Plantenrijkdom in de oude stad slepen op de westerschelde DE LENTE IS EEN FEIT PZC/ varia Herwaardering Muurvegetatie natuur Variatie Trekpleister Grillig Vlissingen Voortgang Mossenlandschap op de Abdijmuur in Middelburg Sinds enkele dagen is de lente officieel een feit. Verschillende tekenen in de natuur wijzen daar ook op. Bloeiende crocussen en soms al lenteklokjes zijn in veel tuinen en parken te vinden en de blaadjes van het speenkruid maken de bodems van bossen en slootkanten weer wrat groener. Er zijn echter ook nog volop littekens vaji de onafgebroken vorst die vrijwel de gehele maand februari het leven teisterde. Sneeuwklokjes horen rond deze tijd al weer te zijn uitgebloeid maar zijn nu juist op hun mooist. Ze zijn daardoor tegelijk met de verwante lenteklokjes waar te nemen, dat komt zelden voor. Een ander bewijs voor de vertraging die de natuur heeft opgelopen, is te vinden bij het klein hoefblad. Nor maal begint men de eerste gele paar debloemachtige bloemen te zien aan het eind van februari. Dit jaar zag ik ze voor het eerst op 15 maart in een op het zuiden gelegen slootkant. Dat is meer dan twee weken later. Wie oog heeft voor het kleine, kan zo kort na het begin van de lente ook weer de witbloemige vroegeling ont dekken. Behalve in de duinen en langs spoorwegen is dit plantje veel te vinden in de milieus binnen de be bouwde kom. Daar bevindt zich veel zand en zo kan het komen dat vroege- lingetjes vrij vaak te vinden zijn tus sen kinderkopjes, in .straatranden, in 'grindpaden, tegen muren en soms in plantsoentjes. Belangrijk is wel, dat de zon er goed bij kan. Er zijn mensen die het dorp of de stad als plaats voor het natuurgebeuren verfoeien, 5^ij zien alleen maar on kruid, aangeplante dan wel verwilder de struiken en streng gecultiveerde 'tuinen. De stad is in hun ogen een kale woestijn met slechts hier en daar een plukje groen of een kleine oase in' de vorm van een park. Daar kan tegenin worden gebracht, dat het platteland ook niet meer is wat het is geweest. De drassige weilanden vol met orchideeën en ratelaars behoren tot het verleden. Graanakkers met klaprozen en kamille zijn zeldzaam geworden. En over de vrijwel water- plantloze sloten zwijgen we dan nog. Het is aan deze achteruitgang te danken, dat de laatste tijd de stedelij ke omgeving aan belangstelling wint. In dit licht was de studiedag met als thema 'Is de flora in de stad aan bescherming toe?', die onlangs werd gehouden, dan ook een verrassing. Relatief gezien is de stadsflora nog tamelijk rijk. In Rotterdam zijn de afgelopen acht jaar bij elkaar meer dan vijfhonderd verschillende soorten wilde planten gevonden. En in de binnenstad van Middelburg telden M. Bakker en R. Bijl in het begin van de jaren '80 bijna driehonderd soorten. Deze getallen zullen het eerder ge noemde slag mensen echter niet van gedachten doen veranderen. Immers, een flora is wat anders dan een vege tatie. Het totaal aan plantesoorten dat we flora noemen, zegt dus nog niets over hoeveel planten er in een bepaald gebied staan. De vrij rijke flora van een stad wordt vooral be paald, doordat in allerlei hoeken en gaten telkens weer andere planten staan en niet steeds dezelfde. Aan een bloemenweide of een groots bos doet de stad bepaald niet denken. Toch zijn er wel stadsvegetaties. Te denken valt aan de begroeiing van de spoorwegemplacementen bij sta- tions. Ook zijn er typische muurvege taties, vooral op oude muren. Bij vegetaties hoeft het overigens niet alleen te gaan om een groep (hogere) planten op een bepaalde plaats. Ook mossen en korstmossen kunnen voor uitgebreide vegetaties zorgen. Een prachtig voorbeeld daarvan, ook in ecologisch opzicht, is te vinden op de muren van de Abdij te Middelburg. Deze muren bezitten een zogenaamde zadelrug, een vorm die ook veel bij kerkmuurtjes te vinden is. De boven kant is dan niet vlak maar loopt naar twee zijden af. De mooiste vegetaties treft men aan op de buitenzijde