PZC
Religieuze lading
voor triviale zaken
Deelrepubliek Slovenië wijzigt grondwet
en neemt recht op zelfbeschikking
opinie en achtergrond
ZATERDAG 30 SEPTEMBER 1989
Besparingen
Schoon schip
Laagste inkomen
Op verkeerde been
levensbeschouwing
Doorgeefluik
Groei
Milieu
Milieuvriendelijke verfprodukten
De gasmeter goed in de gaten houden.
Van onze verslaggever
Henk Drent)
Soms zijn er knappe koppen van
een universiteit nodig om open
deuren in te trappen. Bij voorbeeld
om te zeggen dat uw energierekening
te hoog is, omdat u 's winters stookt
met drie ramen open. Of de verkeerde
kachel gebruikt. Ongelooflijk? Toch
is dat in essentie wat zeventig bedrij
ven in de omgeving van Rotterdam in
de gaten kregen, toen zij meewrerkten
aan een onderzoek door het Erasmus
Studiecentrum voor Milieukunde:
het STER-project, ofwel Schone
Technologie en Rijn.
Drs. Leo Baas, die het onderzoek leid
de: „Voordat we aan het onderzoek be
gonnen, werd sterk betwijfeld of er nog
veel te verbeteren viel. Ten eerste om
dat juist het midden- en kleinbedrijf
als zeer kostenbewust werd be
schouwd. Verder wordt in ons land een
groot deel van de milieubelasting al
door wetgeving en vergunningen is ge
regeld."
Baas: „Het verassende was dat er
deels sprake bleek van een paradox,
dus het omgekeerde effect: het grote
aantal vergunningen in dit land leidt
ertoe dat bedrijven de verantwoor
delijkheid voor die zaken bij de over
heid leggen en die niet of nauwelijks
zelf nemen. Voldoet men aan de eisen
van vergunningen, dan denkt men dat
het 'geregeld' is. In de eerste vraagge
sprekken in de bedrijven wees de be
drijfsleiding er ook op dat men geen
milieuproblemen had, omdat men zich
aan de vergunningen hield. Kortom:
de overheid als een soort automati
sche piloot. Daar moeten we vanaf'.
Dit verklaart volgens Baas waar
schijnlijk voor een belangrijk deel
waarom de kennis over allerlei nieuwe,
schonere technologieën maar uiterst
gebrekkig tot bedrijven doordringt.
Baas: „Bedrijven bleken veel minder
kostenbewust te handelen dan werd
aangenomen. De kosten voor energie,
grondstoffen en allerlei heffingen wer
den als vanzelfsprekend tot de vaste
kosten van bedrijfsvoering gerekend.
Nog sterker: men wist meestal niet
eens hoe hoog die uitgaven waren.
Laat staan dat men een idee had van
het financiële verlies aan grondstoffen
tijdens het produktieproces."
„Een belangrijke verklaring voor die
nonchalance is waarschijnlijk dat men
in kleinere en middelgrote bedrijven
altijd overbelast is. De leiding be
steedt alle aandacht aan produktie en
verkoop. Terwijl de boekhouding dik
wijls door buitenstaanders wordt ge
daan; dus niet door mensen die de oor
zaken van uitgaven en kosten kennen.
Nog een verklaring is dat eerder naar
de hoge arbeidskosten, de lonen,
wordt gekeken, terwijl allerlei vaste
uitgaven als onvermijdelijk worden
beschouwd".
Het onderzoek van Baas en zijn colle
ga's toont aan dat dikwijls alleen al
een verbetering van de bedrijfsorga
nisatie veel 'milieu-winst' oplevert.
Baas: „Veel bedrijven raakten extra
gestimuleerd toen tot hen doordrong
dat een betere en milieubewustere or
ganisatie van de 'huishouding' van
een bedrijf vrijwel altijd ook flinke fi
nanciële besparingen opleveren. En
dikwijls al onmiddellijk. Voor het
eerst kwam in een milieuverhaal een
besparing in plaats van kostenverho
ging voor. Wij kwamen tot besparin
gen van enkele tienduizenden gul
dens tot zelfs acht ton per jaar, per be
drijf. Al vergde die besparing van
acht ton per jaar wel eerst een eenma
lige investering van vier ton".
