"AT NIET
WEET
IAT NIET
DEERT?
de schaduwzijde van
het medisch vernuft
wat zit er
achter de
jeugd van
tegenwoordig?
erda
uisvogelpolitiek
remmen
hielprik
bloedanalyse
mongooltje
mazelenprik
vroegtijdig dood
jan wierenga
reageerbuis
transplanties
'w-diagnostiek
verzet
optimistisch
vier typen
denkers
rian van kuppenveld
ERDAG 19 maart 1988
olgens plan worden binnen af
zienbare tijd alle vrouwen in Ne-
■and tussen de 50 en 70 jaar opge-
en voor röntgenonderzoek naar
tkanker. Voor jongere en oudere
■Wen wordt het onderzoek min-
zinvol geacht. Om zoveel moge
vrouwen aan dit onderzoek mee
jaten doen overweegt men de in-
3 van een rijdende röntgen-een-
de mammobiel, waarmee de
en wordt afgereden. Want hoe
vrouwen zoiets belangrijks
ngebruikt laten?
iTijmstra: „Het wordt op deze ma-
voor de betrokkenen wel erg
niet mee te doen want er is
sprake van veel sociale druk. In
is echter nooit goed aangetoond
nu de winst is van een dergelijk
erzoekprogramma. Sommige
ïwen zullen baat hebben bij de
omst, voor anderen geldt dat zij
L,r niet mee hadden kunnen doen.
bevolkingsonderzoek op borst
eer zal veel onnodige onrust en
'rbehandeling veroorzaken",
i Groninger onderzoeker weet ze-
dat het aantal 'borstbesparende
gigantisch zal toenemen,
chirurgische zijde bestaat veel
op de plannen". Verderop
hierover.
buitenlands onderzoek is geble-
dat groots opgezet bevolkings-
"erzoek leidt tot een daling van de
'fte aan borstkanker, maar ook
de geredde vrouwen gemiddeld
aan andere dingen dood gaan,
er niet kan worden gespro-
van een netto-rendement,
it wat hebben we eraan als blijkt
vrouwen die zijn gered van borst
eer, vervolgens dood gaan aan
hersentumor of vanwege emotio-
problemen, depressief worden
«zelfmoord plegen". Tijmstra wijst
ffp dat deze vrouwen nog een aan
haren hadden kunnen leven, onwe-
dvan de kwaal die hen bedreigde.
niet weet, wat niet deert. In Nij-
en worden vrouwen al jaren op-
Joepen voor borstonderzoek. „Het
Kkt dat van de vrouwen van 65 tot
[jaar minder dan éénderde mee
lt. Zij hebben blijkbaar niet zo-
l zin in dit soort onderzoek. Heb-
k zij niet het recht, op deze manier
■reageren? Soms willen mensen
laaide dingen liever niet we-
lijkt op een pleidooi voor de
Jiisvogelpolitiek. Steek je kop
|ar in het zand en je hebt nergens
l vajK^over wil dr. Tijmstra niet
In, maar wel benadrukt hij op-
luw dat mensen het recht moeten
Jben, dingen onbenut te laten. Het
|uidelijk dat het terrein waarop hij
i beweegt, niet helder en scherp
Irensd is. Enerzijds boekt de medi-
le wetenschap schitterende resul-
jen en doen briljante nieuwe tech-
jogieën hun intrede die er als het
I om schreeuwen om tot hun ui-
;te mogelijkheden in de praktijk
kracht te worden, anderzijds moet
l publiek desgewenst beleefd doch
Eist kunnen zeggen: nee, dank je.
