I3GIEKIEN WIE IE K de schok van edmund whitl DE REGELS VAN HET HUIS hermine de graaf PZC/ week-uit 1 etters letteren fea im Wim Hofman onderonsje hans warren poetry park johannes v. d. woj project BS vertaald LETTERKUNDIGE KRONIEK hans warren ZATERDAG 19 MAART 1988 9 9 poezie van scheepmaker, van wissen, boerstoel en rawie Het light verse neemt in onze he dendaagse literatuur een won derlijke positie in. Optredende ple zierdichters trekken volle zalen, maar hun boeken belanden voor een groot gedeelte in de uitverkoop. Bij na iedereen vindt het fijn hun ge dichten een keer te horen, daarente gen wil vrijwel niemand ze blijk baar nog een keer lezen. De reden daarvoor ligt voor de hand. Heb je zo'n licht gedicht eenmaal tot je ge nomen, dan heeft het zich geheel prijsgegeven. Alles is bij kennisma king al blootgelegd. Precies daarin verschilt de amusementspoëzie van de literaire poëzie. Daarmee wU zeker niet gezegd zijn dat de pretpoëzie in alle gevallen minderwaardig is in vergelijking met de kunstpoëzie en ook bestaan er na tuurlijk uitzonderingen: gedichten van het lichte genre die hun raadsel houden, bundels die het goed doen. Verder geef ik graag heel wat diepzin nig bedoelde gedichten in ruil voor één lichtvoetig vers waarover diep is nagedacht. Maar wel is de lichte dichtkunst per definitie anders dan de poëzie die hogere pretenties heeft. De meeste lightverse-dichters lijken er nog altijd moeite mee te hebben een uitzonderingspositie toebedeeld te krijgen. Ook al gaan de belangrijk ste poëziebloemlezingen sinds enige jaren niet meer aan hun werk voorbij, ze voelen zich toch miskend. Dat uit zich in een soms fel verzet tegen de literaire poëzie. In het werk van on der anderen Annie M. G. Schmidt en Drs P. zijn daar voorbeelden van te vinden. Misschien is het gevoel van miskenning ook de reden dat de meeste plezierdichters zo'n hechte vriendenclub vormen. Ze prijzen el kaar uitbundig, publiceren vrijwel al lemaal bij uitgeverij Bert Bakker en treffen elkaar in het tijdschrift De Tweede Ronde. De rubriek 'Light Verse' in dat blad geeft vrijwel altijd de indruk van een gezellig onderons je. Kees Stip wordt er ook veel plezier- poëzie met een melancholieke on dertoon vervaardigd. En zelfs schrij ven mensen die als amusements- dichters te boek staan nogal eens verzen waarin ernst de boventoon voert. Plezierpoëzie betekent tegen woordig niet alleen 'een avondje la chen'. Meer en meer houdt het begrip een restauratie in de dichtkunst in. Men schrijft vormvaste, conventio nele, eenvoudige poëzie. Het gaat kortom om gedichten met een mo derne inhoud maar met een ouder wetse vorm. ge manier een voordehandliggend rijm met de uitgang 'ut'. Een plezier dichter mag Scheepmaker vooral he ten omdat hij poëzie niet als een plechtige roeping verstaat, maar als een leuke bijzaak. Dat blijkt uit dit sonnet 'Wat te doen?': Ik moet vandaag het volgende nog doen: een Trijfel schrijven voor de GPD en een tv-stuk voor Vrij Nederland (maar dat kan morgen nog als het niet lukt). Dan even op en neer naar Amster dam de auto stallen in de Bijenkorf, op zoek naar kannetjes voor Wille- mien en voor mijn moeder kijken naar bonbons. De boodschappen die Anne op schreef halen, Al die eensgezindheid ten spijt, be staan er tussen deze dichters toch belangrijke individuele verschillen. Behalve de nonsensgedichten van bijvoorbeeld John O'Mill, Drs. P. en Nico Scheepmaker (geb. 1930) debu teerde in 1955 als dichter en publi ceerde slechts mondjesmaat. Zijn nieuwe bundel