Een kleine schrijver
Joop Waasdorp
Henri
Arnoldus
KINDERBOEKENWEEK
letterkundige kroniek
week-u it ZATERDAG 30 SEPTEMBER 1989 2 3
Beschermd
Alledaags
Rauw
Illusies
VAN 4 OKTOBER T/M 14 OKTOBER
liep - kon hij beginnen met de verklaring:
'Zo'n tweeëndertig jaar geleden wou nie
mand in Nederland vechten in georgani
seerd verband'. Een schrijver die op eeu
wige roem uit was, had er zich wel voor ge
wacht dit zo tijdgebonden te formuleren.
Hij zou een wending met het jaartal 1935
bedacht hebben.
Schrijvers die rechttoe rechtaan vertellen
zijn geen zeldzaamheid. Maar Waasdorp
gaat in zijn ongekunsteldheid verrassend
ver. Er wordt in zijn werk nooit enige deco
rum opgehouden. Hij schrijft rauw over
het rauwe leven. Ieder vertoon van erudi
tie ontbreekt. In 'Welkom in zee!' gaat het
over een huis met een opschrift op de ge
vel: 'Er stond: Hic De Freti Batavi, maar
de meeste mensen wisten niet wat die
woorden betekenden (ikzelf trouwens ook
niet)'. In het verhaal 'Het diner' zwijgt hij
niet over zijn onontwikkelde tafelmanie
ren. Hij treedt nooit uit de kringen die hij
beschrijft, blijft zich inderdaad met de ha-
ve-nots verbonden voelen. Alleen in het
ironische feuilleton Het lot van de kunst
neemt hij enige afstand van de hoofdper
soon.
Dat is Pietje, een sjacheraar die zichzelf
als kunsthandelaar beschouwt. De man
koopt schilderijen op voor 'een scheet en
vijf knikkers' om ze vervolgens voor een
scheet en zes knikkers te verkopen. Pietje
beleeft vele avonturen en slaat tenslotte
een grote slag, Soms laat Waasdorp hem
rake observaties doen. Bijvoorbeeld: 'Als
je een waterhoofd op luciferhoutjes ziet
met een kap brood in een slap handje, dan
zie je een Karei Appel'. Over Picasso weet
scharrelaar Pietje ook alles: 'die vent die
neuzen aan een hoofd schildert waar de
oren moeten zitten'. Pietje voert meer dan
honderd bladzijden het woord, zo wordt
een leuke vondst een vervelende exercitie.
Maar het dieptepunt van deze verzamel
bundel wordt, ondanks de toegepaste se
lectie, wel gevormd door de verspreide
verhalen. Kennelijk was de stof uitgeput,
had Waasdorp alles verteld wat hij te ver
tellen had. 'Op verzoek naar Wigan' is een
reisverhaal waarin hij in het voetspoor
van Orwell treedt. 'De vogelverschrikker'
gaat over het maken van een film. Zwitser
land bevalt hem niet, dat is de boodschap
van 'Onvergetelijk Zwitserland'. Hij
schrijft over boksen in 'Aju met de para
plu', een onderwerp dat hij ook in verschil
lende verhalen uit Welkom in zee? had be
licht. Die bundel was al aanzienlijk min
der geslaagd dan Het naakte leven. Bij
voorbeeld vanwege het verhaal over Otto
Pietje Puk gaat vissen
Pietje kneedt een brokje aardappel tot een balletje en hij prikt het vast aan de
speld.
„Zo, nu moet ik proberen om de haak precies tussen de brokjes aardappel te
leggen. Hola, dat zal niet meevallen!"
Pietje probeert met een zwaai het tuig en de haak op de juiste plaats in het water
te laten vallen. Maar de ivind is er ook nog. Die blaast telkens het tuig een eindje
terug.
Eindelijk lukt het dan toch.
„Hè, hè", zucht Pietje. „Nu gaat het pas echt beginnen. Als de snoeken maar
willen happen. Ik moet natuurlijk goed op mijn dobber letten. Als die onder water
schiet, zit er een snoek aan mijn haak."
jaar geleden, maar hij zou liever een ande
re benaming aan zijn status geven. „Ik
heb altijd in opdracht van uitgevers ge
schreven, ik heb nooit met mijn werk moe
ten leuren. En wat belangrijker is: ik
schrijf in het belang van het kind. Als iets
af is moet je altijd maar afwachten of het
goed zal gaan lopen."