jt lijkt niet met elkaar in overeen-
nming. Dr. Tijmstra is, geeft hij
niet in staat pasklare oplossin-
Ji aan te bieden. „Dat is heel verve
ld, ja. De technologie schrijdt
frt en de grote vraag is of we de
Ipassing ervan voluit moeten sti
lleren of, op onderdelen wellicht
leten afremmen. Dat wordt één
de moeilijkste beslissingen van
Ie toekomst". Volgens Tijmstra
Irdt dit probleem zeker door de
Idici onderkend. „Ik hoef geen be-
jsingen te nemen en ook de colle
ga's niet die met mij op dit terrein
Jlerzoek verrichten. Maar ik waar-
jfuvv wèl. Ik signaleer verschijnse-
en kan daarmee de beslissers
|nvloeden".
lerigens is hij niet tegen nieuwe
Iwikkelingen op zich, de vraagte-
Shs gelden het gebruik ervan in
nmige gevallen. Het lijkt erop dat
■doktoren meer met de problema-
worstelen dan het publiek. Uit de
fcuêtes van dr. Tijmstra blijkt, dat
geavanceerde technieken van
■eventief) onderzoek van harte
p de mensen worden toegejuicht,
paal is men van mening dat ieder-
i de kans moet hebben van de mo-
lijkheden gebruik te maken, waar-
Jechter moet worden aangetekend
de meesten geen spontane be-
jefte voelen zich zélf te laten onder
den. Worden ze echter opgeroe-
voor een bevolkingsonderzoek
doen de meesten wel mee. Onder
|er omdat wordt ingespeeld op de
pite angst dat er wel eens iets heel
Jniis kan zijn, constateert dr. Tijm-
|a Mede op grond hiervan, het on-
ig aanwakkeren van angstgevoe-
1s, veroordeelde hij vorig jaar in de
kskrant het op handen zijnde be-
kingsonderzoek naar borstkanker
'verwerpelijk'. Eerder is al opge-
rkt dat chirurgen nogal wat moei-
hebben met een grootscheeps on-
'zoek naar borstkanker. Dat heeft
naken met het feit dat het verschil
;s® goedaardige en kwaadaardige
'ijkingen soms zo moeilijk is vast
stellen dat patholoog-anatomen
verschillende conclusies kunnen
Pen. Het gevolg kan zijn, dat het
e ziekenhuis niet tot behandeling
ergaat terwijl in een ander zieken-
jls tot borstamputatie zou zijn be
lten.
Dr Tj. Tijmstra foto efg
ren. Dat leidt tot over-diagnostiek.
In zeer veel gevallen zal vals alarm
worden gegeven. Het gevolg: veel
angst, veel weefselonderzoek en een
aantal amputaties voor niets".
Nu wordt het bevolkingsonderzoek
opgezet in de hoop, borstkanker zo
vroeg mogelijk te ontdekken, zodat
de kans op genezing het grootst is.
Niet te ontkennen valt dat het onder
zoek derhalve zeer nuttig kan zijn.
Dr.Tijmstra verwijst terug naar zijn
eerdere opmerking over het netto
rendement (vrouwen die borstkan
ker gehad hebben zijn bevattelijker
voor andere dodelijke kwalen) en sig
naleert de discrepantie die bestaat
tussen het aantal mensen dat baat
heeft bij de onderzoekstechnieken èn
het aantal, dat er door geschaad
wordt. En er is nog wat.
„Wat gebeurt er met iemand die zich
niet heeft laten onderzoeken en bij
wie toch de gevreesde kwaal wordt
ontdekt? Ze kan verteerd worden
door het 'eigen schuld'-gevoel, wat de
ziektebeleving sterk kan beïnvloe
den. Ook kan het idee, dat de patiën
te de narigheid aan zichzelf te dan
ken heeft, van invloed zijn op de hulp
verlening. Onderzoeksprogramma's
hebben een dwingend karakter: al
leen al om te voorkomen dat er later
gevoelens van spijt opduiken, durft
men zich niet aan de oproep te ont
trekken".
