'Ik ben hier
in de politiek
grootgebracht'
WILLEM SLOOTS
Antwoord
Makelaar
Hectisch
Commissie
stemmen uit de kerken
Politiek?
Ruimte
Conflicten
VRIJDAG 7 MAART 1986
(Door Henk Dam)
1*/fen komt niet gauw op de gedachte de illustere dominee Ian Paisley een gematigd leider
-'■'■'■van de Noordierse protestanten te noemen. Niettemin, zo staat hij nu bekend na een week
van even belangwekkende als potentieel explosieve gebeurtenissen.
Het begon vorige week dinsdag. Paisley, leider van de Democratie Unionist Party (DUP),
vervoegde zich toen samen met zijn collega James Molyneaux van de Official Unionist Party
(OUP) bij premier Thatcher om te praten over een oud zeer: het Brits-Ierse verdrag.
Ter opfrissing van het geheugen: dat
verdrag werd 15 november door de
premiers van Engeland en Ierland
ondertekend. Het geeft voor het eerst
sinds de Ierse Republiek onafhanke
lijk werd Ierland enige zeggenschap in
Noordierse zaken.
Unionistische (protestantse) politici
zijn altijd tegen het akkoord geweest
omdat zij het als een eerste stap zien
op weg naar de door hen zo gevreesde
fusie tussen Ierland en Noord-Ierland.
Ze reageerden op het verdrag met een
strategisch aktieplan.
Voorlopig hoogtepunt van dat plan
waren de tussentijdse verkiezingen
van januari in 15 Noordierse kiesdis
tricten voor een Lagerhuiszetel. Die
verkiezingen waren afgedwongen
doordat alle unionistische politici in
het Lagerhuis hun zetel ter beschik
king hadden gesteld.
De verkiezingen hadden het verwach
te resultaat (hoewel niet helemaal): in
14 van de 15 districten werd de unio
nistische kandidaat met grote meer
derheid herkozen. Dat bewijst, aldus
Paisley en Molyneaux, dat de Noord
ierse protestanten het akkoord niet
moeten.
Met die boodschap stapten de beide
heren dus dinsdag naar mevrouw
Thatcher toe, die het geijkte ant
woord gaf. „Of u nu hoog of laag
springt, er is geen sprake van dat wij
het Brits-Ierse akkoord opzeggen,
omdat wij dat als enige mogelijkheid
voor een vreedzaam Noord-Ierland
zien".
Daarop gebeurde er iets opmerkelijks.
Zowel Paisley als Molyneaux veran
derden hun liedje. In plaats van direct
op te stappen toonden ze zich bereid
met de premier ernstig en constructief
van gedachten te wisselen over de
toekomst van Noord-Ierland.
Met name hadden ze oren naar de
belofte van mevrouw Thatcher, dat de
rechtstreekse invloed van Londen en
Dublin op Noordierse zaken zeer zou
kunnen verminderen als de Noordier
se politici zelf een bestuursvorm zou
den kunnen vinden waarbij de katho
lieke minderheid ook tot haar recht
komt.
Dat is geheel in de geest van het
verdrag. Ierland is daarin inspraak
gegeven om de belangen van de ka
tholieke minderheid van Noord-Ier
land te verdedigen. Die inspraak is
niet langer nodig als de minderheid
het gevoel zou krijgen dat met haar
belangen in Noord-Ierland zelf reke
ning wordt gehouden.
„Het is dus aan u", zei premier That
cher tot de twee unionistische politici.
Noord-Ierland kan binnen het Ver
enigd Koninkrijk een grote mate van
zelfstandigheid krijgen als zowel pro
testanten als katholieken dat willen
en aankunnen, dat wil zeggen: als
beide volksdelen zich in zo'n relatief
autonoom Noord-Ierland kunnen vin
den.
Met die boodschap gingen Paisley en
Molyneaux dinsdagavond naar hun
achterban in Ulster. Ze zeiden dat er
geen kans op was dat het akkoord
opgezegd zou worden, dat er over
Thatcher's voorstellen zou moeten
worden nagedacht, en dat het mis
schien daarom niet zinvol was de voor
maandag uitgeschreven protest-sta
king te laten doorgaan.
