Kienhuis
en zijn gevolg.
Ton Kienhuis kwam in 1976 als tweede
man achter secretaris Paul Diepstraten
de Zeeuwse sportraad versterken. Een
verstandshuwelijk voor hooguit een jaar
of drie, veiwachtte Kienhuis. De uit de
Randstad afkomstige ex-handballer had
zich voorgenomen om niet al te lang in de
provincie te blijven. Van zijn voornemen
om het platteland snel weer te verruilen
voor een levendige stad kwam weinig te
recht. Inmiddels voelt hij zich als een vis
in het Zeeuwse water en piekert hij er niet
meer over ooit nog terug te keren naar
Den Haag of omgeving, waar hij opgroei
de.
Praktisch bezig
„Ik heb mijn verblijf in Zeeland steeds ver
lengd.. Die drie jaren werden er al snel vijf
en pas in het achtste, negende jaar dacht
ik: mijn werk zit erop. Totdat ik drie jaar
geleden eerste man bij de sportraad kon
worden. Voor mij een nieuwe uitdaging.
Met het bestuur van de sportraad en de
provincie hebben we een nieuwe lijn uitge
zet. We zijn nu veel meer praktisch bezig
en dat wiilen we in de komende jaren nog
verder uitbreiden."
„Er zullen best mensen zijn, die zich afvra
gen of de sportraad nut heeft. Dat is duide
lijk het geval. Er is behoefte aan dit or
gaan. De sport drijft op een enorm vrijwil
ligerscorps, dat behoefte heeft aan een
klankbord. Vandaar, dat we ons nu ook
profileren als een sportservervice-insti-
tuut, waarop iedereen, die werkzaam is in
de Sport, een beroep kan doen. We gaan
naar de verenigingen toe. We adviseren en
stimuleren."
Subsidies
De provinciale overheid heeft dit jaar
350.000 gulden uitgetroken voor de
Zeeuwse sport. Een ton is bestemd voor de
organisatie van de sportmaand, het overi
ge geld is beschikbaar voor subsidies.
Vooral de kleine sportbonden hebben
daarvan profijt. Dankzij financiële steun
kunnen er bijvoorbeeld kadercursussen in
deze provincie worden gehouden.
Kienhuis: „Voor de kleinere bonden is dat
heel erg belangrijk. Het houden van zo'n
cursus kost geld en dat moet door de cur
sisten worden opgebracht. Voor de cur
sussen, die niet zijn volgeboekt, bestaat er
een subsidie-regeling. De provincie, be
taalt de lege stoelen. Zóu dat niet gebeu
ren, dan zouden de Zeeuwen cursussen
buiten de provincie moeten volgen, het
geen niet echt stimuleert om eraan deèl te
nemen."
Deze regeling, die ooit door de sportraad
is gestimuleerd, heeft ook een schaduwzij-
de. De grote bonden, die de cursussen wel
vol krijgen, hoeven niet of nauwelijks te
rekenen op subsidie. Kienhuis noemde
dat onlangs 'omgekeerde discriminatie'.
„De verhoudingen zijn inderdaad scheef
gegroeid", erkent Kienhuis. „De voetbal
bond en de gymnastiekbond, om twee
voorbeelden te noemen, krijgen niets, ter
wijl ook zij ondersteuning verdienen.
Vroeger kreeg iedere bond, die een cursus
hield, vijftien procent subsidie. Die rege
ling zou voor de grote bonden in ere moe
ten worden hersteld."
Log
De sportraad werd in het verleden be
stempeld als een log ambtelijk apparaat,
dat niet adequaat op ontwikkelingen in
speelde. Een beeld, dat nog niet helemaal
verdwenen is. Onlangs merkte Cees de
Ridder, voorzitter van het district Zee
land van het Nederlands handbalverbond
(NHV) op, dat er bij de sportraad nog niets
is veranderd. Het project, waarmee de
sportraad het handbal in deze provincie
zou gaan promoten, zou nauwelijks vorde
ren. Kienhuis reageerde getergd, eiste ex
cuses en pas op een vergadering met de
handbalclubs en -bestuur werd de vrede
getekend.
Kienhuis heeft een streep gezet onder die
rel in zakformaat, maar stelt in zijn alge
meenheid, dat het klassieke - negatieve -
beeld, dat nog veel mensen van de sport
raad hebben, niet terecht is. „Vroeger was
de sportraad een papieren organisatie. Ex-
was te weinig contact met de sportplek
zelf. Dat was fout, maar dat wilde niet zeg
gen, dat de sportraad niet actief was. We
hebben een rol gespeeld in de totstandko
ming van accommodaties en hebben voor
diverse gemeenten sportbeleid gemaakt.
