HERMAN
BERKHOUT
...ik voel me soms een
omgekeerde koning midas.
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
boon
PAGINA 27
hipoogjes
bondsproblemen
nieuwe namen
willem j. van dam
\NEEK-IN
ZATERDAG 19 MAART 1988
Herman Berkhout werd geboren in Rotterdam. Na twee jaar MULO koos hij voor het zee-
mansbestaan. Net als zijn overgrootvader, zo'n grootvader en z'n vader. In 1967 werd hij
vakbondsbestuurder bij (toen nog) de Metaalbedrijfsbond NVV. Berkhout werkte aanvanke
lijk vanuit Breda in het toenmalige district Zeeland West-Brabant. In '72 werd de Metaalbe
drijfsbond de Industriebond NVV en kreeg een eigen Zeeuws district, zetel Goes. Berkhout
verhuisde mee. Twee jaar later werd hij districtsbestuurder in Rotterdam. Berkhout is nu al
een jaar of vijf districtshoofd van de Industriebond FNV te Dordrecht.
geleid. Bij de Schelde, de Vitrite, de AKF,
Boddaert-Middelburg en noem maar op. In
Zeeland liep hij ook voor het eerst op tegen
een stakingsverbod door de rechter. Later -
in het Waterweggebied - zou Berkhout nog
vele malen een stoet stakers aanvoeren. En
steeds vaker struikelen over een uitspraak
van de rechterlijke macht.
Het stakingsrecht op de tocht? „Er is", zegt
Berkhout op een gedecideerd toontje, „geen
sprake van stakingsrecht. Het is wettelijk
totaal niet geregeld. En dat is misschien
maar goed ook. Want op het moment datje
iets gaat regelen, betekent dat datje het ook
gaat inperken. Iemand moet gewoon
kunnen zeggen: ik verdom het. Als het in een
samenleving niet is toegestaan om te
zeggen: hier doe ik niet meer aan mee, kom je
pas goed in een dictatuur terecht, Wij zijn
een land zonder enige stakingstraditie. Wat
dat betreft zijn we echt een beetje zielig. Ik
denk dat het iets met de Calvinistische
achtergrond te maken heeft: in het zweet des
aanschijns zult gij uw brood verdienen. En
als het dan een keer gebeurt, ja, dan is dat zo
bijzonder en druist dat zo tegen de normen
en waarden van iedereen in, dat het heel
emotioneel en chaotisch wordt. Leuk is het
nooit, staken is geen feestje. En door de
emotionaliteit is de sfeer vrij grimmig. De
enige manier om de zaak in de hand te
houden is: proberen om het allemaal wat
ludiek aan te pakken. Maar dan roepen de
werkgevers: poortblokkade. Ze lopen naar
de rechter en die zegt dan: dat mag niet. Je
mag in Nederland van alles. Je mag
demonstreren, je mag de weg afzetten als de
koningin op bezoek komt of als de
burgemeester ergens naar toe wil, je mag de
Beneluxtunnel eventjes afsluiten als de
Franse ambassadeur daar doorheen moet.
Wij staan dan met z'n allen in de file, dat mag
allemaal. Maar nee hoor, een staking, dat is
zö afgrijselijk, dan krijgt men allerlei
waanideeën over revolutie, slaat iedereen op
tilt en komt de rechter met een verbod. Dan
denk ik: nou en, je doet maar. Want op die
manier speelt de rechter ons in de kaart. Net
zo goed als de werkgevers ons in de kaart
spelen. Want een staking roep je maar niet zo
eventjes uit. Dat is gigantisch veel werkje
moet met je kaderleden behoorlijk aan de
slagje moet weten waar je het over hebt, hoe
je het gaat doen. Maar wie helpt je daar nu
al tij d bij Op het moment dat j e in termen
van staking gaat denken, beginnen
werkgevers op een krankzinnige manier te
reageren, laten ze hun ware gezicht zien,
gaat het van: ik ben de baas en als jij wilt
staken mag je dit en dat niet meer. Nou, dat
irriteert de mensen en leidt tot een staking.
Met de rechter net zo. We hebben dat
verschijnsel al een paar keer gehad. De
rechter verbiedt het, wij moeten ons formeel
als bond terugtrekkén, nou, dan zijn de
rapen helemaal gaar. Dan wordt iedereen zö
boos en heb je een wilde staking. En (weer
die grijns» wij maar roepen: ikkanhetniet
helpen."