Kern van deze doorbraak in denken en
aanpak is dat binnen en buiten de be
drijven het besef is doorgedrongen dat
je nadelige gevolgen van iets voor een
samenleving, in dit geval voor het mi
lieu, pas goed kunt aanpakken als je
de oorzaken wegneemt of vermindert.
Een open deur van jewelste, zou je zeg
gen. Maar ('wie lacht niet, die de mens
beziet') de mens blijkt een brede eigen
visie in de weg te staan, door te menen
datje best verkeerde dingen mag doen
als je die maar aan banden legt in wet
ten, regels en vergunningen.
Leo Baas: „Het is waanzin om te den
ken dat je met milieuregels en wetten
het milieu schoon kunt krijgen en hou
den zonder de oorzaken aan te pakken,
dus de samenleving ingrijpend te reor
ganiseren. Jaarlijks komen er duizen
den nieuwe chemische stoffen bij,
waarvan veel onbedoeld, reacties en
chemische verbindingen die bijvoor
beeld het gevolg zijn van uitstoot. Dat
hou je nooit bij met wetgeving. In '76
was er het Rijn-chemie- en het Rijn-
zout verdrag. Vanaf '80 zorgt het che-
mieverdrag weliswaar voor minder
uitstoot van zware metalen, maar
daarmee is niets gezegd over het ont
staan van allerlei stoffen in die bedrij-
(Van onze correspondent
Ruud de Wit in Lissabon)
Wanneer de Portugese president
Mario Soares maandag in Neder
land arriveert voor een officieel
staatsbezoek, zal hij er nog veel vrien
den aantreffen. Niet alleen binnen de
PvdA, waarmee hij altijd een sterke
band heeft gehad, maar ook bij de ove
rige politieke partijen, die zich in de
jaren '60 en '70 sterk maakten voor het
verdwijnen van het fascistisch regi
me van dr. Antonio de Oliviera Sala-
zar en, na diens dood, van prof. Marce-
lo Caetano.
De 64-jarige Soares heeft een belang
rijke rol gespeeld bij het verdwijnen
van de Salazar-dictatuur. Ook na de
'Anjerrevolutie' van 25 april 1974 is hij
zijn stempel blijven drukken op de po
litieke ontwikkelingen in Portugal: als
minister van buitenlandse zaken, als
minister-president en sinds 1987 als
gekozen president.
Mario Alberto Nobre Lopes Soares
werd op 7 december 1924 in Lissabon
geboren uit een redelijk welgestelde
familie. Tijdens zijn studententijd
maakte hij naam als een krachtig te
genstander van de dictatuur van Sala-
zar en belandde herhaaldelijk achter
de tralies. Ook als advocaat stond hij
op de barricaden van het binnenland
se verzet tegen het fascistisch regime.
Na twaalf maal gearresteerd te zijn,
werd hij in 1968 naar het eiland Sao To
mé verbannen. Uiteindelijk kwam hij
in Parijs terecht, waar hij zou blijven
tot hij in 1974 triomfantelijk naar Lis
sabon kon terugkeren.
In de Franse hoofdstad deed hij de
contacten op die hem nu, als president
van een van de armste landen van Eu
ropa, nog steeds van pas komen. Want
zowel de Spaanse premier Felipe Gon
zalez als de Franse president Franpois
Mitterand behoorden in die tijd tot
zijn vriendenkring, waarvan ook ande
re vermaarde socialistische leiders, zo
als Helmut Schmidt, Joop den Uyl,
Olof Palme en Willy Brandt deel uit
maakten. Soares was ook een van de
initiatiefnemers van de Portugese so
cialistische partij-in-ballingschap.
