PZC Religieuze lading voor triviale zaken Deelrepubliek Slovenië wijzigt grondwet en neemt recht op zelfbeschikking opinie en achtergrond ZATERDAG 30 SEPTEMBER 1989 Besparingen Schoon schip Laagste inkomen Op verkeerde been levensbeschouwing Doorgeefluik Groei Milieu Milieuvriendelijke verfprodukten De gasmeter goed in de gaten houden. Van onze verslaggever Henk Drent) Soms zijn er knappe koppen van een universiteit nodig om open deuren in te trappen. Bij voorbeeld om te zeggen dat uw energierekening te hoog is, omdat u 's winters stookt met drie ramen open. Of de verkeerde kachel gebruikt. Ongelooflijk? Toch is dat in essentie wat zeventig bedrij ven in de omgeving van Rotterdam in de gaten kregen, toen zij meewrerkten aan een onderzoek door het Erasmus Studiecentrum voor Milieukunde: het STER-project, ofwel Schone Technologie en Rijn. Drs. Leo Baas, die het onderzoek leid de: „Voordat we aan het onderzoek be gonnen, werd sterk betwijfeld of er nog veel te verbeteren viel. Ten eerste om dat juist het midden- en kleinbedrijf als zeer kostenbewust werd be schouwd. Verder wordt in ons land een groot deel van de milieubelasting al door wetgeving en vergunningen is ge regeld." Baas: „Het verassende was dat er deels sprake bleek van een paradox, dus het omgekeerde effect: het grote aantal vergunningen in dit land leidt ertoe dat bedrijven de verantwoor delijkheid voor die zaken bij de over heid leggen en die niet of nauwelijks zelf nemen. Voldoet men aan de eisen van vergunningen, dan denkt men dat het 'geregeld' is. In de eerste vraagge sprekken in de bedrijven wees de be drijfsleiding er ook op dat men geen milieuproblemen had, omdat men zich aan de vergunningen hield. Kortom: de overheid als een soort automati sche piloot. Daar moeten we vanaf'. Dit verklaart volgens Baas waar schijnlijk voor een belangrijk deel waarom de kennis over allerlei nieuwe, schonere technologieën maar uiterst gebrekkig tot bedrijven doordringt. Baas: „Bedrijven bleken veel minder kostenbewust te handelen dan werd aangenomen. De kosten voor energie, grondstoffen en allerlei heffingen wer den als vanzelfsprekend tot de vaste kosten van bedrijfsvoering gerekend. Nog sterker: men wist meestal niet eens hoe hoog die uitgaven waren. Laat staan dat men een idee had van het financiële verlies aan grondstoffen tijdens het produktieproces." „Een belangrijke verklaring voor die nonchalance is waarschijnlijk dat men in kleinere en middelgrote bedrijven altijd overbelast is. De leiding be steedt alle aandacht aan produktie en verkoop. Terwijl de boekhouding dik wijls door buitenstaanders wordt ge daan; dus niet door mensen die de oor zaken van uitgaven en kosten kennen. Nog een verklaring is dat eerder naar de hoge arbeidskosten, de lonen, wordt gekeken, terwijl allerlei vaste uitgaven als onvermijdelijk worden beschouwd". Het onderzoek van Baas en zijn colle ga's toont aan dat dikwijls alleen al een verbetering van de bedrijfsorga nisatie veel 'milieu-winst' oplevert. Baas: „Veel bedrijven raakten extra gestimuleerd toen tot hen doordrong dat een betere en milieubewustere or ganisatie van de 'huishouding' van een bedrijf vrijwel altijd ook flinke fi nanciële besparingen opleveren. En dikwijls al onmiddellijk. Voor het eerst kwam in een milieuverhaal een besparing in plaats van kostenverho ging voor. Wij kwamen tot besparin gen van enkele tienduizenden gul dens tot zelfs acht ton per jaar, per be drijf. Al vergde die besparing van acht ton per jaar wel eerst een eenma lige investering van vier ton". Kern van deze doorbraak in denken en aanpak is dat binnen en buiten de be drijven het besef is doorgedrongen dat je nadelige gevolgen van iets voor een samenleving, in dit geval voor het mi lieu, pas goed kunt aanpakken als je de oorzaken wegneemt of vermindert. Een open deur van jewelste, zou je zeg gen. Maar ('wie lacht niet, die de mens beziet') de mens blijkt een brede eigen visie in de weg te staan, door te menen datje best