ARMANDO TT de gruwelen van de velden des doods details oneerlijk cynisch peter huysman 8 ■"ERDAG 2 MAART 1985 In de expositiezaal van museum Boymans - Van Beuningen staan twt s grote houten panelen. Ze vor men samen een perfecte cirkel. Een stukje van elkaar geplaatst kan ook de binnenkant van de twee halve cirl sis dienst doen als tentoonstel lingsruimte. Overal op de vloer lig- ln gen tekeningen, onder vloeipapier en stukken plastic verborgen. at de n. tz. Een voor een haalt de 56-jarige kun stenaar Armando ze onder het om hulsel vandaan. Trefzeker plaatst hij ze tegen een wand. En langzaam wordt het verhaal zichtbaar. Geab straheerde stukjes werkelijkheid. Al- jphagse voorwerpen, uit die werkelijkheid geplukt gaan opnieuw de strijd aan met het verleden, op een manier waarop de houten cirkel seh gevecht aangaat met het beton nen vierkant. Het is moeilijk je voor te stellen dat 6é$ en dezelfde kunstenaar dit werk vervaardigde, nadat hij in de jaren vijftig abstract-expressionistische iwerken maakte en weer wat later reliëfs het licht deed zien, waarin bouten en prikkeldraad vaak domi nerende elementen waren. Maar net als in Armando's literair werk heeft alles met elkaar van doen. m De thematiek is in al die jaren het- zelfde gebleven. Macht, strijd, vijan digheid, menselijke drijfveren en si- tul ties, qua tijd gebonden aan de Tweede Wereldoorlog: daar gaat in zijn werk over. Axfaando: „Ik heb bezwaar tegen het feii dat mensen teveel nadruk leggen op mijn ervaringen, herinneringen of belevenissen die met de Tweede We reldoorlog te maken hebben. Ik ben geen oorlogsschilder. Toevalligerwij ze heb ik geleefd in een tijd waarin ik dat heb meegemaakt. Een tijd, waar in alles was toegespitst op bepaalde dingen. Daaruit kan ik putten. Maar ilt in wezen zijn het menselijke drama's. Geen politiek, want dat is tijdgebon den. Ik wil dat soort zaken juist brengen naar het algemeen mense lijk vlak. Ik beoog in feite ook niets. Ik wil goede kunstwerken maken". - Zijn er raakvlakken tussen dit reeente werk en dat uit de jaren vijftig, zestig? Armando: „Het seriële: het gegeven da| ik graag series maak, dat heb ik era n overgehouden. Ook de verfhuid, vermengd met zand, dat hep ik ook al die tijd vastgehouden. He' was in de jaren zestig echter allemaal veel terughoudender, ob jectiever. Zo bezagen wij de maat schappij ook: alles was prima. Je was in die tijd in wezen beschou- war, een koel oog. Dat kan ik nu helaas niet meer opbrengen". - In hoeverre is het verblijf in Berlijn iB invloed? „Berlijn is erg inspirerend geweest. Ik zou haast zeggen: het is mijn beste tijd geweest. Ik heb er goed aait gedaan naar Berlijn te gaan, ik ben er ook goed ontvangen. Of niet ontvangen: ik heb ze veroverd. Nie mand zit tenslotte op je te wach ten". „Ik heb het er zo naar m'n zin dat ik er weer weg wil. Op dit moment ben ik teveel 'wohlbehutet': veel vrien den, kennissen. Ik heb eigenlijk wel weer het verlangen naar een stad te gaan waar je niet welkom bent. Zoals ik ook in Berlijn kwam. Je bent een indringer in feite. En daar hou ik van: een soort vijandigheid tegen over je. Die weerstand, dat heb ik graag". „Ik probeer naar Parijs te gaan. Parijs is bij uitstek vijandig tegen over indringers. Ik beheers de taal niet goed, dat is ook nog een voor deel èn het is een prachtige stad". - Niet terug naar Nederland? „Nee: de sfeer in Nederland is te relativerend, te verlammend. Die sfeer welke in de jaren zeventig hier heerste, zo van 'waar ben je eigen lijk mee bezig' en 'wat is kunst eigenlijk', dat soort dingen. Het weerhoud je ervan grote dingen aan te pakken, dat je dingen durft in je Armando (Amsterdam, 1929) begint in 1951 met schilderen. Richt in 1959 samen met Van Bohemen, Peeters, Hendrikse en Schoonhoven de Informele Groep op die later zal overgaan in de Nul-groep. Vormt als dichter met Sleutelaar, Verhagen en