Na de aanvankelijke euforie van de
Anjerrevolutie bleek pas echt hoe
slecht Portugal er na jaren van dicta
tuur aan toe was. Soares kreeg de on
dankbare taak om als minister van
buitenlandse zaken schoon schip te
maken met het Portugese koloniale
verleden en reisde heel Afrika af om
steun te vinden voor een democra
tisch en vreedzaam onafhankelijk
heidsproces voor Mozambique, Ango
la, Guinee Bissau en Kaapverdië.
Maar dit werd, mede door de interne
tegenstellingen van een eeuwenlang
corrupt-koloniale overheersing, een
fiasco en de voormalige Portugese ko
lonies behoren tot op de dag van van
daag tot de meest arme en verdeelde
Afrikaanse landen.
Hoewel de PSP de eerste democrati
sche verkiezingen in 1975 won en Soa
res vervolgens door president Eanes
tot drie maal toe tot minister-presi
dent werd aangewezen, is de partij er
de afgelopen 15 jaar niet in geslaagd
om een duidelijke stempel op het
post-fascistische Portugal te drukken.
Bij de algemene verkiezingen van 1987
kregen de centrum-rechtse Sociaal
Democraten 50.2 procent van de stem
men, terwijl de socialisten werden te
ruggeworpen tot een schamele 22,2
pet.
Bij de presidentsverkiezingen in dat
zelfde jaar slaagde Soares er wel in de
centrum-rechtse kandidaat Freitas do
Amaral te verslaan. Sindsdien pro
beert Soares boven de partijen te
staan en, zoals de Grondwet van hem
vraagt, 'een president voor alle Portu
gezen' te zijn. Hij gaf zijn lidmaatschap
van de socialistische partij op, heeft
zijn woning opengesteld voor iedereen
die hem maar nodig denkt te hebben
en probeert met talrijke reizen naar de
uiteinden van de wereld het 'nieuwe,
moderne, Europese en progressieve
Portugal' van na de Anjerrevolutie uit
te dragen.
Een makkelijke taak is dat niet. Por
tugal is weliswaar sinds 1 januari
1986 lid van de Europese Gemeen
schap, maar het heeft het laagste in
komen per hoofd van de bevolking.
Toch kan worden geconstateerd dat
het EG-lidmaatschap Portugal geen
kwaad heeft gedaan. De economische
groei bedroeg de afgelopen drie jaar
gemiddeld 4 procent.
Maar er zijn ook nadelen aan te geven
van het EG-lidmaatschap. Het kapi
taalkrachtige Noordeuropese bedrijfs
leven heeft Portugal 'ontdekt' en doet
zijn voordeel met de goedkope ar
beidsmarkt, de ruim voorhanden zijn
de EG-subsidies, terwijl Portugese on
dernemers hun tot op heden weinig
rendabele bedrijven voor flinke bedra
gen van de hand doen, zonder op de be
langen van hun werknemers te letten.
Een van de meest negatieve aspecten
van het huidige Portugal is de kinder
arbeid en het gebrekkige onderwijs.
Volgens een recent rapport van de Bri
tish Anti-Slavery Society verrichten in
Portugal tot op de dag van vandaag
circa 200.000 kinderen onder de veer
tien jaar lichamelijke arbeid. Dat wil
dus zeggen, op een leeftijd waarop ze
ook in Portugal nog naar school zou
den moeten gaan. Deze kinderen
werken minimaal acht uur per dag,
maar soms loopt dat aantal uren op tot
wel 15. Het is dan ook niet verbazing
wekkend, dat het analfabetisme in
Portugal het hoogste van de EG is.
President Soares is zich van dit grote
onrecht maar al te goed bewust. Hij
noemde deze 19e eeuwse toestanden
onlangs openlijk een 'nationaal schan
daal' en ijvert voor verhoging van de
leerplicht tot 16 jaar en een strengere
naleving van de bestaande wetgeving.