verkeerde dingen mag doen als je die maar aan banden legt in wet ten, regels en vergunningen. Leo Baas: „Het is waanzin om te den ken dat je met milieuregels en wetten het milieu schoon kunt krijgen en hou den zonder de oorzaken aan te pakken, dus de samenleving ingrijpend te reor ganiseren. Jaarlijks komen er duizen den nieuwe chemische stoffen bij, waarvan veel onbedoeld, reacties en chemische verbindingen die bijvoor beeld het gevolg zijn van uitstoot. Dat hou je nooit bij met wetgeving. In '76 was er het Rijn-chemie- en het Rijn- zout verdrag. Vanaf '80 zorgt het che- mieverdrag weliswaar voor minder uitstoot van zware metalen, maar daarmee is niets gezegd over het ont staan van allerlei stoffen in die bedrij- (Van onze correspondent Ruud de Wit in Lissabon) Wanneer de Portugese president Mario Soares maandag in Neder land arriveert voor een officieel staatsbezoek, zal hij er nog veel vrien den aantreffen. Niet alleen binnen de PvdA, waarmee hij altijd een sterke band heeft gehad, maar ook bij de ove rige politieke partijen, die zich in de jaren '60 en '70 sterk maakten voor het verdwijnen van het fascistisch regi me van dr. Antonio de Oliviera Sala- zar en, na diens dood, van prof. Marce- lo Caetano. De 64-jarige Soares heeft een belang rijke rol gespeeld bij het verdwijnen van de Salazar-dictatuur. Ook na de 'Anjerrevolutie' van 25 april 1974 is hij zijn stempel blijven drukken op de po litieke ontwikkelingen in Portugal: als minister van buitenlandse zaken, als minister-president en sinds 1987 als gekozen president. Mario Alberto Nobre Lopes Soares werd op 7 december 1924 in Lissabon geboren uit een redelijk welgestelde familie. Tijdens zijn studententijd maakte hij naam als een krachtig te genstander van de dictatuur van Sala- zar en belandde herhaaldelijk achter de tralies. Ook als advocaat stond hij op de barricaden van het binnenland se verzet tegen het fascistisch regime. Na twaalf maal gearresteerd te zijn, werd hij in 1968 naar het eiland Sao To mé verbannen. Uiteindelijk kwam hij in Parijs terecht, waar hij zou blijven tot hij in 1974 triomfantelijk naar Lis sabon kon terugkeren. In de Franse hoofdstad deed hij de contacten op die hem nu, als president van een van de armste landen van Eu ropa, nog steeds van pas komen. Want zowel de Spaanse premier Felipe Gon zalez als de Franse president Franpois Mitterand behoorden in die tijd tot zijn vriendenkring, waarvan ook ande re vermaarde socialistische leiders, zo als Helmut Schmidt, Joop den Uyl, Olof Palme en Willy Brandt deel uit maakten. Soares was ook een van de initiatiefnemers van de Portugese so cialistische partij-in-ballingschap. Na de aanvankelijke euforie van de Anjerrevolutie bleek pas echt hoe slecht Portugal er na jaren van dicta tuur aan toe was. Soares kreeg de on dankbare taak om als minister van buitenlandse zaken schoon schip te maken met het Portugese koloniale verleden en reisde heel Afrika af om steun te vinden voor een democra tisch en vreedzaam onafhankelijk heidsproces voor Mozambique, Ango la, Guinee Bissau en Kaapverdië. Maar dit werd, mede door de interne tegenstellingen van een eeuwenlang corrupt-koloniale overheersing, een fiasco en de voormalige Portugese ko lonies behoren tot op de dag van van daag tot de meest arme en verdeelde Afrikaanse landen. Hoewel de PSP de eerste democrati sche verkiezingen in 1975 won en Soa res vervolgens door president Eanes tot drie maal toe tot minister-presi dent werd aangewezen, is de partij er de afgelopen 15 jaar niet in geslaagd om een duidelijke stempel op het post-fascistische Portugal te drukken. Bij de algemene verkiezingen van 1987 kregen de centrum-rechtse Sociaal Democraten 50.2 procent van de stem men, terwijl de socialisten werden te ruggeworpen tot een schamele 22,2 pet. Bij de presidentsverkiezingen in dat zelfde jaar slaagde Soares er wel in de centrum-rechtse kandidaat Freitas do Amaral te verslaan. Sindsdien pro beert Soares boven de partijen te staan