sierlijk maar eenvoudig visje rdp vakantie rubriek PZC/ varia i tekelbaarsjes tekelig interessant diertje dierelantijnen Gedrag Teleurstelling 'Sijenonderzoek it zetten fazanten Ruiterbew'ijs dierelantijntjes Jachtwet Veewet Elke zaterdag van 29 Nederlandse regionale dagbladen natuur Hoefblad JINSDAG 29 APRIL 1986 STEKELBAARSJE Ïn zo'n lange vorstperiode lijkt het of de natuur zijn schade wil inhalen. Terwijl het ijs nog in het water ligt, beginnen de vogels elkaar al het hof te maken in de kale bomen. De enden steken hun nek uit en woelen, onder water, de grond om. Waarschijnlijk zijn zij het lieet van louter brood, dat de mensen hun in die koude periode gaven, meer dan zat en zoeken ij naar iets dat hen beter smaakt. )oor dat wroeten in de bodem ontwa- en ook andere dieren, die zich in die odem tegen de kou hadden ingegra- en. En ook laten zich dan de eerste lekeibaarsjes zien, waarvan de man- etjes hun prachtige bruidstooi al ebben gekregen. ij komen in grote delen van het oordwestelijk halfrond voor en zijn iet kinderachtig wat betreft het zout- ehalte in het water. Zeeland was lijkbaar al lang voor de stekelbaars- is een land waar het goed toeven as Maarten 't Hart vertelt in één an zijn boeken dat hij bij de gemalen Zeeland wel zeshonderd van deze isjes in één haal van zijn net naar oven haalde. De stekeltjes gingen an naar het laboratorium in Leiden, ,ant zij behoren tot de vissen waar al eel onderzoek naar gedaan werd en og steeds gedaan wordt. >e naam zegt het al: stekelbaarsjes ebben stekeltjes, die zij net als de lens soms overeind zetten. Het is en wapen als bij bedreigd worden n ook een afweermiddel, waardoor ij voor sommige andere dieren on- etbaar zijn. Helaas helpen de stekels iet tegen de grootste vijand van elke is: de waterverontreiniging, tekelbaarsjes behoren tot de familie er gasterosteidae, waarin naast de ekelbaarsachtigen ook de trompet- isachtigen en de zeenaaldachtigen ïjn opgenomen. Van deze laatste sub- rde is het zeepaardje wel het be- endst. De stekelbaarzen onderling orden onderscheiden naar het aan- al stekels. In ons land komen de endoomige stekelbaarsjes en de riedoornige het meest voor. De tien- oorn houdt van open water, terwijl e driedoom meer een dichte begroei- prefereert. Er zijn echter ook wel ateren, waar ze allebei voorkomen. )e visjes zijn gemiddeld vijf centime- er lang. Er is geen verschil te zien ussen mannetjes en vrouwtjes, behal- e in het broedseizoen, want dan omen de mannetjes op kleur. Het erlijke, maar eenvoudige visje ver- ndert dan in een prachtig dier, waar- i de kleuren rood, blauw en blauw- roen met elkaar wedijveren. Meestal egint de keel roodgekleurd te wor- en, de binnenkant van de bek wordt elfs nog wat donkerder rpod. Soms rorden ook de flanken roodachtig, lat dan echter overgaat in blauw en roen, maar die kleuren veranderen oms van de ene minuut op de andere. Ipvallend is echter, dat de iris in het og van het mennetje bij het begin an de bruidsperiode blauw wordt, nders dan bij sommige menselijke ruidsfeesten, die achteraf wel eens net een blauw oog eindigen. )e vrouwelijke stekelbaarzen blijven ok in het broedseizoen zilverkleurig n houden de streping, die zij daar- óór al hadden. )at een stekelbaarsmannetje zich in Ie paaitijd zo mooi maakt is niet zo lijzonder, want dat kunnen meer mannetjes in de dierenwereld. Er zijn nog een paar andere bijzonderheden. Hoewel de stekeltjes tot de beenvis- sen behoren, hebben ze geen schub ben, meestal hebben ze beenplaten aan de flanken. Maar ook dat