Maar hij is er ook van overtuigd, dat de
armoede binnen een afzienbaar aantal
jaren tot het verleden zal horen. „Ik leg
me niet op een jaartal vast", zei hij on
langs bij een lezing in het Spaanse El
Escorial, „maar als we doorgaan in
hetzelfde tempo van de afgelopen tien
jaar, zal Portugal voor het jaar 2000
hetzelfde ontwikkelingspeil hebben
bereikt als de Noordeuropese landen,
en zeker het peil van Spanje en Italië".
President Mario Soares van Portugal en zijn echtgenote, volgende week op be
zoek in Nederland.
ven. Dat gaat door. En we hebben geen
zicht op wat er met die stoffen gebeurt.
Alleen dat ze niet in de Rijn worden ge
loosd."
„De paar ontwikkelingen die je in de
samenleving wel tijdig in de gaten
hebt, daar hol je in wetten en regels al
tijd achteraan. Dus ben je in de meeste
gevallen te laat. Het is als met de illu
sie dat we onze eigen schaduw zouden
kunnen inhalen als we maar goed ons
best doen."
Het versnipperde denken en regelen
leidde er volgens Baas onder meer toe
dat „water-, lucht- en bodemveront
reiniging altijd als afzonderlijke sec
toren zijn behandeld. Niet vanuit als
een samenhangende visie en aanpak.
Die begint zich, hoe verbazend dat
achteraf ook klinkt, pas de laatste
paar jaar af te tekenen. Ook bij onder
nemingen. Bedrijven werden welis
waar al wat langer gezien als een van
de bronnen van milieuvernietiging.
Maar de regels richtten zich op de uit
stoot, het afval. 'End-of-pipeline'
technologie heette die benadering.
Binnen de bedrijven werd niet geke
ken. Het adagium 'baas in eigen huis'
was immers heilig. Om vervuiling van
het milieu te voorkomen kwam het
overheidsbeleid dus niet of nauwelijks
verder dan het hek van bedrijven. Dat
gescheiden denken zorgde ervoor dat
ook de ondernemingen zelf op het ver
keerde been bleven staan".
Dat opdelen met hekken en vakjes
bood mogelijkheden tot afwenteling
van eigen verantwoordelijkheid in het
'vakje' van de ander. Ook bedrijven is
immers niets menselijks vreemd.
Baas: „Zo komt het voor dat bedrijven
speciaal een pijpleiding leggen naar
'rijkswater', omdat het lozingstarief
daarvoor drie keer zo laag is als lozing
op provinciaal water."
Ook maakten ondernemingen gretig
gebruik van het feit dat wetten zelden
of nooit worden ingevoerd met terug
werkende kracht. „Bedrijven die hun
produktieproces sinds jaar en dag niet
hadden aangepast konden daaraan
volgens de wet een 'historisch recht'
ontlenen. Dat kwam neer op een ex
cuus om zich ook niet binnen de voor
geschreven termijn te hoeven aanpas
sen aan milieuvriendelijker metho
den. Voor die bedrijven geldt een gelei
delijker 'regime'. Snelle of onmiddellij
ke aanpassing zou die bedrijven im
mers te veel ineens kosten."
Baas: „Lui en slecht bedrijfsbeheer
werd zo bezien dus eigenlijk beloond.
Dat moet worden omgedraaid. Het on
derzoek heeft de overtuiging opgele
verd dat preventie in bedrijven, dus
het voorkomen van milieuschadelijke
produktie, mogelijk is. En bovendien
dat een stimulerende overheid in
plaats van een verbiedende die ont
wikkeling beter dient. Het probleem is
nu eenmaal dat je altijd moet kiezen
tussen de zweep, de peen en de preek."
