"AT NIET WEET IAT NIET DEERT? de schaduwzijde van het medisch vernuft wat zit er achter de jeugd van tegenwoordig? erda uisvogelpolitiek remmen hielprik bloedanalyse mongooltje mazelenprik vroegtijdig dood jan wierenga reageerbuis transplanties 'w-diagnostiek verzet optimistisch vier typen denkers rian van kuppenveld ERDAG 19 maart 1988 olgens plan worden binnen af zienbare tijd alle vrouwen in Ne- ■and tussen de 50 en 70 jaar opge- en voor röntgenonderzoek naar tkanker. Voor jongere en oudere ■Wen wordt het onderzoek min- zinvol geacht. Om zoveel moge vrouwen aan dit onderzoek mee jaten doen overweegt men de in- 3 van een rijdende röntgen-een- de mammobiel, waarmee de en wordt afgereden. Want hoe vrouwen zoiets belangrijks ngebruikt laten? iTijmstra: „Het wordt op deze ma- voor de betrokkenen wel erg niet mee te doen want er is sprake van veel sociale druk. In is echter nooit goed aangetoond nu de winst is van een dergelijk erzoekprogramma. Sommige ïwen zullen baat hebben bij de omst, voor anderen geldt dat zij L,r niet mee hadden kunnen doen. bevolkingsonderzoek op borst eer zal veel onnodige onrust en 'rbehandeling veroorzaken", i Groninger onderzoeker weet ze- dat het aantal 'borstbesparende gigantisch zal toenemen, chirurgische zijde bestaat veel op de plannen". Verderop hierover. buitenlands onderzoek is geble- dat groots opgezet bevolkings- "erzoek leidt tot een daling van de 'fte aan borstkanker, maar ook de geredde vrouwen gemiddeld aan andere dingen dood gaan, er niet kan worden gespro- van een netto-rendement, it wat hebben we eraan als blijkt vrouwen die zijn gered van borst eer, vervolgens dood gaan aan hersentumor of vanwege emotio- problemen, depressief worden «zelfmoord plegen". Tijmstra wijst ffp dat deze vrouwen nog een aan haren hadden kunnen leven, onwe- dvan de kwaal die hen bedreigde. niet weet, wat niet deert. In Nij- en worden vrouwen al jaren op- Joepen voor borstonderzoek. „Het Kkt dat van de vrouwen van 65 tot [jaar minder dan éénderde mee lt. Zij hebben blijkbaar niet zo- l zin in dit soort onderzoek. Heb- k zij niet het recht, op deze manier ■reageren? Soms willen mensen laaide dingen liever niet we- lijkt op een pleidooi voor de Jiisvogelpolitiek. Steek je kop |ar in het zand en je hebt nergens l vajK^over wil dr. Tijmstra niet In, maar wel benadrukt hij op- luw dat mensen het recht moeten Jben, dingen onbenut te laten. Het |uidelijk dat het terrein waarop hij i beweegt, niet helder en scherp Irensd is. Enerzijds boekt de medi- le wetenschap schitterende resul- jen en doen briljante nieuwe tech- jogieën hun intrede die er als het I om schreeuwen om tot hun ui- ;te mogelijkheden in de praktijk kracht te worden, anderzijds moet l publiek desgewenst beleefd doch Eist kunnen zeggen: nee, dank je. jt lijkt niet met elkaar in overeen- nming. Dr. Tijmstra is, geeft hij niet in staat pasklare oplossin- Ji aan te bieden. „Dat is heel verve ld, ja. De technologie schrijdt frt en de grote vraag is of we de Ipassing ervan voluit moeten sti lleren of, op onderdelen wellicht leten afremmen. Dat wordt één de moeilijkste beslissingen van Ie toekomst". Volgens Tijmstra Irdt dit probleem zeker door de Idici onderkend. „Ik hoef geen be- jsingen te nemen en ook de colle ga's niet die met mij op dit terrein Jlerzoek verrichten. Maar ik waar- jfuvv wèl. Ik signaleer verschijnse- en kan daarmee de beslissers |nvloeden". lerigens is hij niet tegen nieuwe Iwikkelingen op zich, de vraagte- Shs gelden het gebruik ervan in nmige gevallen. Het lijkt erop dat ■doktoren meer met de problema- worstelen dan het publiek. Uit de fcuêtes van dr. Tijmstra blijkt, dat geavanceerde technieken van ■eventief) onderzoek van harte p de mensen worden toegejuicht, paal is men van mening dat ieder- i