HALVE EEUW VVV
daar waar de wind zachtkens
door het helmgras neuriet
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
e feestelijke franje blijft nu
nog achterwege. Tien jaar
eden - bij het veertigjarig
ileum-was er een
etijtelijk diner en klonk er
doenlijk gezang van Saskia en
ge, die zich in vocale verering
uitlieten over de geneugten van
eei zomer in Zeeland. Die
genoegens zijn er nog immer,
maar er is geen sprake van een
uitgezochte gelegenheid om een
feestje te bouwen. Midden in een
periode, die bol staat van de
onduidelijkheden rond personen
en structuren, bereikt de
provinciale Zeeuwse VVV de
mijlpaal van het vijftigjarig
jbestaan.
PAGINA 25
organisatie
jacques cats
toerisme heeft in de loop van de jaren
heel wat overhoop gehaald. Zeeland is
""speeltuin geworden van Ruhrgebied en
Randstad. De wind neuriet nog steeds
'zachtkens door het helmgras', zoals een
wervende foldertekst in de jaren dertig
verkondigde. Maar dat spel van de natuur
valt stukken minder duidelijk te
registreren, omdat Zeeland een aantal
weien van het jaar zo wordt overlopen dat
rust en ruimte ver te zoeken zijn. Op deze
plants even tijd voor een eerste terugblik,
met binnenkort een belichting van een
aantal andere aspecten.
lachterlijk gebied, vonden de
|ustigen aanvankelijk. En ze snoven
achtend als ze het over Zeeland als
antieland hadden. Moeilijk te bereiken
i en als je er eenmaal zat, kon je nog
nam elijks op behoorlijke verbindingen
reklnen. 'Zeeland-geen-land, ik houd 't met
den heikant', werd er druk gespotrijmd.
zou later nog een aardig eind
lo- bijtrekken. Zover zelfs, dat we- hoewel nu
i" afstanden snel kunnen worden
;n verkleindhet tegenwoordig met minder
st- verbindingen met 'de buitenwereld'
0,1 moeten stellen.
De provinciale Zeeuwse VVV lonkt al een halve eeuw naar de
vrijetijdsvierders. 'Daar waar de wind zachtkens door het helmgras
neuriet', klonk het uitnodigend in inmiddels vergeelde foldertaai. Zelfs
per binnenlandse luchtlijn werden rust en verpozing zoekende recrean
ten naar dit gewest gebracht.
Tijden veranderen. Thans suizen dikke Mercedessen laagvliegend op de
Zeeuwse kusten af. En wordt het helmgrasgeneurie overstemd door het
gelal van vakantiegangers, die - gezeten voor hun tent met een bak bier
binnen handbereik een gat in de nacht drinken.
Nadat vanaf het einde van de negentiende
eeuw al plaatselijk initiatieven waren
genomen om het vreemdelingenverkeer te
helpen bijsturen en Middelburg en
Vlissingen (vanaf 1892) en Zierikzee (vanaf
1869) zich bij de opvang van de toeristen als
koploper hadden aangediend, viel op 2
maart 1935 de beslissing om het VVV-wezen
ook op provinciaal niveau gestalte te geven.
De vrijetijdsvierder had Zeeland ontdekt.
En aantrekkelijk bevonden.
vertoonde aan ontvangsten over 1935 het
bedrag van 160,- en aan uitgaven 59,-
alzo een goed slot van 101,-.
Op de dag van vandaag worstelt
toeristisch en recreatief Zeeland met
enigszins andere getallen. Want het
toerisme is sinds 1953 'groter gegroeid'. De
betere bereikbaarheid van het Zeeuwse
recreatiegebied door waterbouwkundige
hoogstandjes als de aanleg van de
Grevelingendam en de Zeelandbrug, heeft
een belangrijke rol gespeeld bij die groei.
En de afdamming van zee-armen in het
kader van de Deltawet maakte de
fotogratie wim riemens
\NEEK-IN
ZATERDAG 2 MAART 1985
Want was daar bijvoorbeeld niet ooit een
er luchtlijn, die de vakantieganger van toen
ne binjien anderhalf uur van Amsterdam naar
er.^Msingen bracht?
Dan was er ook nog een tijd, dat er in het
oostelijk deel van Zeeuwsch-Vlaanderen
'c een'treinverbinding bestond van Terneuzen
0l. uit, over Sas van Gent, naar Gent, terwijl
n een tweede lijn over Axel en Hulst dat deel
van Zeeland via St. Niklaas met Mechelen
verbond. Maar iedereen toen toch maar
d. hjédnekkig praten over een 'geisoleerd
>ij' Zeeland'. Dat de vakantieganger niet in
er, 'eeri luttel tijds' van het ene naar het andere
uiteinde van het gewest kon worden
iot gebi ,cht, had te maken met de eilandelijke
ke situatie, waardoor grote omwegen moesten
er woijden gemaakt om ergens te komen.
n
rS dat Tad ook weer z'n eigen charme.