Een wezenlijk kenmerk van reli
gie is dat zij houvast en perspec
tief biedt die niet zijn gebaseerd op
of kunnen worden afgeleid uit feiten
en werkelijkheden, zoals die zich
concreet aan ons voordoen of die be
palend zijn voor de structuur van
het menselijk patroon. Religie gaat
ook over de vragen van zin - en
vormgeving van het leven van de
mens. Daarin spelen godsbeelden
een belangrijke rol. Maar niet min
der zal dat het geval zijn met het
mensbeeld en het beeld van de sa
menleving. Religie behoort onlos
makelijk tot de menselijke cultuur,
maar zij gaat er niet in op.
Waarom dit alles - nogal theoretisch
en abstract - gesteld? Om twee rede
nen. De eerste: het bekende ver
schijnsel dat religie vaak als een niet
relevant element in de menselijke sa
menleving wordt beschouwd en dus
ook geen boodschap heeft aan de in
richting van die samenleving. De
tweede: in toenemende mate worden
aan de religie ontleende beelden en
uitdrukkingen gebruikt om aan
maatschappelijke ontwikkelingen,
ideologieën en dergelijke, die met re
ligie niets van doen hebben een soort
van meerwaarde te geven. Anders
gezegd: vaak constateert men een re
ligieuze 'inkleuring' van zaken die
deze helemaal niet verdienen of die
daarvoor in redelijkheid niet in aan
merking komen.
Zoals elke wetenschap, elke sector
van het maatschappelijke bestel ei
gen woorden en uitdrukkingen kent,
zo zijn er ook veel religieuze termen
die in de loop van de tijden een eigen
intrinsieke en gevoelswaarde heb
ben gekregen: men weet meestal wel
wat ermee wordt bedoeld. Er kan
vlug spraakverwarring ontstaan als
- bewust of onbewust - aan zakelijke
doelstellingen, idealen of program
ma's een religieus element wordt
toegevoegd.
Religie wordt dan een soort van
smeermiddel, een vorm van massage
van de geesten om achterliggende
doelen te bereiken. Als dat bewust
gebeurt is het een kwalijke zaak. Wie
het standpunt huldigt dat religie het
gehele leven dient te doortrekken
heeft daarmee nog niet het recht de
religie te gebruiken als dekmantel
voor het legitimeren of propagande-
ren van opvattingen of systemen.
De abstractie van deze redeneringen
zal verdwijnen als men probeert te
analyseren of en zo ja welke religieu
ze termen worden gebruikt om aan
bepaalde zaken (meer) glans en
'waarheid' te geven. In zo'n geval
spreekt de Bijbel van afgoden die de
plaats innemen van de God Die jo
den en christenen dienen vanwege
de wijze leefregels die Hij heeft ge
schonken.
In het conciliair proces - dat met de
Kerkendag van 16 september een
nieuwe fase is ingegaan - komen
heel wat afgoden aan de orde, die de
christelijke kerk, als 'doorgeefluik'
van de christelijke religie, heel lang
niet of onvoldoende heeft onder
kend of waaraan zij zich zonder al te
veel poespas heeft geconformeerd:
de 'zondeval van het christendom' is
een wat ouderwetse uitdrukking
voor dit verschijnsel. In onze dagen
doet het feit zich voor dat de kerk
zich van die nalatigheid steeds hel
derder bewust wordt.
Tegelijkertijd ziet men gebeuren dat
de kerken, in wereldverband en in
ons eigen land, in hun uitspraken,
boodschappen en handreikingen de
religieuze lading van allerlei politie
ke en maatschappelijke ontwikke
lingen van de hand wijzen maar dat
de gelovigen - de basis - die uitspra
ken onderuit halen door hun feitelij
ke gedrag of verzet ertegen. Velen
blijken in hun maatschappelijke en
politieke handelen de voorkeur te
geven aan de hapklare brokken van
de individualistisch getinte wel
vaartmaatschappij aan een geset
teld bestaan, dat behoort bij het mis
tige begrip 'verantwoordelijke sa
menleving'. Het 'Neem mijn zilver en
mijn goud, dat ik niets daarvan be
houd', uit het zondagse kerklied, kan
natuurlijk niet echt zijn bedoeld,
maar het klinkt wel gevoelig-reli-
gieus.
