de uitgevers en de boekenberg letters letteren bedenksels en rekensommen B. SPOORLOOS het debuut van fleur bourgonje wim j. simons proza essay spion krom aretino hermans dichteres margreet hirs LETTERKUNDIGE KRONIEK hans warren ZATERDAG 2 MAART 1985 OP STAPEL De Nederlandse uitgevers gaven deze week acte de présence met de halfjaarlijkse boekententoonstel ling 'Vers voor de pers'. Met de vijftigste boekenweek (20 tot en met 30 maart 1985) voor de deur, natuur lijk weer een breed en gevarieerd aanbod, al weerspiegelt De Gouden Boekenweek 1985 dan niet direct gouden tijden voor het boekenvak. Ook hier heeft de recessie toegesla gen en dat vindt zijn weerslag in een voorzichtig uitgeversbeleid. Er wordt selectiever gewerkt en heel wat uitgeverijen hebben hun perso neelsbestand flink ingekrompen. Hoe drastisch dat soms gaat, zie je bij de Amsterdamse kwaliteitsuitge verij Athenaeum-Polak en Van Gen nep. Na vele jaren van nooit een cent winst op de balans is het nu een eenmansbedrijf geworden met de di recteur als enige personeelslid. Om het hoofd boven water te houden is een flink deel van de voorraad in de ramsj terecht gekomen en is samen werking tot stand gekomen met uit geverij Ambo. Boekhandelaren verzuchten dat de Athenaeum-boeken te mooi en te duur waren en daardoor zeer gezocht door de ijverig opererende boeken- dieven. Dat soort boeken kun je dan maar beter niet in voorraad houden en zeker niet op een opvallende plaats in je winkel zetten. En dat betekent dan: niet te veel van inko pen. Of dat deze uitgeverij de das om heeft gedaan, lijkt mij een vraag, maar het kan een rol hebben ge speeld. Toch gaat het met de boe kenverkoop niet slecht. Die was in het afgelopen jaar redelijk stabiel. In de periode oktober 1983 tot en met september 1984 werden 31 miljoen boeken verkocht (uitgezonderd schoolboeken, encyclopedieën en dergelijke) met een waarde van 599 miljoen gulden. De tentoonstelling bevestigde dat de uitgevers voorzichtiger dan voor heen te werk gaan al wil dat niet zeggen dat er berust wordt in wat minder rooskleurige verkoopmoge lijkheden. Initiatieven genoeg en voor de ko mende maanden een interessant aanbod, al zie ik niet direct veel grote uitschieters. In het geheel blijkt vooral het literaire boek het goed doen en dat is een hoopvol teken. Bij Querido staan zelf twee nieuwe reeksen op stapel, die veelbe lovend lijken: de serie 'Transfusie' met poëzievertalingen en de gedich ten in de oorspronkelijke taal er naast, zodat je goed kunt vergelij ken; verder de serie 'Griffioen' met teksten uit de Nederlandse letter kunde van vor 1850, zoals midde leeuwse exemplaren, laatmidde leeuwse vagebondteksten, proza van Coornhert en liederen van Bredero. Uit wat de lezers zoals te wachten staat, heb ik een kleine selectie gemaakt, zodat u alvast een ver langlijstje kunt noteren. Ik begin met de poëzie, omdat het aanbod op dit terrein heel behoorlijk is, zeker als je bedenkt dat aan gedichten doorgaans niets of niet veel te ver dienen valt. Eerst wat verzamelbun dels. Onder de titel 'Wat dit blijfsel over bleef verschijnt een verzamelbundel van ruim 300 bladzijden van meestal zeer korte gedichten van de inmid dels hoogbejaarde J. C. van Schagen. Van de in 1977 overleden Riekus Waskowsky komen de 'Verzamelde gedichten' beschikbaar en van Leo Vroman de verzamelbundel 'Gedich ten 1946-1984'. Van Ida Gerhardt verschijnt een nieuwe editie van de 'Verzamelde gedichten'. Maria de Groot en Christianne Méroz bunde- len in 'Westerbork' gedichten, ge schreven naar aanleiding van een bezoek aan dit voormalige joodse concentratiekamp in Drente. Nieuwe verzenbundels verder van Max Croiset ('Oog-opslag'), Ed Lee- flang ('Bezoek aan het vrachtschip'), F. L. Bastet ('Drieluik'), Anton Kor- teweg ('Geen beter leven'), Hans van de Waarsenburg ('Ach, de tijd'), Jo hanna W. P. Heil 'Het landschap van de jaren'), Hugo Claus ('Alibi'), Sal vador Hertog ('Bestaan zonder tijd'), Rob Schouten ('Een onderdaan uit Thule'), Willem van