gaat dan weer niet voor alle stekelbaarzen op. Verder is de hele zorg voor de nako melingen aan het mannetje toebe deeld. Hij bouwt een nest en vertoont ook verder een broedzorg, die eerder bij vogels normaal is dan bij vissen. Het bijzonderste is echter, dat de stekelbaars in zee overwintert en daarna in de periode februari-april in grote scholen de rivieren opzwemt om in sloten en plassen de zomer door te brengen en daar ook voor nakomelin gen te zorgen. Het gaat om zeer grote aantallen, die in het voorjaar de rivieren opzwem- men. Zij beginnen hun activiteiten door een territorium af te bakenen om daarna met de nestbouw aan te vangen. Het bouwen van een nest gebeurt via een vast schema. Eerst wordt de hele omgeving langdurig onderzocht door er rond te zwemmen. Op grond van zijn bevindingen begint het dier be langstelling te krijgen voor een nest plaats. Zo'n plaats is echter ook bij het meest uitgebreide ethologische onderzoek niet voorspelbaar. Wel blijkt er duidelijk voorkeur voor een bodem met zand. Verder heeft de een meer belangstelling voor een plekje op de bodem, terwijl een ander een plantestengel prefereert. Hetzelfde geldt voor de afstand tot een soortge noot. Soms moet die afstand blijkbaar erg groot zijn. maar in andere gevallen zitten zij bijna op eikaars lip. spuugt dat elders weer uit. Na ver loop van zeer vele happen blijkt de voorkeur voor een bepaald plekje te groeien. Als door het langdurig zandhappen een bescheiden kuiltje is ontstaan, neemt hij af en toe een hapje alg en lijkt dat op kwaliteit te beoordelen om als nestmateriaal te gebruiken. De alg, die goedgekeurd is. wrodt in het kuiltje gelegd en vastgeplakt met een soort lijmdraad, die het dier gaat afscheiden. Hij werkt zo door tot er een flinke hoop alg is samengekleefd en begint daarna met zijn neus in het hoopje te wroeten, net zo lang tot er een tunnel in is ontstaan, waar hij doorheen kan zwemmen. Het mannetje gaat nu op zoek naar een kuitrijp vrouwtje en als hij dat heeft gevonden, zal hij haar het hof maken door zigzaggend om haar heen te zwemmen. Na elke zigzag-dans zwemt hij in een boog terug naar het nest. De bedoeling is. dat het wijfje hem dan volgt. Tijdens het zigzaggen raakt hij telkens het vrouwtje met zijn kop aan, hetgeen blijkbaar dient om haar met zachte drang naar zijn nest te leiden. Als het vrouwtje op zijn avances blijkt in te gaan, gaat het mannetje boven de ingang van het nest hangen en het vrouwtje zwemt onder hem langs het tunneltje binnen. Eenmaal binnen tikt het mannetje met zijn snuit een paar maal op haat staartwortel en dat is het sein om Is de plaats voor het nest eenmaal bepaald, dan begint een merkwaar dig gedrag, het hapgedrag. De stekel baars begint zand te happen en haar eitjes af te zetten. Dit gaat met zoveel misbaar gepaard, dat vaak gevreesd moet worden, dat het hele bouwsel zal instorten. Direct nadat zij de eitjes heeft gelegd verlaat zij het nest om haar plaats af te staan aan het mannetje, dat nu de eitjes be vrucht. Na de bevruchting is de eerste aan dacht van het stekelbaarsmannetje gericht op zijn nest. Gedurende een half uur is het dier geprogrammeerd om eventuele schade aan het nest zo snel mogelijk te herstellen en om de eitjes die in klompjes bij elkaar zijn gelegd over de bodem van het nest te verspreiden. Dit moet wel binnen een half uur gebeuren, omdat de eitjes na die tijd te hard zijn geworden om nog ver deeld te worden over de bodem. Dat half uur is het mannetje zo druk in de weer, dat hij zelfs het aantrekkelijkste