Bram Carol,
international
in oorlogstijd
Eigenlijk zijn we maar een paar flierefluiters
Zweedijk
Houtepen
week-in ZATERDAG 30 SEPTEMBER 1989 35
Wilhelmus
Pantservuisten
Noodcompetitie
Oorlogsinterland
Kunststofbaan
Werp techniek
van een interlandwedstrijd in het Olym
pisch Stadion of in het Peyenoord-stadion
kon niet verschillen van die van het sta
dion te Leipzig'. De eerlijkheid gebiedt te
zeggen dat het aantal toeschouwers be
perkt bleef tot 10.000 uit hun vaderland
verdreven Nederlanders en Belgen.
Bram Carol kan zich amper details herin
neren van zijn eerste en enige (officieuze)
interland. ,,Die wedstrijd heeft niet zo veel
indruk op me gemaakt. Ik was meer met
andere dingen bezig in die tijd en een bal
letje trappen was mooi meegenomen. Ja,
er was behoorlijk wat publiek. Dat kun
nen er best 10.000 geweest zijn. We verlo
ren met 4-2 van die Belgen, maar het was
een aardig wedstrijdje. Ik was trouwens
de enige speler die in Leipzig zelf werkte
ook. De rest was geselecteerd uit Neder
landers die in heel Saksen werkten."
Om de nationalistische gevoelens niet al
te zeer aan te wakkeren, mochten de
volksliederen bij die bewuste wedstrijd
niet worden gespeeld. Ook bij latere 'oor-
logs-interlands' waren de volksliederen
verboden. De vroegere ADO-speler Bram
Appel herinnert zich echter nog een wed
strijd op een later tijdstip in Potsdam te
gen Franse (dwang)arbeiders: „Wij kwa
men het veld op, presenteerden ons en
dan begonnen die duizenden Nederlan
ders in het stadion het Wilhelmus te zin
gen. Dat is me altijd bijgebleven."
Voor Bram Carol bleef het bij die ene wed
strijd in Leipzig tegen de Vlamingen. Met
de bedrijfsploeg van Hasag speelde hij re
gelmatig tegen de elftallen van andere fa
brieken. Voetbal was het enige tijdver
drijf. „Het enige datje deed was op het ein
de van de oorlog wachten. Veel informatie
kreeg je niet. Je las wel Duitse kranten,
dan wist je tenminste waar er gevochten
werd. Dat was vaak alles want voor de rest
hoefde je niet te geloven wat er in die kran
ten stond."
De geallieerde bombardementen op Leip
zig begonnen in de loop van 1944. De in
dustriestad werd systematisch platge
gooid door de Britten en in het laatste jaar
van zijn verblijf in Duitsland kwam Carol
herhaaldelijk oog in oog met de dood te
staan. „Nu zeg je: ik heb machtig veel ge
luk gehad. We sliepen midden in de stad
Leipzig toen ze in één nacht de halve stad
kapotgooiden. Alles brandde. Zelfs de
straten stonden in de fik, omdat ze die ge
plaveid hadden met van die kleine houten
blokjes. Af en toe regende het ook scher
ven van het afweergeschut. Dat was le
vensgevaarlijk. Verschillende mensen zijn
daardoor geraakt."
„Op den duur konden de Duitsers niet
meer verbloemen dat ze aan de verliezen
de hand waren. In de loop der tijd leerde je
ook wel welke Duitsers goed waren. Op
anderen had je soms wel willen schieten.
Tegen het einde van de oorlog zag je jon
gens van 14, 15 jaar in uniform lopen met
pantservuisten bij zich. Levensgevaarlijk
gewoon, want die jongetjes wilden voor de
lol ook nog wel eens een geweer op je rich
ten. Hoe noemden ze die nu ook al weer...
ja, Hitlerjugend, zo heetten ze."
In 1945 werd Bram Carol gerepatrieerd. In
Middelburg begon hij een schildersbe
drijf. Hij trouwde, werd vader en voetbal
de tot zijn veertigste in het eerste van Mid
delburg. „Ik heb het na die tijd eigenlijk zo
druk gehad, dat ik geen tijd had om terug
te denken aan de oorlog. Ik hoef ook niet
zo nodig met m'n naam in een boek omdat
ik in Duitsland zogenaamd een interland
gespeeld zou hebben. Ik zeg het eerlijk:
praten over die tijd hoeft niet voor mij. Als
m'n naam genoemd wordt, vind ik dat
leuk voor m'n kleinkinderen. Daar zit
trouwens weer wat voetbaltalent tussen.