de kans moet hebben van de mo- lijkheden gebruik te maken, waar- Jechter moet worden aangetekend de meesten geen spontane be- jefte voelen zich zélf te laten onder den. Worden ze echter opgeroe- voor een bevolkingsonderzoek doen de meesten wel mee. Onder |er omdat wordt ingespeeld op de pite angst dat er wel eens iets heel Jniis kan zijn, constateert dr. Tijm- |a Mede op grond hiervan, het on- ig aanwakkeren van angstgevoe- 1s, veroordeelde hij vorig jaar in de kskrant het op handen zijnde be- kingsonderzoek naar borstkanker 'verwerpelijk'. Eerder is al opge- rkt dat chirurgen nogal wat moei- hebben met een grootscheeps on- 'zoek naar borstkanker. Dat heeft naken met het feit dat het verschil ;s® goedaardige en kwaadaardige 'ijkingen soms zo moeilijk is vast stellen dat patholoog-anatomen verschillende conclusies kunnen Pen. Het gevolg kan zijn, dat het e ziekenhuis niet tot behandeling ergaat terwijl in een ander zieken- jls tot borstamputatie zou zijn be lten. Dr Tj. Tijmstra foto efg ren. Dat leidt tot over-diagnostiek. In zeer veel gevallen zal vals alarm worden gegeven. Het gevolg: veel angst, veel weefselonderzoek en een aantal amputaties voor niets". Nu wordt het bevolkingsonderzoek opgezet in de hoop, borstkanker zo vroeg mogelijk te ontdekken, zodat de kans op genezing het grootst is. Niet te ontkennen valt dat het onder zoek derhalve zeer nuttig kan zijn. Dr.Tijmstra verwijst terug naar zijn eerdere opmerking over het netto rendement (vrouwen die borstkan ker gehad hebben zijn bevattelijker voor andere dodelijke kwalen) en sig naleert de discrepantie die bestaat tussen het aantal mensen dat baat heeft bij de onderzoekstechnieken èn het aantal, dat er door geschaad wordt. En er is nog wat. „Wat gebeurt er met iemand die zich niet heeft laten onderzoeken en bij wie toch de gevreesde kwaal wordt ontdekt? Ze kan verteerd worden door het 'eigen schuld'-gevoel, wat de ziektebeleving sterk kan beïnvloe den. Ook kan het idee, dat de patiën te de narigheid aan zichzelf te dan ken heeft, van invloed zijn op de hulp verlening. Onderzoeksprogramma's hebben een dwingend karakter: al leen al om te voorkomen dat er later gevoelens van spijt opduiken, durft men zich niet aan de oproep te ont trekken". Overigens: zelden wordt de arts kwaad aangekeken wanneer hij een vals alarm heeft afgegeven. Welis waar heeft de 'patiënt' daardoor kor tere of langere tijd in kwellende onze kerheid verkeerd, maar als na ver volgonderzoeken blijkt dat er niets aan de hand is, overheerst de opluch ting en zal men van pure blijdschap eerder geneigd zijn de dokter om de hals te vliegen dan hem te beknorren. - Jaarlijks worden in Nederland 180.000 kinderen geboren. Vrijwel al lemaal krijgen ze het 'hielprikje', met behulp waarvan een ernstige stofwis selingsziekte en een schildklierstoor nis kunnen worden opgespoord. Dr. Tijmstra constateert dat veel kinde ren worden doorverwezen naar de kinderarts. Slechts in een enkel geval is er inderdaad iets aan de hand, in verreweg de meeste gevallen gaat het wederom helaas om loos alarm. „Maar wel is in al die gezinnen de ou ders de schrik om het hart geslagen. Uitleg blijft vaak achterwege. We hebben ontdekt dat veel ouders zelfs hun kind heel anders gaan bekijken. Ook na de uiteindelijk gunstige uit slag is dit niet verdwenen". - Binnenkort is het waarschijnlijk mogelijk dat paren die erover denken kinderen te nemen, middels bloeda nalyse laten nagaan of zij behoren tot de 1 op 900 die de stofwisselingsziek te cystic fibrose kunnen doorgeven. Per jaar worden 40 kinderen met deze aandoening geboren. De kans is dus klein maar niettemin kunnen men sen met kinder-plannen het vérstrek kende besluit nemen, veiligheidshal ve maar van nakroost af te zien. Wat te doen, vraagt