vrouwtje niet in zijn buurt wenst, maar prompt daarna krijgt hij weer interesse in het vrouwelijk geslacht en zal opnieuw trachten een vrouwtje te verleiden haar eitjes in zijn nest af te zetten. Hij houdt dit twee dagen vol, zodat soms wel zeven lagen eitjes van verschillende vrouwtjes zyn aange troffen. Bij een gemiddeld aantal van tweehonderd eitjes per legsel, zou het mannetje dus tehoretisch 1400 nako melingen kunnen krijgen. In de na tuur loeren echter vele gevaren, zodat een dergelijk aantal nooit behaald wordt. Mijnheer stekelbaars krijgt dan nog een drukke periode, want de eitjes moeten doorlopend van vers water voorzien worden. Hij zorgt daarvoor, door bij het nest te waaieren, waar door zuurstofrijk water wordt binnen gevoerd. Afhankelijk van de water temperatuur duurt dit vijf tot zeven dagen. Tijdens het waaieren verliest hij zijn mooie bruidspak en wordt hij langzamerhand donkerder. Zodra de jongen uit het ei komen, vermindert hij langzaam het waaie ren. De eerste dagen leven de jongen van het opgeslagen voedsel in de dooier en daarna van infusie-diertjes die door de samenstelling van het nest in voldoende hoeveelheid voor komen. Om de zwemblaas te vullen moet ieder jong. dat uit het ei is gekomen tenminste éénmaal naar de opper vlakte zwemmen, wat een levensge vaarlijke tocht is en waar dan ook velen aan ten gronde gaan. De stekel tjes. die hen in het latere leven zullen beschermen zijn weliswaar aanwezig, maar bieden nog geen beveiliging door hun geringe ontwikkeling. Als we in het voorjaar wat visjes vangen in een sloot, zullen er onge twijfeld van die prachtige man-stekel tjes bij zijn. Thuis in het aquarium verliezen de diertjes dan al gauw hun mooie kleuren en worden weer heel gewone visjes. Als we de mannetjes op kleur willen houden, zullen we ze dus een imitatie lente moeten aanbieden. Dat wil dan zeggen, dat de tempera tuur van het water constant op 20 graden Celcius gehouden moet wor den en dat er van 's morgens 08.00 uur toe 's avonds 24.00 uur licht moet zijn. Bovendien moet het slootmilieu wor den nagebootst. Er moeten water planten zijn en vooral voldoende voedsel. Levend voedsel in de vorm van muggelarven, daphnia, water vlooien, tubifes, enzovoort. Want de stekelbaars is kieskeurig. Het mannetje zal u danken, door het hele jaar zijn mooie kleuren te tonen, ook als er geen vrouwtje in de buurt is. Wat toch voor ons mensen moeilijk te begrijpen is. Iz. Af de Klerk Iet zwaartepunt in het overheidsbe- eid bij de bijenteelt ligt op het ;rbied van voorlichting, onderwijs :n onderzoek. Wat het onderzoek met •etrekking tot de bestuiving betreft, ervult de proefbijeenstand 'Ambro- iushoeve' in Hilvarenbeek een spil- unctie. die functie wordt door de overheid derstreept, dat zij de imkerij in de 'erste plaats vanuit de agrarische ivalshoek benadert. Daarom meent laatssecretaris Ploeg dat dit prak- ïjkonderzoek ook voor 50 9c door de lelanghebbenden moet worden gefl- lancierd. lok zal de overheid meer aandacht ;aan besteden aan de bijenteelt als efhebberij en zal voor zover mogelijk e aanplant van drachtplanten als laver, heide, korenbloem, in de re- reatiegebieden bevorderen. erschillende diervriendelijke orga- 'isaties, waaronder Kritisch Fauna- 'eheer, ergeren zich al lang aan het iltzetten van fazanten voor de jacht. nerzijds is de fazant geen inheemse ogel en anderzijds achten de dieren- ifschermers het uitzetten van gefok- en daardoor nagenoeg tamme die- en, uitsluitend voor de jacht vanuit lierenbeschermingsoogpunt een fou- e