Overigens: zelden wordt de arts
kwaad aangekeken wanneer hij een
vals alarm heeft afgegeven. Welis
waar heeft de 'patiënt' daardoor kor
tere of langere tijd in kwellende onze
kerheid verkeerd, maar als na ver
volgonderzoeken blijkt dat er niets
aan de hand is, overheerst de opluch
ting en zal men van pure blijdschap
eerder geneigd zijn de dokter om de
hals te vliegen dan hem te beknorren.
- Jaarlijks worden in Nederland
180.000 kinderen geboren. Vrijwel al
lemaal krijgen ze het 'hielprikje', met
behulp waarvan een ernstige stofwis
selingsziekte en een schildklierstoor
nis kunnen worden opgespoord. Dr.
Tijmstra constateert dat veel kinde
ren worden doorverwezen naar de
kinderarts. Slechts in een enkel geval
is er inderdaad iets aan de hand, in
verreweg de meeste gevallen gaat het
wederom helaas om loos alarm.
„Maar wel is in al die gezinnen de ou
ders de schrik om het hart geslagen.
Uitleg blijft vaak achterwege. We
hebben ontdekt dat veel ouders zelfs
hun kind heel anders gaan bekijken.
Ook na de uiteindelijk gunstige uit
slag is dit niet verdwenen".
- Binnenkort is het waarschijnlijk
mogelijk dat paren die erover denken
kinderen te nemen, middels bloeda
nalyse laten nagaan of zij behoren tot
de 1 op 900 die de stofwisselingsziek
te cystic fibrose kunnen doorgeven.
Per jaar worden 40 kinderen met deze
aandoening geboren. De kans is dus
klein maar niettemin kunnen men
sen met kinder-plannen het vérstrek
kende besluit nemen, veiligheidshal
ve maar van nakroost af te zien. Wat
te doen, vraagt Tijmstra zich af: stop
pen, of de nieuwe techniek toch aan
bieden vanuit de gedachte, dat de
geachte cliëntele oud en wijs genoeg
is om zelf te beslissen of zo'n onder
zoek gewenst is. Sterker nog: récht
heeft op de nieuwe techniek.
- Bekend is dat oudere zwangere
vrouwen een verhoogde kans hebben
op het krijgen van een kind met het
syndroom van Down, een mongooltje
dus. Met behulp van vruchtwateron-
derzoek, vlokkentest en chromosoo-
tatie wil ondergaan als de overle
vingskans maar 10 of 20 procent is.
Dat geeft te denken, dat heeft conse
quenties voor ons denken over de zin
volheid van het gebruik van medi
sche technologie".
- Onlangs kwam een gezin uit Assen
nogal in het nieuws. Eén van de kin
deren uit het gezin is geestelijk en li
chamelijk gehandicapt. De ouders
zijn er zeker van dat dit een gevolg is
van de mazelenprik, die het kind ja
ren geleden kreeg. Dr. Tijmstra inte
resseert zich voor het geval, omdat
hij de mogelijkheid van schadelijke
bijwerkingen van een zo op het eerste
oog zo simpele en volledig geaccep
teerde medische handeling niet bij
voorbaat uitsluit.
In bovenstaande voorbeelden ligt de
vraag opgesloten in hoeverre de mo
derne technologie vrij baan moet
worden gegeven. En worden kantte
keningen geplaatst bij het medisch-
technisch vernuft. Pasklare oplossin
gen per geval schudt ook dr. Tijmstra
niet uit de mouw maar wel durft hij
de stelling aan dat „waarschijnlijk
steeds vaker moet worden beslist dat
bepaalde medische technieken aan
mensen moeten worden onthouden,
ondanks het feit dat sommigen er
baat bij zouden hebben". Een stelling
die hem al veel kritiek heeft opgele
verd. („Daar is een Nederlander hele
maal gek geworden, die zegt: ach,
laat de kanker maar zitten...").