Tijmstra zich af: stop pen, of de nieuwe techniek toch aan bieden vanuit de gedachte, dat de geachte cliëntele oud en wijs genoeg is om zelf te beslissen of zo'n onder zoek gewenst is. Sterker nog: récht heeft op de nieuwe techniek. - Bekend is dat oudere zwangere vrouwen een verhoogde kans hebben op het krijgen van een kind met het syndroom van Down, een mongooltje dus. Met behulp van vruchtwateron- derzoek, vlokkentest en chromosoo- tatie wil ondergaan als de overle vingskans maar 10 of 20 procent is. Dat geeft te denken, dat heeft conse quenties voor ons denken over de zin volheid van het gebruik van medi sche technologie". - Onlangs kwam een gezin uit Assen nogal in het nieuws. Eén van de kin deren uit het gezin is geestelijk en li chamelijk gehandicapt. De ouders zijn er zeker van dat dit een gevolg is van de mazelenprik, die het kind ja ren geleden kreeg. Dr. Tijmstra inte resseert zich voor het geval, omdat hij de mogelijkheid van schadelijke bijwerkingen van een zo op het eerste oog zo simpele en volledig geaccep teerde medische handeling niet bij voorbaat uitsluit. In bovenstaande voorbeelden ligt de vraag opgesloten in hoeverre de mo derne technologie vrij baan moet worden gegeven. En worden kantte keningen geplaatst bij het medisch- technisch vernuft. Pasklare oplossin gen per geval schudt ook dr. Tijmstra niet uit de mouw maar wel durft hij de stelling aan dat „waarschijnlijk steeds vaker moet worden beslist dat bepaalde medische technieken aan mensen moeten worden onthouden, ondanks het feit dat sommigen er baat bij zouden hebben". Een stelling die hem al veel kritiek heeft opgele verd. („Daar is een Nederlander hele maal gek geworden, die zegt: ach, laat de kanker maar zitten..."). Ter verduidelijking een denkbeeldi ge situatie. „Stel, dat van 180.000 pasgeborenen er twee een ernstige afwijking hebben, die op hun 25e al tot de dood zal leiden. Stel, er be staat eei* techniek die het mogelijk maakt de afwijking op te sporen en afdoende te behandelen. Om de twee kinderen te vinden is het noodzake lijk dat alle 180.000 baby's een et maal lang in een couveuse opgeno men worden. De vraag is: moeten we deze techniek inderdaad toepassen. Ik zeg: nee. We moeten tegenhouden dat mensen uit noem maar wat, Tiendeveen op een gevaarlijk-misti ge februaridag in hun ouwe Opel Ka- dett stappen en naar het ziekenhuis rijden, met een kind dat slechts een kans heeft van 1 op 90.000 op een ern stige kwaal. De consequentie is dat na 25 jaar twee mensen vroegtijdig dood zullen gaan, ja. Dat is dan niet anders". Over enige tijd zal een simpele bloed proef al inzicht kunnen geven in de vraag of iemand bezig is een kwaad aardige aandoening te ontwikkelen. De media berichten er met gretigheid over en wekken bij het publiek veel positieve gevoelens. Maar is dit alle maal vooruitgang, vraagt dr. Tijm stra zich af. „Technologie geeft status en presti ge: liever met een mammobiel de dor pen in dan demente bejaarden ver zorgen. Het hielprikje bij 180.000 ba by's spoort twaalf kinderen met een afwijking op. Intussen worden er jaarlijks ongeveer 16.000 mensen waaronder zeer veel kinderen, in het ziekenhuis opgenomen met honde beten, komen 20.000 kinderen via de speeltuin ook in het ziekenhuis te recht en ontbreekt in vrijwel alle jon ge gezinnen het gasfornuisrekje dat kan voorkomen dat de kleuter de ko kende inhoud van pannen over zich heen trekt". Enigszins bitter stelt dr. Tijmstra vast: „Wij investeren liever energie in de meer technische en wetenschap pelijk interessantere oplossingen". Gruwelijke kwalen en afwijkingen bedreigen de mensheid. Niet tegen alles is een adequaat middel gevonden, wel komt de medische wetenschap stap voor stap verder. Nieuwe, spectaculaire technologieën worden