zaak. lmister Braks heeft nu het uitzetten an deze fazanten nader bezien en aan lormen gebonden. In een overgangs lid van 6 jaar zal slechts in een geschikt leefklimaat 1 fazant per hec tare worden uitgezet. In die 6 jaar is het de bedoeling tot een situatie te komen, waarin na het seizoen 1991 1992 slechts fazanten uit de natuur worden geoogst, zonder gekweekte dieren uit te zetten. In twee staatsboswachterijen, het Mastbos en de Oostereng, zal dit jaar als experiment het ruiterbewijs wor den geïntroduceerd. De minister heeft dit ruiterbewijs en iet ruiterexamen het afgelopen jaar ;rkend. met de bedoeling hiermee een goed ruitergedrag te stimuleren. Men acht het niet bevorderlijk voor de ruitersport, dat verschillende ge meenten op dit moment plannen heb ben voor het instellen van een lokale rui tervergunning. De Jachtraad schrijft in een advies, dat werd aangeboden aan minister Braks van Landbouw en Visserij, dat een grondig nader onderzoek naar de mogelijkheden van afstemming tus sen Vogelwet, Natuurbeschermings wet en Jachtwet gewenst is. Daardoor zou meer aandacht ge schonken kunnen worden aan de on derlinge samenhang dan bij het beoordelen van wijzigingsvoorstellen van een aparte wet mogelijk is. De Jachtraad pleit ook voor meer duide lijkheid en rechtszekerheid bij de vaststelling van diersoorten, die on der de Jachtwet zullen vallen. Verder adviseert men een apart examen voor kooikers en valkeniers, en een jachtexamen, dat door de verschillen de categorieën vergelijkbaar is aan het rijbewijs. Steeds verder wordt aan de nieuwe Veewet uitbreiding gegeven. Het voorontwerp Mestkalverenbe- sluit geeft aan, aan welke minimale eisen stallen en boxen, waarin vlees- kalveren worden gehuisvest, moeten voldoen. Die eisen gelden onder meer voor de hoeveelheid daglicht, die in de stal moet kunnen doordringen, voor de wijze van constructie van de boxen en de afmetingen. Het voorontwerp zal het huidige Mestkalverenbesluit gaan vervangen en is gebaseerd op de Wet op de Dierenbescherming en kan al vóór het van kracht worden van de Gezond heids- en Welzijnswet voor Dieren in werking treden. Staatssecretaris A. Ploeg van Land bouw en Visserij heeft nu de meest betrokken organisaties en instellin gen om advies gevraagd over het voorontwerp Mestkalveren. Eenzelfde advies heeft de Staatssecretaris ge vraagd over het voorontwerp Besluit Doden van Dieren, het Ingrepenbe- sluit en het Besluit wrakke Dieren. Mede op grond van deze adviezen zal het aantal ingrepen bij dieren, moge lijk worden beperkt en slechts worden toegestaan aan deskundigen, zal het slachten van dieren aan verdere be perkingen worden onderworpen en zal ook het vervoer van wrakke dieren aan banden worden gelegd. Speciaal het gesol met ernstig zieke of kreupele dieren is velen op dit moment een doom in het oog. Iz. Af. de Klerk voof informatie en reservering VND-RDP 072-196222 groot hoefblad Kort na een strenge winter is het aardig filosoferen over de ge volgen daarvan voor de voorjaars bloemen. Een maand later is van die effecten meestal niet veel meer te merken. De natuur heeft de achter stand dan ingehaald. Zo niet dit jaar. Op de ongebruikelijk lange, onafgebroken vorstperiode van de maand februari is nog maar weinig lenteweer gevolgd waarmee dan wordt bedoeld: aangename tempe raturen gepaard aan flink wat zon neschijn. Met name van warmte afhankelijke soorten als vroegeling en kleine veld- kers zitten in elkaar gedoken of zijn nog maar klein en het op de zon reagerende speenkruid is nog maar juist