Ter verduidelijking een denkbeeldi
ge situatie. „Stel, dat van 180.000
pasgeborenen er twee een ernstige
afwijking hebben, die op hun 25e al
tot de dood zal leiden. Stel, er be
staat eei* techniek die het mogelijk
maakt de afwijking op te sporen en
afdoende te behandelen. Om de twee
kinderen te vinden is het noodzake
lijk dat alle 180.000 baby's een et
maal lang in een couveuse opgeno
men worden. De vraag is: moeten we
deze techniek inderdaad toepassen.
Ik zeg: nee. We moeten tegenhouden
dat mensen uit noem maar wat,
Tiendeveen op een gevaarlijk-misti
ge februaridag in hun ouwe Opel Ka-
dett stappen en naar het ziekenhuis
rijden, met een kind dat slechts een
kans heeft van 1 op 90.000 op een ern
stige kwaal. De consequentie is dat
na 25 jaar twee mensen vroegtijdig
dood zullen gaan, ja. Dat is dan niet
anders".
Over enige tijd zal een simpele bloed
proef al inzicht kunnen geven in de
vraag of iemand bezig is een kwaad
aardige aandoening te ontwikkelen.
De media berichten er met gretigheid
over en wekken bij het publiek veel
positieve gevoelens. Maar is dit alle
maal vooruitgang, vraagt dr. Tijm
stra zich af.
„Technologie geeft status en presti
ge: liever met een mammobiel de dor
pen in dan demente bejaarden ver
zorgen. Het hielprikje bij 180.000 ba
by's spoort twaalf kinderen met een
afwijking op. Intussen worden er
jaarlijks ongeveer 16.000 mensen
waaronder zeer veel kinderen, in het
ziekenhuis opgenomen met honde
beten, komen 20.000 kinderen via de
speeltuin ook in het ziekenhuis te
recht en ontbreekt in vrijwel alle jon
ge gezinnen het gasfornuisrekje dat
kan voorkomen dat de kleuter de ko
kende inhoud van pannen over zich
heen trekt".
Enigszins bitter stelt dr. Tijmstra
vast: „Wij investeren liever energie in
de meer technische en wetenschap
pelijk interessantere oplossingen".
Gruwelijke kwalen en afwijkingen bedreigen de mensheid. Niet tegen alles is
een adequaat middel gevonden, wel komt de medische wetenschap stap
voor stap verder. Nieuwe, spectaculaire technologieën worden ontwikkeld.
Niet zelden zijn ze het onderwerp van wereldnieuws. Nieuwe technieken in
de bestrijding van bestaande aandoeningen, maar ook om kwalen in een
(zeer) vroeg stadium op te sporen. Ze worden door het publiek enthousisast
ontvangen: hoe sneller je er bij bent, hoe beter. Een voorbeeld is het bevol
kingsonderzoek op borstkanker. Ander voorbeeld: dank zij het hielprikje kan
bij bij pasgeborenen een ernstige stofwisselingsziekte vroegtijdig worden
ontdekt. Derde voorbeeld: via eenvoudig bloedonderzoek is het mogelijk
zwangere vrouwen op te sporen die een verhoogde kans hebben op het
krijgen van een mongooltje of een kind met een open ruggetje.
Vanzelfsprekende zegeningen van de moderne medische wetenschap die
we met beide handen dankbaar aan moeten grijpen of zitten er ook negatieve
kanten aan? Dr. Tj. Tijmstra, verbonden aan de afdeling Medische Sociologie
van de Rijksuniversiteit Groningen beantwoordt deze vraag bevestigend.
Een verhaal over de schaduwzijde van het medisch vernuft.
manalyses is het mogelijk vast te
stellen of de ongeboren vrucht deze
afwijking heeft. De kritische leeftijd
verschuift steeds meer naar beneden.
