JOOP ZOETEMELK PETER WINNEN ...de volgende keer word ik met de grond gelijkgemaakt ...thurau heeft geweldig veel geld geschep PZC/Tour '85 HET GELE GEVAAR afgedwongen hikken hoogspanning halve dag registers vertienvoudigd VRIJDAG 21 JUNI 1985 .je wilt je carrière zo goed mogelijk afsluiten... De organisatoren van de criteriums zijn gewaarschuwd. De open rijtuigen en grote limousines, die ze hadden besteld om er Joop Zoetemelk zijn afscheidsronde in de laten rijden, kunnen nog maar beter even in de stalling blijven. Zoetemelk denkt weliswaar aan stoppen, hij kan alleen de rem een beetje moeilijk vinden. Niemand staat er van te kijken als hij volgend seizoen weer gewoon op de fiets klimt en toch nog maar een jaartje aan zijn lange loopbaan vastplakt. „Zelf twijfel ik niet, maar misschien dat ze me aan het twijfelen brengen", zegt de 38-jarige routinier en hij glimlacht er verontschuldigend bij. Hij capituleerde voor het verzoek van zijn ploegleider Jan Raas deel te nemen aan de Tour de France, die luj had afgezworen met de vastberaden heid van een kettingroker die op nieuwjaarsmorgen met veel bravour zijn pakje sigaretten wegsmijt in de brandende kerstbomen. Zoetemelk is een verslaafde en als hij de geur opsnuift is hij niet te houden. Nog voor dat hijja" zei tegen de Tour' lag er trouwens al een andere uitnodi ging. Want de wielerbond wil hem dolgraag in de oranje trui zien ver trekken in het wereldkampioenschap. „De KNWU heeft me laten weten dat, als ik zin heb, ik dat alleen maar ja hoef te zeggen en ik word weer opge steld", meldt hij langs zijn neus weg;. De Franse Nederlander hoeft daar geen examen meer voor af te leggen. Hf) staat boven de wet. „Op grond van wat ik heb gepres teerd dit seizoen. In vergelijking met anderen heb ik het al afgedwongen. Ik wacht net als vorig jaar tot het laatste moment. Als de conditie niet in orde is, kunnen ze beter een ander laten gaan. Ze weten bij de bond dat ik zo denk. Net zo goed als ze weten dat ik een goede prestatie kan leve ren, wanneer ik zeg dat ik mee zal gaan". Joop Zoetemelk in z'n luxueuze hotel Le Richemond in Meaux, aan de weg die toeristen plegen te nemen wan neer ze de files op de Boulevard Périphérique in Parijs willen mijden. Het telt 42 kamers, wordt gedreven door zijn vrouw Francoise, die zes tien man personeel onder zich heeft. Joop Zoetemelk zelf komt er zelden, hoewel je er toch moeilijk om hem heen kunt. In de lounge en het restau rant hangen levensgrote foto's van hem en er staan talrijke trofeeen. „Iets minder had van mij ook wel gemogen", zegt hij bescheiden als hij zo onopvallend mogelijk tussen de tafeltjes doorschuifelt. Hij kiest een plaats op het zonovergoten terras da t uitziet op de rivier de Marne. Het menu biedt de onvermijdelijke scho tel rauwe groenten, een parelhoen in een kostelijke saus en kaas („De brie is van deze streek"). Zoetemelk drinkt water en laat de wijn staan. Hij moet nog wat trainen. De Tour staat voor de deur. Want Jan Raas mag dan een blanco cheque voor hem hebben uitgeschre ven en de verzekering hebben gege ven dat hij niet onder druk staat, voor spek en bonen meerijden is niets voor hem. Zo denkt hij er het hele seizoen al over. Na de aankondiging dat het zijn laatste jaar zou zijn, stortte hij zich energiek op alle wed strijden, waar hij van start ging. „Mijn instelling is dat ik zo goed mogelijk wil blijven presteren. Dat kan alleen door te blijven trainen en je goed te verzorgen. Je wilt je carriè re toch zo goed mogelijk afsluiten. Overal een beetje verloren rondrij den is niets voor mij...", vertelt hij tussen twee happen door. Maar de Tour is een hele brok. Een evenement waar hij tegenaan heeft, zitten hikken. Heen en weer geslin gerd tussen willen en kunnen. Het vlammetje in hem is altijd blijven branden. Raas wist het en wakkerde het vuur aan. „Ik heb geen voorberei ding gedaan die bij een Tour hoort, dus doe ik ook de Tour de France niet", zei Zoetemelk resoluut, daags voordat hij uit zijn wankele even wicht werd gebracht. Maar het en thousiasme voor de dingen die hij