ontwikkeld. Niet zelden zijn ze het onderwerp van wereldnieuws. Nieuwe technieken in de bestrijding van bestaande aandoeningen, maar ook om kwalen in een (zeer) vroeg stadium op te sporen. Ze worden door het publiek enthousisast ontvangen: hoe sneller je er bij bent, hoe beter. Een voorbeeld is het bevol kingsonderzoek op borstkanker. Ander voorbeeld: dank zij het hielprikje kan bij bij pasgeborenen een ernstige stofwisselingsziekte vroegtijdig worden ontdekt. Derde voorbeeld: via eenvoudig bloedonderzoek is het mogelijk zwangere vrouwen op te sporen die een verhoogde kans hebben op het krijgen van een mongooltje of een kind met een open ruggetje. Vanzelfsprekende zegeningen van de moderne medische wetenschap die we met beide handen dankbaar aan moeten grijpen of zitten er ook negatieve kanten aan? Dr. Tj. Tijmstra, verbonden aan de afdeling Medische Sociologie van de Rijksuniversiteit Groningen beantwoordt deze vraag bevestigend. Een verhaal over de schaduwzijde van het medisch vernuft. manalyses is het mogelijk vast te stellen of de ongeboren vrucht deze afwijking heeft. De kritische leeftijd verschuift steeds meer naar beneden. Tegenwoordig wordt het onderzoek ook al aangeboden aan vrouwen van 36. Opnieuw de al eerder onder woor den gebrachte problematiek: sommi gen zullen baat hebben bij het onder zoek, bij een steeds groter wordende groep vrouwen wordt echter node loos een flinke portie ongerustheid opgewekt. In hetzelfde vlak ligt een andere vorm van zwangerschapson- derzoek: de echoscopie, waarmee eveneens afwijkingen kunnen wor den opgespoord. „Ook bij artsen be staat aarzeling dit grootschalig aan te bieden". Dr. Tijmstra wijst op een bijkomend verschijnsel. „Men zegt wel eens dat een mongooltje 3 mil joen gulden kost, daarmee doelend op de kosten van inrichting en ver pleging. Een vruchtwaterpunctie - waarna tot abortus kan worden be sloten - kost maar 1500 gulden... Vol strekt verkeerde gedachten, niet van artsen, maar van economen die ont staan in een maatschappij waarin het rationeel-technologisch denken veel te veel voorop is komen te staan". - Nog een voorbeeld van het door Tijmstra aangegeven dwingende ka rakter van nieuwe medische technie ken. Onvruchtbare vrouwen kunnen hun toevlucht nemen tot de reageer buismethode. Per poging is de kans op succes 15 procent. „De motivatie is blijkens ons onderzoek vooral gele gen in het feit dat men er later geen spijt van wil krijgen, een mogelijk heid onbenut te hebben gelaten". - Zestig procent van de in Gronin gen getransplanteerde leverpatiën ten is nog in leven. „Vaak een leven van goede kwaliteit. Maar uit ons on derzoek blijkt, dat een ernstig zieke leverpatiënt vaak ook een transplan- de Verenigde Staten, het land de onbeperkte mogelijkheden schadevergoeding waait de vol de angstige gedachte over: als medicus een foto goedkeurt, ter- jJ'later blijkt dat hij zich vergist 'i, kan hij door zijn patiënte voor 'echter gesleept worden. „Het ge l's is dat röntgenologen gebiolo- rd naar afwijkingen gaan speu- 555: Hier en daar zie je er nog eentje rondlopen, maar als fenomeen is de punker uit het straatbeeld verdwenen. De meisjes met de college schoenen, de donkerblauwe rokjes en het stemmige sjaaltje kom je nog wel regelmatig tegen, maar niet meer in trossen, zoals een paar jaar geleden. En de yuppie is onlangs officieel ten grave gedragen. De jeugd van tegenwoordig is nauwelijks meer te herkennen, laat staan dat zij een eigen cultuur heeft, een eigen, min of meer collectieve, identiteit. Dè jeugd bestaat natuurlijk niet en heeft ook nooit bestaan. Maar een j aar of twintig geleden was het allemaal wel veel eenvoudiger. Wasje tussen de 18 en. zeg, de 26 dan droeg je een spijkerpak en lange haren en had je ruzie met je ouders, je