Maar die achterban, onder leiding
van de politicus Peter Robinson,
voelde hier niets voor. Integendeel,
het verzet tegen het Brits-Ierse ak
koord moet verder worden opge
voerd, en om te beginnen moet de
eendaagse staking doorgaan, zo kre
gen de twee protestantse leiders te
horen op een manier die alleen maar
als „vernederend" kan worden om
schreven.
Paisley en Molyneaux konden niets
anders doen dan hun voorstellen in
trekken. En dus was er maandag een
staking in Noord-Ierland, Winkels wa
ren dicht, fabrieken gesloten, electri-
citeitscentrales gingen plat, de
schooldeuren bleven toe, en er land
den geen vliegtuigen.
Maar er was meer aan de hand: 47
agenten raakten gewond, 35 keer
werd er op politiemensen geschoten,
er werden 57 arrestaties verricht, er
waren 237 berichten van intimidatie,
329 van vernielde bezittingen en er
werden 670 wegversperringen opge
richt.
Kortom: de staking van de protestan
ten was zo wijdverspreid omdat die
met intimidatie en grof geweld was
afgedwongen. Mensen die toch wilden
werken, konden stenen naar hun
hoofd krijgen; er werden openlijk wa
pens gedragen.
Dat was allemaal geenszins de bedoe
ling van Molyneaux en Paisley, die
een waardige demonstratie van pro
testantse afkeer voor ogen hadden.
Molyneaux zei daags na de staking
direct dat zijn partij zich nu niet meer
achter stakingen zal opstellen.
Paisley hield in zoverre een slag om de
arm, dat hij zei „geen wapen uit
handen te willen geven". Maar ook hij
veroordeelde het geweld in duidelijke
bewoordingen. Het is echter de vraag
of de woorden van Molyneaux en
Paisley er nog veel toe doen.
Want achter hun ruggen om heeft zich
Dominee Ian Paisley, John McQuade
en Peter Robinson bij het verlaten van
het Engelse parlement.
De zorg in Noord-Ierland. voor de al lang voorspelde burgeroorlog is groeiende, nu ook de strijd van protestante kant
feller lijkt te worden.
nu een aanzienlijk radicaler vorm van
unionisme ontwikkeld. Het gaat om
Noordierse mannen en vrouwen die
geen enkele concessie willen doen, die
niets met het Brits-Ierse verdrag te
maken willen hebben, en die geweld
niet schuwen.
Hun machtsbases zijn de pijlsnel uit
de grond geschoten Ulster Clubs, ver
enigingen van unionisten, leden van
de antieke Oranje-orden en - en dat is
werkelijk zorgwekkend - leden van
paramilitaire groepen als de Ulster
Defence Association (UDA), die zich
lang koest hebben gehouden maar
niettemin het protestantse antwoord
op de IRA zijn.
De Ulster Clubs hebben nu ruim
10.000 leden. Als hun onofficiële
woordvoerder treedt op de al ge
noemde Peter Robinson, tweede man
in Paisley's DUP. De 37-jarige Robin
son, een gewezen makelaar, is hard
bezig zich te ontwikkelen tot de
werkelijke leider van de Noordierse
protestanten.
En dat is geen prettig vooruitzicht,
want vergeleken bij hem is Paisley
bijna een goedzak, iemand met mis
schien een veel te grote mond, maar
uiteindelijk een man met het hart op
de juiste plaats en een, als het erop
aankomt, aanzienlijke dosis gezond
verstand.
Collega-politici omschrijven Robin
son daarentegen als „kil, klinisch en
destructief', „door en door rot", „een
reptiel". En wie naar Robinson zelf
luistert, heeft ook weinig reden tot
optimisme. Over het geweld rond de
staking zei hij: „Niet prettig, maar
begrijpelijk".
Over de toekomst van Noord-Ierland,
als de Britse regering niet toegeeft:
„We zitten hier bovenop een vulkaan.
Straks spat die uit elkaar. Dan zal de
slag om Ulster losbarsten, hier, op
straat". En, in een ander verband:
„We zijn op weg naar de oorlog".
We zullen zien. De burgeroorlog in
Noord-Ierland wordt nu al jarenlang
voorspeld tenslotte. Maar Robinson is
een gevaarlijk man met aanzienlijke
steun in de DUP, de OUP en de
extremistische protestantse rand
groepen, en een invloed die nog dage
lijks toeneemt.