René Gijsen de Gard Sivik-groep. Is een tijdlang verslaggever bij de Haagse Post. Publiceert in 1964 'Verzamelde gedichten', in 1967 samen met Sleutelaar 'De SS-ers'. Daarna verschijning van dagboeken en ander proza. In 1976 maakt hij met anderen voor de VPRO het televisie programma 'Herenleed'. Exposeert in die tijd onder meer in Amsterdam, Utrecht en Eindhoven. Vertrekt in 1979 op verzoek van Deutsche Akademische Austausch Dienst naar Berlijn. Exposeerde ook op de Documenta 7 te Kassei. Vorig jaar vertegenwoordigde hij Nederland op de Biënnale in Venetië. werk. Dat je grote beslissingen durft te nemen. In Berlijn is dat allemaal weggevallen. Nee, als in Nederland terugkom, dan is het met hangende pootjes". - Herinneringen, geschiedenis zijn bepalend voor uw werk. Blijft dat altijd zo nadrukkelijk aanwezig? „Ja, je bent tenslotte verleden. Je bent opgebouwd uit herinneringen, of dat nou gisteren of veertig jaar geleden was. In elke straat waar je loopt - en dat is het mooie vandie oude steden - kom je geschiedenis tegen. In elke straat hebben zich dingen afgespeeld, je bent omringt met herinneringen, gebeurtenissen. Hoe was het bijvoorbeeld hier op deze plaats, twee dagen na het bom bardement op Rotterdam? Dat we ten we niet, misschien hebben hier wel mensen gelegen. Die onwetend heid, maar die spanning van: 'het feit dat...'. „De verbazing en verwondering laat bij mij dan ook niet na. Ik verbaas me graag en veel. Ik heb eens ge schreven 'Slechts in verwonderen ben ik een meester'. Verwonderen is toch een van de belangrijkste grond beginselen van kunst. Verwondering, verbazing is een van de dingen die je in leven houdt. Als dat weg zou vallen, dan kan ik me beter ophan gen." Armando: '100 tekeningen, 1952- 1984'. Museum Boymans- Van Beu ningen, Mathenesserlaan 18-20, Rot terdam. Open: dinsdag-zaterdag 10.00-17.00 uur, zondag van 11.00- 17.00 uur. Tot en met 8 april. f \f XV "V CAMBODJA 11 Ik ben naar Nederland geko men omdat ik wil laten zien waar Cambodja ligt en wat er met dat land aan de hand is. Net zoals de joden niet willen dat hun holo caust vergeten wordt, wil ik niet dat de mensen niet weten wat er in Cambodja is gebeurd. Mensen moeten gaan inzien dat geweld nutteloos is en tot niets leidt, nooit". Dith Pran, de Cambodjaan over wie de aangrijpende film 'The Kil ling Fields' is gemaakt, was even in Nederland. Vier dagen lang mocht de pers hem ondervragen over hoe vreselijk The Killing Fields (velden van de dood) nu werkelijk waren en of het verhaal van de film overeenkomt met zijn ervaringen. Na Amsterdam moet hij naar Brussel, Parijs en Londen om daar het publiek van de nodige informatie te voorzien. Vóór Am sterdam is hij door zijn huidige landgenoten, de Amerikanen, on dervraagd. Die overigens ook érg onder de indruk waren. Dith Pran is werkloos vanaf het moment dat de Vietkong in 1970 Cambodja binnenvallen en het ho tel bombardeert waar hij als recep tionist werkzaam is. Hij gaat naar de hoofdstad Phnom Penh om een nieuwe baan te zoeken en nadat hij eerst voor allerlei journalisten heeft gewerkt, ontmoet hij daar in 1972 Sidney Schanberg. oorlogs correspondent voor de New York Times. Schanberg spreekt geen woord Cambodjaans en is voor de meest actuele informatie aangewe zen op de inventiviteit van Dith Pran. Pran zegt hierover: „Die sa menwerking liep vanaf het begin heel soepel en Schanberg wist de New York Times ervan te overtui gen mij in vaste dienst te nemen". Drie jaar lang werken Sidney en Pran heel hecht samen en ook als de eerste journalisten naar huis worden teruggefloten omdat de toestand in Cambodja te gevaar lijk wordt, blijven de twee zij aan zij verslag doen van de meest hachelijke situaties. Zo worden Sidney en Pran een keer samen met andere journalis ten door de Rode Khmer opge pakt. Omdat Pran de bloeddorsti ge Rode Khmer weet te overtuigen dat het hier