Wie zich de boeken van de Zeeuwse schrij
ver uit zijn eigen jeugd herinnert of nu de
boeken aan zijn kinderen voorleest, moet
op de hoogte zijn van het uitgangspunt
van de auteur. Hij zegt: „Ik stem mijn ver
halen af op het inlevingsvermogen van de
kinderen." In Pietje Puk betekent dat een
overzichtelijke dorpssituatie waarin al
leen volwassenen figureren. Duidelijke
karakters, goed is goed en kwaad is
kwaad. En realiteit en fantasie worden
niet vermengd. „Een beschermde wereld,
jazeker. Maar mag dat? De boeken zijn be
stemd voor kinderen tot en met acht jaar,
tot die leeftijd hebben ze juist geborgen
heid nodig."
De jury, die jaarlijks tijdens de kinderboe
kenweek griffels toekent voor het 'beste'
jeugdboek, houdt er een andere opvatting
op na. Arnoldus heeft de indruk dat zekere
literaire aspiraties voorwaarde zijn om
voor een prijs in aanmerking te komen.
„Ik geloof zonder meer dat de meeste grif
felboeken literair verantwoord zijn. Per
soonlijk taalgebruik, uitstekende taalbe
heersing, daar valt niets op aan te merken.
Maar ik vind dat je met jeugdboeken een
zo breed mogelijk publiek moet zien te
trekken. Voor zover ik dat kan beoordelen
doen de griffelboeken dat niet. Ik heb wel
eens gezien, dat uitverkoren titels een jaar
later al bij de Slegte lagen. Dat is mij nog
nooit overkomen. Gelukkig maar, want ik
zou het een gruwel vinden. Volgens mij is
een groot aantal van de griffelboeken te
literair. Bovendien is dat soort jeugdlite
ratuur voor een grote groep kinderen ge-'
woon te duur."
De grens tussen lectuur en literatuur, het
zal altijd een omstreden kwestie blijven.
Nadat de schrijver een groot aantal van
zijn didactische en populair wetenschap
pelijke publicaties op zijn schrijftafel
heeft uitgestald - zelf vindt hij die onder
delen van zijn werk het belangrijkst -
plukt hij op het allerlaatste moment een
scriptie van de met eigen werk overladen
boekenplanken. Een analyse van de reeks
Pietje Puk, in 1985 geschreven door Jeani-
ne Schouteden voor de letterenfaculteit
van de Katholieke Universiteit van Leu
ven, vermeldt het titelblad. Nee, de - on
uitgegeven - studie van de Belgische stu
dente is niet voor vreemde ogen bestemd.
Arnoldus is niet te vermurwen.
In het Belgisch-Limburgse Meeuwen is de
op de postbode afgestudeerde Jeanine
niet verrast door de reactie van de schrij
ver. „Ik denk", zegt ze, „dat hij zich eraan
gestoord heeft dat ik zijn werk triviaal heb
genoemd. Pietje Puk is heel alledaags,
met enorm vaste rolpatronen. De mannen
zijn sterk, de vrouwen zorgen voor de kof
fie, Pietje Puk is de held in een doodge
woon dorp. Maar met die constatering heb
ik de serie niet veroordeeld. Kinderen
hebben het nodig dat hun leefwereld in
vakjes wordt opgedeeld, dat sluit aan bij
hun ontwikkeling. Zelf heb ik Pietje Puk
in mijn jeugd met ontzettend veel plezier
gelezen. Het zijn leuke verhaaltjes, Pietje
Puk is een plesante man."
Een bijkomende aardigheid is - meent
Jeanine - dat de brievenbesteller ondanks
zijn tijdloosheid toch moderner wordt. In
het begin van de serie mochten alleen de
rijke dorpsbewoners over een radio be
schikken. In de recentere uitgaves is heel
het dorp van televisie voorzien. En kan
het ook gebeuren dat Pietje naar Ibiza op
vakantie gaat. „Wat mij betreft", voegt ze
daaraan toe, „verdient de schrijver een
pluim. Natuurlijk worden de griffelboeken
ook erg gewaardeerd. Toch kan het zijn
dat lang niet alle kinderen behoefte heb
ben aan thema's als het weglopen van
huis en gescheiden ouders. Vaak hebben
ze daarmee in het echt al te maken. Pietje
Puk is dan iets heel anders."