Berkhout na zeven jaar weg uit Zeeland.
Naar Rotterdam, waar hij samenwerkte
met de gedoodverfde nieuwe voorzitter van
de vakcentrale FNV, Johan Stekelenburg.
Waar hij de ene massale actie na de andere
meemaakte. Waar hij werf na werf geheel of
gedeeltelijk zag omvallen. „Het is in- en
intriest wat je om je heen ziet gebeuren. Een
groot deel van onze industrie is compleet
naar de kloten. En dat is èn de schuld van de
werkgevers die zich nooit eens hebben
afgevraagd: hoe zou het nou eens anders
kunnen, èn het is de schuld van de overheid
die de ene keer weer steun geeft en er de
andere keer weer mee stopt omdat er een
nieuwe politieke wind waait. RSV, de
enquête-commissie; wat is er daar nou
eigenlijk helemaal uitgekomen? Dat er
geen steun verleend had moeten worden en
dikke verhalen over Stikker en Van
Aardenne. Want dat was gefundenes
Fressen voor het grote publiek. Maar de
kern van de zaak, dat de overheid steun
verleende zonder dat er voorwaarden aan
gesteld werden, daar is nauwelijks over
gepraat. En als je me zou vragen: is die
steun weggegooid geld geweest, nee,
absoluut niet. De meeste mensen verkijken
zich daar op; als die steunbeweging niet op
gang was gekomen, zou in '77 alles ineens
dicht zijn gegaan. En nu zijn er in ieder
geval nog delen van RSV overeind
gebleven."
Hij steekt z'n vijfde shagje op. Oh zeker,
zegt-ie, ondanks alles zijn er nog wel degelijk
kansen voor de Nederlandse scheepsbouw.
„Maar dan moet het steunregime heel snel
veranderen. Er zal meer steun gegeven
moeten worden. Als dat niet gebeurt, is het
afgelopen. Want we zijn zo gigantisch veel
duurder dan de ons omringende landen,
alleen al door het verschil in steunniveau.
Maar we zitten met de naweeën van de
RSV-enquête. Niemand haalt het in z'n
hoofd om daar nog eens over te beginnen. We
hebben het geprobeerd. Maar je verliest het.
Er is geen enkele politieke partij meer voor
te vinden, niemand durft z'n nek uit te
steken voor zo'n verhaal."
Berkhout heeft talloze bedrijven om zich
heen zien sneuvelen. En natuurlijk - zegt hij -
raakte het hem ook persoonlijk, als-ie na
vruchteloze onderhandelingen volle
bedrijfskantines binnenstapte om het
laatste restje hoop van vele honderden
werknemers weg te vegen. „Het is nooit zo
dat een bedrij f, plopdicht is. Zelf ben j e er al
op z'n minst anderhalfjaar mee bezig; de
directie waarschuwen, vergaderingen met
kaderleden, de mensen een spiegel
voorhouden van: zo kunnen we niet
doorgaan anders eindigen we onherroepelijk
bij nul. Maar wat de tragiek van het verhaal
is: de gemiddelde werknemer heeft dat vaak
niet door. Die ziet alleen maar dat er nog
steeds werk is. En of er aan verdiend wordt,
kan-ie niet beoordelen. Want er is altijd
tegen 'm gezegd, dat er geld bij moest. Ook
vroeger toen het erg goed ging, wist de
directie altijd te vertellen dat het slecht
ging. En ze zien soms wel bezuinigingen: de
gevulde koeken worden duurder, het
sinterklaasfeest wordt afgeschaft, maar de
auto van de directie wordt niet kleiner, op de
representatiekosten wordt niet beknibbeld.