om neutrale Franse journalisten gaat die eigenlijk ner gens van weten en in ieder geval niks verkeerds hebben gedaan, worden de journalisten weer vrij gelaten, kantje boord. Een paar dagen later is de situatie omgekeerd. De Rode Khmer heeft het Lon Nol-regime verslagen en bezit genomen van de hoofdstad Phnom Penh. Alle buitenlandse journalisten zijn in de Franse am bassade teruggedreven en de Rode Khmer geeft ze van daaruit een laatste kans om naar hun vader land terug te keren. Tot grote ontsteltenis van Schanberg mogen alleen de buitenlanders het land verlaten en moet Dith Pran, als Cambodjaan achterblijven, met de meeste vreselijke toekomst voor ogen. Vier en een half jaar lang weet Dith Pran zichzelf in leven te houden op de rijstvelden die later de Killing Fields worden genoemd. Het is een wonder dat hij de ver schrikkingen heeft overleefd. „Ik ben in leven gebleven omdat ik alles at wat ik vogels zag eten, van wormen tot bladeren en slakken. Verder gedroeg ik me zoals een Dith Pran foto roland de bruin de vijftig geschenken anefo De Boekenweekgeschenken zijn de laatste jaren niet altijd gouden grepen geweest van de club-met-de-lange-naam, de stichting voor de collectieve propaganda van het Nederlandse boek, de CPNB. Vers in het geheugen ligt bijvoorbeeld nog „De Ronde van '43" van Henri Knap, waarover een vooraanstaand opinieweekblad schreef dat het „grenzeloos triviaal, sentimenteel en vooral onwaarachtig" was. Naar aanleiding van een andere misgreep van de club tot heil van het gedrukte woord, „Soms denk ik wel eens bij mezelf..." door wijlen Wim Kan, sprak trillend van woede en minachting een getergde briefschrijver in het Amsterdamse dagblad Het Parool:„Vast een voorspelling voor het Boekenweekgeschenk-1984: de gebundelde uitzendingen van Babbelonië. Ik zweer je dat ze het durven!" De CPNB gaf gelukkig geen gevolg aan de prognose en liet vorig jaar in een oplage van 382.000 exemplaren de zeer leesbare novelle „De Ortolaan" van Maarten 't Hart, zoals dat heet „gratis bij aankoop van f 19,50 aan boeken, over de toonbank gaan. Hoe dat geschenk ontstond en wat 't Hart ervan vond om de opdracht tot het schrijven van het boek te krijgen, staat allemaal in de herinneringsuitgave „De vijftig Boekenweekgeschenken 1932-1985", samengesteld door Kees de Bakker en Herman Arnolds. Het hardkaftige, uiterst attractief uitgevoerde boekwerk, een produktie van de gezamenlijke boekbinders in ons land (Organisatie van Fabrikanten van Grafische Eindprodukten FGE), is zelf géén Boekenweekgeschenk. Het jubileumartikel kost gewoon geld, maar wel weinig: f 12,50. Dus om in termen van de CPNB te blijven: koop het (vanaf 20 maart: het begin van de 50ste Boekenweek), want - en zo luidt de slagzin die voortaan de consument naar de boekwinkels moet trekken - „Van boeken krijg je nooit genoeg". Of om met een door de secretaris van de boekbindersorganisatie bedachte variant te spreken:„Van boeken krijg je ER nooit genoeg". Want, een boek is mooi en soms hoogstaand, maar het is ook een economisch goed dat geld opbrengt als er flinke aantallen van verkocht worden. Vandaar ten bate van onder meer de werkgelegenheid in het grafische vak dat tussenvoegsel „er". De titel zegt het: 50 geschenken worden in het prachtboek besproken. Dat wil zeggen, allerlei details over de ontstaansgeschiedenis van de geschenken worden er verstrekt. Verder lijkt de opdrachtgever, de CPNB, de samenstellers alle vrijheid te hebben gegeven om aardige maar ook uitermate gemene kritieken van kranten en particulieren in het herdenkingswerk op te nemen. En tenslotte krijgen schrijvers van de geschenken, overigens lang niet allemaal, de gelegenheid om te vertellen hoe het boek uiteindelijk uit de schrijfmachine rolde. Steeds worden aan de zijkant van de goede gevulde pagina's de technische gegevens op een rijtje gezet over bijvoorbeeld