PZC Controleur bij de Rekenkamer Economisch wonder Taiwan vergt slachtoffers week-in 31 ZATERDAG 23 SEPTEMBER 1989 VN Subsidies Rijkswaterstaat Dienstauto Tijger Kwaliteit Slachtoffers Met groeiende regelmaat publiceert de Algemene Rekenkamer kritische rapporten over slecht functionerende ministeries en diensten van de rijksoverheid. De enorme overschrijdingen van de begroting bij de bouw van een nieuw type onderzeeboot en de introductie van een nieuw paspoort waren de laatste jaren wel bijzonder opzienbarende onderzoeken met verstrekkende gevolgen. Meest recent was de kritiek op het functioneren van de Arbeidsinspectie. Komende week staat het Hoog College van Staat eens zelf in het centrum van de belangstelling. Ter gelegenheid van het 175- jarig jubileum van de Algemene Rekenkamer is op 26 september een officiële viering in de Ridderzaal georganiseerd, met aanwezigheid van koningin en hoogwaardigheidsbekleders. Het Haagse Historisch Museum opent de zelfde dag de deuren voor een jubileumtentoonstelling en de twee volgende dagen confereren de hoofden van de rekenkamers in de EG-landen en de Europese Rekenkamer over de gevolgen van Europa '92 voor de controle op Europese en nationale geldstromen. Kortom veel eerbetoon voor de eerbiedwaardige 175-jarige; reden ook de sfeer binnen zo'n organisatie, die op veel buitenstaanders een wat stoffige indruk zal maken, eens te proeven aan de hand van de ervaringen van een 'gewone' hoofdcontroleur, die na bijna veertig jaren trouwe dienst bij de Rekenkamer nu in Zoetermeer van zijn pensioen geniet. Piet Blom op het statige Voorhout in Den Haag. Piet Blom, waakhond van de overheidsuitgaven Maar goed dat ik niet ben gaan vis sen vanmorgen", zegt Piet Blom. éét is de ochtend van Prinsjesdag 1989 en in Den Haag stort de regen met bakken uit de hemel. „Op de plaats waar we nu staan, zat voor de oorlog een joodse banketbak ker. Die maakte van die heerlijke gember koeken". In een restantje van de oude Haagse binnenstad staart hij naar het huis aan de overkant, dat zijn familie in de oorlog op last van de bezetters moest ver laten. Twee straten verder is het Lange Voorhout, met op nummer 8 de Algemene Rekenkamer waar hij op 1 september 1946 „binnenliep en meteen werd aangeno men". Meteen na de oorlog zat de Rekenkamer verspreid over diverse gebouwen in Den Haag, die volgens de herinnering van Blom allemaal iets met de oorlog te ma ken hadden gehad. Maar de sfeer op het hoofdkantoor aan het Voorhout? Dat noemt hij vooral „plechtstatig - dat zie je meteen als je binnenkomt, dat ze plechtig lopen". Voor de gewone jongen uit de Transvaalbuurt, voetballend bij ADO, maar wel met HBS A en -B en het praktijk diploma boekhouden, moet het toch even wennen zijn geweest. Volgens Blom was de Rekenkamer aan vankelijk, begin 19e eeuw, vooral „een on derkomen voor adellijke jongetjes, niet geschikt voor politieke functies maar wel voor het leven benoemd". Vandaar mis schien nog steeds die plechtstatige sfeer. „Maar ze weten wèl waar ze over spreken", voegt hij er met stemverheffing aan toe. „Ik begreep eigenlijk alleen nooit waarom ze niet bijvoorbeeld gewoon 'beweegre den' zeiden, in plaats van het deftige 'con siderans'. Terwijl aan de andere kant, toen ik daar in '46 binnenkwam, je nog geen tafel beet kon pakken of de poten vie len er onder uit. En dat is geen flauwekul hoor". „In 1946 ben ik dus maar meteen aan het controleren gegaan. Dan nam je het kas boek en ging je de kas opmaken en net zo lang rotzooien tot je iets tegenkwam. Bij voorbeeld dat ze het Rijksinkoopbureau niet hadden ingeschakeld voor de aan koop van potloden ter waarde van een gul den. Maar ja, als je die formulieren van dat RIB zag, was je heel wat meer geld aan pa pier kwijt voordat je nog maar een potlood had". „Wat klinkt dat nu kleinzielig, hè. Toen hebben we maar gezegd dat ze tot een be drag van vijf gulden aan potloden op de hoek mochten kopen, maar daarboven voortaan wel het RIB moesten inschake len". De daarop volgende 37 jaar bij de Algeme ne Rekenkamer heeft Blom een enorme rij ministeries en overheidsdiensten op rechtmatigheid en doelmatigheid gecon troleerd. Overal inzetbaar, vooral in de pe riode dat hij regelmatig