De hoogleraar economie en cultuur
filosofie dr. B. Goudswaard heeft
voor het Bezinningscentrum van de
Vrije Universiteit in een scherpe
analyse geconstateerd dat aan het
economisch denken kanten blijken
te zitten die het welhaast onont
koombaar maken om zich op een ty
pisch religieuze manier uit te druk
ken.
Zo zouden menselijke behoeften on
beperkt zijn. Is dat niet een heenwij
zing naar het oneindige, het grenzen
loze, dat des te meer opvalt tegen de
achtergrond van de eindigheid en de
beperktheid van alle economische
processen? Wordt het spreken over
onbeperkte menselijke behoeften
niet een afgod, die de menselijke be
gerigheid en het uiteindelijke totale
misbruik van de aarde met haar rijk
dommen moet legitimeren?
Wie het toch wil volhouden zal ook
geneigd zijn de markt méér dan het
volle pond te geven. De markt als
volmaakt mechanisme, ten dienste
van de mens, een religieuze lading,
een afgod, die de eigenwaarde van
arbeid en natuur in wezen ontkent
en het veelomvattende begrip ge
rechtigheid krachteloos maakt.
Gaat het dan uteindelijk toch om de
inhoud van de portemonnee van een
- in mondiaal verband gezien - klei
ne groep mensen, ten koste van de
vele honderden miljoenen die slacht
offers zijn van dit marktmechanis
me, ook al is dit volgens politici in de
machtscentra - religieus geïnspi
reerd of niet - noodzakelijk om die
slachtoffers op de lange duur een be
ter bestaan te kunnen bieden?
Het derde punt in de drieéenheid
van het moderne economische den
ken is dat van de economische groei.
Zonder die groei, zo krijgt men van
verreweg de meeste economen te
horen, dreigt het leven te verkom
meren, wordt schraalhans keuken
meester en kunnen we het gevecht
op leven en dood niet aan met de
concurrenten in andere landen. En
is er wel iets ergers te bedenken dan
een stap terug te moeten doen? De
schrille beelden van de lege schap
pen in de winkels van Oost-Europa
zouden wel eens ons deel kunnen
worden. Soms lijkt het erop dat het
koninkrijk van het materialisme
het wenkend ideaal is.
Wordt materieel succes niet uitge
legd als zegen en hoort men het
woord genade soms niet vallen als
het om doodgewone winst-in-zaken
gaat? En stammen zegen en genade
niet uit de religieuze taalkring?
Goudswaard zegt dat het soms een
voudig onmogelijk is de indruk opzij
te zetten dat bij economische groei
aan een soort heiland wordt gedacht,
onmisbaar voor het levensgeluk en -
als bij een heiland - het navolgen te
allen tijde waard is. Voor een vol
doende economische groei zullen we
echt wel eens offers moeten brengen
- en is het woord offer niet door en
door religieus?
De jongste slogan die als heil bren
gend wordt omhelsd is dat economi
sche groei nodig is voor herstel van
het milieu. Alsof hier niet sprake
zou zijn van een tegenstelling in
zichzelf, alsof niet - ondanks alle
fraaie woorden over goed rentmees
terschap - het uitbannen van de af
god van economische groei nodig
zal zijn voor herstel en behoud van
het milieu. En het verder leven op
een ander niveau in onze westelijke
wereld hoeft echt niet het ontstaan
van een maatschappij van mini
mumlijders te betekenen. Mis
schien betekent het wel dat de mini
mumlijders van nu er beter van zul
len worden.
Of in dit opzicht de christelijke reli
gie - met de kerken als exponenten
daarvan - invloed van enige beteke
nis zullen kunnen uitoefenen blijft de
grote vraag zolang vele leden van die
kerken de afgoden van onze dagen
op de verkeerde plaatsen zoeken en
zich wèl blijven bevinden bij de sche
ma's die heel lange tijd de verhou
dingen tussen kerk en samenleving,
tussen kerk en politiek hebben be
paald. Mede en vooral met het oog
hierop zal het conciliair proces niet
een oprisping van een enkel jaar mo
gen zijn.