In Westkapelle wordt aan nieuwe avontu
ren van de postbode gewerkt. Ook Oki en
Doki, Tup en Joep en alle anderen zijn nog
springlevend. Still going strong, zoals dat
heet. Arnoldus schérpt zijn principes nog
eens aan: jeugdboeken moeten geschre
ven worden ter bevordering van het lees
plezier van kinderen; er behoort een op
voedkundige waarde in het verhaal ver
weven worden, er mogen geen aanstootge
vende woorden worden 'gebezigd en het
verhaal moet psychologisch niet te moei
lijk in elkaar zitten. „Een jeugdboek",
klinkt het bedachtzaam, „is alleen goed
als het met plezier wordt gelezen."
Pietje Puk knippert altijd met z'n oren en
z'n ogen, als er iets aan de hand is. En Tup
en Joep juichen: ha, hi, ho, ho.
Jan van Damme
Weinig auteurs hielden zich zo ver
van het literaire wereldje als Joop
Waasdorp (1917-1988). In zijn werk, on
langs bijeengebracht in De verhalen, is
dan ook meer een verteller dan een
schrijver aan het woord. De stof voor zijn
verhalen vond Waasdorp voornamelijk
in het eigen bestaan.
In 1982 vertrok Joop Waasdorp voor
goed uit Nederland. Tegelijkertijd
beëindigde hij zijn loopbaan in de litera
tuur. Zeventien jaar voordien had hij ge
debuteerd met Het naakte leven. In 1970
verscheen Welkom in zee!, in 1979 publi
ceerde hij Het lot van de kunst. Daarnaast
bestaat nog een aantal verspreide verha
len van zijn hand. Kort voor zijn dood had
hij zijn fiat gegeven aan een definitieve
editie van zijn werk. Daarbij stelde hij de
voorwaarde - zoals uitgever Laurens van
Krevelen in een nawoord van De verhalen
laat weten - dat 'heel kritisch zou worden
bekekenof sommige in kranten en tijd
schriften gepubliceerde stukken wel tot
de literaire verhalen gerekend konden
worden'.
Zo bleven vijftien ongebundelde verhalen
over voor deze verzameluitgave. Behalve
dat werk en de drie genoemde boeken be
vat deze omnibus ook een op 8 juli 1988
geschreven 'Brief aan mijn uitgever'.
Daarin schetst Waasdorp zijn levensloop.
Eens te meer blijkt dat bij hem leven en
werk sterk samenhangen. Hij vertelt in de
Achtereenvolgens was hij daar fabrieksar
beider, krabbenvisser, strandjutter, roer
ganger op een garnalenboot, boerenarbei
der en scharensliep. Australië was in zijn
ogen een vreselijk land, maar het valt niet
te weerleggen dat zijn verblijf daar hem
tot zijn beste werk geïnspireerd heeft.
Na zes jaar keerde hij naar Nederland te
rug. 'Vanaf 1962 is de wereld goed voor
mij', stelde hij vast. Hij begon verhalen te
schrijven, na overigens lang in de journa
listiek werkzaam te zijn geweest. Toen in
1965 zijn debuut uitkwam, werd hij gepre
zen. Onder meer door Buddingh' die hem
als 'de Nescio van de have-nots' betitelde.
Anderen lieten de naam van Elsschot val
len. Achteraf lijken het misplaatste verge
lijkingen. De literatuur van Nescio en Els-
schot is vooral zo opvallend door de sub
tiele stijl. Aan de verhalen van Waasdorp
daarentegen ontbreekt ieder raffinement.
Misschien is de term 'verhalen' in zijn ge
val zelfs reeds te veel gezegd. Eerder ver
telt hij herinneringen zonder daar een dui
delijke literaire vorm aan te geven. De
aanduiding 'dit logboek' die hij voor een
van zijn verhalen bezigt is zeker ge
rechtvaardigd. Pogingen om zijn verhalen
een pointe te geven mislukten altijd jam
merlijk. Verhalen als 'Welkom in zee!' en
'Bedankt voor het maal' kregen zo'n slap
pe slottournure.
Waasdorp had allerminst grote bedoelin
gen met zijn anekdotische literatuur. 'Te
smal van borst' - waarin hij verhaalt hoe
zijn keuring voor de militaire dienst ver
Normalverbraucher - de Duitse tegen
hanger van onze Jan Modaal. Zes bladzij
den lang laat de auteur Otto in een menge
ling van Nederlands en Duits spreken.
Dat verloopt ongeveer zo: 'Hier in Holland
zit oud en jung op een vaarrad'.
Van wie soms zo melig kan schrijven zou je
het niet verwachten, maar in De verhalen
staat ook werk dat het lezen waard is. Met
name de herinneringen aan de tijd dat hij
als krabbenvisser werkzaam was hebben
allure. 'Krabben'. 'Toby past op het huis',
'Een kip voor Kerstmis' en 'De wezenloze'
- ze spelen alle in een barre wereld waar
mensen moeten worstelen voor een arm
zalig bestaan.