Het stoffige imago van een club ambtena
ren, die alleen maar vergaderde, klopte
echt niet."
„Ik ben in dienst van de overheid, maar ik
heb me nooit een ambtenaar gevoeld. Dat
geldt ook voor mijn collega's hier. We zijn
- soms tot ergernis van anderen - anders,
dan de meeste ambtenaren. We werken
niet alleen van negen tot vijf, maar zijn
ook vaak 's avonds en in het weekeinde op
pad. Op die tijden zijn: mensen met sport
bezig, niet overdag. Op een uurtje kijken
we ook niet. We zitten dan ook met een
enorme overwerklijst."
Profileren
De organisatie en coördinatie van de
sportmaand - een idee dat werd gelan
ceerd door de provincie en de sportraad -
heeft de werkdruk alleen maar doen toe
nemen. „Op het rpoment, dat is besloten
deze sportmaand te houden, heeft voorzit
ter Jan Kruize van de sportraad'direct en
terecht gesteld, dat niet de provincie
maar wij de organisatie op ons zouden ne
men. De sportmaand is immers een ideaal
evenement om je te profileren. We vixxden
het een enorme uitdaging, al hebben we
de hoeveelheid werk, die het met zich
meebrengt, schromelijk onderschat, 't Is
een weektaak voor één man. - En omdat
ook het normale werk doorgaat, hebben
we onze handen meer dan vol. Eigenlijk
zouden we er iemand voor halve dagen
moeten bij krijgen, maar dat is een over
heidskwestie."
Kienhuis staat er niet te lang bij stil. Hij
ziet het als een uitdaging om de nieuwe
lijn, die de sportraad volgt, verder uit te
stippelen. Bovendien is de kans groot, dat
de sportraad gaat verhuizen naar een
nieuw te bouwen sportcentrum in Arne-
muiden. Een onderkomen, dat ook dooi
de gehandicapten-sportbond en mogelijk
ook de KNVB afdeling Zeeland zal worden
betrokken. Voor de sportraad, die in de
toekomst zelfstandig zal gaan opereren,
zal zo'n onderkomen een goede zaak zijn,
meent Kienhuis. De provincie heeft het
licht inmiddels op groen gezet. Het wach
ten is nu op een positief besluit vanuit Den
Haag, dat begin mei wordt verwacht.
Richard Thannhauser
DONDERDAG 25 APRIL 1991 19
Met tien nationale titels op zak
werpt Bert Jacobs uit Tilburg
zich al jarenlang op als voorvechter
van de turnsport voor mannen. De 38-
jarige Brabander werd na zijn succes
volle carrière als topturner bonds
coach en hield zich bezig met de oplei
ding van talentvolle jongens. Jacobs,
nog altijd woonachtig in zijn geboorte
plaats Tilburg, heeft inmiddels zijn
trainersfunctie bij de bonds opgege
ven. Vorig jaar trad hij in volledige
dienst van het MDGO in Goes. Hij
werd vakleerkracht met de specialisa
tie turnen en doceert 'de grondvormen
van het algemeen bewegen'.
Bert Jacobs wil er ook in zijn nieuwe
omgeving veel aan doen om de turn
sport te promoten, vooral in de oplei
dingssfeer. Ook geeft hij demonstraties
en houdt hij lezingen in het land. Hij zal
op het symposium 'jeugdsport in de
praktijk' op 14 mei in De Stenge in
Heinkenszand een trainingsdemon
stratie geven. Maar voor een Zeeuwse
turnclub wil hij als trainer niet in actie
komen. Volharding uit Goes heeft al en
kele malen tevergeefs een beroep op
hem gedaan. Jacobs: „Ik ben een pex--
fectionist en als ik bij een club iets zou
opzetten, zou me dat vele uren per dag-
kosten. Over zoveel tijd beschik ik
niet."
Zijn werk in Goes betekent een radicale
ommekeer voor de praktijktrainer bij
uitstek. Bert Jacobs: „Maar ook in dit
vak heb ik de gelegenheid het jongen-
sturnen te stimuleren. Ik kan mijn erva
ringen op mensen overbrengen, ik kan
de toekomstige leerkrachten de kleine
kneepjes van de turnsport bijbrengen.
Kortom: ik werk op een heel ander ter
rein, maar ik heb nog altijd de illusie
dat ik het turnen als mannensport kan
stimuleren."
Hij was zelf een erkend topturner in de
jaren dat Cor Smulders vele malen Ne
derlands kampioen was en in de turn-
wereld grote bekendheid genoot.