Hou ze in de gaten...".
Koen Mijnheer
(Bron: Het Nederlands elftal, de historie van
Oranje. Weekbladpers in samenwerking met
Nijgh en Van Ditmar. 1989
Als je voetbalde kreeg
je meer levensmiddelen...
Bram Carol was net 21 in de meidagen
van 1940. Hij vervulde zijn dienst
plicht en met 'de maats' bemande de jon
ge Middelburger het pantserafweerge-
schut tussen Bergen op Zoom en Rilland.
De Duitsers waren Nederland binnenge
vallen, dat wisten ze. Met die wetenschap
moesten ze het maar doen. Nieuws was er
niet. De sfeer van het moment was ge
spannen, maar de spanning was lacherig
als in een jongensboek. „Daarom stonden
we gek te kijken toen ineens de kogels
over onze hoofden vlogen. Wij hadden er
geen idee van dat ze al zo dichtbij waren.
Teruggeschoten? Ja, we hebben zelf ook
nog geschoten, maar verder weet ik alleen
dat we via Bath terugtrokken naar Goes."
De herinneringen uit die dagen zijn frag
mentarisch. De beelden zijn verre van
compleet. Bram Carol (70) moet herhaal
delijk diep in zijn geheugen graven om
vervolgens met niets boven te komen.
„Het is zo ver weg," klinkt het veront
schuldigend. „Ik praat er eigenlijk nooit
meer over. Er wordt niet naar gevraagd en
zelf begin ik er niet over." Zijn gedachten
dwalen automatisch af naar herinnerin
gen die hem dichter aan het hart liggen.
De 22 seizoenen die hij in het eerste van
Middelburg voetbalde bijvoorbeeld („dat
is een record," zegt hij met trots) staan
hem veel beter bij. Net als de periode dat
hij trainer was bij clubs als Zeelandia, Zee
land Sport en Veere.
Hij toont een vale kleurenfoto van het elf
tal van Zeeland Sport dat*hij toen trainde.
De huidige trainers Jaap van Maris en Jo
Jansen broederlijk naast elkaar. Zou dat
toeval zijn? De foto's uit de oorlogstijd zijn
schaarser. „Na de terugtrekking uit Ril
land was de organisatie helemaal zoek.
Een kapitein of een luitenant was in geen
velden of wegen te bekennen. Ik geloof dat
we toen naar huis gegaan zijn. Later moes
ten we ons officieel afmelden in Breda. Op
een oude fiets ben ik daar heen gereden,
maar het was er zo druk dat we allemaal
naar huis gestuurd werden zonder dat we
ons gemeld hadden."
Terug in Middelburg pakte hij zijn werk
als schilder weer op. „Het leven werd weer
normaal, voor zover je in zo'n periode van
normaal kunt spreken." Er werd zelfs weer
gevoetbald in een soort noodcompetitie.
Middelburg speelde op Modderoord. „Dat
was eigenlijk een soort weiland. Dan
speelde je tegen clubs uit de omgeving,
maar ik kan me ook herinneren dat we een
keer naar Bergen op Zoom gingen en on
derweg uit de trein moesten omdat we be
schoten werden. Serieus kon je die nood
competitie niet nemen. Het was meer om
bezig te blijven."
Bram Carol gold in die dagen, ondanks
zijn jeugdige leeftijd, als één van de geves
tigde spelers in het eerste elftal van Mid
delburg. Hij had acht broers, maar door
een onduidelijke speling van het lot was
hij de enige die zich ontpopte als voetbal
ler. Op z'n zestiende debuteerde hij al in
het eerste elftal van Middelburg. „Talent?
Ja, dat zeiden ze allemaal, maar ik kan het
ook nu nog moeilijk van mezelf zeggen. Ik
heb een aardig doelpuntje gemaakt,
meestal koppend. Het is een fabeltje dat
de ballen in die tijd zo zwaar werden bij
nat weer. Zo'n leren bal nam iets meer
vocht op. Af en toe stond de veter waar
mee ze dat ding dichtgenaaid hadden, af
gedrukt op je voorhoofd, maar dat was al
les."
Carol slaagde er niet in uit de greep van de
Duitse bezetter te blijven. Hij werkte nog
een halfjaar als schilder op De Schelde in
Vlissingen om te voorkomen dat hij als
dwangarbeider naar Duitsland gezonden
zou worden, hij veranderde daarna nog
een keer van baan, maar de oproepen ble
ven komen. „Er was geen ontkomen aan.