Zijn voorliefde voor varen, beleden in ver
schillende verhalen en in Het laatste inter
view, verraadt dat Waasdorp altijd nostal
gie naar die primitieve maar waarachtige
levenswijze heeft gehouden. Zes jaar voor
zijn dood verruilde hij een kalm bestaan
opnieuw voor een ruig leven. Hij vestigde
zich in Spanje, reisde erheen met zijn
scheepje 'De Albatros'.
Dens Vroege praatte met hem over die
avontuurlijke tocht. Het vooral aan ge
vloek en getier rijke vraaggesprek ver
scheen in boekvorm. In Het laatste inter
view presenteerde Waasdorp zich als een
grote schipper, in De verhalen komt hij
over als een kleine schrijver.
Hans Warren
Joop Waasdorp: De verhalen; 532 pag.; ƒ49,50;
geb. 64,50; Meulenhoff, Amsterdam.
Dens Vroege: Joop Waasdorp; 80 pag.; 22,50;
Nijgh Van Ditmar, Amsterdam.
De herdrukken
zijn mijn griffels
Pietje Puk bezorgt al dertig jaar lang de
post in Keteldorp. Als kinderen hem
vragen, hoe oud hij is, lacht hij: zo oud als
de haren op mijn hoofd. En hoe oud zijn
die haren dan? Net zo oud als m'n kleine
teen.
Pietje Puk trotseert de tijd. Met zijn pape
gaai Krikkie en poes Dubbeldik, met de
Keteldorpse burgemeester Bazeman en
agent Langdraad en met bakker Fijnebol
en notaris Bobbel. Keteldorp blijft Ketel
dorp.
Ooit heeft de schepper van Pietje overwo
gen om papegaai Krikkie naar de dieren
hemel te laten verhuizen. Dat stuitte op
verzet van de uitgever. Een dode pape
gaai, dat gaf geen pas.
De besnorde postbode is nog steeds één
van de bestverkochte en meest geleende
jeugdboeken. Wat er ook aan moderne
jeugdliteratuur mag verschijnen, Pietje
Puk doorstaat alle aanvallen op zijn post
kantoor met glans. Het eerste deeltje
heeft inmiddels 39 herdrukken beleefd.
In zijn woonplaats Westkapelle noemen
ze hem 'de schriever'. Met die aanduiding
kan Henri Arnoldus (70) uit de voeten.
Want schrijven doet hij, al veertig jaar
lang. Pietje Puk is zeker niet zijn enige
succesnummer. Tup en Joep, Oki en Doki,
Lassie, Leks en Reks, Pirn en Kim, Pim en
Pidoe, wie kent ze niet? De lijst van titels
is indrukwekkend. Zelf is de schrijver al
lang de tel kwijt geraakt. Hij heeft een goe
de dag als er een naar drukinkt geurende
uitgave bij hem in de bus valt. Dat blijft
immers een mooi moment, als je werk in
een keurig verzorgde uitgave de wijde we
reld wordt ingestuurd. Lang kan er bij zo'n
heuglijke gebeurtenis niet worden stilge
staan. Opa, wanneer verschijnt het nieu
we verhaal over Bonno het paard, vraagt
zijn kleindochter.
De jeugdboeken van Arnoldus vinden bui
ten Nederland eveneens een enthousiaste
lezerskring. Tup en Joep zijn in het Deens
en het Fins vertaald. Ook in Canada is er
werk van hem verschenen. En Pietje Puk
maakt als Pitje Puck zowel in drukvorm
als op de langspeelplaat furore in Duits
land. De Duitse PTT heeft van de Ketel-
dorpse postbode een pop in omloop ge
bracht. En in de zomervakantie kan het
voorkomen dat Duitse kinderen in West
kapelle aankloppen, om de auteur te laten
signeren. Arnoldus: „Als er Duitse toeris
ten voor de deur staan, dan zeg ik: ik ben
geen Konsalik, maar ik lijk wel een beetje
op hem."
Over de aanstaande kinderboekenweek
hoeft de schrijver zich geen illusies te ma
ken. Voor hem geen griffel, dat is zeker.
Zelf kan hij daarvan niet wakker liggen.