van de muur die aan de noordwestelijke zijde staat. De zon heeft hierop alleen in de zomer een lichte invloed, voor de rest van het jaar staan deze schuine kantjes in de schaduw. Des te meer reden is er om ze te belichten, want ze kennen werkelijk een zeer dikke en dichte mossenbedekking. Daarbij gaat het om vele soorten die op en door elkaar groeien. Natuurlijk zit daar muurmos (Tortula muralis) bij, dat in deze tijd massaal haar sporenkapsels met oranje steel tjes omhoog steekt uit de pluizige kussentjes. Maar deze pionier van wat oudere muren komt hier toch relatief weinig voor. Het proces van mosgroei heeft blijkbaar de ondergrond al zo zacht gemaakt, dat deze soort het bijna voor gezien houdt. Een mooi voorbeeld van successie dus: opeen volging van soorten naarmate de tijd verloopt. De opvolgers zijn vooral de kussenvormende soorten gedraaid knikmos (Bryum capillare) en purper steeltje (Ceratodon purpureus). De eerste heeft vrij ronde blaadjes met een spitsje, die echter bij droogte spiraalvormig ineenkronkelen, het purpersteeltje heeft meer langwerpige blaadjes zonder spitsje. Hier en daar zit er ook het zeer fijne en vaak bruinachtige groene pluisdraad mos (Amblystegium serpens) tussen, waarvan de naam verder voor zich spreekt. Een opvallender verschijning is het steensnavelmos (Rhynchoste- gium confertum). Dat komt door de lichtgroene matjes die het vormt, als mede door de al rijpe sporenkapelsels die roodbruin gekleurd zijn en een omgebogen, ongeveer horizontale stand aannemen. Men moet deze niet verwarren met het dak-klauwtjes-mos (Hypnum cupressiforme tectorum), dat geen sporenkapsels vertoont. Tenslotte wordt de Abdijmuurvegeta- tie aan de noordkant nog opgesierd door vrij veel bekertjes van het grijs groen getinte klein bekermos (Clado- nia pyxidata), een korstmos. Het ecologisch interessante zit hem in de totaal andere indruk die de muur kantjes geven die op het zuidwesten gelegen zijn. Deze draaiing van slechts een kwart slag geeft plotseling vrij kale oppervlakten te zien. Wel zitten er wat kleine gele, donkergrijze en wittige korstmossen, maar blad mossen ontbreken vrijwel. Het aantal soorten is echter ongeveer gelijk de flora is dus even rijk. Maar de ligging heeft vooral door de mate van beschaduwing duide lijk een grote invloed op het uiterlijk van een muurvegetatie! Kerkmuurtjes, tuinmuren in steegjes en aan direct zonlicht onttrokken kademuren zijn daarom na verloop van jaren ook goede kandidaten voor een frisgroene stadsvegetatie. Laten we er zuinig op zijn. J. W. Jongepier RIJDAG 28 MAART 1986 HOBBY TE KIJK Klein bekermos Beeld van het definitieve einde van het opgelegd in de Axelse Sassing in april 1964. stoomtijdperk, voor zover het de Zeeuwse sleepboten betreft. De stoomsleepboren Leen en Zeeland Op 24 december 1953 kwam de Deense 'Lemnos' in de Pas van Terneuzen in aanvaring met een Duits schip. De Lemnos vloog in brand en zonk gedeeltelijk. Ie zou ze de kost moeten geven: al die mensen die hele dagen zo'n ender-afluisterapparaat dat 'scan- er' heet hebben aan staan om be- ichten over het scheepvaartver- eer te kunnen registreren. Zeker in ijden van stormen - en dat deed het erder deze week niet zo'n beetje- taat die scanner aan één stuk door e pruttelen. En al die bezitters van ie apparatuur maar de oren spitsen fer nog interessante dingen zijn op e vangen. Hilversum zou jaloers ijn op z'n enorme luisterdichtheid. )ie indrukwekkende belangstelling ;eeft ongeveer aan hoezeer er in deze :ontreien wordt meegeleefd met wat r gaande is op het water. Vele ientallen van die hevig geinteres- eerden hebben zich verenigd in een irganisatie, die 'j_,ekko' heet, een :lub van belangstellenden in het ileepvaart- en bergingswezen. Een ;roep uit die club van bijna fanatie ke hobby-isten, die van alles wat er naar aan foto's en documenten over lat onderwerp te voorschijn is te )euteren verzamelen, heeft nu de vererende uitnodiging ontvangen •oor het