maanden in New York zat voor de controle van de diensten van de Verenigde Naties en bij terugkeer in Nederland tijdelijk werd ingezet op plaatsen waar zich achterstanden voorde den. Nederland leverde negen jaar lang controleurs aan de Algemene Vergade ring van de VN, waaronder tussen 1955 en 1961 ook Piet Blom. „Dan zat ik tussendoor weer eens vijf we ken bij Defensie, dan weer vijf weken Bui- tehlandse of Sociale zaken. Tot ik dat een beetje zat werd. We waren ons ais Reken kamer inmiddels meer en meer met doel matigheid van de uitgaven gaan bezig houden, naast de rechtmatigheid ervan. Dat vond ik in feite ook veel belangrijker, want al die ministeries kregen ook zelf ac countantsdiensten. Dus ons controleren werd steeds meer het controleren van hun controles". Wat onderzoek naar rechtmatigheid van overheidsuitgaven is, is volgens Blom heel simpel. „Dat is net zo iets als een huis vrouw die f 500 per week heeft en de uitga Piet Blom bij de ingang van de Algemene Rekenkamer. ven in een kasboekje noteert. Ze kan niet boven die f 500 uitkomen. Als nou de mi nister in zijn 'memorie van toelichting' bij de begroting schrijft dat hij een miljoen uit wil geven voor de aankoop van nieuwe auto's en hij koopt er fietsen voor, dan kan dat dus niet". Onderzoek naar de doelmatigheid van de overheidsuitgaven, waartoe door een wetswijziging in 1922 al ruimte was ge maakt, begon in de jaren na de oorlog pas gestalte te krijgen. Het werk van de Re kenkamer heeft niet alleen als doel het bevorderen van een rechtmatige financië le verantwoording, maar ook het bevorde ren van de doelmatigheid bij het innen en besteden van overheidsgeld. In de jaren vijftig betrof dat vooral onder zoek naar de vraag of de overheid wel vol doende 'zuinig' was, met in 1950 bijvoor beeld nogal al wat opmerkingen over het gebruik van dienstauto's en van reis- en verblijfkosten in het jaarverslag. Sinds dien stijgt vooral het aantal conclusies op het gebied van organisatie en functione ren van onderdelen van de rijksoverheid. Jaren achtereen waarschuwde de Reken kamer al in de jaren zeventig bijvoorbeeld voor de steun aan bedrijven door het mi nisterie van economische zaken. Op het gebied van die zuinigheid heeft Blom zich vreselijk lopen ergeren aan de buitenlandse dienst van het ministerie van buitenlandse zaken. Vooral als het een juffrouw betrof „die een briefje per dag tikte en de rest van de tijd modewinkels afliep". Nee, over wat er destijds aan per soneel op de ambassades in het buiten land rondliep, heeft Blom geen goed woord over. Toen hij in Marokko eens per soonlijk de hulp inriep van de ambassade: „Ik had er geen pest aan, absoluut niks. Maar wel volle spaarbankboekjes bij het ministerie kweken, met de toelage voor de kosten van levensonderhoud voor het land waar ze gevestigd zijn". „Er klopt zo ontzettend veel niet bij de Rijksoverheid, maar als we tien procent kunnen controleren, is het veel. Je hebt er eenvoudig de tijd niet voor. Van het groot ste belang is dan ook heel eenvoudig dat de Rekenkamer er is, dat je overal naar binnen 'kan', de preventieve werking er van". Ook lang niet alle onderzoeken leiden tot resultaat. „We hebben destijds drie jaar op een onderzoek bij de 'Directie Bruggen' van Rijkswaterstaat gezeten. Door de Ko reaanse oorlog schoten de staalprijzen omhoog en de overheid kocht enorme hoe veelheden staal in. Maar als je grote voor raden inkoopt, loop je het risico datje ver keerd inkoopt. Je kunt niet alles van te vo ren inschatten. Als je een brug over het Haringvliet wil bouwen, kunnen de sonde ringen uitwijzen dat je ander staal, of van een andere dikte, nodig blijkt te hebben". Voor Blom staat het nog altijd vast dat er met die voorraden op Vlaardingen-Oost enorm gerotzooid werd. „We hebben rap porten geschreven bij het leven, maar nie mand kon er echt uitkomen, met theore tisch gewicht, werkelijk gewicht enzo. Daar is eigenlijk nooit wat uit gekomen. Je kunt het niet bewijzen". Achteraf weet hij nog niet of het een goede greep van het-ministerie is geweest om die grote voorraden in te kopen. „Het zou best kunnen". Dat er gerotzooid werd staat voor hem wel vast, „maar om dat te bewij zen kwam je terecht in de particuliere sec