Het protestantse verzet tegen het
Brits-Ierse verdrag gaat nu vooral
dankzij hem gewoon door. Protes
tantse politici gaan zich de komende
maanden uit de lokale politiek terug
trekken. Niet-politieke bestuurscol
leges zullen ook door boycots getrof
fen worden.
Er is verder alle reden om met grote
zorg uit te zien naar de Oranjemarsen
die jaarlijks in de zomer worden
gehouden. Die zijn altijd het symbool
bij uitstek van protestants extremis
me geweest. Zal dan de komende
zomer Robinson's vulkaan ontplof
fen?
(Door Jan Dirk van Scheyen)
Het nieuwe Zeeuwse PvdA-
Tweede Kamerlid mr Willem
Sloots (35) wil graag na de komende
verkiezingen terugkeren in de Ka
mer. „Het is natuurlijk een schitte
rende en heel eervolle functie", zegt
hij. „Maar de kans is erg groot dat
ik niet terugkom".
De dinsdag beëdigde opvolger van
Jaap van der Doef heeft geen gebrek
aan realiteitszin. Immers, het ge
westelijk bestuur van Zeeland van
de PvdA heeft niet Sloots maar de
Middelburger John Lilipaly op de
kamerlijst een verkiesbare, derde,
plaats gegeven (na Den Uyl en Kok)
en hem daarmee gebombardeerd tot
Zeeuws Kamerkandidaat.
Sloots zegt dat hij het prima vindt
dat Lilipaly naar voren is geschoven,
maar hij maakt uit de brief van het
gewestelijk bestuur niet op, waarom
dat gebeurde.
De uiteindelijk gekozen volgorde
van kandidaten (met Sloots op een
onverkiesbare vijfde plaats) wordt
niet gemotiveerd, en dat vindt
Sloots opmerkelijk, aangezien in de
brief over andere kandidaten net
zulke positieve opmerkingen wor
den gemaakt als over Lilipaly. In het
geval Lilipaly, die als Molukker
beantwoordt aan de door een aanbe
velingscommissie geuite voorkeur
voor een vertegenwoordiger van een
minderheidsgroep, werd gewezen op
diens deskundigheid op onderwijs
gebied.
De niet toegelichte volgorde vindt
het nieuwe Kamerlid „het goed
recht van het gewestelijk bestuur".
„Maar het maakt het keuzemoment
niet makkelijker", aldus Sloots. De
gewestelijke PvdA-vergadering, die
op 22 maart de definitieve lijst vast
stelt „krijgt op deze manier geen
duidelijke keuze voorgelegd". Of een
en ander de uiteindelijke opstelling
zal bemoeilijken, durft hij niet te
zeggen. Zoals bekend mag de 50
mensen tellende vergadering de
voordracht van het bestuur veran
deren. In Sloots' woorden: „Ja inder
daad, daar kan men op 'schieten'.
Sloots, die tot zijn komst in de
Kamer wetgevend jurist was bij het
ministerie van WVC, zegt dat de
gewestelijke vergadering „enkele
belangen in de gaten moet houden".
Hij wijst onder meer op de continui-
teit binnen de Kamerfractie waar
Mr W. Sloots
mee de PvdA gebaat is. Hij memo
reert dat de fractie nadrukkelijk
behoefte heeft aan (wetgevende) ju
risten en economen.
Dat Sloots nu na het vertrek van
Van der Doef Kamerlid werd heeft
te maken met de Zeeuwse kandi
daatstelling voor de vorige Kamer
verkiezingen. Hij stond toen op de
derde plaats na Bert Broekhuis.
Omdat die inmiddels burgemeester
van Cromstrijen is geworden, was
het logisch dat Sloots tot de komen
de verkiezingen van mei Van der
Doef ging opvolgen.
Hij ging gisteren zijn derde dag in
de Kamer in. „Het is die eerste
dagen een gruwelijk geloop", ver
zucht hij, „en leven in een razend
tempo".
„Er gebeurt hier erg veel nagenoeg
tegelijk. Dat niet de plenaire debat
ten maar de commissievergaderin
gen de hoofdmoot zijn, dat wist ik al,
maar er zijn ook zeer veel besloten
fractiecommissies waar je bij moet
zijn. Ik heb zo'n klein agendaatje bi
me, maar ik kan je verzekeren dat
dat nu al knap vol staat".