'Zoadt ge", zo hield een brochure uit de
jarer dertig de bezoekers voor, 'de
pralhtige Zeeuwsche Stroomen willen
dempen om van Middelburg uit het stadje
Zieiikzee binnen een half uur te bereiken of
op aén en dezelfde middag Veere's aloude
kerk en sierlijke stadhuis te gaan
vertelijken met het lieflijke gemeentehuis
end kerk van Tholen? Neen, dat kunnen
we ins moeilijk indenken. Want Zeeland
zouEeeland niet zijn, indien het zijn
eilahden, kanalen, kreken en
riviermondingen niet had'.
i Bed begin van het VVV-wezen in Zeeland.
Dafl waren tijden toen er - aldus een
i2 ven nelding in de Badcourant van het
Zee lad Vlissingen - in Grand Hotel
Brit mia volledig pension kon worden
gem .en voor zes tot negen gulden. Een
luxl, die, zo blijkt uit een gastenlijst
voor amelijk voor welgestelden als een
vlieg tuigbouwer uit Zeist en een
chocoladefabrikant uit Alkmaar was
^Brelegd. Voor wie deze tarieven echter
bem-aarlijk waren, bestond er evenwel de
mog iijkheid om bij de weduwe Poppe -
Deu'sch sprechend - aan de Nieuwendijk in
^■fiingen voor ƒ1,25 logies met ontbijt te
krijgen. De rekening van Zeelands VW
W
omstandigheden bijzonder gunstig voor
het uitbouwen van de mogelijkheden tot
het bedrijven van allerlei vormen van
watersport. Om dat alles optimaal te
kunnen benutten richtten veel
vrijetijdsvierders zich een eigen 'stek' in.
Op een van de tweehonderd officiële
campings die Zeeland telt, bij de boer, in
hotel, bungalow of pension of op een
particuliere kamer.
De cijfers maken duidelijk hoe razendsnel
het allemaal is gegaan. In 1956 werd een
aantal toeristische overnachtingen geboekt
van ongeveer een miljoen. De voorspelling
voor 1978 - de voltooiing van het Deltaplan
- beliep maximaal vier en een half miljoen
overnachtingen. Voor 1959 noteerde een
onderzoek anderhalf miljoen
overnachtingen met een prognose voor 1964
van ongeveer drie miljoen. In feite werd het
aantal van vier en een half miljoen
overnachtingen in 1965 gepasseerd; in 1967
waren het er bijna zes miljoen.
Laconieke toelichting in een ETI-rapport
van toen: 'op dit punt kan de econoom zich
van zijn sterkste zijde laten zien: aantonen
waarom de voorspellingen die hij gisteren
heeft gedaan, vandaag niet zijn
uitgekomen'.
Het aantal toeristische overnachtingen
loopt inmiddels al over de veertien miljoen
heen. Precieze cijfers zijn er niet over te
produceren, omdat niet iedereen die aan de
toerist verdient, netjes opgeeft voor hoelang
men iemand tegen betaling te slapen heeft
gelegd. Op mooie stranddagen in het
hoogseizoen liggen er meer dan
tweehonderdduizend mensen, meer of
minder bloot te dolce-far-nienten in de zon,
staan de wateren bol van de zeilen van de
recreatie vloot en rijen langs aan- en
afvoerwegen de autofiles zich aaneen.
Was er aan het eind van de jaren zestig nog
sprake van een omzet van honderd miljoen
gulden in de toeristische bedrijfstak in
Zeeland, inmiddels gaat er jaarlijks al 1,2
miljard om in de toeristenindustrie, die
direct en indirect werkgelegenheid biedt
aan tienduizend Zeeuwen.
Hoe reageerde de plaatselijke bevolking op
de in de loop van de jaren steeds verder
aanzwellende stroom van vreemdelingen.
Buitenlanders, maar ook recreanten van
elders in het land. Daar kon wel eens een
onderzoekje aan worden gewijd, vond de
Stichting Zeeland in 1962.
Het resultaat pakte gunstig uit: het
toeristenseizoen gaf, zo werd
geconcludeerd, voorshands geen
aanleiding te veronderstellen, dat de
opvoeding en verzorging van het gezin in
het gedrang komt.