Toorn ('Gulliver en andere gedichten'), Helen Knop- per ('Foto's geknipt voor dromen'), Jozef Eyckmans ('Van onder en bo ven de grond'), Jules A. Deelder ('Portret van Olivia de Havilland'), J. C. van Schagen Cees van Hoore ('Een bon-vivant in de dodenstad'), Sjoerd Kuiper ('Een reisgenoot'), Diet Verschoor ('Zou het waar zijn wat ik zie?') en Hans Werkman (de ballade 'De Appel weg'). Van waarschijnlijk Nederlands meestgelezen dichteres Nel Ben schop verschijnt de bundel 'Hemel hoog' en Lita Vuerhad (beter bekend als Lieve Lita van Libelle) debuteert met 'Op doorreis'. Simon Buschman komt met de eerse bundel Neder landse tanka's onder de titel 'De daken om ons heen'. Liefhebbers van lichtvoetige, luchthartige poëzie kunnen alvast uitzien naar nieuw werk van Drs. P. ('Tientallen elftal len') en Kees Stip ('Nu stoppen de muizen op tijd'). Bij het proza ontbreken dit voorjaar de grote trekkers waarmee uitge vers zich voor enige tijd op rozen wanen te zitten. Geen nieuwe Her mans, geen nieuw werk van Reve, Wolkers of Maarten 't Hart. Wel om het allemaal goed te maken 'Thea ter', een nieuwe roman van Harry Mulisch. Gelegenheid om eens de aandacht op anderen te richten. Ik geef maar een advies en wijs op nieuwe romans van Willem Brak man (De bekentenis van de heer K.), Hellema (Een andere tamboer), K. Schippers (Een liefde in 1947) en Hubert Lampo (De eerste sneeuw van het jaar), een novelle van Alfred Kossmann (Rampspoed) en verha lenbundels van Willem van Toorn (Omtrent Kapelaan), Hugo Claus (De mensen hiernaast) en eindelijk weer eens van Bertus Aafjes (De oude arkensstal). Nieuwe romans ook van Jan van der Vegt (Vlek in het meer), Boudewijn Büch (Een kleine blonde dood), Ger Verrips (De wondere zoon), Walter van de Broeck (Het beleg van La ken), Bert Jansen de literaire thriller Gezichtsbedrog), Pieter Brouwer (die eerder onder de pseudoniem P. J. Brugstedde publiceerde, 'Opera huis'), Theo Kars (De huichelaars), Jean Schalekamp (De sneeuwvrouw wacht), C. Schouwenaars (Rosen- krantz) en de debuten van P. Kou- wenberg (Glasgerinkel) en P. Cuij- pers (Een Turkse Violetta). Verhalenbundels zijn te verwachten van Marjan Berk (Een blonde rat), Rudolf Geel (Verleidingen), Willem Ottespeer (Zo'n vreemde drang van binnen) en de debutante Chantal van Dam (Middelen van bestaan). Van J. M. A. Biesheuvel verschijnt de verzamelbundel 'Zeeverhalen', van wie ook werk te vinden is in de bloemlezing 'Moderne Nederlandse verhalen'. Een andere verhalenbundel (en dan thematisch) met werk van Neder landse auteurs is 'Een afscheid'. Om in vergaande fantasie de ellende van alledag te vergeten is er van Rudy foto: wim riemens Kousbroek de sprookjesverzameling 'Het rijk van Jabeer' en van Dintje Kuik de novelle 'Het kindercircus'. Veel verwacht ik van het nieuwe boek 'Krijgsgewoel" van Armando, zonder dat ik anderen daarmee al bij voorbaat te kort zou willen doen. Tot slot het beschouwend proza met een aantal interessant lijkende ti tels. De feministen komen aan bod in de door Anja Meulenbelt samen gestelde bundel 'De auteur en haar werk', waarin Nederlandse schrijf sters zoals Renate Dorrestein, Tessa van Loo, Hannes Meinkema, Jose- pha Mendels en Elly de Waard ver tellen over hun werk en het feit dat ze vrouw zijn. Andreas Burnier bun delde haar in de periode 1970-1984 verschenen essays, een boek van ruim 300 bladzijden. In 'Literaire vriendschappen' be schrijft Boudewijn Büch twee eeu wen hartstocht in de letteren en dat lijkt mij goed voor de nodige boeien de roddel. Ook over vriendschappen gaat de studie van Charles Vergeer over 'Willem Witsen en zijn vrienden kring' en dat wil dus zeggen licht op de Tachtigers. In de bundel 'De geneugten van de roem hebben Ne derlandse schrijvers het over zichzelf en hun publiek. Onder de titel 'Me neer, dit is heilige grond' bundelen Martin van Amerongen en William Rothuizen literaire reportages, ter wijl Graa Boomsma in 'Vrijheid in de steigers' een literaire zwerftocht door Amerika