„Nu ik er middenin zit, blijkt dit
bedrijf nóg hectischer te zijn dan het
naar mijn indruk al was". Hij denkt
dat dat ook komt doordat iedereen
nog zeer veel wil afwerken voor de
verkiezingen. Sloots is geen onbe
kende op het Binnenhof. Menigmaal
volgde hij als departementaal amb
tenaar de debatten in 's lands verga
derzaal vanaf de ambtenarentribu-
ne. Hij heeft er voordeel van dat hi
als wetgevend jurist zeer geregeld
contacten had met Kamerleden
over bijvoorbeeld de redactie van
amendementen, waardoor hij zelfs
méér dan menig collega-ambtenaar
aan het politieke wereldje kon 'rui
ken'.
„Iedereen doet erg zijn best om me
snel wegwijs te maken. Als je dan
ook de voorsprong hebt dat je niet
helemaal een vreemde bent in de
politiek, kun je snel inwerken. En
dat is een voordeel, gezien de korte
periode dat ik hier zit. Ik wil de
komende tijd nog zo zinvol mogelijk
bezig zijn".
Hij gaat zich in de Kamer niet
uitsluitend bezighouden met zaken
uit de 'portefeuille' van Jaap van der
Doef. Wél zal hij net als zijn voorgan
ger specifiek Zeeuwse onderwerpen
behartigen en lid worden van de
vaste commissie voor verkeer en
waterstaat, waarin hij zich onder
meer met het loodswezen wil bezig
houden. Gezien zijn deskundigheid
op het terrein van de welzijnswetge-
ving, is hij voorgesteld als lid van de
vaste commissies voor welzijn en
cultuur, volksgezondheid en justitie
Voorts zal hij lid worden van de
vaste commissie voor de Nationale
ombudsman.
De in Den Haag geboren Sloots, die
zich inmiddels vanuit zijn woon
plaats Schiedam in Middelburg
heeft gevestigd (zijn gezin blijft
voorlopig in Schiedam), voelt zich
„nadrukkelijk" Zeeuws Kamerlid.
Hij heeft tien jaar in deze provincie
gezeten - totdat hij „noodgedwon
gen" moest verhuizen - en is goed
bekend met de Zeeuwse verhoudin
gen. Op zijn 28-ste werd hij lid van
de gemeenteraad van Goes voor de
PvdA, hij maakte deel uit van hel
gewestelijk bestuur van die partij,
Sloots: „In politiek opzicht ben ik
in Zeeland grootgebracht".
'Nee tegen de kern wapens blijft
De gereformeerde synode is enkele dagen gele
den niet bezweken onder de zware druk uit de
kerken haar uitspraak van 7 maart 1984 over de
kernwapens terug te nemen of te herzien. Niet
minder dan een kleine 400 reacties en bezwaar
schriften waren tegen die uitspraak ingebracht.
Deze blijft bestaan, al vond de synode - in het
voetspoor van een commissie ad hoe die advies
had uitgebracht - dat hier en daar een wat
voorzichtiger formulering had kunnen worden
gebruikt en dat sommige onderdelen van de uit
spraak aanleiding hadden kunnen geven tot het
ontstaan van misverstanden.
Op 7 maart 1984 had de synode met 50 tegen 18
stemmen besloten haar dagelijks bestuur op te
dragen regering en parlement te manen, onder
verwijzing naar een uitspraak uit 1978, „af te zien
van elke nieuwe stap op de weg van de nucleaire
bewapeningswedloop (waaronder het plaatsen van
kruisraketten) en haast te maken met het politieke
proces van terugdringing van nucleaire wapensys
temen". De meerderheid van de synode vond de
uitspraak niet meer of minder dan de consequentie
van wat de synode al in 1978 had gezegd, n.l. „dat
massavemietingswapens en -methoden en de bewa
peningswedloop in strijd zijn met Gods heil voor
deze wereld en dus uit den boze". Tegen die
opvatting had toen niemand bezwaar gemaakt. Dat
hoefde ook niet naar de visie van de minderheid.
Want daarin ging het niet over het politieke punt
van het al dan niet plaatsen van die wapens in
Nederland. Nu dat wel het geval was moest de kerk
er verre van blijven. Daar had en heb je de
volksvertegenwoordiging voor. Daar zitten ook po
litici van christelijke partijen in.