in die periode wel zou doen - een vra- genrubriek in een krant, meerijden met een tocht voor wielertoeristen- was ook niet groot. Want fietsen is zijn leven. Wie dat weet had dit seizoen argu menten genoeg om Zoetemelk wat bij te sturen. De Tirreno-Adriatico win nen, vierde worden in de Ronde van Romandië, hield Raas hem voor, dan moet je de Tour ook nog kunnen. Niet voor de overwinning, misschien niet eens voor een plaats bij de eerste tien. Aanwezig zijn en een voorbeeld vor men voor de jongeren, zou al genoeg zijn. „Weet je", zegt Zoetemelk zacht, „twee jaar geleden reed ik een slechte Dauphiné en presteerde ik niets in Zwitserland. Toch kwam ik er in de Tour doorheen en liep het wel". Al vaker leek het moment aangebro ken dat hij de wielersport beter de rug kon toekeren. Toch ging hij stug door, terwijl om hem heen zijn generatiege noten afhaakten omdat ze het wieier- bestaan beu waren. „Roger de Vlae- minck vertelde dat zijn grootste pro bleem was om iedere dag vijf, zes uur te trainen. Dat kon hij niet meer opbrengen. Ik heb dat niet. Ik vind het heerlijk. Je kunt hier in de omge ving uren rijden, zonder dat je een auto tegenkomt. Geweldig is dat. Toen ik dat aan Roger vertelde zei hij: dan kun jij nog blijven koersen. Ik denk dat er bij hem altijd druk op heeft gestaan. Hij moest winnen. En dat is bij mij niet het geval geweest". In die ontspannen sfeer mag hij in Plumelec van start gaan. Raas laat er een jongere renner voor thuis. De opvolgers staan nog niet klaar. „Dat kan snel veranderen", vindt Zoete melk. „Op dit moment is het voor die jongeren moeilijk om in de publiciteit te komen. De oude renners trekken dat nog naar zich toe. Maar Van der Poel moet toch een man zijn voor de klassiekers en in de Tour voor de groene trui. En renners voor het klas sement komen er misschien ook in eens weer". Zoetemelk moet voor die nieuwe generatie een voorbeeld zijn. Een monnik, die zijn leven heeft gewijd aan de wielersport en nu in de tempel van de Tour de France de hogepries ters Levitan en Goddet nogmaals zal dienen. -Vraag hem niet naar het waarom. „Anderen zijn beroepsren ner geworden en ik ben een beetje amateur gebleven", luidt zijn verkla ring. In elk geval hoeft hij niet te denken aan dat verschrikkelijke mo ment van afscheid. Geen rondje op een boerenkar door het dorp, een bos gladiolen in de armen. Liever geen aubade door het plaatselijke kinder koor of een rit in een oldtimer over het parkoers van een criterium, waar hij voor het laatst over cirkelt. „Als ze het doen, is het omdat ik het verdiend heb, maar als ze het niet doen is het nog beter", redeneert hij. Want Zoetemelk haat afscheid ne men en dat maakt het gemakkelijker om het nog even uit te stellen. Van drie weken Tour de France hangt het volgende maand af op welk niveau Peter Winnen in 1986 terecht komt. Als de balans straks in Parijs wordt opgemaakt, mag de Limburger in de top van het klasse ment niet ontbreken. Een herhaling van vorig jaar, toen hij in de belang rijkste wedstrijd van het jaar ver beneden zijn kunnen bleef, houdt nu onherroepelijk in dat hij de komen de twee jaar bij Panasonic dingen moet gaan doen waarvoor hij zijn contract eigenlijk niet heeft ver lengd. Het wordt dus buigen of barsten voor de soms eigenzinnige Limburger die zich maar al te goed realiseert wat hem bij een nieuwe miskleun in de Tour boven het hoofd hangt. „Dan word ik gewoon een broodrenner", klinkt het realitisch uit zijn mond. „Het is een risico dat ronde-renners altijd met zich meedragen. Van die ene wedstrijd moet ik het hebben. Soms ben ik wel eens jaloers op de jongens die de klassiekers rijden. Want zij krijgen meer kansen". Het liefst wil Peter Winnen eigenlijk helemaal niet over 'zijn laatste kans' praten. „Laat mij maar lekker met rust. Ik heb niets bijzonders te mel den. Hoe meer ik nu in de publiciteit kom, des te hoger zijn straks de verwachtingen weer. En wat schiet ik daar allemaal mee op? Op de flets wordt de Tour uitgevochten, niet door allerlei uitspraken in kranten. Vorig jaar kreeg ik zelfs mensen van