tor en daar kom je als Rekenkamer niet in". Maar ook al levert een onderzoek iets op, lang niet altijd worden de aanbevelingen opgevolgd. Het gebruik van de dienstauto was destijds een veel terugkerend onder werp in de verslagen van de Rekenkamer. „Als je nu leest dat staatssecretaris Dees er mee op vakantie ging naar Joegoslavië, dan blijkt dat er absoluut niets veranderd is". Blom heeft er ook een verklaring voor. „We hebben eens onderzoek gedaan naar het verschil in prijs tussen een ritje per dienstauto of per taxi. Ik kwam toen op een taxi voor een gulden en voor een dienstauto op f 1,10. We hebben dat bij het garnizoen in Den Haag een jaar lang uitge probeerd". „Waar ze toen mee aankwamen was het argument dat onze dienstplichtigen zo te weinig rij-ervaring opdeden. Maar de ech te achtergrond is natuurlijk dat die kapi teins en kolonels voor elke taxirit een bon netje moesten invullen. Ook als ze even hier of daarheen moesten. Daar waren ze als de dood voor. Want de Rekenkamer kon die komen controleren. Nee, ze zou den veel slagvaardiger moeten worden bij het rijk". Teleurgesteld over een werkzaam leven in dienst van de Algemene Rekenkamer is Blom allerminst. „Ik heb steeds alle vrij heid voor onderzoek gekregen die ik nodig had. Was voortdurend op pad; nee, dat kun je moeilijk saai noemen". Blij is hij wel dat hij als hoofdcontroleur eind '83 met vut ging toen de automatisering ook bij de Rekenkamer haar intrede deed. „Op zich kwam die automatisering na tuurlijk veel te laat. Maar zélf had ik daar geen zin meer in". Marien van den Bos Wie denkt dat Taiwan nog steeds leeft van het goedkope Hema-textiel en de produktie van plastic speelgoed, staat in de fabriek van de grootste fietsenexporteur ter wereld 'Giant' met zijn ogen te knipperen. Daar rolt iedere vijftien seconden een moderne racefiets van de lopende band; 1,4 miljoen per jaar. Het vlijtige handwerk van de laag be taalde Taiwanezen, dat 25 jaar gele den veel Nederlandse arbeiders brodeloos maakte, is verleden tijd. De automatise ring heeft ook toegeslagen in de Giant-fa- briek in Tachia, een dorp ten zuiden van de hoofdstad Taipeh. Robots spannen spaken. Computer-bestuurde 'verfmachi- nes' zorgen voor de juiste felle kleur op het frame. De 1200 arbeiders rest slechts de assemblage, het inpakken en het banden leggen; binnen 20 seconden, inclusief op pompen. Volgens directeur Antony Lo maakt hij een fiets waar Union en Gazelle een puntje aan kunnen zuigen. Met de amateurploeg van Arie Hassink en een verkoopkantoor in Lelystad hoopt hij ook fietsend Europa tot Giant te bekeren. „De Nederlandse fietsenbouwers gaan allemaal voor de bijl", juicht Peter Serier, „want Giant komt eraan!" De Nederlander helpt de Taiwanese rijwielfabrikant met techni sche adviezen. nn# Taiwan is net als Singapore, Zuid-Korea en Hongkong een van Azië's zogenaamde 'tijgers'; jonge geïndustrialiseerde landen die dankzij een export-gerichte nijver heid, lage lonen en hard werkende arbei ders in een recordtempo uitgroeiden tot economische krachtpatsers. Gewerkt wordt er nog steeds. Van ATV heeft nog geen Taiwanees gehoord. Ook op zater dag is het aanpakken geblazen. Wie het bedrijf lang genoeg trouw heeft gediend, krijgt per jaar welgeteld vijf snipperda gen. Maar ook in de Oost zitten de onderne mers niet meer voor een dubbeltje op de eerste rang. De toegenomen welvaart stel De assemblage van fietsen bij Giant in Tachia. de meer jongeren in staat naar school te gaan. In 1952 maakte 11 procent van de bevolking het voortgezet onderwijs af; 25 jaar later was dat 43 procent. Daardoor heerst er nu een tekort aan ongeschoolde arbeiders. Vanwege dat gebrek en dankzij de ontwakende vakbonden steeg in Tai wan het arbeidsloon vorig jaar met 18 pro cent. Hoewel de Taiwanese industrie nog steeds lonen betaalt waar weinig Neder landse arbeiders van dromen en zoals bij Giant vooral goedkope jongeren en vrou wen de werkvloer bevolken, legt het voor malige Formosa het in de arbeidsintensie ve produktie af tegen de nieuwe lage-lo- nenlanden; Thailand, Indonesië, Malay sia en vooral de Chinese Volksrepubliek. Het werd slachtoffer van zijn eigen succes. Die hogere lonen dwongen Taiwan tot een economische