De eerste maanden na de synodeuitspraak in 1984
waren hectische tijden voor de Geref. Kerken. Er is
waarschijnlijk niet één kerkeraad of classis ge
weest die niet vele uren van vaak hooglopende
discussie aan het onderwerp heeft gewijd.
Iedere gereformeerde werd geacht een standpunt te
hebben. Aangemoedigd door het ICTO (dat in
dezelfde synodevergadering een verzoek om finan
ciële steun zag afgewezen) werden individueel en
collectief verwoede pogingen ondernomen het be
sluit van tafel te krijgen. Het moet tegenstanders
van de uitspraak grote voldoening hebben gegeven
dat 'de politiek' in hun opvatting verstandiger was:
het 1-novemberbesluit tot plaatsing van kruisraket
ten werd, onder bijna volledige instemming van de
christelijke politieke partijen, genomen: het manen
was tevergeefs geweest.
Zoals gezegd heeft een commissie ad hoe zich over
de ingekomen reacties en bezwaren gebogen. Zij
verscheen met een 25 bladzijden tellend rapport
dat de basis voor de bespreking in de synode heeft
gevormd.
De uitspraak niet intrekken, zo adviseerde de
commissie. Het besluit is een gedateerd besluit
geweest: tóen was spreken noodzakelijk, tóen ook is
de brief aan regering en parlement gestuurd. Men
kan nu toch moeilijk tegen 'Den Haag' zeggen:
beschouwt u die brief als niet gezonden, want wij
vinden nu dat wij die brief eigenlijk niet hadden
mogen verzenden.
Kritiek had de commissie op een aantal formulerin
gen, maar niet op de strekking van het besluit. Zo
vond zij vooral de wijze waarop in de overwegingen
en de uitspraak naar bijbelteksten en -gedeelten
wordt verwezen vatbaar voor kritiek. Kerkleden die
bezwaar hadden tegen de uitspraak hebben sommi
ge verwijzingen beschouwd als Schriftbewijs, terwijl
dat niet de bedoeling was en ook niet kon zijn.
Zo had de synode o.a. uitgesproken „dat alle
vertrouwen op en dreigen met wapens die massale
vernietiging van de bevolking bewerken in strijd is
met een leven in de navolging van Christus, die niet
tot het einde heeft vernietigd, maar tot het einde
heeft liefgehad". Daaruit konden mensen die kern
bewapening aanvaarden concluderen dat zij dus
niet in de navolging van Christus leven. En, zegt de
commissie, die toevoeging dat Christus niet tot het
einde heeft vernietigd, had beter weggelaten kun
nen worden: zij was overbodig.
Het omsmeden van zwaarden tot ploegscharen
(waar in de uitspraak ook sprake van was) is een
visioen, een profetie over de eindstrijd, waarvan
de vervulling zich niet binnen onze geschiedenis
voltrekt, zegt de commissie.
Je mag dus niet zonder meer zeggen dat dit visioen
o.a. gestalte dient te krijgen in het aanwenden van
middelen voor de bestrijding van armoede in plaats
van voor nucleaire taken. De commissie zou de
voorkeur hebben gegeven aan een voorzichtiger,
indirectere formulering. Wat de commissie in het
algemeen bepleit is dat synodale uitspraken over
maatschappelijke vragen (welke uitspraken als
zodanig zij niet verwerpt) zó worden geformuleerd
dat zij die deze uitspraken niet kunnen onderschrij
ven zich niet veroordeeld hoeven te voelen. Dat
blijkt nu wél te zijn gebeurd, ook al heeft de synode
de gewetens van de kerkleden niet gebonden en al
was er evenmin sprake van een strikt juridische
binding. Bindend gezag in uitspraken over vraag
stukken van de samenleving moet veeleer hierin
bestaan dat de synode een bij haar gegroeide
overtuiging de leden op het hart bindt, in de
verwachting dat zij deze overtuiging overwegen, op
haar bedoelingen beoordelen en dat bij het licht van
Gods Woord.
De synode deed in 1984 geen politieke uitspraak,
als men aanvaardt dat er een kerkelijke verant
woordelijkheid is om, zo nodig, over samenle
vingsvraagstukken te spreken.