Men had zich dus geen zorgen te maken
over de gewoonte van de bevolking in
menig kustgemeente, om zich gedurende de
warmste maanden van het jaar met de hele
familie terug te trekken in het kruipgat op
de zolder, dan wel in het schuurtje achter de
woning, om de eigen woning kamer voor
kamer te kunnen onderverhuren aan
vakantiegangers.
En wie benauwd was voor de confrontatie
met zoveel gasten uit het Oosterbuurland,
werd ook al gerust gesteld door de
bevindingen van het onderzoek. Van enige
'wrok' bleek geen sprake te zijn. Sterker
nog: deze groep werd zelfs zeer
gewaardeerd. Want: 'Ze betalen goed,
maken geen rommel en gedragen zich
rustig'.
Als enige punt van zorg bleef over: de
verstoring van de zondagsrust. Daar wordt
op sommige plaatsen ook nu nog schande
over gesproken. In zoverre is de
voorspelling die A. van de Meiden ooit
deed in 'De zwartkousen' aardig
uitgekomen: 'Het zal wel vele jaren eisen
voor de zwaren in hun vroeger zo stille
dorpjes en stadjes de korte broeken en
blote benen van kopende en snoepende
zondagse flaneurs accepteren. Maar het
geld bedekt vele zonden...'
Met zoveel mensen over de Zeeuwse vloer
veranderde er nog wel meer in de voorheen
tamelijk gesloten woongemeenschappen,
waar iedereen elkaar kende en de
aanwezigheid van iemand van elders, 'van
achter de toren', meteen haarscherp werd
geregistreerd. Hadden veel mensen al sinds
jaar en dag de gewoonte om de fiets het
sleuteltje erop rustig aan de sociale controle
toe te vertrouwen en bleef in menige woning
de achterdeur van het slot, door de komst
van al die onbekende gezichten werd er
ineens veel meer aandacht besteed aan de
bescherming van de persoonlijke
eigendommen, wantje kon tenslotte maar
nooit weten.
In anders zo stille dorpen waar
aanvankelijk vreemde automobielen
vanachter het kanten gordijntje argwagend
in de peiling werden gehouden, vervaagde
die gewoonte langzamerhand, omdat er op
de duur zoveel auto's met buitenlandse
nummerplaten door de straten kwamen,
dat men vanwege het veelvuldig beloeren
amper nog aan de eigen huishoudelijke
bezigheden kon toekomen.
Trouwens die auto's reden niet eens meer
allemaal door, maar werden ook in de buurt
geparkeerd, daar waar
landarbeiderswoninkjes door Duitse en
Belgische particulieren tot zomerresidentie
waren omgebouwd. In de zeventigerjaren
veranderden er zo heel wat optrekjes van
eigenaar. Landelijk gezien had Zeeland in
1973 het hoogste aantal tweede woningen.
Een kwart van de woningen in de kern
Domburg bleek bij nader onderzoek uit
tweede woningen te bestaan. Ook elders
nam dat bestand een zorgelijke omvang
aan. 'Nog meer tweede woningen kunnen
van Kattendijke een spookdorp maken'
waarschuwden studenten van de
Technische Hogeschool in Delft in een
rapport.
De verkoop liet zich echter niet afremmen.
Er vielen immers interessante zaken te
doen. Begerige randstedelingen en
bezitsvormige buitenlanders stonden in de
rij om overdreven bedragen neer te tellen
voor soms onooglijke gedoetjes.
Gemeentelijke overheden zagen die
ontwikkeling aanvankelijk glimlachend
aan. Die twede woningen kwamen de
kwijnende dorpen alleen maar ten goede,
vond men. Ze leveren de gemeente extra
inkomsten op en bovendien zouden heel
wat huizen toch maar verkrotten als ze niet
aan kapitaalkrachtige buitenstaanders, die
bereid waren om er voor knappe bedragen
aan te vertimmeren, werden verkocht.
Intussen werden andere autochtonen weer
mooi de dupe van die huizenhandel. Voor
trouwlustige dorpelingen vielen de pandjes
door de hoge prijsopdrijvingen buiten
bereik en voor andere ingezetenen werd het
leefklimaat er in de winter, met soms half
uitgestorven straten, waar in mildere tijden
vakantiegangers vertoefden, er ook niet
aangenamer op. Daar zouden later
verordeningen van komen om huizen in de
dorpskernen alleen maar voor permanente
bewoning in aanmerking te laten komen.
En dat sloeg weer een golf van processen los
over al dan niet als zomerwoning te
bestempelen pandjes. Van recente datum
dateren weer anderssoortige problemen, nu
rond de permanente bewoning van
zomerwoningen. Dat zou - zoals laatst werd
gesignaleerd in het Salvatorpark nabij
Ouwerkerk - weer niet stroken met het
bestemmingsplan en de verordening op de
recreatiewoonverblijven. Het is ook nooit
goed.