en, zoals de Grondwet van hem vraagt, 'een president voor alle Portu gezen' te zijn. Hij gaf zijn lidmaatschap van de socialistische partij op, heeft zijn woning opengesteld voor iedereen die hem maar nodig denkt te hebben en probeert met talrijke reizen naar de uiteinden van de wereld het 'nieuwe, moderne, Europese en progressieve Portugal' van na de Anjerrevolutie uit te dragen. Een makkelijke taak is dat niet. Por tugal is weliswaar sinds 1 januari 1986 lid van de Europese Gemeen schap, maar het heeft het laagste in komen per hoofd van de bevolking. Toch kan worden geconstateerd dat het EG-lidmaatschap Portugal geen kwaad heeft gedaan. De economische groei bedroeg de afgelopen drie jaar gemiddeld 4 procent. Maar er zijn ook nadelen aan te geven van het EG-lidmaatschap. Het kapi taalkrachtige Noordeuropese bedrijfs leven heeft Portugal 'ontdekt' en doet zijn voordeel met de goedkope ar beidsmarkt, de ruim voorhanden zijn de EG-subsidies, terwijl Portugese on dernemers hun tot op heden weinig rendabele bedrijven voor flinke bedra gen van de hand doen, zonder op de be langen van hun werknemers te letten. Een van de meest negatieve aspecten van het huidige Portugal is de kinder arbeid en het gebrekkige onderwijs. Volgens een recent rapport van de Bri tish Anti-Slavery Society verrichten in Portugal tot op de dag van vandaag circa 200.000 kinderen onder de veer tien jaar lichamelijke arbeid. Dat wil dus zeggen, op een leeftijd waarop ze ook in Portugal nog naar school zou den moeten gaan. Deze kinderen werken minimaal acht uur per dag, maar soms loopt dat aantal uren op tot wel 15. Het is dan ook niet verbazing wekkend, dat het analfabetisme in Portugal het hoogste van de EG is. President Soares is zich van dit grote onrecht maar al te goed bewust. Hij noemde deze 19e eeuwse toestanden onlangs openlijk een 'nationaal schan daal' en ijvert voor verhoging van de leerplicht tot 16 jaar en een strengere naleving van de bestaande wetgeving. Maar hij is er ook van overtuigd, dat de armoede binnen een afzienbaar aantal jaren tot het verleden zal horen. „Ik leg me niet op een jaartal vast", zei hij on langs bij een lezing in het Spaanse El Escorial, „maar als we doorgaan in hetzelfde tempo van de afgelopen tien jaar, zal Portugal voor het jaar 2000 hetzelfde ontwikkelingspeil hebben bereikt als de Noordeuropese landen, en zeker het peil van Spanje en Italië". President Mario Soares van Portugal en zijn echtgenote, volgende week op be zoek in Nederland. ven. Dat gaat door. En we hebben geen zicht op wat er met die stoffen gebeurt. Alleen dat ze niet in de Rijn worden ge loosd." „De paar ontwikkelingen die je in de samenleving wel tijdig in de gaten hebt, daar hol je in wetten en regels al tijd achteraan. Dus ben je in de meeste gevallen te laat. Het is als met de illu sie dat we onze eigen schaduw zouden kunnen inhalen als we maar goed ons best doen." Het versnipperde denken en regelen leidde er volgens Baas onder meer toe dat „water-, lucht- en bodemveront reiniging altijd als afzonderlijke sec toren zijn behandeld. Niet vanuit als een samenhangende visie en aanpak. Die begint zich, hoe verbazend dat achteraf ook klinkt, pas de laatste paar jaar af te tekenen. Ook bij onder nemingen. Bedrijven werden welis waar al wat langer gezien als een van de bronnen van milieuvernietiging. Maar de regels richtten zich op de uit stoot, het afval. 