Daar kan temeer reden voor zijn naarmate christe
lijke organisaties ('kerk-als-organisme') verdwijnen.
De 'kerk-als-instituut' zal zich dan meer zélf met
maatschappelijke vragen moeten inlaten. Over de
grenzen en voorwaarden daarvan loopt al jaren de
discussie - zij lijkt voorlopig nog niet te eindigen
(zie Kuiterts jongste bijdrage daarvan in zijn boek
over politiek o.a.).
Dat niet alle synodeleden het eens waren met de
inhoud van het commissierapport was te verwach
ten. Tegenstanders van de uitspraak-1984 vonden
dat de kool en de geit waren gespaard en dat de
bezwaarden niet helemaal serieus waren genomen.
De commissie had moeten voorstellen het besluit
in te trekken. Volgens anderen had de commissie
in haar kritiek niet zo ver behoeven te gaan. Er is
bovendien naar hun oordeel in de Geref. Kerken
méér aan de hand dan een discussie over een
misschien wat minder gelukkig gekozen woord.
Ook in deze kwestie van het kernwapenbesluit
komt duidelijk aan het licht dat er in de Geref.
Kerken sprake is van twee elkaar uitsluitende
opvattingen over maatschappelijke consequenties
die het geloven en het belijden met zich meebren
gen. Natuurlijk moet men pogen op één lijn te
komen. Platformgesprekken zoals die op diverse
plaatsen over de vraagstukken van oorlog en vrede
zijn gevoerd hebben meer begrip voor eikaars
opvattingen gebracht. Dat is winst, maar het
betekent niet dat nu „met één hart en met één
mond" wordt gesproken.
Het „lief zijn voor elkaar" is niet de grootste
gereformeerde deugd. In het „proeven van eikaars
nieren" is men veel sterker. Dat brengt met zich
mee dat velen de grootst mogelijke moeite hebben
te erkennen dat de Geref. Kerken inmiddels een
pluraal karakter hebben. Het kernpunt ligt bij de
vraag of men elkaar onder hetzelfde kerkdak de
ruimte wil gunnen van uiteenlopende visies en
opvattingen die aanzienlijk meer te maken hebben
met de ethiek dan met het dogma.
Wie bij de recente synodebehandeling kennis neemt
van de acties van de werkgroep 'Geref. Kerken uit
het IKV' slaat de schrik om het hart. Met pagina
grote advertenties in Trouw en Friesch Dagblad,
gevuld met een duizendtal namen van 'bezwaar
den', heeft men zich, „omwille van de eenheid in de
Geref. Kerken", tot de synode gewend met het
verzoek de uitspraak-1984 terug te nemen of te
herzien.
Twee VU-medewerkers - de socioloog dr. J. Hen
driks en de sociaal-geograaf drs. S. Stoppels -
hebben in een boekje 'Uitspraak - Tegenspraak -
Samenspraak' geschreven dat de Geref. Kerken
moeten leren omgaan met conflicten.
Zij deden dit na analyse en bestudering van 114
ingezonden stukken in Trouw over het omstreden
synodebesluit. De schrijvers spreken van een des
tructief conflictproces, gevolg van het ontbreken
van vaardigheid tot het bereiken van constructieve
oplossingen van conflicten, van een te simpele
opvatting van het wezenlijke van een conflict en
van een teveel uit het oog verliezen van subjectieve
factoren als angst, belangen en antipathieën. Zij
doen een aantal suggesties aan de hand zoals
pastoraal leiderschap, het gesprek als model voor
alle pastoraal handelen in kleine, gevarieerd samen
gestelde groepen, het respecteren van eikaars eigen
verantwoordelijkheid, het scheppen van een sfeer
van veiligheid, het zodanig formuleren van de
problemen dat er een gemeenschappelijk belang
ontstaat enz. Op diverse plaatsen wordt al zo
gewerkt.
De raadgevingen van de VU-medewerkers mogen
zeker niet in de wind worden geslagen. Toch zal
steeds weer blijken dat, met alle begrip en toleran
tie jegens elkaar, bij mensen sprake is van een heel
diepe geloofsovertuiging. Het volstrekte afwijzen
van de gruwel der kernbewapening hoort tot deze
categorie.
J. J. Tevel