het parochieblaadje over de vloer. Wat heb ik er allemaal aan?". Maar Peter Winnen ontkomt op dit tijdstip van het seizoen nu eenmaal niet aan die extra aandacht. De komende weken is hij toch weer de man die in de Tour door iedereen met argusogen wordt gevolgd. De grote vraag is dan ook of Peter Winnen in de huidige situatie wel tegen die druk bestand zal zijn. „Ik sta onder hoogspanning", geeft hij toe, „maar gelukkig heb ik nu nog het voordeel van de twijfel. Na één slechte Tour krijg je hier en daar tenminste nog wat krediet. Pas bij een tweede mislukking word ik met de grond gelijkgemaakt". De gevolgen van zijn eerste slechte Tour in vier jaar vielen vorig jaar nogal mee zegt hij. „Ik werd wat minder gevraagd voor de crite riums, maar dat was niet verontrus tend. Er waren wel organisatoren die plotseling meenden dat ze me voor een habbekrats konden krij gen. Daar ben ik mooi niet inge trapt. Want er werd zo maar aan voorbijgegaan dat ik etappes heb gewonnen op Alpe d'Huez. Mag ik daar misschien even van profite ren? Het gaat bij mij steeds om die ene wedstijd. Maar ondanks alle vroegere successen ben ik er blijk baar nog niet in geslaagd een repu tatie op te bouwen". Maar Winnen voelt goed aan dat hij daar niet lang meer op kan teren. Terwijl de renners uit zijn generatie (Fignon, Lemond, Millar, Anderson, Roche, Delgado) steeds meer pro gressie maakten, staat Winnen nog steeds op het niveau van toen hij een aantal jaren geleden bij Peter Post in de ploeg kwam. Winnen miste tot nu toe die aansluiting. „Nee", vindt hij, „in de komende Tour hoop ik juist te bewijzen dat ik niet het gevoel heb dat ik achterop ben geraakt. Als ik nu de grote verliezer word, dan zal ik dat accepteren. Voorlopig heb ik nog voldoende vertrouwen in mezelf'. Hij dekte zich echter wel bij voor baat in door dit jaar voor de eerste keer aan twee grote etappewedstrij- den deel te nemen. De eerste kans in de Ronde van Spanje, waarin hij ziek werd, ging aan zijn neus voorbij. „Met een goede Ronde van Spanje had ik nu misschien een stuk stevi ger in mijn schoenen gestaan". Alleen de Tour de France kan hem nog redden van een ondergeschikte rol in de toekomst. Een Tour zonder Fignon, maar wel met de Colombia- nen, die hij als enorme lastposten beschouwt. „Die Colombianen zit ten in mijn vaarwater", zegt Winnen met een verbeten. „Ze spelen een vervelende rol, want je ziet ze nooit voor het algemeen klassement rij den. Ze komen alleen maar om in de bergen de boel flink op stelten te zetten. Misschien pakken ze dan ook ,nog net dat ene ritje dat ik op dit moment van mijn carrière zo hard nodig heb". Haastig bladert hij door zijn boek, dat kleine ventje op handtekeningenjacht. Hij huppelt over het volle marktpleintje van zo'n typisch Frans dorpje, waar de opgewonden stemming heerst die vooraf gaat aan de start van een wielerwedstrijd. Ploegleiderswa gens staan te blinken in de zon, rennersbenen worden opgewreven en petjesverkopers bestormen ver bouwereerde grootmoeders die in vijftien seconden tien franc uit hun portemonnee gepraat zien. Maar die handtekeningen-jager staat aldoor te peinzen. „Die blonde wielrenner. Hoe heet die ook al weer?". Wie kent hem nog, Vincent Barteau? Hij oogt als een sprookjesprins uit een kinderfilm, dolt voor het vertrek als een jonge hond met andere ren ners en gedraagt zich in zijn hotelka mer als een vedette. Vorig jaar droeg hij tijdens de Tour de France twaalf dagen de gele trui, werd hij bejubeld door het volk en leefde hij in een roes van het succes. Terug in de werkelijkheid is Barteau (23 jaar) nog niet helemaal, hoewel zijn uit slagen er alle aanleiding toe geveri. Laat verstek gaan op afspraken, heeft er geen moeite mee om vervol gens uren te laat te komen of te zeggen dat hij kijken naar een voet balwedstrijd belangrijker vindt dan een interview. De gele trui. Generaties wielren ners zouden er geld voor over heb ben gehad om dat stukje textiel even te mogen dragen. Raymond Poulidor (tweemaal tweede en vijf maal derde in de Franse ronde) slaagde er in zijn lange carriere