Dus een heleboel mensen zien het misschien
wel aankomen, maar het
voorstellingsvermogen dat het wel eens
waar kan zijn, ontbreekt. Ze geloven het pas
als het zover is. En dan is de verrassing
compleet. Ik vind dat steeds opnieuw,
terwijl ik het al zo dikwijls heb meegemaakt,
een gigantisch emotioneel gebeuren. Ik heb
er ook altijd moeite mee om - als alles achter
de rug is - nog eens naar zo'n bedrijf terug te
gaan. Zo'n werf als Boele - als je die afbraak
ziet: als een werf, maar dat geldt voor iedere
onderneming, een week buiten bedrij fis, dan
is het drie cent de kilo waard; ruiten d'r uit,
het gras groeit overal. Je ziet het
ontbindingsproces en dat grijpt mij aan. Ik
heb dat nög ten aanzien van bedrijven waar
ik vroeger gevaren heb. Je voelde je daar bij
betrokken en dan verdwijnt zo'n
maatschappij, de kleur band in de
schoorsteen zie je niet meer, en dat was toch
een stukje van jezelf, een stukje van je
verleden. En dat heeft iedereen. De band van
werknemers met hun onderneming is zo
jienbeet je wrang was het wel. Hij was
Jnogmaar net districtshoofd in
jordrecht en meldde zich bij de
Irtiersloge van Giessen - de Noord. Zegt
Ie portier: jij bent Berkhout hè, nou dan
lm je er mooi niet in, want ik ben al drie
Ier ontslagen en heb geen zin om er voor
In vierde keer uit te vliegen. Geintje. Maar
Inpaar jaar later was de portier z'n baan
Ivijt. Samen met nog honderden andere
[erknemers. Hoofdschuddend: „Alsof dat
|ijn schuld is.Ikvoelmesomsneteen
Ingekeerde koning Midas; alles wat mijn
Inden aanraken verandert niet in goud,
[aar gaat dicht."
lerman Berkhout (55). Van ketelbinkie tot
|strictshoofd van de Industriebond FNV in
lordrecht. Hij begon zijn
Ikbondsloopbaan in Zeeland. Leidde in
ïeland - en later ook daarbuiten - talloze
[akingsacties. Speelde een rol bij vele
Idrijfssluitingen en -reorganisaties. Hij
[aakte de ondergang van de Nederlandse
Iheepsbouw van zeer nabij mee. Was nauw
[trokken bij de recente problemen in de
lp van de Industriebond FNV. Werd niet zo
Ing geleden nog getipt als één van de
ptentiële nieuwe leden van het
[ndsbestuur. Die Herman Berkhout dus.
Jver Pont: „Ik vond dat geen gezicht." Over
Ihermer: „Het enige wat er voor hem op zat
las: oprotten". Over zichzelf: „De ene helft
fcudt van me, de andere helft haat me als de
1st."
lenmonumentenpandje in het centrum van
Irielle. De vakbondsbestuurder zit midden
leen verbouwing. De verslaggever mag
laats nemen op een werkbankje. De
lorkmate doet dienst als tafeltje. Pils
linken uit de fles. Berkhout heeft zichzelf
leen kinderkrukje geparkeerd. De haren
jnwat grijzer geworden. Maar de spottende
[ik achter de brilleglazen en het cynische
[ontje zijn gebleven. Na twee uur praten:
Ie hebt in ieder geval genoeg om straks een
looie necrologie van me te schrijven."
leboren op Noordereiland Rotterdam,
loeide op in de Afrikaanderwijk, kwam in
[oorlogsjaren ('tot overmaat van ramp')
[recht op een christelij ke lagere school,
[ade oorlog de MULO. Dat duurde twee
lar. Toen naar zee. Dat lag eigenlijk voor de
Ind. Want zijn overgrootvader was visser,
p grootvader begon als acht-jarig jochie als
Jhouwertje op een logger, z'n vader 'was ook
[aarvan school weggelopen' en bij de
leepdienst gegaan. Herman Berkhout werd
Itïlbinkie bij de Oranjelijn. Vervolgens
lar de stadssleepdienst, de zeesleepdienst
lide koopvaardijHij maakte lange reizen
herwas een ongeluk voor nodig om hem
por het eerst ('ik was toen al ruim twintig en
Itrouwd') sinds lange tijd thuis kerst en
leuwjaar te laten vieren. Aan de feestdis
ptstond de weerzin tegen het lang van huis
In. Berkhout stapte over naar de kustvaart
puiteindelijk naar de sleepdienst van Piet
mit. Niets duidde er op dat hij ooit nog eens
In geducht tegenstander van veel
[erkgevers zou worden. Want hij voelde zich
|j de sleepdienst helemaal thuis 'iedereen
[aseen ome'), werd er kapitein en was
jauwelijks geïnteresseerd in het vakbonds
werk.
|k was lid van de O VBeen categorale bond.