beschrijft. Bert Voeten brengt in 'Neem je bed op en wandel' zijn brieven aan uit gever Bert Bakker Sr. in de open baarheid en Jan Siebelink geeft in 'De prins van nachtelijk Parijs' por tretten en gesprekken met 15 schrij vers. Jeroen Brouwers houdt zich in 'Hij is reeds aan de tverzijde' weer bezig met schrijvers en de dood. A. Middeldorp geeft zijn visie op 'De wereld van Gerrit Achterberg' en P. Spigt over 'Het ontstaan van de autobiografie in Nederland'. In 'De regels van de smaak' laten Nederlandse literatuurcritici het achterste van hun tong zien, dat hoop ik althans. F. L. Bastet en Gerrit Krol bundelen essays in res pectievelijk 'De rest schuilt onder 't kruid' en 'De schriftelijke natuur'. Van Willem Jan Otten ten slotte een groot essay 'Denken is een lust', waarin hij een poging doet om de tomografie de plaats te geven die zij verdient: in het centrum van onze gedachten. Genoeg boeken voor de komende maanden om vrije uren zinvol en aangenaam te vullen. Ook als het Gouden Boekenbal in het Amster damse Carré weer zou tegenvallen, een goed boek stelt niet gauw teleur en dat blijft dan een troost. redactie: andré oosthoek Manuel van Loggem, in het dagelijks leven psycholoog, is met een tweede thriller bij Sijthoff gekomen, „Moord in de Ashram". Het klinkt heel hard, maar de waarheid dient gezegd: geen vaart, geen spanning in welke vorm ook. Af en toe wordt de lezer wat belerend toegesproken en het enige stukje normale tekst bevindt zich praktisch aan het eind van het boek, daar waar de politie in beweging komt. Dan komt alles zo natuurlijk over, dat ik me afvroeg of de auteur niet beter een stel doodgewone politieromans kon schrijven. De enige geloofwaardige figuur is trouwens een laconieke en gezond ogende junk. De hoofdpersoon Karla Woudstra, gescheiden en in beleggingsadviezen, krijgt een inzinking en denkt dat een Baghwantherapietje haar er wel weer bovenop zal helpen. Daartoe neemt ze zelfs haar intrek in de ashram in de duinen (een soort jeugdherberg voor de gelovigen in rood) en, op de centen als ze is, steekt het haar dat De Leider maar gouden Rolls Roycen verzamelt zoals een ander dinkey-toys. Ze vermoedt een complot. Ook hier weer, eind goed al goed en zo eindigt ze in de armen van haar baas, die ouwe trouwe Wim, een suf slipovertype waar ze zich aanvankelijk te goed voor voelde. Deze Woudstra is een papieren bedenksel en de rekensommen die ze maakt zijn boeiender dan haar 'gedachtenleven', waar de auteur ons zo nu en dan op vergast. Een handleiding voor lezers met zwart geld. Manuel van Loggem „Scheidslijn" (Fontein) van Kjell-Olof Bornemark las ik in moeilijke omstandigheden, namelijk in het ziekenhuis, waar iedereen aan je kop zeurt behalve mijn schildpad, die ik altijd overal stiekem meesmokkel en die dan ook al heel wat van de wereld heeft gezien. Ik hoop dan ook van harte dat me niets ontgaan is van deze redelijk spannende, sympathieke roman over een gewetensconflict. Het verhaal gaat over Verner Neumann, een Duitser die veertig jaar lang onder een Zweedse naam een dubbelleven heeft geleid als spion. Daar wil hij vanaf. Maar spion is geen baan die je op kunt zeggen... Bornemark schildert op dezelfde houterige wijze een terroriste als Sligo. Misschien vallen terrorisme en vrouwelijkheid voor een man moeilijk te rijmen. Die van Sligo is een dikke Duitse en die van Bornemark een magere Duitse. De dikke is een geile opdonder en de dunne een uitgedroogde oude vrijster, die lesbische interessen voorwendt. Maar geen van beiden is overtuigend.. Zo kleven er nog wel wat meer smetjes aan dit boek, dat een aardig slot heeft. Maar als geheel doet deze integere roman vol verwachting uitzien naar de volgende titel van de auteur uit het land van Sjöwall/Wahlöo. Oudewijvenlectuur zou ik vervolgens „Danseres als moordwapen" (Sijthoff) van Patricia Wentworth willen noemen, dat oorspronkelijk verscheen in 1944. Dames met 'fijngespenseelde wenkbrauwen' (p. 51) en 'het hart vervuld van bittere weemoed' (p. 