leraren en alles wat in de maatschappij maar macht had. Eigenlijk heeft de jeugd van tegenwoordig maar één gemeenschappelijk kenmerk: ze heeft géén eigen identiteit, ze zet zich niet af tegen de ouderen. Kortom: er bestaat geen jeugdcultuur. Wim Meeus is als hoofddocent jeugdstudies verbonden aan de faculteit sociale wetenschappen van de Utrechtse universiteit. „Een jeugdcultuur is eigenlijk per definitie een verzetscultuur. Het houdt een radicale scheiding in tussen de wereld van de jongeren en die van de volwassenen. Bij de groep jong volwassenen van vandaag zie je dat niet meer. Je hebt wel uitingen van verzet. Zoals het voetbalvandalisme en het lidmaatschap van een fanatiek rechtse beweging, onder jongeren met een lage opleiding. Hoger opgeleiden uiten hun verzet door zich aan te sluiten bij radicaal links, en hard en fanatiek te strijden vóór milieu en tégen kernenergie". Volgens Meeus is het niet zo dat de 'jeugdcultuur' de voorhoede vormt van op til zijnde maatschappelij ke ontwikkelingen. „Zij zetten geen trends, maar drukken bestaande scherper uit". Meeus kenschetst de huidige jeugd - op grond van een aantal onderzoeken - als links in cultureel opzicht en rechts op economisch gebied. In politiek opzicht zitten de jongeren volgens hem in het midden: voor het eerst in de geschiedenis bleek tijdens een enquête onder scholieren het aantal stemmen voor de huidige regeringscoalitie groter dan de aanhang van de PvdA. „De huidige jeugd wil graag carrière maken en is er niet vies van om materieel welzijn ook openlijk te demonstreren. De yuppies waren wat dat betreft natuurlijk extremen, maar hun ideeën worden wel door het gros gedeeld. Links is de jeugd waar zij een grotere persoonlijke vrijheid opeist: op sexueel gebied en als het gaat om zaken als euthanasie en abortus". Maar ook hier geldt weer dat dit niet typisch een trek van de hedendaagse jeugd is: in de hele maatschappij is een dergelijke tendens te bespeuren. Waar Meeus nog wel een stuk jeugdige eigenheid bespeurt, is in de leefstijlen. Niet dat er hier nu sprake is van één uniforme lifestyle. Maar fabrikanten creëren diverse stijlfiguren voor hun jeugdige - en vaak tamelijk kapitaalkrachtige - klanten, waarin volgens Meeus de jeugd uiterlijk nog wel herkend kan worden. Paul Schweitzer, hoofd marketing en communicatie services van het reclamebureau FHV/BBDO, ziet een ander probleem voor de hedendaagse jeugd: het overwicht van de ouders. „De huidige dertigers en veertigers, de hippies en de provo's van vroeger, hebben een enorm stempel op de samenleving gedrukt, zowel kwalitatief als kwantitatief. Het hele set van waarden en normen dat zij in hun jeugd uitdroegen is door de maatschappij grotendeels overgenomen. Bovendien zijn zij, dankzij de geboortegolf, numeriek een grote groep. Daarbij komt nog dat er altijd na een periode met grote collectieve idealen een soort vacuüm ontstaat". Eind vorig jaar liet FHV BBDO een onderzoek houden onder jongeren tussen de 15 en de 24 jaar, om meer greep te krijgen op het pluriforme beeld. De cijfers uit dit tot nu toe niet gepubliceerde onderzoek, liegen erniet om. En ze bewijzen vóór alles Paul Schweitzers stelling dat als de jongeren één ding gemeen hebben, het is dat ze „refereren aan wat pappie heeft gedaan" Maar liefst 67 procent zegt bij problemen in eerste instantie naar de meer ervaren ouders en leraren te luisteren. De helft is het beslist niet eens met de stelling dat ouders zich voortdurend bemoeien met Z. zaken die hen niets aangaan en als je de groep die deze stelling blauw-blauw laar meerekent, kom je zelfs tot 71 procent. Jongeren hebben het thuis ook best naar hun zin. Althans 78 procent is het volstrekt oneens met de uitspraak „Thuis bij m'n ouders verveel ik me meestal". Een