n dat was niet vanuit een of ander links
blitiek bewustzijn, maar omdat iederéén
har lid van was. Bij de centrale bond van
«ansportarbeiders (de latere Vervoersbond)
loestje niet zijn, dat was de
flipoogjesbond; daar liepen ze altijd maar
[knipogen naar de werkgevers. Maar de
Intrale bond sloot wél de cao of. En dat
Inde me weinig. Je werkte hard, maakte
Inge dagen en het was bepaald geen luxe
[staan. Dus op een gegeven moment dacht
[wat doe ik bij zo'n categoraal bondje, als
ander de cao afsluit. Dus ik toch maar lid
[worden van de centrale bond. Jaaah, en
[egaat dat: je doetje mond open op
pgaderingen, je vindt het interessant, j e
plgt een cursusj e,jewordtkernlid,komtin
ondernemingsraad. En op een gegeven
foment werd me gevraagd of ik naar de
[ntrale kaderschool wilde. Daar zat ik drie
laroP, komt J an Zorgdrager (toen nog
fdacteur van het vakbondsblad ZIN, later
1°fd van de afdeling voorlichting van de
[dustriebond FNV) naar me toe: waarom ik
jet solliciteerde naar de functie van
■strictsbestuurder. Ik zeg: wat moet ik daar
jumee. Want ik dacht: een bestuurder is
[mand die de hele dag op kantoor achter z'n
Tteau zit. Ik zag dat helemaal niet zo zitten,
[aar toch 's met mijn vrouw gepraat. Want
J-t varen, niet dat ik er een hekel aan had.
laar vooral door die centrale kaderschool
laakte je een andere ontwikkeling door; je
Feeg heel andere interesses waar je aan
ford weinig over kwij t kon, j e kreeg een
pste kennissenkring, ik was inmiddels lid
porden van de PvdA, ik was in Rotterdam
pefvoor de partij, zo rolde je van het een in
Jet ander."
I'eda was zijn eerste standplaats als
Ftrictsbestuurder. En van daaruit maakte
IJ in zijn Fiatje vele kilometers naar
Inland, waar zijn belangrijkste werkterrein
T"t'Tk had ongelooflijk snel aansluiting
let de mensen daar. Terwijl ik toch een
[snier van uiten heb, die niet altijd even
IPiomatiek is. Maar de mensen
PePteerden dat. Hij maakte in Zeeland
[enongelooflijk fijne tijd' door. „Je had een
pit eigen leven; door de afstanden, de
potenheid Je had je vriendenkringetje Je
pte plekkies waar je een hapje ging eten.
par zat je dan met andere
P'egenwoordigers; de een deed in
Pasten en ik deed in arbeidsvoorwaar-
vertrok Berkhout uit Zeeland. Maar
Izonder er een zeer nadrukkelijk
I sitekaartje achter te laten. Hij had in een
I rekkelijk korte tijd vele stakingsacties
groot, het is hun tweede thuis. En als dat zo
maar weg is..."
Het bruggetje is snel gelegd: van de
problemen binnen de bedrijven naar de
problemen binnen de Industriebond FNV
zelf. Eind februari publiceerde het
weekblad De Tijd een verhaal waarin
voorzitter Dick Visser van de
Industriebond beschuldigd werd van
contacten met de BVD. Het verhaal was
voor een belangrijk deel gebaseerd op
uitlatingen ('ik vind het gerucht zo sterk
dat ik 't voor waar moet aannemen') van
Jan Zorgdrager, de man door wie Berkhout
destijds de bond was binnengehaald.
Berkhout schudt vol onbegrip het hoofd.
„Het is zo'n aangedikt verhaal, en ik heb
geen idee waarom Jan het gedaan heeft. Jan
heeft de organisatie in de jaren zestig echt
groot helpen maken. En of het nou een slip
of the tongue geweest is, ik weet het niet.
Maar voor mij staat voorop, dat de
journalist die het gedaan heeft een van de
geruchten uit de wandelgangen heeft
geplukt en er kwaadaardig mee aan de slag
is gegaan. En die heeft bij Jan een willig oor
gevonden."
Het BVD-verhaal was niet de enige affaire
die de Industriebond FNV op de
voorpagina's deed belanden. Nog geen twee
weken eerder berichtten de kranten dat de
top van de Industriebond FNV uiteen was
gevallen. Het was flink hommeles in de tent.
Cao-coördinator Schermer en
penningmeester Van der Veen wilden hun
voorzitter het podium afwerken omdat ze
geen enkele fiducie meer hadden in de koers
die Visser wilde varen. Er kwam een
zogenaamde commissie van helderheid
(Berkhout maakte deel uit van de
commissie) en die koos de zijde van Visser.