Tegenwoordig wordt het onderzoek
ook al aangeboden aan vrouwen van
36. Opnieuw de al eerder onder woor
den gebrachte problematiek: sommi
gen zullen baat hebben bij het onder
zoek, bij een steeds groter wordende
groep vrouwen wordt echter node
loos een flinke portie ongerustheid
opgewekt. In hetzelfde vlak ligt een
andere vorm van zwangerschapson-
derzoek: de echoscopie, waarmee
eveneens afwijkingen kunnen wor
den opgespoord. „Ook bij artsen be
staat aarzeling dit grootschalig aan
te bieden". Dr. Tijmstra wijst op een
bijkomend verschijnsel. „Men zegt
wel eens dat een mongooltje 3 mil
joen gulden kost, daarmee doelend
op de kosten van inrichting en ver
pleging. Een vruchtwaterpunctie -
waarna tot abortus kan worden be
sloten - kost maar 1500 gulden... Vol
strekt verkeerde gedachten, niet van
artsen, maar van economen die ont
staan in een maatschappij waarin
het rationeel-technologisch denken
veel te veel voorop is komen te
staan".
- Nog een voorbeeld van het door
Tijmstra aangegeven dwingende ka
rakter van nieuwe medische technie
ken. Onvruchtbare vrouwen kunnen
hun toevlucht nemen tot de reageer
buismethode. Per poging is de kans
op succes 15 procent. „De motivatie
is blijkens ons onderzoek vooral gele
gen in het feit dat men er later geen
spijt van wil krijgen, een mogelijk
heid onbenut te hebben gelaten".
- Zestig procent van de in Gronin
gen getransplanteerde leverpatiën
ten is nog in leven. „Vaak een leven
van goede kwaliteit. Maar uit ons on
derzoek blijkt, dat een ernstig zieke
leverpatiënt vaak ook een transplan-
de Verenigde Staten, het land
de onbeperkte mogelijkheden
schadevergoeding waait de vol
de angstige gedachte over: als
medicus een foto goedkeurt, ter-
jJ'later blijkt dat hij zich vergist
'i, kan hij door zijn patiënte voor
'echter gesleept worden. „Het ge
l's is dat röntgenologen gebiolo-
rd naar afwijkingen gaan speu-
555:
Hier en daar zie je er nog
eentje rondlopen, maar als
fenomeen is de punker uit het
straatbeeld verdwenen. De
meisjes met de college
schoenen, de donkerblauwe
rokjes en het stemmige sjaaltje
kom je nog wel regelmatig
tegen, maar niet meer in
trossen, zoals een paar jaar
geleden. En de yuppie is onlangs
officieel ten grave gedragen. De
jeugd van tegenwoordig is
nauwelijks meer te herkennen,
laat staan dat zij een eigen
cultuur heeft, een eigen, min of
meer collectieve, identiteit.
Dè jeugd bestaat natuurlijk niet
en heeft ook nooit bestaan. Maar
een j aar of twintig geleden was
het allemaal wel veel
eenvoudiger. Wasje tussen de 18
en. zeg, de 26 dan droeg je een
spijkerpak en lange haren en had
je ruzie met je ouders, je leraren
en alles wat in de maatschappij
maar macht had.
Eigenlijk heeft de jeugd van
tegenwoordig maar één
gemeenschappelijk kenmerk: ze
heeft géén eigen identiteit, ze zet
zich niet af tegen de ouderen.
Kortom: er bestaat geen
jeugdcultuur.
Wim Meeus is als hoofddocent
jeugdstudies verbonden aan de
faculteit sociale wetenschappen
van de Utrechtse universiteit.
„Een jeugdcultuur is eigenlijk
per definitie een verzetscultuur.
Het houdt een radicale scheiding
in tussen de wereld van de
jongeren en die van de
volwassenen. Bij de groep jong
volwassenen van vandaag zie je
dat niet meer. Je hebt wel
uitingen van verzet. Zoals het
voetbalvandalisme en het
lidmaatschap van een fanatiek
rechtse beweging, onder
jongeren met een lage opleiding.
Hoger opgeleiden uiten hun
verzet door zich aan te sluiten bij
radicaal links, en hard en
fanatiek te strijden vóór milieu
en tégen kernenergie".