'End-of-pipeline' technologie heette die benadering. Binnen de bedrijven werd niet geke ken. Het adagium 'baas in eigen huis' was immers heilig. Om vervuiling van het milieu te voorkomen kwam het overheidsbeleid dus niet of nauwelijks verder dan het hek van bedrijven. Dat gescheiden denken zorgde ervoor dat ook de ondernemingen zelf op het ver keerde been bleven staan". Dat opdelen met hekken en vakjes bood mogelijkheden tot afwenteling van eigen verantwoordelijkheid in het 'vakje' van de ander. Ook bedrijven is immers niets menselijks vreemd. Baas: „Zo komt het voor dat bedrijven speciaal een pijpleiding leggen naar 'rijkswater', omdat het lozingstarief daarvoor drie keer zo laag is als lozing op provinciaal water." Ook maakten ondernemingen gretig gebruik van het feit dat wetten zelden of nooit worden ingevoerd met terug werkende kracht. „Bedrijven die hun produktieproces sinds jaar en dag niet hadden aangepast konden daaraan volgens de wet een 'historisch recht' ontlenen. Dat kwam neer op een ex cuus om zich ook niet binnen de voor geschreven termijn te hoeven aanpas sen aan milieuvriendelijker metho den. Voor die bedrijven geldt een gelei delijker 'regime'. Snelle of onmiddellij ke aanpassing zou die bedrijven im mers te veel ineens kosten." Baas: „Lui en slecht bedrijfsbeheer werd zo bezien dus eigenlijk beloond. Dat moet worden omgedraaid. Het on derzoek heeft de overtuiging opgele verd dat preventie in bedrijven, dus het voorkomen van milieuschadelijke produktie, mogelijk is. En bovendien dat een stimulerende overheid in plaats van een verbiedende die ont wikkeling beter dient. Het probleem is nu eenmaal dat je altijd moet kiezen tussen de zweep, de peen en de preek." Een wezenlijk kenmerk van reli gie is dat zij houvast en perspec tief biedt die niet zijn gebaseerd op of kunnen worden afgeleid uit feiten en werkelijkheden, zoals die zich concreet aan ons voordoen of die be palend zijn voor de structuur van het menselijk patroon. Religie gaat ook over de vragen van zin - en vormgeving van het leven van de mens. Daarin spelen godsbeelden een belangrijke rol. Maar niet min der zal dat het geval zijn met het mensbeeld en het beeld van de sa menleving. Religie behoort onlos makelijk tot de menselijke cultuur, maar zij gaat er niet in op. Waarom dit alles - nogal theoretisch en abstract - gesteld? Om twee rede nen. De eerste: het bekende ver schijnsel dat religie vaak als een niet relevant element in de menselijke sa menleving wordt beschouwd en dus ook geen boodschap heeft aan de in richting van die samenleving. De tweede: in toenemende mate worden aan de religie ontleende beelden en uitdrukkingen gebruikt om aan maatschappelijke ontwikkelingen, ideologieën en dergelijke, die met re ligie niets van doen hebben een soort van meerwaarde te geven. Anders gezegd: vaak constateert men een re ligieuze 'inkleuring' van zaken die deze helemaal niet verdienen of die daarvoor in redelijkheid niet in aan merking komen. Zoals elke wetenschap, elke sector van het maatschappelijke bestel ei gen woorden en uitdrukkingen kent, zo zijn er ook veel religieuze termen die in de loop van de tijden een eigen intrinsieke en gevoelswaarde heb ben gekregen: men weet meestal wel wat ermee wordt bedoeld. Er kan vlug spraakverwarring ontstaan als - bewust of onbewust - aan zakelijke doelstellingen, idealen of program ma's een religieus element wordt toegevoegd. Religie wordt dan een soort van smeermiddel, een vorm van massage van de geesten om achterliggende doelen te bereiken. Als dat bewust gebeurt is het een kwalijke zaak. Wie het standpunt huldigt dat religie het gehele leven dient te doortrekken heeft daarmee nog niet het recht de religie te gebruiken als dekmantel voor het legitimeren of propagande- ren van opvattingen of systemen. De abstractie van deze redeneringen zal verdwijnen als men probeert te analyseren of en zo ja welke religieu ze termen worden gebruikt om aan bepaalde zaken (meer) glans en 'waarheid' te geven. In zo'n geval spreekt de Bijbel van afgoden die de plaats innemen van de God Die jo den en christenen dienen vanwege de wijze leefregels die Hij heeft ge schonken. In het conciliair proces - dat met de Kerkendag van 16 september een nieuwe fase is ingegaan - komen heel wat afgoden aan de orde, die de christelijke kerk, als 'doorgeefluik' van de christelijke religie, heel lang niet of onvoldoende heeft onder kend of waaraan zij zich zonder al te veel poespas heeft geconformeerd: de 'zondeval van het christendom' is een wat ouderwetse uitdrukking voor dit