heet Het rijmt, dat scheelt. Hij is één van die auteurs die ingedeeld wordt bij de lightverse- dichters, maar bepaald niet uitslui tend over luchtige onderwerpen schrijft. De dood en de ouderdom zijn thema's die slechts met een lichte iro nie worden benaderd. Hij schrijft in ernst en met genegenheid over zijn vader, zijn moeder, vrouw en doch ters. Ook al is het gezinsleven van Scheepmaker een bron van inspira tie en noemt hij zichzelf omdat hij nooit heeft gerookt een 'brave Hen drik', braaf is deze huiselijke bundel toch niet. Sex wordt met grote vrij moedigheid beschreven. Natüurlijk heeft hij een bekend rijmwoord op 'keuken', maar hij omzeilt op grappi- The Times en aanverwante bladen kopen, en weer terug in Broek in Waterland een krop andijvie voor de cavia. Ook niet vergeten een sonnet te schrijven en zorgen dat de boel een beetje rijmt. Driek van Wissen (geb. 1943) verza melde zijn gedichten in De volle mep. Hij heeft meer dan Scheepmaker de behoefte om lollig te zijn. Niet onver makelijk zijn een paar gedichten op de stoelgang. Ook deze plezierdich ter is evenwel op zijn best in serieuze momenten. Er zijn mooie verzen over zijn vader en moeder, hij kan tevre den zijn met klein geluk, het ouder- worden is ieder tot zorg. Zijn meest geslaagde vers is vermoedelijk dit 'Middelbaar onderwijs': Het mooiste meisje van de klas verschikt onwennig bij haar schou der een bandje van haar bustehouder; ze draagt dat rare ding maar pas. De meester, achter brilleglas, ziet toe, ontroerd, en denkt: 'Wat zou d'r gebeuren als zij tien jaar ouder en ik eens tien jaar jonger was?' Ach, hij vergeet hoe hij verdorde en hoe haar leven net begint. In stilte wordt door hem bemind de schone vrouw, die zij zal worden. Dan praat ze wat, het lieve kind, en streng roept hij haar tot de orde. Als je dit soort gedichten leest, lijkt het of de laatste decennia niets in de Nederlandse poëzie is gebeurd. Ex perimenten met vorm en taal zijn aan dichters als Van Wissen niet be steed. Hij en verwante figuren ma ken het de lezers geen moment moei lijk. Het is de afkeer van hoogdra vendheid die maakt dat ze zich bij de lightverse-dichters zo thuis voelen. Van Wissen publiceerde in zijn boek ook enkele liederen. Maar in dat gen re moet hij het toch afleggen tegen Jan Boerstoel (geb. 1944). Deze bun delde zijn liedteksten in Eerste Keus. Hij is gespecialiseerd in smartlap pen, met meestal een mild spottende ondertoon. Waar die afstand ont breekt, zoals in 'Achterblijvers', wordt Boerstoel onverdraaglijk. Maar een liedje als 'Op zijn zondags' is onderhoudend. Het eindigt aldus: Het wordt weer tijd voor huiselijk ge luk. Zo straks een kopje thee en boter hammen, vervolgens de TV met sport in beeld en daarna heel de avond ruzie ma ken.... Dat is het enige wat nooit verveelt. Al wat langer geleden verscheen Ou de gedichten van Jean Pierre Rawie (geb. 1949). De tot nu toe gepubliceer de dichtbundels van deze auteur zijn hierin bijeengebracht. Rawie lijkt zich er wat ongemakkelijk onder te Nico Scheepmaker foto peter senteur voelen dat hij bij de plezierpoëten ge rekend wordt. Hij vat de dichtkunst veel ernstiger op dan zijn bentgeno ten. Voor hem is het schrijven van ge dichten een manier van leven en geen aardigheid. Deze afwijkende instel ling heeft lang niet altijd tot afwij kende gedichten geleid. Wellicht klinken zijn klachten over 'gelazer en getob' bitterder, mogelijk komt zijn ironie cynischer over maar het kan zijn dat de lezer deze indruk slechts krijgt vanwege