5); iemand 'glimlachte liefjes' (p.50), een ander is 'wanhopig vermoeid' (p. 51). Gefilosofeerd wordt er ook: 'Zijn mensen geen rare wezens?' (p. 216). In dit woud van trivialiteiten in een krom stijltje ('Miss Silvers thee was gezet van een uitstekende melange, wat een resultaat opleverde waarvan men wel droomt maar zelden bereikt', (p. 216) zit een verhaal en zelfs een plot verborgen. Lectuur voor demente bejaarden, die, zoals we weten in alle leeftijdsgroepen voorkomen. Het is raar, maar ooit heb ik een goed en vrij pervers verhaal van Wentworth gelezen. Voor een zelfde publiek haalde Sijthoff uit de kast „Lord Edgware sterft" (1933) en „Rally naar Bagdad" (1951) van Agatha Christie. „Lord Edgware sterft" is een zgn. Poirot. Een vervelend en aanstellierig mannetje, deze speurder, met een overdosis aan zelfvertrouwen wegens vermeende intelligentie, die bovendien nog denkt dat hij leuk is. Zo'n man waarvan je hoopt dat hij je niet ziet, als je ergens in een café zit. „Rally naar Bagdad" schreef de schrijfster, die gehuwd was met de archeoloog Max Mallowan, tijdens hun verblijf aldaar. Uit angst voor een zonnesteek zeker veel in de tent gezeten, wantje krijgt niet veel idee van Bagdad uit dit boek, waarin de schrijfster een jonge geiterige typiste nogal wat middelbare uitspraken in de mond legt. De typiste, een typisch jaren '50-produkt dat prat gaat op haar domheid, is halsoverkop verliefd geworden op een vlotte jongen die in een Londens park met haar aanpapt en niet graag zijn achternaam noemt. Die is dan ook Goring zonder trema, maar evengoed is de mooie jongen een fervent aanhanger van De Nieuwe Orde. En daar reist die Kip zonder Kop helemaal voor naar Bagdad! Gelukkig zorgt de ware Jozef, een geboren huisvader met een goed inkomen en vrij reizen (hij is archeoloog), dat het allemaal weer goed komt. Bèh! Er zijn heel wat betere Christies. In het nieuwste nummer van 'Maatstaf 9,75, De Arbeiderspers, Amsterdam) staat Pietro Aretino (1492-1557) centraal. Hij was de beruchte dichter van de bij tekeningen van Giulio Romano geschreven Sonetti Lussuriosi, fel erotische gedichten. Ed Schilders schrijft over het leven van Aretino, zijn werk en de nawerking ervan. We lezen hoe de censors erin geslaagd zijn de vroegste edities van de Wulpse Sonetten van de aardbodem te laten verdwijnen. Dat terwijl nu soms gemeend wordt dat Aretino thuishoort in de selecte rij mannen die de grondvesten van het moderne Europa hebben gelegd. Er is meer opmerkelijks in dit tijdschrift: een beschouwing over Nabokovs roman 'Ada', hopelijk het laatste artikel over Orwells '1984' en de poëziekroniek van Rob Schouten. Een grote tegenvaller is het verhaal "Vakantie' van F. B. Hotz. twt mei stu de 1 cirl lint gen en stei hul ze >r< strs de een een nen Het één ver vijft wer! reli bov ner Michel Dupuis publiceerde bij uitgeverij BZZTöH een grote studie over de romans van Willem Frederik Hermans onder de titel 'Hermans' dynamiek' (346 pag. 45,-.). Hij wil aantonen dat deze schrijver na Couperus, Van Oudshoorn, Bordewijk en Vestdijk een van de grootste Nederlandse romanschrijvers' uit deze eeuw is. Dupuis meent dat er van een behoorlijke studie "over het geheel van Hermans' romanwereld" nog geen sprake was voor hij op het toneel verscheen. Hij brengt echter geen nieuwe inzichten en het enige waar zijn studie (die een uitbreiding is van zijn in 1972 voltooide proefschrift) door opvalt is een uitermate onbeholpen formuleertrant. Hermans had beter verdiend. Twe Jacqueline van der Waals (1868-1922) is een van de weinige dichters uit het verleden die nog lezers trekt. Uitgeverij Meinema te Delft herdrukte haar 'Laatste verzen' (48 pag. 12,50) en H. van der Ent schreef een inleiding voor het boekje. Deze 'Laatste verzen' schreef ze op haar laatste ziekbed Ze getuigen van een persoonlijk geloof vrij van gefemel en van een moedige berusting in haar onvermijdelijke lot. Maar bovenal zijn het verzen waarin elke lezer treffende regels zal vinden, zoals: 'Geef