verschijnsel. In onze dagen doet het feit zich voor dat de kerk zich van die nalatigheid steeds hel derder bewust wordt. Tegelijkertijd ziet men gebeuren dat de kerken, in wereldverband en in ons eigen land, in hun uitspraken, boodschappen en handreikingen de religieuze lading van allerlei politie ke en maatschappelijke ontwikke lingen van de hand wijzen maar dat de gelovigen - de basis - die uitspra ken onderuit halen door hun feitelij ke gedrag of verzet ertegen. Velen blijken in hun maatschappelijke en politieke handelen de voorkeur te geven aan de hapklare brokken van de individualistisch getinte wel vaartmaatschappij aan een geset teld bestaan, dat behoort bij het mis tige begrip 'verantwoordelijke sa menleving'. Het 'Neem mijn zilver en mijn goud, dat ik niets daarvan be houd', uit het zondagse kerklied, kan natuurlijk niet echt zijn bedoeld, maar het klinkt wel gevoelig-reli- gieus. De hoogleraar economie en cultuur filosofie dr. B. Goudswaard heeft voor het Bezinningscentrum van de Vrije Universiteit in een scherpe analyse geconstateerd dat aan het economisch denken kanten blijken te zitten die het welhaast onont koombaar maken om zich op een ty pisch religieuze manier uit te druk ken. Zo zouden menselijke behoeften on beperkt zijn. Is dat niet een heenwij zing naar het oneindige, het grenzen loze, dat des te meer opvalt tegen de achtergrond van de eindigheid en de beperktheid van alle economische processen? Wordt het spreken over onbeperkte menselijke behoeften niet een afgod, die de menselijke be gerigheid en het uiteindelijke totale misbruik van de aarde met haar rijk dommen moet legitimeren? Wie het toch wil volhouden zal ook geneigd zijn de markt méér dan het volle pond te geven. De markt als volmaakt mechanisme, ten dienste van de mens, een religieuze lading, een afgod, die de eigenwaarde van arbeid en natuur in wezen ontkent en het veelomvattende begrip ge rechtigheid krachteloos maakt. Gaat het dan uteindelijk toch om de inhoud van de portemonnee van een - in mondiaal verband gezien - klei ne groep mensen, ten koste van de vele honderden miljoenen die slacht offers zijn van dit marktmechanis me, ook al is dit volgens politici in de machtscentra - religieus geïnspi reerd of niet - noodzakelijk om die slachtoffers op de lange duur een be ter bestaan te kunnen bieden? Het derde punt in de drieéenheid van het moderne economische den ken is dat van de economische groei. Zonder die groei, zo krijgt men van verreweg de meeste economen te horen, dreigt het leven te verkom meren, wordt schraalhans keuken meester en kunnen we het gevecht op leven en dood niet aan met de concurrenten in andere landen. En is er wel iets ergers te bedenken dan een stap terug te moeten doen? De schrille beelden van de lege schap pen in de winkels van Oost-Europa zouden wel eens ons deel kunnen worden. Soms lijkt het erop dat het koninkrijk van het materialisme het wenkend ideaal is. Wordt materieel succes niet uitge legd als zegen en hoort men het woord genade soms niet vallen als het om doodgewone winst-in-zaken gaat? En stammen zegen en genade niet uit de religieuze taalkring? Goudswaard zegt dat het soms een voudig onmogelijk is de indruk opzij te zetten dat bij economische groei aan een soort heiland wordt gedacht, onmisbaar voor het levensgeluk en - als bij een heiland - het navolgen te allen tijde waard is. Voor een vol doende economische groei zullen we echt wel eens offers moeten brengen - en is het woord offer niet door en door religieus? De jongste slogan die als heil bren gend wordt omhelsd is dat economi sche groei nodig is voor herstel van het milieu. Alsof hier niet sprake zou zijn van een tegenstelling in zichzelf, alsof niet - ondanks alle fraaie woorden over goed rentmees terschap - het uitbannen van de af god van economische groei nodig zal zijn voor herstel en behoud van het milieu. En het verder leven op een ander niveau in onze westelijke wereld hoeft echt niet het ontstaan van een