niet e-e-n keer in de „maillot jaune" te veroveren. En Hennie Kuiper, die tweemaal tweede werd, ook al niet. „Het is mooier dan een etappe win nen. Dat kunnen er zoveel. Maar de gele trui... Hoeveel renners zijn er niet die 'm zouden willen dragen. Al was het maar een halve dag", zegt Barteau. Waar anderen tevergeefs voor ploe terden kreeg hij zo in de schoot geworpen. De moordende concur rentieslag van Kwantum en Panaso nic leidde er vorig jaar tijdens een onbetekenende rit door het grauwe Noordfranse landschap toe dat een kopgroepje meer dan een kwartier voorsprong kreeg. Barteau kwam in de trui en het duurde lang voordat hij er uit gereden werd. De renner uit Caen was er zielsgelukkig mee, al beseft hij nu dat er ook een „geei gevaar" bestaat. „Want je moet het bevestigen en dat valt niet mee voor een jonge renner. Daar ben ik inmid dels wel achter", stelt hij vast. Hij zou niet de eerste zijn, die aan een lange gele periode ten onder is gegaan. Dietrich Thurau was er he t schrijnendste voorbeeld van. In dienst van Peter Post greep de 22-jarige Duitser in 1977 al in de proloog de leiderstrui, die hij tot aan de Alpen om de schouders had. In zijn vaderland werden alle regis ters opengetrokken om het nieuwe wielertalent te bejubelen. Het luid de de ondergang in van een renner, die een hele grote had kunnen wor den. ,Je mag het die jongen niet kw nemen", vindt Peter Post, „maai kreeg in Duitsland na die Tourj Mark om een uurtje handtekenij te komen zetten. Als je 22 jaarb en je krijgt zulke bedragen, denk je al gauw: laat ik maan meer fietsen en alleen nog handti ningen zetten". De Amstelvenerl Thurau niet bijsturen. Die had; de Ronde van Frankrijk al een lm tief contract getekend bij de Bi sche firma IJsboerke, waar hij absolute kopman werd. „Hij een eigen ploeg dragen en daan hij nog te jong voor. Er kwam verplichting van die sponsor die: geld voor hem betaalde. Aan druk ging hij kapot, Dat is probleem Thurau geweest", Post. De Duitser werd rijk, maar i vedette. Gesneuveld door het vro succes. „Thurau heeft geweldig: geld geschept, maar gedacht t rest allemaal niet meer moest. Ei het wielrennen moet h-e-t altf weet Rudy Pevenage te vertel Die roodharige Belg werd in begin van de Tour 1980 in hetj gehesen. Hij hield het bijna i weken vol. „Het verschil tussen en Thurau is vooral dat ik eeni ben en bij ons waren ze meer rem gewend die het geel hadden ga gen. Na mij zouden er ongetwij weer komen. Maar in Duitsland len ze je omhoog als je een sterb en dat levert geld op". Wielrenners hebben een ingebo de computer met een vertaal| gramma dat succes omrekent klinkende munt. En geld oplevi doet de gele trui wel. Peter Bi huis, de man die in Nederland contracten voor de criteriums renners sluit, weet precies te vei len wat het gewin kan zijn. gewone renner, die nu driehond gulden per wedstrijd starts krijgt, zou na veertien dagen ii gele trui het tienvoudige ont: gen. Verder weet ie dat hij in toekomst niet snel terug zal val naar die driehonderd gulden, m zo rond de duizend gulden b zitten", rekent hij voor. Omdai tussen de Tour de France en wereldkampioenschap zo'n vee criteriums in ons land worden houden is er voor een Nederlaa renner dus een flink bedrag te dienen. „Want", weet Bonthuis, is veel vraag naar zo'n renner, gold voor Pevenage en ook Barteau. Al kon die laatste vaak starten, omdat hij in e land gewenst was". „Ik heb", vertelt de Normandis knecht van Laurent Fignon, „in daad veel criteriums gereden, twee zesdaagsen. Maar rijk- kunt ons inkomen toch niet ver? ken met tennissers of voetballe Groter dan het verschil in inkoi is de opstelling van het publ vindt Barteau. „Die verwachten ze Tour misschien weer wel wat mij, terwijl er zeker op mijn gereden zal worden. Ik krijg er andere rol door en zal me m® opofferen voor een ploeggec Waarschijnlijk heb ik volgend weer wel wat meer ruimte. Wat betreft zeg ik: het is een beetji vroeg gekomen". Voor het publiek moet je jezelf bewijzen, zegt Vincent Barteau.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1985 | | pagina 46