metamorfose. Ze schakelde over op de fabricage van duurdere, hoog waardige produkten. Giant werkt aan een superlicht fietsframe van koolstofvezel. De snel oprukkende informatie-industrie kwam in 1986 als eerste ter wereld met een nieuwe 32-bitscomputer. IBM en de ande re grote namen hadden het nakijken. De schoenensector is van goedkoop massa schoeisel overgestapt op de 'haute-coutu- re', voor on-Taiwanese prijzen. Naast de ontwikkeling van nieuwe pro dukten besteedt het land ook meer aan dacht aan kwaliteit. „Wat dat betreft heb ben we niet zo'n goede naam", erkent Giant-directeur Lo, „vanwege de voor heen zo kortzichtige Taiwanese zakenlie den". Die handelaren veroverden de inter nationale markt met koopwaar voor af- braakprijzen, van overeenkomstige dege lijkheid. Taiwanese ondernemers hebben echter ontdekt dat ook kwaliteit ver koopt, en voor een hogere prijs. De meeste zelfverzekerde bedrijven produceren te genwoordig onder een eigen merknaam, in plaats van alleen het traditionele 'Made in Taiwan', dat weinig vertrouwen meer uitstraalt. Die overgang van de fabricage van goed kope nep naar dure kwaliteits artikelen en hi-tech, zoals computers, betekent een grote sprong voorwaarts voor 'het kapita listische China'. Aan de overkant van de Straat van Taiwan kijkt Deng Xiaoping jaloers toe. Vier decennia nadat wijlen president Chiang Kai-shek naar Taiwan vluchtte om uit handen te blijven van aartsrivaal Mao Zedong, hebben de 20 miljoen inwoners er meer te verteren dan de meeste van hun regiogenoten. Het veertig jaar geleden nog sterk achter gebleven, agrarische Taiwan groeide uit tot een rijke, westers ogende buitenplaats in het Oosten. In de hoofdstad overscha duwt de nieuwe hoogbouw de vele oude Chinese tempels waar de gelovigen dage lijks hun Goden eren met offers, gebeden en vooral veel wierook. De traditionele riksja's zijn verdrongen door dikke Vol vo's. Jongeren vullen de straten op hun Vespa's. De disco's in Taipeh zitten bom vol. Het economische 'wonder' maakt echter ook slachtoffers. Natuurbehoud is een nieuwtje in Taiwan: Jarenlang gingen ver vuilende fabrieken ongestoord hun gang. Van planning was weinig sprake, laat staan milieubescherming. Omdat de Tai wanese fabrieken talrijk en vaak klein zijn, valt de lozing van afvalstoffen ook nu nog nauwelijks te controleren. Waar mi lieugroepen al wel een vervuiler de voet dwars kunnen zetten, dreigen die fabrie ken naar elders te verhuizen, met alle eco nomische gevolgen vandien. Ook op economisch vlak verloopt Tai- wans enorme groei niet zonder kleer scheuren. Het land heeft een enorm han delsoverschot met zijn belangrijkste han delspartner, de Verenigde Staten. Vorig jaar kochten Amerikanen voor 22 miljard gulden meer van Taiwan dan ze verkoch ten. In 1987 bedroeg Taipeh's batig saldo zelfs 34 miljard. Onder druk van de Ameri kaanse zakenwereld draaide Washington daarom Taiwan flink de duimschroeven aan. De VS bedongen een vrijere invoer van Amerikaanse goederen, vooral land- bouwprodukten. Taiwans boeren, die toch al minder heb ben kunnen profiteren van economische opbloei, vinden die Amerikaanse export valse concurrentie. De VS-landbouwers produceren veel efficiënter, en dus goed koper. „De Amerikanen dumpen hun fruit, pluimvee, tarwe en mais op de Tai wanese markt", zegt boerenleider Tal Chen-Yao woedend. „Met hun belachelijk lage prijzen maken ze ons kapot". Tai ver bouwt zelf tomaten, pruimen en suikerriet op zijn slechts één hectare groot bedrijf. Zoals veel van zijn collega's kan hij het hoofd nauwelijks boven water houden. Volgens hem zitten de meeste boeren diep in de schuld. Jaarlijks houden 20.000 land bouwers het verder voor gezien. Het steekt Tai dat de boeren moeten op draaien voor het juist door niet-agrarische produkten, zoals elektronica, opgebouw de handelsoverschotten. Maar het diplo matiek toch al als leproos behandelde Taiwan hecht meer waarde aan vrede met haar belangrijkste afnemer, dan de econo mische gezondheid van haar boeren. De protesterende landbouwers vinden geen gehoor. Voor hen heeft Taiwans economi sche 'wonder' dan ook een bittere na-1 smaak. Jan van Vegchel r

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1989 | | pagina 31