auteur, uitgever, formaat, oplage en verkrijgbaarheid. Dat leidt bij de lezer voortdurend tot vrolijke en verbaasde constateringen. Tegenwoordig wordt over de waardedaling van het geld nogal eens moedeloos opgemerkt: watje vóór de oorlog al niet met een rijksdaalder kon doen. Welnu, in 1932 - het jaar van het eerste echte boekenweekgeschenk - kon je voor dat bedrag kennelijk „boeken" (meervoud!) kopen. Het geschenk heette toen eenvoudig „Geschenk". Het bestond uit bijdragen van „Nederlandsche schrijvers en schrijfsters, bijeengebracht ter gelegenheid van de Nederlandsche Boekenweek 7-14 mei 1932". De uitgever was nog de Vereeniging ter bevordering van de belangen des Boekhandels (de vereeniging heet nóg zo) en de samenstellers waren A.M.E. van Dishoeck, Cornelis Veth en C.J. Kelk. Nee, typisch geen Babbelonië-klanten dus. De oplage bestond uit 32.000 exemplaren. Tijdens de oorlogsjaren, althans in de periode 1941-1945, werd geen Boekenweek gehouden en derhalve geen geschenk gemaakt. Een geschenk voor het jaar 1941 was er wel („Novellen en gedichten" van 27 auteurs, bijeengebracht door Emmy van Lokhorst en Victor van Vriesland), maar de distributie liep niet geheel naar wens. De Sicherheitspolizei legde beslag op vrijwel de gehele oplage. Na de bevrijding vervolgde men de vooroorlogse gewoonte met enthousiasme. De boekhandel vroeg om maar direct om ruim 200.000 stuks van „Het kleine geschenk", maar er konden er wegens de papierschaarste slechts 80.000 ver schijnen. Een periode lang werd vervolgens aan het geschenk een prijsvraag verbonden. De naam van de schrijver diende te worden geraden. In 1956 riep de CPNB de Boekenweek brutaal uit tot „BoeTeweek". Wie een boek had geleend, moest dat nu eens snel teruggeven, zo luidde het vrijmoedige commentaarHet geschenk was voor deze bijzondere gelegenheid gebonden in „heellinnen". Inmiddels was de minimumaankoopprijs om in het bezit van het gratis boek te komen driest gestegen tot f 4,50. Om even prozaisch bij de guldens te blijven steken. Uit achtergrondinformatie over de realisering van latere Boekenweekgeschenken blijkt dat- begrijpelijk, want ook een auteur is een mens dat redelijk wil rondkomen - voor menige schrijver de geschenk-opdracht een passende manier was om geld te verdienen. Je krijgt de indruk dat de opdracht voortreffelijk door het boekenvak wordt betaald. Janwillem van de Wetering tenminste gewaagt in het kader van het door hem geschreven en slecht ontvangen geschenk (wél de grootste oplage) wraakzuchtig van „goede propaganda", die hem in staat stelde nog meer land in Amerika te kopen, waarop hij nog lang en gelukkig zou wonen. Over het thans op tafel liggende 50ste geschenk, Remco Camperts „Somberman's actie" (oplage 385.000; verkrijgbaar bij aankoop van f 19,50 aan boeken), laat de auteur iets meer bescheiden weten:„Voor mij als schrijver is het maken van dit geschenk pure winst, en dan bedoel ik dit niet financieel, geweest". De opdracht heeft Campert een zet gegeven in de trant van „niet zeuren, opschrijven". Het boek heeft hem een bruggetje over geholpen. „Ik zat weer in zo'n situatie dat ik aan schrijven twijfelde, vooral aan MIJN schrijven". Dankzij de steun van Somberman, echtgenote Bezig, barmeisje Soeza en professor Knoert is Campert weer helemaal de oude. Wat de kritiek van zijn bijdrage zal vinden, staat nog niet in „De vijftig Boekenweekgeschenken 1932-1985". Misschien dat die ooit een plaats krijgt in het eeuw-overzicht. monnik: stil, teruggetrokken en door heel veel te bidden. Zachtjes natuurlijk want ook religies waren door de communisten sterk verbo den. Alleen arbeiders waren goed: intellectuelen, kunstenaars, onder wijzers en geestelijken werden alle maal uitgemoord. Ik had gestu deerd en sprak goed Engels, maar al die jaren heb ik volgehouden dat ik als taxichauffeur de kost heb verdiend. Eén van de meest pijnlij