begonnen met bloeien. Later in het jaar zal ook deze vertraging onzichtbaar zijn geworden. Maar de bijzonder droge en langdurige vorst van enkele maanden terug heeft wel voor een aantal jaren zijn sporen nagelaten Vooral bepaalde sierplan ten uit warmere streken zijn hierdoor in hun bovengrondse delen afgestor ven en in oppervlakte gedecimeerd. De natuur in Nederland is aan zulke moeilijke omstandigheden meestal goed aangepast. Dit jaar echter zal op sommige plaatsen het beeld dui delijk verschillen van dat van vorig jaar. Een voorbeeld. De laatste jaren zijn we gewend geraakt aan het blauwe kleuren van vele openbare gazons. Dat werd veroorzaakt door een van oorsprong Turks rotsplantje, de draad-ereprijs (Veronica fllifor- mis). Deze bezit kruipende stengel tjes met cirkelronde blaadjes en op dunne steeltjes staande, helderblau we bloemen. De reden dat dit rots plantje een plaats heeft veroverd in gazons, is dat elk stengeltje weer kan uitgroeien tot een nieuwe plant. Met name de gemeentelijke grasmaaima- chines hebben stukjes van deze woe keraar verspreid over alle plaatsen waar deze machines plegen te ko men. Daar is nu maar weinig meer van over. Slechts met moeite vindt men nog wat overblijfselen van de eertijds grote hoeveelheden draad ereprijs. Bijna alleen dicht bij wonin gen hebben de planten de winter goed overleefd. Hier en daar is de plant evenwel volledig uitgeroeid, al zullen waarschijnlijk vaker de wor tels nog wel levenskrachtig blijken te zijn. Dat neemt niet weg, dat het vele jaren zal kosten voordat het niveau van vorige jaren weer is bereikt. Voor degenen die draad-ereprijs een ver velend gazononkruid vinden, is dit verschijnsel wellicht een aankno pingspunt om het de baas te worden Door natuurlijk vriesdrogen is in ieder geval bereikt, dat de meeste grasvelden weer groen blijven in de maanden april, mei en juni. Echt uitroeien van een plant door strenge vorst komt echter zelfs bij exotische soorten voor. Hoogstens sterven de len af of blijft de bloei een jaar achterwege Kijk maar eens naar de verschillende bolgewassen, die in tuinen en op buitenplaatsen worden aangeplant. De meeste soorten bloeien zelfs gewoon op tijd. Soorten die geen bollen of knollen bezitten, hebben vaak wel een klap gekregen. Behalve de draad-ereprijs heeft in mijn tuin ook het wit hoefblad i Peta- sites albusi het laten afweten Deze bloeit soms al vanaf januari, maar daarvan is deze keer geen sprake Er trad zelfs helemaal geen bloei op Wel verschijnen op het ogenblik de eerste bladen weer. nadat de vorige waren bevroeren en afgestorven. We behoeven in deze plant dan ook geen bloemen meer te verwachten, want bij elke hoefblad-soort verschijnen eerst de bloemen en pas daarna de rondachtige bladen den te zien. Het leek erop dat ook dit hoefblad de bloei een jaar zou over slaan. Sinds een paar weken blijkt dat gelukkig mee te vallen. Bij Goes. Kapelle, Eindewege. Kortge- ne, Groede en Nieuwvliet veroor zaakt de bloei nu weer fraaie sloot kanten en wegbermen. Wel is opval lend. dat de trossen gemiddeld klei ner zijn dan anders. Alleen op meer vochtige plaatsen, waar groot hoef blad eigenlijk thuishoort, zijn de bloeiwijzen normaal ontwikkeld. Overigens moet bij de genoemde groeiplaatsen worden opgemerkt, dat die van Nieuwvliet en Kortgene niet echt wild zijn. Het gaat hier om fioravervalsing: de planten zijn door plaatselijke bewoners aange plant en hebben zich door hun agressieve karakter verder uitge breid. Floravervalsing is een lastig pro bleem voor iemand die wil