Vreemd genoeg is het nooit tot een coix-
fronatie gekomen tussen die twee. om
dat er toen nog een scheiding was tus
sen KNGV (Koninklijk Nederlands
Gymnastiek Verbond), dat met zijn tur
ners en turnsters aan de internationale
toernooien mocht deelnemen, en de
NKGB (Nederlandse Katholieke
Gymnastiek Bond).
Bert Jacobs was een principiële
NKGB'er en is dat tot de fusie gebleven.
„Misschien", zegt hij, „was ik wel een
topper gèweest in het KNGV. Cor
Smulders was weliswaar een stuk beter
dan ik. maar tot de top drie had ik het
wel kunnen brengen."
Zielige tijd
Met 80.000 leden was de katholieke
bond immers ook een sterk bastion.
„Cor Smulders en ik hebben nog samen
gestudeerd. We hebben elkaar dikwijls
ontmoet, we hebben ook wel met elkaar
opgetrokken, We werden ovex-al ge
volgd en gecontroleerd door de bonds-
mensen. We mochten tijdens wedstrij
den absoluut niet tegen elkaar uitko
men. Het was eigenlijk een zielige tijd."
Bert Jacobs was lid van Kunst en
Kracht uit Tilburg en is dat ook altijd
gebleven. Hij begon zijn turncarrière
pas op 15-jarige lëeftijd en had daarvoor
nooit aan sport gedaan. „M'n zusje was
wel een talentvolle turnster", vertelt
hij. „Ik wilde stoer doen en zei: wat jij
kan, kan ik ook." Anderhalfjaar latei-
werd hij al derde op het nationale
jeugdkampioenschap.
Het was de aanzet voor een zeer succes
volle tijd. Tien jaar lang heerste Bert
Jacobs op de nationale turnkampioen-
Bert Jacobs: Jongeren gaan minder naar turnverenigingen (foto Willein MierasI
Ton Kienhuis: Ik heb me nooit ambtenaar gevoeld (foto Ruben Oreel)
schappen van de NKGB. Hij was spe
cialist op de brug met gelijke liggers, de
grondoefening en aan het rek. „We de
den ook wel internationale wedstrijden.
Je had bij onze bond de zogenaamde FI-
CEP-wedstrijden, Dat was een soort in
ternationaal kampioenschap voor ka
tholieke sportbonden. Het werd om de
vier jaar gehouden."
Het mannen-turnen is hem altijd blij
ven boeien. Ook na zijn aktieve loop
baan. Jacobs haalde CIOS en deed de
Sportacademie. Hij werd bondscoach
bij zijn eigen bond en na de fusie inge
past in de trainersstaf van de huidige
KNGB op Papendal.
Historisch
Jacobs kent natuurlijk de reden waar
om het jongens- en mannenturnen in
het verval is geraakt. ..Het heeft histori
sche achtergronden. In vroeger jaren
waren er bij de gymnastiekverenigin
gen uitsluitend mannen aktief. Vrou
wen mochten toen gewoon niet sporten.
In de jaren dertig en veertig werden de
clubs opengesteld. Je kreeg een enorme
toeloop van vrouwen in de turnsport: in
het begin nog met lange jurken en in
maillots. Maar tegelijkertijd verdwe
nen er ook een heleboel mannen uit het
turnen. Want een oud gezegde luidt:
waar de rokken verschijnen, daar ver
dwijnen de broeken."
„Daarnaast komen kinderen tegen
woordig op de basisscholen steeds min
der in aanraking met de elementaire
onderdelen van het turnen. Dat komt
door de afbrokkeling van de vakleer
krachten. Jongeren gaan minder naar
turnverenigingen, omdat ze op school
minder met turnen te maken krijgen."
Frits Bakker
Volgens het principe dat hij zelf zo
graag hanteert is Morres Hulst al ve
le jaren een provinciale topclub in het'
volleybal. Jo Everaert is 55 inmiddels en
staat al meer dan dertig jaar aan de basis
van het succes van zijn club. Morres heeft
onder zijn bezielende leiding een sterke
jeugdafdeling opgezet. Die aanpak resul
teerde in nationale titels en heeft geleid
tot een doorbraak van de seniorenteams.
Jo Everaert hanteerde zijn eigen succes
formule: „Je moet vechten om te winnen
en lachend verliezen."
'Mister Morres', die in deze weken nauw
betrokken is bij de organisatie van de pro
motiewedstrijd die het Nederlands da
mesteam op 14 mei in Hulst speelt tegen
het herenteam van Morres, heeft noodge
dwongen een stap terug moeten doen. Vo
rig jaar (25 april) moest hij door slijtage
aan de linker heup een ingrijpende opera
tie ondergaan. Voorkorte tijd heeft hij zijn
trainersaktiviteiten gestaakt, maar lang
zamerhand is hij tijdens de trainingen
weer inzetbaar.