ke momenten was toen in het kamp een jongen werd vermoord omdat ze niet geloofden dat hij taxichauffeur was geweest, terwijl het bij hem echt zo was. Hij keek te veel en was niet slaafs genoeg, vandaar". - De andere journalisten in de film waren kwaad op Schanberg om dat hij u niet eerder in veiligheid heeft gebracht. Ze vonden het egoistisch van hem dat hij u zolang bij zich wilde houden? „Dat is niet eerlijk want zo is het ■niet gegaan. We hebben samen besloten dat ik zou blijven. Bo vendien vroeg Sidney aan mij wat ik verwachtte van de Rode Khmer en dan vertelde ik dat wat ik nog steeds het meest logische had ge vonden: dat ze de hoge autoritei ten zouden vermoorden, maar dat de gewone bevolking met rust gelaten zou worden. En het land opnieuw zou worden opgebouwd. We zagen geen gevaar dus wilden we blijven om te kijken wat ze zouden doen". -Hoe verklaart u nu achteraf het radicale geweld van de Rode Khmer? „Ik denk dat ze bang waren dat de intellectuelen hun weer opnieuw zouden beïnvloeden, dus uit pure angst. En wat ook voor een belang rijk deel meespeelde waren wraak gevoelens: de stadsmensen heb ben al dat geld terwijl wij moeten werken op het land. Dat is ook de reden dat ze monniken vermoord den, die hoefden niet te werken maar konden zo langs de huizen gaan om eten te verzamelen. De Rode Khmer is zo groot geworden omdat de plattelandsbevolking makkelijk te beïnvloeden was, het waren voornamelijk simpele men sen". - De film wijkt op een paar punten af van uw verhaal. Zo bent u bijvoorbeeld niet gevlucht maar bevrijd door de Vietnamezen, van waar die veranderingen? „De film gaat nog steeds voor 80 procent over mij, die andere 20 procent is gedramatiseerd. Dat is nodig omdat de film anders te lang zou worden of dingen niet duide lijk genoeg zouden zijn. Zo heeft de filmmaker het geweld ook gemini maliseerd; Cambodjanen die de film zien, zeggen: 'zo was het niet, het was veel, veel erger'. Maar als er te veel geweld in de film zit komt het westerse publiek niet kijken. Er zijn Amerikanen die nog als eerste reactie hadden dat er veel bloed in de film zit. Maar Sidney en ik zijn tevreden over de film. Daar om reizen we nu ook de hele wereld af'. - Het is wel een beetje cynisch dat u nu in Amerika woont. Dit land is zich tenslotte als eerste met Cam bodja gaan bemoeien; als zij er niet waren geweest had de Rode Khmer zich misschien niet zo radi caal hoeven af te zetten? „Daar heb je voor een deel gelijk in maar er speelde meer mee. Het land was al onrustig". - Maar Reagan bemoeit zich nu op dezelfde manier met Midden-Ame- rika als Nixon met Cambodja deed. „Dat is waar en daarom wil ik ook zo graag dat jonge mensen naar de film gaan kijken. Ze moeten zien dat de geschiedenis zich herhaalt. Het verhaal van Cambodja is het universele verhaal van een onder ontwikkeld land, zonder een machtspositie. Dit soort landen zijn overgeleverd aan de super machten zoals Amerika en Rus land, zij gebruiken hiervoor hun eigen zaak. Natuurlijk wisten de KGB en de CIA wat er aan de hand was in Cambodja, maar ze deden niks omdat hen dat toen niet uitkwam. Nu op dit moment is het zo dat de Vietnamezen rege ren over Cambodja, geen ideale situatie maar beter dan dat de Rode Khmer weer aan de macht komt. Amerika heeft nu de Rode Khmer als verzetsbeweging er kend, alleen omdat het weer een goede verstandhouding met Chi na heeft en daar wappert ook de rode vlag". - Wat doet u op dit moment in Amerika? „Ik werk als fotograaf voor de New York Times en dat bevalt me heel goed. Ik ontmoet allerlei verschil lende mensen uit verschillende culturen. De ene dag fotografeer ik een Armeense Turk, de andere dag George Bush. Ik zou hem zo wat kunnen doen, want ik sta soms op een meter afstand. Reagan niet, die heeft te veel bewakers om zich heen".

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1985 | | pagina 19