inrichten van een landelijke entoonstelling. En daarin zal tot ïiting worden gebracht, wat er op iet front van het slopen en bergen :oal te beleven is op de Westerschel- ie. Sen dergelijke expositie werd nog liet eerder zo overzichtelijk en totaal ipgezet. Uniek maar ook merkwaar- iig. Want belangstellende bezoekers ,'anuit dit gewest moeten er de pro vincie voor uit om dat alles te aan schouwen. SIu zou je eerder verwachten, dat nen in Zeeland waar het gemis aan toeristische attracties toch al als schrijnend wordt ervaren, zou staan trappelen om zo'n trekpleister bin nen de provinciegrenzen te houden. Vfaar niets van dit alles. Het natio naal sleepvaartmuseum in Maassluis raat met die eer strijken. Op 14 april opent Wout Mange, direc teur van het bergings- en transport bedrijf Van den Akker in Vlissingen, tevens directeur van de Nieuwe Vlis- singse Sleepdienst er de tentoonstel ling onder de titel 'Slepen op de Westerschelde'. Gangmaker van dit project is de 46-jarige Middelburgse documenta list en kenner van het sleepvaartge- beuren J.A. (Jaap) Heijliger. Samen met andere enthousiastelingen als P. kerts, Jac. van Belzen, J. en A. de Bruyne, C. Heykoop en J. Hoogestee- ger toog hij aan het werk op het zoeklicht op Zeeland te zetten. Het resultaat is een expositie die een historisch en actueel overzicht geeft van de sleepvaart- en bergingsactivi teiten op de Westerschelde. Jaap Heijliger' s hobby is er een van een al lange adem. Hij zat nog op de HBS in Vlissingen, waar een afdeling bestond van de Nevas, de Nederland se vereniging tot adoptatie van sche pen, een club onder leiding van aard rijkskundeleraar Lieve, ook nogal een liefhebber van het maritieme gebeuren. Het schip, dat werd gea dopteerd was de tanker Ondina van de Shell. En wanneer er dan wel eens een schip in Vlissingen binnen kwam maakte die schoolclub een excursie naar de haven om aan boord eens rond te neuzen. Zo kwamen die scho lieren ook eens aan boord van de sleepboot 'Schelde' terecht geko men. Bij hun vertrek kregen ze de uitnodging nageroepen: als je zin hebt kom je nog maar eens een keer. „En dat heb ik samen met nog een paar andere knapen ook gedaan", vertelt Jaap. Van kijken kwam varen en gegevens verzamelen. „En dat is bij mij nogal uit de hand gelopen", meldt hij lich telijk beschroomd. En Jaap is nog lang niet uitgekeken. „Het wordt steeds erger", zo voegt Heijliger's echtgenote zich vanaf de drieziets- bank quasi-moedeloos in het ge sprek. Er is ook zoveel aan de hand in Zeeland. Zeesleepvaart, havensleep- vaart, de berging en de stations dienst in Vlissingen. Vooral dat laat ste spreekt hem aan. En dan heeft Heijliger het over de sleepboten die helemaal uitgerust en toegerust klaar liggen voor alle diensten. Ge reed om bij het minste of geringste naar buiten te stormen. Een heel speciaal sfeertje. Een groot schip kan een aanvaring hebben of ergens aan de grond lopen door wat voor mankement of vergis sing dan ook, maar een sleepboot maakt een touwtje vast en dan gaan er wel allerlei natuurkundewetten in werking treden. Krachten. Een boot kan gemakkelijk een keer onderste boven gaan. Je weet niet altijd exact wat er kan gebeuren. Je maakt je berekeningen en het wordt onder zocht hoe een schip erbij zit, vooral tegenwoordig is men daar onzettend knap in. Maar toch blijf je vaak risico's houden". De Westerschelde: een grillige getij- den-rivier met vele wandelende zandbanken, diepe stroomgeulen en drempels waar weinig water staat. Een uit nautisch oogpunt bekeken moeilijk vaarwater. Ook een druk benut vaarwater. Met een scheep vaart naar en van de havens van Antwerpen, Gent, Terneuzen en Vlissingen. En dan hebben we het nog niet gehad over bestemmingen als Breskens, Hansweert en Wal soorden. Dat intensieve scheep vaartverkeer met binnenvaart en zeereuzen brengt voor de sleepvaart voortdurend werk aan de winkel. Zo is dat ook in het verleden ge weest. Sleepboten: ze zijn nodig om sche pen