zijn kennis over Ra- wies persoon. De grappen ontbreken niet, de spot evenmin, maar de grote gevoelens lijken net wat zwaarder te worden aangezet. Bijvoorbeeld in het voortreffelijke: NO SECOND TROY Ik heb een vrouw bemind, die best een tweede Troje zou verdienen, en die door drank en heroïne onder mijn ogen werd verpest. Tot ziekbed kromp het liefdesnest, en ik zou zachtjes willen grienen, omdat alleen dit clandestiene sonnetje van ons tweeën rest. Zo'n veertien regeltjes waarmee je een tipje van de sluier licht, wat zout om in de wond te wrijven. Wat zijn dat toch voor waarnideeën, datje, verdomd, in een gedicht 'de dingen van je afkunt schrijven'? Mag zo'n gedicht nog tot het lighver- se gerekend worden? Alleen wan neer je daar poëzie met een ouder wetse vorm en een moderne inhoud onder verstaat. 1. Nico Scheepmaker: Het rijmt, dat scheelt; 72 pag.; 19,90. 2. Driek van Wissen: De volle mep. Ge dichten 1978-1987; 128 pag.; 24,90. 3. Jan Boerstoel: Eerste Keus. Liedtek sten 1968-1986; 100 pag.; 24,90. 4. Jean Pierre Rawie: Oude gedichten; 104 pag.; geb.; 24,90. Alle uitgaven: Bert Bakker, Amsterdam. T T itgeverij Veen heeft een C J uitstekende serie, die misschien door de thematiek net wat buiten de bredere belangstelling ligt. Het zijn voornamelijk vertalingen van oorspronkelijk werk van homoseksuele schrijvers. Eerder verschenen bij Veen „Brieven uit Venetië" van Fr. Rolfe (Baron Corvoien „Mijn vader en ik vanJ.R. Ackerley. Onlangs heeft de uitgever deze reeks voortgezet met „De lege kamer" van Edmund White en met „Jaren later" van Gary Glickman. Met deze uitgaven wordt een grote verscheidenheid van tijdperken en karakters bestreken. Edmund White lijkt met zijn roman De lege kamer een exponent te zijn van het zeer intolerante Amerika van rond de jaren zestig. Het boek beschrijft zijn lotgevallen van zijn zestiende tot zijn dertigste jaar en eindigt met de Stonewall-rellen in 1969, toen de homoseksuelen in Amerika voor het eerst openlijk in opstand kwamen. White beschrijft een schemerwereld van onderdrukte verlangens, onzekerheid, angst en de onverschilligheid die werden veroorzaakt door de minachting van de omgeving voor zijn denkivereld. Hij beschrijft de gestolen en verwarrende genoegens onder lotgenoten op obscure plekken en zijn voortdurend aangewakkerde verlangen zichzelf te kunnen zijn in deze volslagen begriploze wereld. Overdag vertoont hij aangepast gedrag, 's nachts schuimt hij de straten af. Zijn psychiater kan hem ook niet op andere gedachten brengen en de enige in wie hij vertrouwen heeft, is Maria, die hij in de kunstenaarswereld heeft ontmoet waarin dit soort moralistische problemen niet tellen. Tussen de lesbische Maria en White ontstaat een duurzame relatie, waarvan de bestendigheid meer in een lotsverbondenheid wortelt dan in een liefdesrelatie. White heeft zelf over zijn roman gezegd, dat hij deze wilde schrijven als waarschuwing voor Jonge lezers, die na 1969 hun homoseksualiteit ontdekten"Hij had bij het schrijven de ziekte aids in gedachten en vergelijkt Zondag 19 juni houdt de Rotterdamse Kunststichting voor de elfde maal Poetry Park, het festival op het gebied van de niet-westerse kunsten. Men vindt er muziek, dans, theater en poëzie uit verschillende delen van de wereld. Honderden artiesten laten zien wat de ontwikkelingen zijn op cultureel gebied, niet alleen binnen de migrantenculturen in Nederland, maar ook op internationaal niveau; van folklore en traditionele muziek tot verrassende combinaties waarin