weten welke wilde planten er in een gebied voorkomen. Verwilderde exoten zijn als zodanig herkenbaar. Maar wor den in tuinen soorten aangeplant die ook in ons land wild voorkomen, dan wordt het moeilijk Zo is van het maarts viooltje nauwelijks meer na te gaan waar het wild is en waar verwilderd Waarschijnlijk gaat het bij binnendijken onder meidooms en iepen nog wel om de echt wilde. In de buurt van menselijke bewoning is meestal verwildering de oorzaak van zijn voorkomen aldaar Het is vaak een kwestie van geluk als men achter de waarheid komt. Dat was laatst ook het geval met een vondst van het Japans hoefblad (Pe- tasites japonicusi. Arnold van der Wees van de Natuur- en vogelwacht Schouwen-Duiveland ontdekte twee trossen van deze plant in een sloot kant bij Haamstede. Een bijzonder heid, zo leek het. want het Japans hoefblad was nog niet eerder in Zee land in het wild aangetroffen. Ook elders in het land beperkt de plant zich tot enkele buitenplaatsen waar hij van oorsprong is aangeplant. De eerste verwildering van deze Japan se sierplan? Een herbezoek bracht uitkomt. Juist toen we ons over de mooie planten bogen, verschenen de bewoners van het buitenhuis die onze belangstelling wel konden be grijpen Het waren zelf grote planten liefhebbers. wat bleek uit de prachti ge. gedeeltelijk wilde tuin met een parkachtig karakter die zy in dertig jaar hebben opgebouwd. Vele 'stin- zenplanten' planten die op oude buitenplaatsen verwilderd voorko men als wilde narcis, sterhyacin- tjes en dergelijke stonden er uitge breid te bloeien. Al snel werd duide lijk dat de dochter des huizes schul dig was aan het Japans hoefblad in de slootkant Zy had die daar ooit aangeplant en inmiddels was de plant over vele vierkante meters uitgebreid. Dat was althans te zien aan de reeds verschynende bladen, want hy goed speuren bleken er maar drie bloeiwyzen boven de grond te staan. In tegenstelling tot de andere soorten hoefblad ïyken er hier ook bladen aan de stengels van de bloemtrossen te staan, maar offl cieel heten deze onderdelen schub ben. By het groot hoefblad zyn het inderdaad niet meer dan een paar onopvallende schubjes, evenals by het klein hoefblad Bij een verder bezoek aan de achter liggende tuin werd ons nog een andere interessante plant getoond, die enige overeenkomst bezit met de hoefbladen. De bloemvorm is welis waar geheel anders, maar behalve bloemen en schubben is er weinig van de plant te zien. Meer bloem dan plant dus. De kleine schubwortel (Lathraea clandestina) is een para siet op boomwortels, die nooit echte bladen heeft. In het voorjaar ziet men er de mooie buisvormige, diep paarse bloemen van, die dan mas saal opkomen. In Nederland komt deze soort niet in het wild voor, maar in Belgisch Vlaanderen wel, zij het dat hij daar erg zeldzaam is. In Zeeland is de kleine schubwortel slechts op een paar plaatsen aange- pland. De omstandigheden verschil len zo veel met de Vlaamse, dat verwilderingen niet hebben plaats gevonden. Ze zijn althans niet ge constateerd. 0 J. W. Jongepier In Nederland is er maar een wilde soort hoefblad van het geslacht Pe- tasites, namelijk het groot hoefblad (P. hybridus). Het kleine hoefblad behoort tot een ander geslacht. Ook op het groot hoefblad heeft de win ter zijn uitwerking gehad. Een maand geleden wanneer normaal gesproken de hyacint-achtige bloei wijzen boven de grond zouden moe ten komen waren op de bekende groeiplaatsen slechts de eerste bla Japans hoefblad

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1986 | | pagina 7