Enige tijd geleden bezocht hij een Middel
burgse basisschool. Hebt u al eens een
griffel gehad, was de voor de hand liggen
de vraag. Mijn griffels, was het antwoord,
dat zijn mijn herdfukken. De Middelburg
se lezertjes gaven hem een zelfgemaakte,
kartonnen griffel. „Dat vond ik wel leuk,
ja."
Henri Arnoldus is van huis uit onderwij
zer. Van 1943 tot 1970 gaf hij les aan de
rooms-katholieke lagere school in zijn ge
boortestad Middelburg. Kort na de bevrij
ding verzocht een uitgever van schoolboe
ken hem een artikel te schrijven over de
strijd op Walcheren. Het verhaal zou opge
nomen worden in de tweede druk van een
boek over de bevrijding van Nederland.
Die tweede editie is nooit verschenen.
Maar de uitgever was desondanks zeer ge
charmeerd van de eerste pennevrucht van
Arnoldus. Met zachte drang wist hij hem
tot het schrijven van een schoolleesboek
aan te zetten. In 1946 verscheen Beloonde
Moed, een verhaal over een jongetje in het
verzet.
Dat was het begin van een schrijversloop
baan, die vooral hoogtepunten zou ken
nen. De eerste jaren legde Arnoldus zich
toe op korte informatieve verhalen voor
de jeugd. Een Belgische uitgeverij bundel
de de artikelen later in de serie De Wonde
re Wereld.
De overstap naar luchtiger, avontuurlij
ker onderwerpen liet niet lang op zich
wachten. Het was zijn vrouw Ans - de laat
ste j aren zelf met de Tillie en Tiffie-serie op
de kinderboekenmarkt vertegenwoor
digd - die hem op het spoor zette. De in
huize Arnoldus gewaardeerde Okkie Pe
pernoot van Leonard Roggeveen was één
van de inspiratiebronnen. Want, zei zijn
vrouw, zo'n verhaal kun jij ook schrijven.
De eerste belevenissen van de aapjes Tup
en Joep zijn in die periode op papier gezet.
Vanuit het huis aan de rand van Westka
pelle vormen de Zeeuwse luchten een in
drukwekkend panorama. Dat was voor
het echtpaar Arnoldus één van de redenen
om Middelburg te verlaten, het uitzicht
was daar minder weids. Sfeer, heeft Arnol
dus gemerkt, is van wezenlijk belang voor
een schrijver. In 1970 besloot hij een punt
achter zijn onderwijsloopbaan te zetten
en zich volledig aan de jeugd- en onder
wijsliteratuur te gaan wijden. „Tot die tijd
had ik me vooral 's avonds met schrijven
bezig gehouden. Nadat ik gestopt was
moest ik plotseling overdag de pen ter
hand nemen. Ik miste de brandende lamp,
het was echt wennen."
Hij heeft een hekel aan het woord brood
schrijver. Dat werd hij wel, bijna twintig
Foto Wim Riemens
brief over de 'mooie jeugdjaren' die hij
doorbracht in Zaandam. Over de verhui
zing naar Amsterdam, volgens hem 'de
stomste streek die mijn ouders ooit heb
ben uitgehaald'. Een verhaal als 'Houten
fiets' sluit hier helemaal bij aan, zoals vrij
wel elk verhaal bij zijn biografie aansluit.
Na zijn schooltijd had Waasdorp vele 'sof-
baantjes'. In het begin van de oorlog
speelde hij biljart om geld en wist zo een
goed inkomen te verwerven. Hij emigreer
de met zijn gezin in 1956 naar Australië.
Joop Waasdorp, op zijn geliefde schip.
Woensdag 4 tot en met zaterdag 14 oktober wordt de vijfendertigste
editie van de kinderboekenweek gehouden.
Het is de periode van de griffels, de onderscheidingen voor het best
geschreven en getekende jeugdboek.
Henri Arnoldus in Westkapelle heeft in zijn veertigjarige
schrijverscarrière nooit een onderscheiding gehad. Ook dit jaar hoeft
hij daar niet op te rekenen. Hij kan er niet mee zitten. Zijn Pietje Puk,
Tup en Joep, Oki en Doki en al zijn andere series behoren tot de meest
gelezen jeugdboeken.
Tup en Joep gaan vliegen
Nu is het gebeurd.
Tup en Joep zijn gepakt.
Een sterke man greep hen bij de staart.
De man bond ze aan elkaar vast. Met een touw. Stevig!
Ze zitten samen op de grond en lachen niet meer.
Als het maar goed afloopt.
Henri Arnoldus: ...ik ben geen Konsalik, maar ik lijk wel een beetje op hem...