Volgens Meeus is het niet zo dat
de 'jeugdcultuur' de voorhoede
vormt van op til zijnde
maatschappelij ke
ontwikkelingen. „Zij zetten geen
trends, maar drukken bestaande
scherper uit".
Meeus kenschetst de huidige
jeugd - op grond van een aantal
onderzoeken - als links in
cultureel opzicht en rechts op
economisch gebied. In politiek
opzicht zitten de jongeren
volgens hem in het midden: voor
het eerst in de geschiedenis
bleek tijdens een enquête onder
scholieren het aantal stemmen
voor de huidige regeringscoalitie
groter dan de aanhang van de
PvdA.
„De huidige jeugd wil graag
carrière maken en is er niet vies
van om materieel welzijn ook
openlijk te demonstreren. De
yuppies waren wat dat betreft
natuurlijk extremen, maar hun
ideeën worden wel door het gros
gedeeld. Links is de jeugd waar
zij een grotere persoonlijke
vrijheid opeist: op sexueel
gebied en als het gaat om zaken
als euthanasie en abortus".
Maar ook hier geldt weer dat dit
niet typisch een trek van de
hedendaagse jeugd is: in de hele
maatschappij is een dergelijke
tendens te bespeuren.
Waar Meeus nog wel een stuk
jeugdige eigenheid bespeurt, is
in de leefstijlen. Niet dat er hier
nu sprake is van één uniforme
lifestyle. Maar fabrikanten
creëren diverse stijlfiguren voor
hun jeugdige - en vaak tamelijk
kapitaalkrachtige - klanten,
waarin volgens Meeus de jeugd
uiterlijk nog wel herkend kan
worden.
Paul Schweitzer, hoofd
marketing en communicatie
services van het reclamebureau
FHV/BBDO, ziet een ander
probleem voor de hedendaagse
jeugd: het overwicht van de
ouders. „De huidige dertigers en
veertigers, de hippies en de
provo's van vroeger, hebben een
enorm stempel op de
samenleving gedrukt, zowel
kwalitatief als kwantitatief. Het
hele set van waarden en normen
dat zij in hun jeugd uitdroegen
is door de maatschappij
grotendeels overgenomen.
Bovendien zijn zij, dankzij de
geboortegolf, numeriek een
grote groep. Daarbij komt nog
dat er altijd na een periode met
grote collectieve idealen een
soort vacuüm ontstaat".
Eind vorig jaar liet FHV BBDO
een onderzoek houden onder
jongeren tussen de 15 en de 24
jaar, om meer greep te krijgen op
het pluriforme beeld. De cijfers
uit dit tot nu toe niet
gepubliceerde onderzoek, liegen
erniet om. En ze bewijzen vóór
alles Paul Schweitzers stelling
dat als de jongeren één ding
gemeen hebben, het is dat ze
„refereren aan wat pappie heeft
gedaan"
Maar liefst 67 procent zegt bij
problemen in eerste instantie
naar de meer ervaren ouders en
leraren te luisteren. De helft is
het beslist niet eens met de
stelling dat ouders zich
voortdurend bemoeien met Z.
zaken die hen niets aangaan en
als je de groep die deze stelling
blauw-blauw laar meerekent,
kom je zelfs tot 71 procent.
Jongeren hebben het thuis ook
best naar hun zin. Althans 78
procent is het volstrekt oneens
met de uitspraak „Thuis bij m'n
ouders verveel ik me meestal".
Een optimistisch
toekomstgevoel èn de zorg voor
het milieu: ook uit de enquête
komt dit duidelijk naar voren.
Een economische crisis komt er
voorlopig niet aan: die mening is
54 procent toegedaan. Maarliefst
86 procent ziet nog genoeg
kansen om vooruit te komen, 76
procent verwacht dan ook veel
van de toekomst en 92 procent
voelt zich over het algemeen heel
gelukkkig. En ook al vindt dan
70 procent dat de mensen
vroeger veel onbezorgder
leefden, dezelfde groep vindt ook
dat alleen maar naar het
verleden kijken geen zin heeft,
want het draait tenslotte om de
toekomst.