Vroeg of laat moest je toch. Onderduiken
ging niet." Op 16 maart 1943 („ik weet het
nog precies, op de verjaardag van een
broer van me") werd de voetballer van
Middelburg richting Duitsland gestuurd.
Uit zijn betoog klinkt geen uitgesproken
'moffenhaat'. Het leven van de dwangar
beider in Nazi-Duitsland was geenszins te
vergelijken met dat van de gevangenen in
een concentratiekamp. Er was voldoende
(eenvoudig) voedsel en de tewerkgestel-
den voelden zich geen gevangenen. Bram
Carol was bijna 24 jaar toen hij in Leipzig
aan het werk gezet werd in de Hasag-fa-
briek, waar hulzen werden gefabriceerd
voor allerlei soorten munitie.
Behalve de bombardementen herinnert
hij zich vooral de eentonigheid. „Het leven
was saai. Je werkte van zes tot zes en
meestal had je één keer in de veertien da
gen een vrije dag." In het fabriekselftal
maakte Bram Carol al snel furore als geta
lenteerd aanvaller. „Als je in dat elftal
speelde, kreeg je meer levensmiddelen
dan de gewone arbeider. Als je trainde
hoefde je niet om zes uur 's avonds te be
ginnen, maar pas om elf uur. Je voetbalde
met allemaal Nederlandse jongens en ver
der dacht je nergens over na."
'Vreugde en Arbeit' heette de organisatie
die het leven van de Nederlandse (dwang
arbeiders in Nazi-Duitsland wat trachtte
op te vrolijken. Zij had 11 april 1943 de or
ganisatie in handen van de eerste 'oorlog
sinterland' tussen tewerkgestelden uit
Nederland en Vlaanderen. Bram Carol,
koud een maand in Duitsland, maakte
deel uit van de ploeg die op 11 april 1943
aantrad in het Hans Hess-stadion in Leip
zig. Het NSB-getinte informatieweekblad
'Van Honk' riep supporters op zich tijdig
naar het stadion te begeven aangezien er
slechts plaats was voor 55.000 toeschou
wers.
Het dagblad Het Volk, met de NSB'er
Rost van Tonningen aan het hoofd, liet
zich naderhand in lyrische bewoordingen
uit over de 'interland'. Over de ontmoe
ting in Leipzig schreef de krant: 'De sfeer
Interlands in oorlogstijd vormen
een merkwaardig hoofdstuk in de
geschiedenis van het Nederlands
voetbal. Officiële ontmoetingen
waren ten tijde van oorlog
onmogelijk, maar met instemming
van de Duitsgezinde bondsvoorzitter
Karei Lotsy speelden Nederlandse
(dwang)arbeiders gedurende de
Tweede Wereldoorlog acht
zogenaamde interlands tegen
vergelijkbare ploegen uit onder meer
België en Frankrijk. De
Middelburger Bram Carol, in
Duitsland tewerkgesteld als
dwangarbeider, maakte de
allereerste oorlogsinterland mee. In
maart 1943 speelde Carol als
voorhoedespeler met 'Nederland' in
Leipzig tegen de Belgen (4-2-verlies).
Bram Carol, international in oorlogstijd. Foto Ruben Oreel
dat je atleet bent en aan speerwerpen
doet, zeggen ze: dan train je zeker wel twee
keer per week. Nou, het is eerder vijf a zes
keer."
„Vooral de krachttrainingen op zondag
morgen waren gezellig. Lekker koffie na in
het krachthonk en volop lol. Je gaatje wel
afvragen wat je kunt bereiken als je se
rieus ervoor zou trainen en heel blijft." Het
Nederlands record op speer staat met 78
meter 90 op naam van Jeroen van der
Meer uit Eindhoven, die daarmee op een
decimeter na de Olympische limiet voor
1988 miste. „Of ik ooit zo ver kan komen,
valt moeilijk te zeggen. Ik ben afgelopen
jaar drie kilo aangekomen, door het vele
eten. De bedoeling is dat ik nog zwaarder
wordt, dat gaat ook gebeuren. In actieve
massa dan, welteverstaan", zegt Zwee-
dijk, gewicht 97 kilo bij 1,95 meter lengte.
AV'56 heeft sinds deze week de beschik
king over een kunststofbaan op sportpark
het Schenge. Voor de Goese atletiekver
eniging ging daarmee een lang gekoester
de wens in vervulling. Vooral de laatste
vijf jaar was het op de sintelbaan huilen
met de pet op. Voor Houtepen bracht die
gravelbaan nog een extra handicap met
zich mee. „Ik kon geen hordentraining
doen, omdat je de horden nooit precies op
de juiste afstand van elkaar kunt zetten.