Om met een citaat van Goudswaard
te besluiten: „De heelheid van de
schepping is geen gewenste econo
mische uitkomst; het zal een geëer
biedigd begin van alle economische
processen moeten zijn".
J. J. Tevel
(Van onze correspondent
Jacques Schmitz in Budapest)
De Joegoslavische deelrepubliek Slovenië
heeft zijn Grondwet gewijzigd en zo het
recht op zelfbeschikking vastgelegd, waarin be
grepen afscheiding van de rest van Joegoslavië.
Op deze manier kan de federale regering van
Joegoslavië alleen de noodtoestand uitroepen
in deze tamelijk welvarende republiek in het
noorden van het land, als deze daar zelf mee in
stemt.
Het parlement in Ljubljana is vanuit Belgrado
flink onder druk gezet om af te zien van een ver
groting van de zelfstandigheid van Slovenië,
maar de Slovenen zetten hun voornemens door.
De grondwetswijziging is op een democratische
wijze tot stand gekomen, zei de Sloveense partij
leider Milan Kucan op de spoedvergadering van
het Centraal Comité. En ze zal worden bekrach
tigd door een referendum. Daarbij zal Kucan on
getwijfeld de instemming van de Sloveense be
volking weten te krijgen, want opiniepeilingen
laten zien dat 73 procent achter de grondwets
wijziging staat.
De voorzitter van de Joegoslavische Communis
tische Partij, Milan Pancevski, heeft gewaar
schuwd dat de Sloveense stap weieens tot ernsti
ge confrontaties tussen de deelrepublieken kan
leiden. Maar in feite bestaat die confrontatie al
lang en is ze juist de aanleiding voor Slovenië om
de Grondwet aan te passen. Met name vanuit
Servië, het grootste lid van de Joegoslavische fe
deratie, zijn er scherpe aanvallen op Ljubljana's
eigenzinnige koers gekomen.
De dogmatische partijleider van Servië, Slobo
dan Milosevic, wil Joegoslavië onder zijn eigen
centralistische leiding brengen, vrezen de Slove
nen. Zij verwijzen naar de manier waarop de Ser
vische partijleider met demagogische toespra
ken, het uitroepen van de noodtoestand en de
inzet van pantserwagens de Albanese bevolking
van de provincie Kosovo onder de duim heeft ge
kregen. Met de grondwetswijziging wil Ljubljana
zich beschermen tegen de soortgelijke 'kosovisa-
tie' van Slovenië.
Dit jongste conflict heeft de scheidslijnen tus
sen de Joegoslavische republieken weer dieper
getrokken. Op de spoedvergadering van het
Centraal Comité werden de Slovenen bijgeval
len door de vertegenwoordigers van hun buur-
republiek Kroatië en wisten ze gezamenlijk de
aanval onder leiding van Servië af te slaan. Dat
was alleen mogelijk omdat in Joegoslavië de re
publieken nog altijd een gelijke stem hebben,
ongeacht hun grootte.
Om die reden ijvert Milosevic er dan ook al sinds
langere tijd voor in de Joegoslavische partij en
staat het 'one-man-one-vote'-principe door te
voeren. Dat lijkt heel democratisch, maar het
komt erop neer dat Servië met zijn bijna tien mil
joen inwoners het altijd voor het zeggen heeft.
De Joegoslavische politici zijn intussen hope
loos verstrikt geraakt in dit steekspel en door de
haast onoverbrugbare tegenstellingen komt er
van een noodzakelijke sanering van de economie
weinig of niets terecht. De inflatie loopt inmid
dels tegen het onvoorstelbare percentage van
duizend aan en het saneringsprogramma van de
regering dreigt niet verder dan het papier te ko
men.