optimistisch toekomstgevoel èn de zorg voor het milieu: ook uit de enquête komt dit duidelijk naar voren. Een economische crisis komt er voorlopig niet aan: die mening is 54 procent toegedaan. Maarliefst 86 procent ziet nog genoeg kansen om vooruit te komen, 76 procent verwacht dan ook veel van de toekomst en 92 procent voelt zich over het algemeen heel gelukkkig. En ook al vindt dan 70 procent dat de mensen vroeger veel onbezorgder leefden, dezelfde groep vindt ook dat alleen maar naar het verleden kijken geen zin heeft, want het draait tenslotte om de toekomst. Maar aan die toekomst kun je zelf wel een bij drage leveren. Daarom is 78 procent best bereid meer geld neer te tellen als de produkten milieuvriendelijk zijn. Want de jeugd is beslist niet gerust op de omvang van de milieuvervuiling (78 procent) en de gevaren van chemisch afval (85 procent). Majorie Dijkstal was binnen FHV/BBDO verantwoordelijk voor de enquête. Uit het onderzoek komen volgens haar wel vier typen jongeren naar voren. Allereerst zijn daar de strebers, het type yup, over het algemeen te vinden onder de jongste deelnemers aan de enquête. Majorie: „Het zijn een beetje oogkleppen-dragers. Hun grote wens is een flitsende carrière en een dik salaris. Ze hebben groot vertrouwen in de eigen toekomst, in een gunstige ontwikkeling van de economie en de mogelijkheden van de technologie. Wat er verder in de wereld gebeurt, gaat hen niet aan. Onder (vooral vrouwelijke) VWO en HBO-studenten uit de wat hogere sociale milieus vind je de meer sociaal denkende jongeren. Zij vinden het hebben van veel vrienden belangrijk, hechten niet zo zeer aan een vaste baan, hebben plezier in nieuwe dingen en leven voor de lol. Zij zijn vrij tolerant tegen kleine overtredingen zoals hasj roken, zwartrijden en zwart werken. Zij hechten ook veel waarde aan de mening die anderen over hen hebben en zijn beslist niet geneigd om zich tegen hun ouders af te zetten: integendeel, zij zien in hun ouders een voorbeeld. De grootste groep jongeren denkt traditioneel. Zij zijn tamelij k religieus protestant), leggen sterk de nadruk op trouwen en een gezin stichten en hebben een groot plichtbesef. Zwartrijden, hasj en dergelijke, is er bij hen dan ook niet bij. De laatste categorie vormen de denkers. Zij zijn heel idealistisch ingesteld, maar zich grote zorgen om de toekomst zeker daar waar het gaat om de kernwapenwedloop, de honger in de wereld en de aantasting van het milieu. Zij hechten ook sterk aan de verschillende inspraakmogelijkheden, terwijl een goed inkomen hen niet bijster interesseert. Een groot verschil met de andere groepen is dat deze jongeren hun vrije tijd nogal individueel en creatief doorbrengen. Ze schilderen, tekenen, schrijven en maken muziek in de uren dat hun leeftijdsgenoten naar de disco of de snackbar zijn. Deze groep is niet gemakkelijk te beïnvloeden. „Als er een nieuw soort jongere ontstaat, als je weer zou kunnen gaan spreken over 'dè jeugd', dan zal deze de meeste overeenkomsten vertonen met deze laatste groep", zo zegt Majorie Dijkstal. Want onder deze j ongeren tekent zich het scherpst de tendens af die in alle groepen waarneembaar is: de jeugd denkt na, weet eigenlijk verdomd goed wat ze wil, heeft een groot vertrouwen in de eigen mogelijkheden en de eigen toekomst, maar kijkt vol zorg om zich heen naar de afstervende bossen en de honger in de wereld. Paul Schweitzer ziet de nieuwe jeugd vooral zeer milieubewust worden, militant zelfs. En als dat doorzet zal de neiging te gaan lopen 'via het tuinpad van mijn vaderen' wel afnemen. Want het zijn mede de vaderen die te lang hebben gewacht met maatregelen, zodat de kinderen nu door dode bossen lopen.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1988 | | pagina 29