op de rivier of in de havens assistentie te verleden. In havens die slechts bereikbaar zijn via sluizen is die sleepbootassistentie voor grote schepen zelfs vanzelfsprekend. De sleepvaart op de Westerschelde omvat de binnensleepvaart, de zee sleepvaart met ook offhore-activitei- ten en het bergingswerk. Voor die laatste activiteiten worden speciaal uitgeruste vaartuigen benut. On danks opmerkelijke verbeteringen in de navigatie-mogelijkheden en navi gatiehulpmiddelen blijft sleepbootassistentie op de rivier en in de havens onontbeerlijk. Gelet op de Belgische belangen neemt de Unie van Redding en Sleepdienst uit Antwerpen een be langrijke plaats in bij het sleepvaart- gebeuren op Westerschelde. Deze maatschappij heeft haven- bergings- en zeesleepboten gestationeerd in Antwerpen, het kanaal van Gent naar Terneuzen en in Vlissingen. In Terneuzen is ook gevestigd de sleep dienst Willem Muller sedert enkele jaren behorend tot het Wijsmuller- concern. En in Hansweert hebben we ook nog het sleepvaart- en bergings bedrijf van Leen Polderman. Het in Vlissingen gevestigde ber gings- en transportbedrijf Van den Akker en de Nieuwe Vlissingse Sleepdienst behoren tot het Smit Internationale Concern. En 'De Schelde' heeft vier sleepboten die worden ingezet ten behoeve van de scheepswerf. Vlissingen neemt als bergingssta tion een bijzondere plaats in. Van de vier oorspronkelijke stations langs de Nederlandse kust met Terschel ling, Ijmuiden, Hoek van Holland en Vlissingen zijn uitsluitend nog in Vlissingen specifiek voor dit doel bestemde sleepboten gestationeerd. Dat bergingsstation dateert nog van de tijd van het gereed komen van de uitgebreide buitenhaven van Vlissin gen in 1925. Grote blikvanger op de expositie in Maassluis is een ma maquette die een duidelijk beeld geeft van de nautische situatie rond Vlissingen en de Westerschelde. De expositie geeft voorts aan de hand van fotomate riaal een beeld van de historische en actuele situatie in het Scheldege- bied. Het historische gedeelte laat onder meer zien dat voor de tweede wereldoorlog behalve sleepboten uit Rotterdam en Antwerpen zelfs Duit se slepers brood zagen in het Schel- degebied. Er staan modellen opge steld van Zeeuwse en Belgische he dendaagse sleepboten, van een ber gingsvaartuig uit Vlissingen en ook komen de stoomsleepboten uit het verleden nog eens in beeld. Een diaprogramma is gewijd aan de sleepvaart in Zeeland. Tenslotte valt er een videofilm te zien die Pim Korver maakte over de berging van de gevaarlijke lading uit de Mont Louis, voor de Belgische kust in aanvaring gekomen met een ferry boot van de Olaulijn. De expositie loopt tot en met 12 oktober in Maassluis. Terwijl sup poosten daar een oogje houden op wat er uit particuliere collecties is samengebracht en vanuit de bedrij ven is aangevuld gaan de documen talisten volijverig verder met het verzamelen van gegevens. Zo vraagt momenteel het oprui- mingswerk van wrakken en wrakres- ten van in de loop der jaren op de Westerschelde gezonken schepen een belangrijke activiteit als voor loopwerkzaamheden voor een ver dere beveiliging en verdieping van het vaarwater. „Wrakken, daar lig gen er hier hele stapels van", zegt Jaap Heijliger bijna gniffelend, want hij zit alweer handenwrijvend te wachten op wat er nu weer aan belangrijk materiaal letterlijk en fi guurlijk boven water kan komen. Bij al die gegevens die er vallen te registreren hoort ook het aspect van de concurrentie. Dat onderwerp geeft aan de liefhebberij van Heijli ger en de zijnen een speciale dimen sie'. Wijselijk trekt hij geen partij wie gemeen is en wie eerlijk. „Ik maak geen keus. Ik constateer alleen dat het gebeurt. Ik ga mijn hobby er niet voor afzeggen. Als ik fan ben van een voetbalclub mag die club heel wat uitvreten wil ik mijn lidmaatschap van die fanclub opzeggen. Zo ligt het hier ook ongeveer". Jacques Cats

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1986 | | pagina 9