Niet waar, zegt Berkhout nu. „We hebben
niet de kant van Visser gekozen, maar de
kant van de bond. En wat ik J an Schermer
verwij t is oncollegiaal gedrag. Het enige wat
er voor hem op zat was: oprotten. Hij heeft
ons voor het blok willen zitten. Als vader en
moeder negen maanden lang boven zitten en
het bed kraakt niet, komt er ook geen kindje.
Nou, dat is wat er gebeurd is. Men kon het er
niet over eens worden wat voor kindje er
gebaard moest worden. En dat had-ie in een
veel eerder stadium naar buiten moeten
brengen."
Visser is inmiddels verdwenen. Schermer
evenzo. Er moeten nieuwe namen ingevuld
worden. In de Volkskrant werd Berkhout
getipt als één van de potientiële nieuwe
leden van het bondsbestuur. Fout. „Ik denk
dat dat veroorzaakt is door het feit dat ik als
nestor, als oudste districtshoofd, in de
comissie van helderheid terecht kwam. En
sommige mensen die alleen maar in termen
van carrière denken, geloven datje daar
uitsluitend voor jezelf gaat zitten. Die
denken datje dat alleen maar doet om in
Amsterdam een kroon op j e werk te zetten.
Nou, niks is minderwaar. Ik heb daar
helemaal geen zin in. Ik heb me er alleen mee
bemoeid uit zorg voor de organisatie. Kijk,
in wezen heb ik een hondebaan. Maar als je
dat leuk vindt, voel je je er ook zeer bij
betrokken. Als je dan ziet dat er problemen
zijn, ontkom je er niet aan jezelf daar mee te
bemoeien. En ik ben nu eenmaal een type
dat nogal makkelijk met mensen omgaat.
Bovendien heb je een zekere prestige; de ene
helft houdt van me, de andere helft haat me
als de pest. Dat komt, denk ik dan altijd
maar, omdat je iets te vertellen hebt, of in
ieder geval een opvatting hebt. Zo ben ik in
die commissie terecht gekomen. En d'r zijn
wel eens mensen geweest, die zeiden: joh, als
we er niet uitkomen, zou jij dan niet een paar
jaar interim-voorzitter willen zijn. Ja, maar
dan onder de voorwaarde dat iedereen dat
echt wil. Ik ga niet het gevecht aan om nog
effe de grote man te zijn. Ik zou het wel
kunnen, als anderen het me laten doen en
met behulp van jongere collega's. Want ik
kan niet op m'n vijfenvijftigste nog effe het
buskruit uitvinden. Het is er nooit van
gekomen, en eerlijk gezegd: ik dank God op
mijn blote knieën."
Een massaal ledenverlies, de affaire Visser,
de affaire Pont; hoe nu verder?
Opgewekt: „Nou, het gaat prima, we
hebben weer ledenwinst, dat is het
wonderlijke. En de affaire Visser, dat is een
incrowd-discussie. Pont heb ik nooit zien
zitten. Ik vond dat geen gezicht. Ik ben blij
dat-ie weg is en hartstikke trots dat Johan
(Stekelenburg) daar nu zit. Die ken ik goed
en die is uitstekend geschikt niet alleen om
de vakbeweging een nieuw gezicht te
geven, maar ook om nieuwe ideeën tot
ontwikkeling te brengen. Pont was geen
vakbondsbestuurder. Ik zeg niet dat het een
onaardige man is, maar hij was compleet
ongeschikt als voorzitter van een
vakcentrale. Het laatste congres in
Amsterdam, daar hadden we Lubbers. Die
had, zoals gebruikelijk bij Lubbers, een
goed verhaal. Maar toch met een paar
dingen waarop je als vakbeweging wel
even moet reageren, want zoveel leuks
gebeurt er nou echt niet. En als je dan Pont
zag: die stond daar als een verslagen jochie
en begon zijn speech met een lui verhaal -
over dat het toch zo fijn was dat we de
minister-president in ons midden hadden,
dat het z'n gewone man is en dat-ie nog geen
koffie had gehad. Wat-ie verder gezegd
heeft, weet ik niet, want ik ontplofte, ik
ontplofte letterlijk en ben de zaal
uitgelopen. Want ik dacht: nou heb je 's de
kans om 'm voor de voeten te gooien wat-ie
doet met de werkgelegenheid, wat-ie doet
in een samenleving waar het aantal armen
toeneemt, waar het sociale
verzekeringsstelsel tot het bot wordt
afgebroken, en dan begin je over de koffie."