Met voorhoofden vol zorgenrimpels
hebben landschaps-, natuur- en
welzijnbeschermers in de loop van de jaren
aangezien hoe projectontwikkelaars zich
het vuur uit de sloffen liepen om aan de
vraag te voldoen om nieuw op te richten
vakantie-onderkomens in het vrije veld.
'De opmars van de zomerwoningen dreigt
het groen van Zeeland te verstikken' werd
er waarschuwend uitgeroepen. Weer
anderen wezen op de maatschappelijk
bedenkelijke kant aan die ongebreidelde
groei van het zomerwoningenbestand en de
aanslag die daarmee werd gedaan op het
bezit aan landbouw- en natuurgronden. En
men stelde zich de vraag: is het sociaal wel
rechtvaardig dat een relatief kleine groep
op deze wijze zoveel ruimte in beslag
neemt? Onder invloed van de economische
neergang is het de laatste jaren beduidend
rustiger geworden aan het
recreatiebouwfront. Maar dat kan ook voor
een deel te maken hebben met een
koerswijziging van het beleid, waarbij meer
aandacht wordt besteed aan de waarden
van het landelijke gebied en de draagkracht
van een recreatie-zóne.
De voorzitter van de provinciale
VW-Zeeland, mr. H. Bruin waarschuwde er
bij het veertigjarig jubileum al voor: er is
uiterste voorzichtigheid geboden bij een
nog verder uitbreiden van de
verblijfsaccomodatie in Zeeland. Het
karakter van Zeeland zou zodanig kunnen
worden aangetast, dat de gasten, die hier
nog altijd rust en ruimte verwachten,
zouden wegblijven.
In hoogzomerse weken lijkt die grens
inmiddels een eind te zijn bereikt. De
laatste jaren hebben we al moeten leven
met begrippen als 'piekopvang',
'overloopterreinen' en 'illegaal kamperen'.
Van recente datum is eveneens een
explosieve groei van het verschijnsel
'kamperen bij de boer', waar speurders naar
rust en ruimte een goed heenkomen zoeken.
En voor de toekomst zijn nog
ontwikkelingen te verwachten in
zogenaamde speerpuntgebieden.
Al die bewegingen op het terrein van de
recreatie en het toerisme hebben geleid tot
de wens de toeristische organisatie in dit
gewest bij te stellen.
Het is in de aanhef van dit artikel al
opgemerkt: in een periode, waarin grondig
orde op zaken wordt gesteld, is er geen tijd
voor een uitbundige viering van vijftig jaar
provinciaal VW-wezen. Met verwijzing
naar de recentelijk aangekondigde
organisatiestructuur-verandering is er zelfs
eerder sprake van een doffe stemming, want
in feite wordt de provinciale VW ten tijde
van het halve eeuwfeest ten grave gedragen.
Door de stichting van een Zeeuws Bureau
voor het Toerisme, waaraan het provinciaal
VW-apparaat ondergeschikt wordt
gemaakt, komt de eigen
rechtspersoonlijkheid te vervallen en dreigt
de organisatie zelfs het vertrouwde
VW-embleem te verliezen.
In de nieuw gedachte opzet zou het
toeristisch bedrijfsleven een overheersende
stem moeten hebben. Voorzitter Bruin is-
sprekend voor zichzelf - geneigd om daar
een vraagteken achter te zetten. „Een VW
heeft een belangrijke functie naar het
publiek toe en ik vind altijd nog- maar
misschien is dat wel een hopeloos
ouderwetse opvatting- dat het publiek een
objectief vertrouwen moet kunnen hebben
in de voorlichting zoals die door het
VW-wezen wordt gedaan. Daarom moet
een VW op een zeker moment een bepaalde
afstand kunnen bewaren tot degenen, die
met datzelfde toerisme hun brood
verdienen. Als het zo zou zijn, dat de VW in
feite niet meer zou worden dan een soort
mantelorganisatie of een verlengstuk van
het toeristisch bedrijfsleven, dan is dat niet
zo'n plezierige ontwikkeling".
Of ik daar dan als voorzitter nog achter zou
kunnen staan?". De heer Bruin trekt eens
bedachtzaam aan zijn pijp en zegt dan: „Als
de ontwikkeling leidt tot een
statutenwijziging van de huidige club, zal
het het huidige bestuur moeten zijn, die een
dergelijke statutenwijziging al of niet slikt.
Ik wacht maar eens af met wat voor een
rapport men komt".