Maar aan die toekomst kun je
zelf wel een bij drage leveren.
Daarom is 78 procent best bereid
meer geld neer te tellen als de
produkten milieuvriendelijk zijn.
Want de jeugd is beslist niet
gerust op de omvang van de
milieuvervuiling (78 procent) en
de gevaren van chemisch afval
(85 procent).
Majorie Dijkstal was binnen
FHV/BBDO verantwoordelijk
voor de enquête. Uit het
onderzoek komen volgens haar
wel vier typen jongeren naar
voren. Allereerst zijn daar de
strebers, het type yup, over het
algemeen te vinden onder de
jongste deelnemers aan de
enquête. Majorie: „Het zijn een
beetje oogkleppen-dragers. Hun
grote wens is een flitsende
carrière en een dik salaris. Ze
hebben groot vertrouwen in de
eigen toekomst, in een gunstige
ontwikkeling van de economie
en de mogelijkheden van de
technologie. Wat er verder in de
wereld gebeurt, gaat hen niet
aan.
Onder (vooral vrouwelijke) VWO
en HBO-studenten uit de wat
hogere sociale milieus vind je de
meer sociaal denkende jongeren.
Zij vinden het hebben van veel
vrienden belangrijk, hechten niet
zo zeer aan een vaste baan,
hebben plezier in nieuwe dingen
en leven voor de lol. Zij zijn vrij
tolerant tegen kleine
overtredingen zoals hasj roken,
zwartrijden en zwart werken. Zij
hechten ook veel waarde aan de
mening die anderen over hen
hebben en zijn beslist niet
geneigd om zich tegen hun
ouders af te zetten: integendeel,
zij zien in hun ouders een
voorbeeld.
De grootste groep jongeren
denkt traditioneel. Zij zijn
tamelij k religieus protestant),
leggen sterk de nadruk op
trouwen en een gezin stichten en
hebben een groot plichtbesef.
Zwartrijden, hasj en dergelijke, is
er bij hen dan ook niet bij.
De laatste categorie vormen de
denkers. Zij zijn heel idealistisch
ingesteld, maar zich grote zorgen
om de toekomst zeker daar waar
het gaat om de
kernwapenwedloop, de honger in
de wereld en de aantasting van
het milieu. Zij hechten ook sterk
aan de verschillende
inspraakmogelijkheden, terwijl
een goed inkomen hen niet
bijster interesseert. Een groot
verschil met de andere groepen
is dat deze jongeren hun vrije
tijd nogal individueel en creatief
doorbrengen. Ze schilderen,
tekenen, schrijven en maken
muziek in de uren dat hun
leeftijdsgenoten naar de disco of
de snackbar zijn. Deze groep is
niet gemakkelijk te beïnvloeden.
„Als er een nieuw soort jongere
ontstaat, als je weer zou kunnen
gaan spreken over 'dè jeugd',
dan zal deze de meeste
overeenkomsten vertonen met
deze laatste groep", zo zegt
Majorie Dijkstal. Want onder
deze j ongeren tekent zich het
scherpst de tendens af die in alle
groepen waarneembaar is: de
jeugd denkt na, weet eigenlijk
verdomd goed wat ze wil, heeft
een groot vertrouwen in de eigen
mogelijkheden en de eigen
toekomst, maar kijkt vol zorg om
zich heen naar de afstervende
bossen en de honger in de
wereld.
Paul Schweitzer ziet de nieuwe
jeugd vooral zeer milieubewust
worden, militant zelfs. En als
dat doorzet zal de neiging te
gaan lopen 'via het tuinpad van
mijn vaderen' wel afnemen.
Want het zijn mede de vaderen
die te lang hebben gewacht met
maatregelen, zodat de kinderen
nu door dode bossen lopen.