„Ik heb een nieuwe heup gekregen en de
revalidatie is wonderbaarlijk snel gegaan.
Vóór die operatie kon ik nog niet van m'n
huis naar het centrum van Hulst wande
len. Vier maanden nadat ik was geope
reerd, stond ik weer voor de klas. Niet
meer hetzelfde vak als vroeger. Ik heb 27
jaar gymnastiek gegeven. Nu geef ik Ne
derlands in de brugklas en ik ben coördi
nator. En inmiddels doe ik ook alweer vol
leybaltrainingen."
Hij heeft als trainer nooit een opleiding ge
volgd, maar is door de volleybalbond op
zijn waarde beoordeeld, Jo Everaert
kreeg, toen hij 'zowel met het; herenteam
als met het damesteam van Morres pro
moveerde naar de eerste divisie, toestem
ming om ook op dat niveau te coachen.
„Ik ben nooit ontmoedigd geweest, omdat
we later weer terugvielen naar lagere klas
sen. Het vertrek van spelers en speelsters
door studie was onvermijdelijk."
„De mensen in mijn omgeving hebben wel
eens gedacht, dat ik toen zou instorten.
Dan hebben ze me verkeerd beoordeeld.
Het lijkt allemaal een prestigezaak. maar
dat mag je er niet van maken. Ik heb ei
genlijk ook nooit stress gekend. Je moet
altijd reëel blijven, vind ik. Je steekt al je
Jo Everaert
energie in een ploeg, maar je mag niet ont
moedigd raken als dat wegvalt. Dan begin
je gewoon weer met een nieuwe lichting te
werken."
Twee-eenheid
Jo Everaert (in alles gesteund door z'n
vrouw Ria) en volleybal: het is een onlos
makelijke twee-eenheid. Hij was samen
met Louis Provoost in 1955 de drijvende
kracht van de toenmalige Sportclub Ter
hole. Na de verhuizing naar Hulst veran
derde de naam in Taktika, sinds 1974 heet
de club Morres Hulst. Jo Everaert had een
eenmansbedrijfje in het verleden. Hij leid
de de club met zijn vrouw, was trainer,
coach, voerde alle onderhandelingen voor
de club en stimuleerde de jeugd op de
school waar hij les gaf.
Morres Hulst bouwde overal in het land
aan een zekere reputatie. De jeugdoplei
ding werd alom geroemd. Everaert is trots
op de vele kampioenschappen die zijn
jeugdteams hebben behaald en bezit nog
steeds de gedrevenheid om jeugd te laten
doorstromen.
Hij vindt ook dat andere Zeeuwse clubs
daarin nogal eens tekort schieten. De
ranglijsten bij de adspiranten spreken in
dat opzicht klare taal. Morres domineert
het jeugdvolleybal nog nadrukkelijk, De
Hulster volleybalvereniging heeft in de
jeugdklassen vijf teams bij de eerste acht.
Everaert heeft heel zijn carrière vanuit die
jeugdopleiding gewerkt. Zijn uitgangs
punt was: „De jeugdopleiding krijgt de
grootste aandacht. Alles wat daar uit
komt, is meegenomen." En inderdaad had
die aanpak succes.
Grote talenten
Morres promoveerde met de heren in 1984
naar de eerste divisie. Er zaten grote ta
lenten in de ploeg. Zoals Michel Everaert.
Martin Roodzant, Roandl Reunis (latei-
alle drie naar TDK Brevok vertrokken).
Guido de Beule, William Taelman, Ro
nald van Eerdenburg en Pieter Hamelink.
Een jaar eerder had het damesteam dat
niveau ook al gehaald. In die ploeg gingen
veelbelovende speelsters schuil: José en
Elly de Theye. Maria de Regter, Jolanda
van Esbroeck, Karine Mangnus, Tiny de
Witte en Marleen van de Vijver.
Jo Everaert was als geen ander verant
woordelijk voor de opkomst van deze ta
lenten. Hij heeft ze vervolgens ook bijna
stuk voor stuk zien vertrekken. Vooral
ook daardoor heeft het Zeeuwse volleybal
aan het eind van de jaren tachtig aanzien
lijk aan kwaliteit moeten inleveren.
Mister Morres volgt het allemaal nog op
de voet en signaleert met gemengde ge
voelens hoe het er nu voorstaat. „We heb
ben in Zeeland met de herenteams rede
lijk gedraaid. EVVC, De Sterre, Morres
functioneren goed. Bij de dames is het een
rampzalig jaar geweest. Zeeland heeft drie
ploegen in de derde divisie gehad. Ze zijn
alle drie gedegradeerd, weggeveegd dus.
Wel een beetje blamerend voor onze pro
vincie..."
Flits Bakker