maatschappij van mini mumlijders te betekenen. Mis schien betekent het wel dat de mini mumlijders van nu er beter van zul len worden. Of in dit opzicht de christelijke reli gie - met de kerken als exponenten daarvan - invloed van enige beteke nis zullen kunnen uitoefenen blijft de grote vraag zolang vele leden van die kerken de afgoden van onze dagen op de verkeerde plaatsen zoeken en zich wèl blijven bevinden bij de sche ma's die heel lange tijd de verhou dingen tussen kerk en samenleving, tussen kerk en politiek hebben be paald. Mede en vooral met het oog hierop zal het conciliair proces niet een oprisping van een enkel jaar mo gen zijn. Om met een citaat van Goudswaard te besluiten: „De heelheid van de schepping is geen gewenste econo mische uitkomst; het zal een geëer biedigd begin van alle economische processen moeten zijn". J. J. Tevel (Van onze correspondent Jacques Schmitz in Budapest) De Joegoslavische deelrepubliek Slovenië heeft zijn Grondwet gewijzigd en zo het recht op zelfbeschikking vastgelegd, waarin be grepen afscheiding van de rest van Joegoslavië. Op deze manier kan de federale regering van Joegoslavië alleen de noodtoestand uitroepen in deze tamelijk welvarende republiek in het noorden van het land, als deze daar zelf mee in stemt. Het parlement in Ljubljana is vanuit Belgrado flink onder druk gezet om af te zien van een ver groting van de zelfstandigheid van Slovenië, maar de Slovenen zetten hun voornemens door. De grondwetswijziging is op een democratische wijze tot stand gekomen, zei de Sloveense partij leider Milan Kucan op de spoedvergadering van het Centraal Comité. En ze zal worden bekrach tigd door een referendum. Daarbij zal Kucan on getwijfeld de instemming van de Sloveense be volking weten te krijgen, want opiniepeilingen laten zien dat 73 procent achter de grondwets wijziging staat. De voorzitter van de Joegoslavische Communis tische Partij, Milan Pancevski, heeft gewaar schuwd dat de Sloveense stap weieens tot ernsti ge confrontaties tussen de deelrepublieken kan leiden. Maar in feite bestaat die confrontatie al lang en is ze juist de aanleiding voor Slovenië om de Grondwet aan te passen. Met name vanuit Servië, het grootste lid van de Joegoslavische fe deratie, zijn er scherpe aanvallen op Ljubljana's eigenzinnige koers gekomen. De dogmatische partijleider van Servië, Slobo dan Milosevic, wil Joegoslavië onder zijn eigen centralistische leiding brengen, vrezen de Slove nen. Zij verwijzen naar de manier waarop de Ser vische partijleider met demagogische toespra ken, het uitroepen van de noodtoestand en de inzet van pantserwagens de Albanese bevolking van de provincie Kosovo onder de duim heeft ge kregen. Met de grondwetswijziging wil Ljubljana zich beschermen tegen de soortgelijke 'kosovisa- tie' van Slovenië. Dit jongste conflict heeft de scheidslijnen tus sen de Joegoslavische republieken weer dieper getrokken. Op de spoedvergadering van het Centraal Comité werden de Slovenen bijgeval len door de vertegenwoordigers van hun buur- republiek Kroatië en wisten ze gezamenlijk de aanval onder leiding van Servië af te slaan. Dat was alleen mogelijk omdat in Joegoslavië de re publieken nog altijd een gelijke stem hebben, ongeacht hun grootte. Om die reden ijvert Milosevic er dan ook al sinds langere tijd voor in de Joegoslavische partij en staat het 'one-man-one-vote'-principe door te voeren. Dat lijkt heel democratisch, maar het komt erop neer dat Servië met zijn bijna tien mil joen inwoners het altijd voor het zeggen heeft. De Joegoslavische politici zijn intussen hope loos verstrikt geraakt in dit steekspel en door de haast onoverbrugbare tegenstellingen komt er van een noodzakelijke sanering van de economie weinig of niets terecht. De inflatie loopt inmid dels tegen het onvoorstelbare percentage van duizend aan en het saneringsprogramma van de regering dreigt niet verder dan het papier te ko men.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1989 | | pagina 4