de synthese tussen de westerse en niet-westerse kunst originele en vernieuwende produkten oplevert. Poetry Park vindt plaats in'Het Park' (onder de Euromast). Naast de podiumprogramma's is er in het park een informatiemarkt, waarop niet- westerse instellingen en groeperingen worden vertegenwoordigd, afgewisseld met kramen waarin exotische gerechten worden verkocht. Het programma begint om 11.00 uur en eindigt rond 19.00 uur. die min of meer met depesijl homoseksualiteit in zijn tijdd veel mensen leek te zijn. fljJ ervoor ivaarschuwen ,,/joeJiel leven was en hoe het weerzo kunnen worden als we onze burgerlijke vrijheden verliejl Dat laatste is inderdaad oolte| aspect van De lege kamer: h brute geweld tegen en het volslagen gebrek aan respecll schrijver vreest dat hetfysiekl stigma van aids, dat het morel stigma heeft vervangen, de moeizaam verworvenposiliaf twintig jaar terug zal zetten. Een conclusié overigens,die geheel voor rekening van de auteur is en die in feite niets aM de soms schokkende co?i/rori(| van De lege kamer afdoet. Edmund White, De lege kamer. Uitgeverij Veen,Amsterdamj2sM Bij dezelfde uitgever: De donken f kant, Het verhaal van eenjongenel Nocturnes voor de koning iianSajl Voor de zesde keer wachthet I Algemeen-Nederlands Verboni ANV) op dichtwerken van jongeren van 16 tot 30 jaar in Nederland en Vlaanderen. Een| jury levert er kritiek op enstuil die met de poëzie terug. Ookza van enkele tientallen gedichtt) een bundel wordt gemaakt, Met dit proj eet beoogt de werkgroep literatuur van het ANV j ongeren enig zicht te bieden op hun mogelijkheden! Ieder mag maximaal vijf gedichten insturen. VorigjaarJ kwamen er ruim 2.000 binnenl bijna 500 deelnemers. De j ury wordt gevormd door kinderboekenschrij ver Wim Plofman en dichteres Johannal Kruit, beiden uit Nederland, Di Belgische leden zijn: de lerareil critici Joris van Hulle en Marei Desmet en de dichter Willy Spillebeen. Het ANV is een vereniging die onder meer streeft naar samenwerking tussen Nederlal en Vlaanderen op basis van de j gemeenschappelijke taal. 9 Julio Cortazar: Ontijden (Meulenhofff 29,50). Verhalenbundel van de in 19St overleden A rgentijnse schriju Cortazar in een Nederlandse vertaling vanAline Glastram Loon. 9 'Moderne Classics'(MeuleÈ 10,- per deel). Drie nieuwe deeltjes in de Moderne Classici reeks vanMeulenhoff: 'De Golf van Gustav Meyrink (vierde druk), 'Kat en muis' van Güntei Grass zesde druk) en 'Gantenbein' van Max Frisch (derde druk). Hermine de Graaf (geb. 1951) debuteerde in 1984 met Een kaart, niet het gebied. Het was een pe riode dat veel jonge vrouwelijke auteurs hun op wachting maakten in de literatuur. Haar eerste boek werd lang niet zo'n succes als bijvoorbeeld De meisjes van de suikerwerkfabriek door Tessa de Loo, of Havinck van Marja Brouwers. Maar in 1985 was Hermine de Graaf de eerste van alle aanko mende schrijfsters die met een tweede boek kwam, namelijk De zeevlam. In 1987 werd haar werk voort gezet met Aanklacht tegen onbekend en dezer da gen ligt er weer een nieuwe uitgave van haar in de boekwinkel, namelijk De regels van het huis. Inmiddels hebben schrijfsters als Tessa de Loo en Marja Brouwers hun oeuvre ook uitgebreid. Bij hen werd daarmee echter direct een dalende lijn ingezet. Wat zij na hun debuut schreven had minder kwali teit en vond minder erkenning. Terwijl in het geval van Hermine de Graaf bij iedere nieuwe publikatie het debiet een beetje toeneemt en haar boeken gelei delijk aan boeiender lijken te worden. Haar kracht