Die mogelijkheid is er nu wel, op zo'n
kunststofbaan staat alles afgelijnd Maar
ik denk niet dat ik me ga specialiseren op
de horden." Zweedijk vult aan: „Je kunt
de horden gemakkelijk met de 400 vlak
combineren. De 400 is bovendien goed
voor je snelheid."
Ook Houtepen zegt dat de kunststofbaan
hem stimuleert harder te trainen. De tij
den waarin hij overwoog zwemvliezen
mee te nemen in zijn sporttas in plaats
van spikes liggen nu achter hem. „Soms
ging ik 's avonds in mijn eentje in de stro
mende regen in het donker de baan op.
Daar liep je dan met je schoenen door cen
timeters hoog water. Dan dacht ik wel 's:
waar ben ik nou mee bezig. Ik denk dat de
trainingsavonden in zijn algemeenheid
beter bezocht zullen worden. Soms had
Jan Eversdijk (de trainer) maar twee men
sen op de training. Dan baalt hij natuur
lijk ook. Jammer genoeg heeft hij geen tijd
om me intensief te begeleiden. Dat is geen
verwijt, maar het is natuurlijk wel lullig."
De tempotrainingen, voor de 400 meter
discipline van essentieel belang, doet
Houtepen meestal alleen. „Als de trainer
zegt: wie doet er een tempotraining met
Kees, dan trekken ze allemaal wit weg.
Die loopt toch te hard, denken ze dan. Ze
hebben door die prestaties toch best res
pect voor me. Daar krijg ik een kick van.
Zoals ik publiciteit in de krant als erken
ning zie. Er tenslotte moet er toch één de
snelste zijn. Overigens voel ik me prima
thuis hier bij AV'56. Ik werd vanaf het be
gin geaccepteerd. Van stugheid heb ik
weinig gemerkt. Ik ben net als Frank, één
van de flierefluiters. Ja, flierefluiters, dat
zijn we in feite wel."
Niettemin wil de langste van de twee flie
refluiters, Frank Zweedijk, gaan schaven
aan zijn abominabele werptechniek.
„Want wat ik nu met speerwerpen doe,
daar is weinig technisch aan. Ik gooi puur
op kracht, terwijl je je hele lichaam erach
ter moet zetten. Komend seizoen kan ik
afwisselend in Eindhoven, Amsterdam en
Goes terecht bij bondstrainer Van der
Louw. Dan ontmoet ik ook jongens als
Van der Meer en Van Lieshout, die al over
de zeventig meter gooien. Ik denk dat me
dat zeker zal stimuleren. Misschien word
ik dan nog eens een volwaardig speerwer
per."
„Vroeger hoorde ik nog niet bij het wereld
je. Nu ik eenmaal in de buurt van de 70
meter kom, ben ik door de toppers bij het
speerwerpen wel geaccepteerd. Pas gele
den kreeg ik via een meisje van de club
nog de groeten van Jeroen van der Meer.
Een jaar geleden zag hij me, bij wijze van
spreken, nog niet staan. Dat is geen
kwaaie wil, maar zo werkt het nu eenmaal.
Ik merk dat aan mezelf. Ik ben zelfverze
kerder geworden, dat straal je ook uit. Dat
heeft niks met arrogantie te maken."
Zoals vroeg naar bed gaan volgens Houte
pen niks te maken heeft met leven voor je
sport. „Ik kan de avond voor een wedstrijd
best de stad in gaan. Ik drink toch geen
druppel. En roken heb ik nooit gedaan.
Met mijn vriendin en vrienden naar de
stad gaan is bovendien gezellig, het werkt
ontspannend en je moet gewoon zorgen
dat het niet te laat wordt."
Zweedijk: „Nee, de avond voor een wed
strijd ga ik niet uit. Maar in zijn algemeen
heid ben ik zeker niet vies van bier. Boven
dien denk ik dat het voor een speerwerper
niet zo belangrijk is alles voor zijn sport te
laten staan. Ik denk dat wanneer ik dag in
dag uit voor mijn sport zou leven, mijn
prestaties niet of nauwelijks beter zouden
zijn."