ligt in het feit dat zij een sterk persoonlijk geluid heeft gevonden, dat zij een onverwisselbare eigen aanpak heeft. Haar verhalen hebben steeds iets on grijpbaars en geheimzinnigs. Zij gunt de lezer door gaans een blik in ietwat uit het evenwicht geraakte innerlijke levens. Haar hoofdpersonen zijn dikwijls introverte jonge meisjes die zich een weg zoeken in de wereld. De drie boeken die tot nu toe van haar verschenen waren verhalenbundels waarin trouwens het spec trum zich allengs verbreedde. In haar eerste boek las men uitsluitend over meisjes met een eigen wil, in het tweede boek was de variatie al toegenomen en in het derde kon in het openingsverhaal de hoofdrol weggelegd worden voor een jongetje van vier en in het slotverhaal voor een bejaarde vrouw. De regels van het huis is een novelle met een twaalfjarig meisje van de vertrouwde snit als belangrijkste personage. Met recht heeft de schrijfster het een novelle ge noemd, wellicht mag men zelfs van een korte roman spreken. De lengte van de novelle is niet veroorzaakt doordat Hermine de Graaf besloot eens wat minder zuinig op haar woorden te zijn. Ze heeft simpelweg meer te vertellen en ook andere verhaalfiguren zijn tot karakters uitgediept. Het boek werd eerder op wat luxueuzer papier als nieuwjaarsgeschenk aangeboden aan de vrienden van uitgeverij Meulenhoff. De handelseditie is een geheel ongewijzigde herdruk, zelfs de zetfoute» zijn niet verbeterd. Bij eerste lezing was ik eerlijk gezegd meer onder de indruk dan bij herlezing. De novelle blijft een heel origineel, raadselachtig en zorgvuldig geschreven werkje. Maar er zijn toch ook een aantal dingen die maken dat het geheel niet het predikaat 'superieure litera tuur' toekomt. Het slot waarin de hdofdfiguur een zwemwedstrijd winnend afsluit is bijzonder tref fend. De op één na laatste zin van het boek is echter een irriterend en overbodig wetenswaardigheidje. Het meisje doet een plas in het bassin en Hermine de Graaf kan het dan helaas niet nalaten haar lezers te beleren: ,,In een Japans zwembad was ze er meteen uitgestuurd, want daar doen ze een chemisch stofje in het water dat schandalig verkleurt zodra er urine bij komt" (103). Ongeloofwaardig is de wijsheid waarmee de schrijfster haar twaalfjarige hoofdpersoon Daphne heeft toegerust. Ze zit nog op de lagere school, het is de bedoeling dat ze na de zomervakan tie het gymnasium zal gaan bezoeken. Het is merk waardig dat het meisje reeds huiswerk moet ma ken. Het is nog merkwaardiger dat ze al stiekem sigaretten rookt. Maar de volwassen gedachten die aan dit kind worden toegeschreven zijn volstrekt onaanvaardbaar. Ze zegt tot zichzelf voor de spiegel: „Een lenig li chaam kent geen geheimen voor de geest en de geest openbaart zich in een soepel lichaam" (44). Ze is zich van allerlei dingen bewust waar men zich op haar leeftijd, ook al is ze dan vroegrijp, niet bewust van kan zijn. Van een oom merkt ze dat 'het hem moeite kostte zich van de serieuze grotemensenwereld tot de magische wereld van spelende kinderen te wen den' (79). Daphne wil in elk geval geen deel uit gaan maken van de grotemensenwereld. Ze menstrueert al, maar houdt dit geheim. Zelfs Rosa, de huishoudster, die haar vertrouwelinge is licht ze niet in. Ze verklaart tegenover haar nadrukkelijk: „Ik ben nog geen groot meisje. En als het aan mij ligt, word ik dat ook nooit" (40). De reden voor alle geheimzinnigheid: „Sinds enige tijd moest ze haar maandstonden voor haar ouders geheimhouden omdat Alicia ook niet had ge menstrueerd" (40). Alicia was haar zuster die zo wordt geleidelijk duidelijk verdronken is. Ter loops komt men te weten dat ook Alicia aan wed- strijdzwemmen heeft gedaan. Aan het grote verdriet dat de moeder voelt over het verlies van de oudste dochter wordt door Hermine de Graaf wel heel subtiel gerefereerd. De vrouw neemt Portugese les en met wrange glimlach 'alsof ze door haar eigen woorden pijnlijk getroffen wordt' (17) zegt ze: „Eu perdi a minha filha". Een schilderij van Alicia is voor Daphne het be langrijkste voorwerp in huis. Ze stelt alles in het werk om de dode zuster in geen enkel opzicht voorbij te streven. Ondertussen heeft ze gruwelijke dromen over de verdrinking van Alicia. In flarden worden die verteld. Het heeft er alle schijn van dat Daphne zich op een of ander manier schuldig voelt over het lot van haar zuster. Wanneer ze een zwem wedstrijd gewonnen heeft schaamt ze zich diep en wordt ze dermate depressief dat ze van school thuis moet blijven. Er worden twee komedianten inge huurd om haar op te vrolijken. Deze figuren gaan - hun rare praatjes in de trant van 'Als je een motiva- tionele crisis hebt, bel ons gerust op'(72) ten spijt van haar een ander mens maken. Aanvankelijk doet Daphne erg haar best om bij haar ouders in de smaak te vallen. Ze is te beleefd om hen verdriet te doen. Al helemaal wil ze hen het aller grootste verdriet besparen: dat zij een betere zwem ster zal worden dan Alicia. Het valt de moeder echter op dat Daphne de regels van het huis steeds meer aan haar laars lapt. De komedianten weten haar aan te sporen de zwemtraining te hervatten en aan een belangrijke wedstrijd mee te doen. Zo gebeurt en met voortreffelijk resultaat. Zij overwint haar geestelijke problemen door de ongeschreven, maar belangrijkste regel van het huis te schenden. Zoals gezegd heeft het slothoofdstuk waarin die wedstrijd beschreven wordt grote kwaliteiten. Knap is vooral hoe Daphnes wijd uitwaaierende gedach ten van dat moment in kaart worden gebracht. Er is veel meer in deze novelle dat intrigeert, juist omdat de schrijfster het nalaat de dingen bij I naam te noemen. Belangrijke figuren zijn de vader en de moeder van het meisje. De moeder die gefortu neerd is beklaagt zich dikwijls over haar man. Ze vindt een bondgenoot in haar broer Hans, een advo caat. Daphne ziet alles wat er in het gezin gebeurten heeft zoals ze zelf verklaart een 'geheugen als f" ijzeren pot'. Ze onthoudt zich echter van commen taar. De vader is behept met een verzamelmanie.H» noemt zich antiquair, maar is eerder een pandjes baas. Hij beleent kostbaarheden doch kan het niet over zijn hart verkrijgen de spullen terug te geven Aan boze klanten dus geen gebrek en ook de fiscus meldt zich regelmatig. Daphne hoort ook de ge sprekken die haar moeder en oom Hans over de va der voeren. De moeder wil haar man verlaten. Ha» broer weet haar daarvan te weerhouden en samen broeden ze een gemeen plan uit. In zo'n wereld leeft Daphne. In zo'n wereld leve» meestal de meisjes uit het proza van Hermine" Graaf. Het gezin, volgens sommigen een garanu voor geborgenheid, is in haar boeken bij uitste plaats waar haat wordt uitgeleefd. De kinderenzU slachtoffers die zich moeten zien te redden in" omgeving die ze maar half kunnen duiden. Ze n men echter wraak, bijvoorbeeld door de regels v het huis even uit het hoofd te zetten. Hermine de Graaf: De regels van het huis; 104pag22,1 Meulenhoff, Amsterdam.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1988 | | pagina 20