IIan Gommeren
Trek een paar loopschoenen aan en vestig
een Zeeuws record op de 400 meter
horden. Op het eerste gezicht een boude
gedachte. Maar daarom in het geval van atleet
Kees Houtepen nog niet minder waar. Kees
Houtepen (van 17-10-1970) dééd het deze
maand gewoon. Zijn trainingspartner Frank
Zweedijk (van 11-08-1966) verbeterde dit
seizoen, waarin hij weinig trainde, het Zeeuws
record speerwerpen. Toch is atletiek alles
voor het Goese duo. Houtepen Zweedijk,
beiden van AV'56, in gesprek over hun
sportbeleving.
Het verhaal van Kees Houtepens
Zeeuwse hordenrecord (53.81 sec) is
te zot voor woorden. De geboren Harder
wijker, sinds drie j aar woonachtig in Goes,
krijgt nog een glans van ongeloof in de
ogen als hij over die recordrace vertelt. „Ik
wilde eigenlijk voor de Zeeuwse ploeg
meedoen aan wedstrijden in Alphen aan
de Rijn, maar ik werd verplicht mee te
doen aan de districtenontmoeting op Pa
pendal. Ik moest nota bene deelnemen
aan de 400 meter horden. En dat terwijl ik
me niet kon herinneren ooit over een hor
de te hebben gesprongen."
Conclusie: Houtepen is een natuurtalent.
„Ik doe al acht jaar aan atletiek, ik denk
dat ik daardoor redelijk all-round ontwik
keld ben."
De 18-jarige Houtepen ging in Papendal
van start met de gedachte 'nu maar kijken
waar het schip strandt'. De jeugdige Goe-
senaar gleed weliswaar niets als een gazel
le over de horden, maar hij slaagde er toch
in op basis van een soort oerkracht een
toptijd te realiseren en en passant de Ne
derlandse A-juniorentop te kloppen. „Ik
had weinig trek in die race. Ze hadden te
gen me gezegd dat ik op een lange goser
moest letten, met een bril op. Die lag in de
laatste bocht naast me, dus ik dacht: dat
gaat goed. Op het laatste rechte stuk liep
ik 'm eraf. Eenmaal over de finish werd ik
van alle kanten bejubeld. Vanwege het
verbeteren van het Zeeuws record. Man,
ik wist niet eens op welke tijd dat record
stond. Ik was ook absoluut niet met de ge
dachte aan een record naar de start ge
gaan", vertelt Houtepen, die zich tot nu
toe toelegde op de 400 meter zónder hek
jes.
Kees Houtepen en Frank Zweedijk.
De toewijding van de laatstejaars A-ju
nior bestond in de aanloop naar het sei
zoen vooral uit veel krachttraining. Het
stoeien met de gewichten was nog niet
eens gericht op versterking van de been
spieren. Het 'onderstel' interesseert hem
amper. Dan liever een goed ontwikkelde
tors om in de zomer in vol ornaat langs de
vloedlijn te paraderen, in de wetenschap
dat vele vrouwenogen op hem zijn gericht.
„M'n bovenlijf trainen, dat vind ik belang
rijk. Lekker voor op het strand, heb je ten
minste wat bekijks. Mijn benen, daar
moet ik het niet van hebben. Als ik over
een horde ga, is dat gewoon harken. Sou
plesse is me vreemd."
Zweedijk: „Ik moet eerlijk toegeven dat ik
dit seizoen allesbehalve optimaal bezig
ben geweest. Ik moet mijn aandacht ver
delen tussen werk, atletiek en mijn vrien
din, ik woon sinds kort samen. Het valt
niet mee om elke dag de motivatie op te
brengen te trainen, want voor mijn werk
als fysiotherapeut maak ik toch al snel
zestig uur per week." Over het Zeeuwse
speerrecord (67.46 meter): „Eerlijk gezegd
interesseert dat Zeeuwse record me niet.
Ik wil over die magische 70-meter grens
Foto Ruben Oreel
heen. En ik denk dat dat kan. Als ik zie dat
ik dit seizoen mijn persoonlijk record met
drie meter heb verbeterd, zonder dat mijn
techniek vooruit is gegaan. Dan moet er
meer in zitten."
Overigens moet niet de indruk ontstaan
dat Zweedijk er met de pet naar heeft ge
gooid. „Het punt is alleen dat het moeilijk
is de motivatie vast te houden. We hebben
bij AV'56 geen kader, maar dat geldt na
tuurlijk voor bijna alle Zeeuwse clubs. Er
is geen trainer die verstand heeft van
speerwerpen. En dit is een verdomd moei
lijk onderdeel. Als je tegen mensen zegt