mij de moed om onrecht te onderkennen, Ook waar 't door eeuwen van gebruik gewettigd wordt, De vaste wil aan onrecht nooit te wennen, Ook waar de macht, het weg te nemen, schort." Willem Brakman Agatha Christie De werkelijkheid is vaak gruwelijker dan de fantasie. Een uit het leven opgetekend verhaal is steeds een keten van toevalligheden terwijl in een achter de schrijftafel verzonnen verhaal geen onwaarschijnlijkheden worden getolereerd. De verhouding tussen literatuur en werkelijkheid is een heel merkwaardige. Romanschrijvers ontle nen hun stof aan de werkelijkheid in menig geval, maar ze moeten die werkelijkheid dan arrangeren en kanaliseren. Het verschil tussen een romancier en een verslaggever laat zich misschien aan de hand van een paar voorbeelden illustreren. Er heeft een verkeersongeval plaats. De verslagge ver hoeft zich geen enkele beperking op te leggen: bizarre details en tragische nevenomstandigheden kan hij rustig vermelden. In romans zullen verkeers ongelukken meestal summier en ingetogen beschre ven worden. Alles wat naar sentimentaliteit riekt - ook al gaat het op ware feiten terug - moet worden vermeden. In een land wordt gemarteld. De romancier altijd op zijn hoede voor overdrijving zal zich zoveel mogelijk op de vlakte houden bij zijn eventuele beschrijving. De verslaggever kan zonder aan geloofwaardigheid in te boeten ongetemperd schrijven over al de wreedheden die hij zag. Een begrafenisstoet gaat voorbij. Zien we dit gebeu ren door het oog van de verslaggever dan is het een feit zonder veel samenhang met andere feiten. Door het oog van de romancier is het echter een feit vol betekenis - hij zou het vermelden wanneer het in zijn verhaal geen functie had. Deze reeks voorbeelden laat zich eindeloos uitbrei den. Maar een aantal belangrijke elementen van de geldende conventies voor de romanschrijver zijn zo al naar voren gekomen. Het vermijden van het sentimentele is één van zijn opdrachten. Verder het paradoxale gegeven dat de romanschrijver juist door de werkelijkheid zonder meer te beschrijven ongeloofwaardig kan worden. Tenslotte de stelregel dat iedere schakel in zijn verhaal een betekenis moet hebben. Veel schrijvers - in ons land zijn auteurs als Dirk Ayelt Kooiman, Nicolaas Matsier en Doeschka Meijsing daar voorbeelden van - zijn zich zo sterk bewust van alle conventies waar de romancier aan gebonden is dat hun proza gekenmerkt wordt door voortdurende bezinning op de verhouding tussen literatuur en werkelijkheid. Nadrukkelijk laten zij zien dat ze niet de werkelijkheid beschrijven maar de werkelijkheid behandelen. In een aantal gevallen heeft dat geleid tot proza dat nauwelijks nog een verhaal maar uitsluitend bezinning op de vorm bevat. Fleur Bourgonje die onlangs debuteerde met 'Spoorloos' brengt ons naar een ander uiterste. Zij is een schrijfster die over de verhouding literatuur en werkelijkheid nooit lijkt te hebben nagedacht. Zij heeft de conventies waar de roman schrijver zich aan dient te houden op alle mogelij ke manieren overtreden. Ze noemde haar boek een roman, maar in een aantal hoofdstukken is het een journalistieke weergave van de werkelijkheid. Dat leidde tot onevenwichtigheid en sentimentaliteit. Daar staat tegenover dat het boek ergens over gaat. Niet over een gereformeerde jeugd, relatie problemen of andere in de huidige Nederlandse literatuur favoriete onderwerpen, maar onder meer over onderdrukking in Zuid-Amerika. Verwonderlijk is het niet dat de schrijfster van 'Spoorloos' veel meer van een verslaggeefster dan van een romancière heeft. Fleur Bourgonje (geb. 1946) heeft namelijk al een verleden als journaliste. In 1980 publiceerde zij in Venezuela een journalis tiek boek 'La luna se desangra por el otro costado' (De maan bloedt leeg aan de achterkant) dat de levensverhalen bevat van Zuidamerikaanse man nen en vrouwen die op de een of andere manier met prostitutie te maken hebben. De schrijfster heeft na een eenjarig verblijf in Frankrijk van 1970 tot 1980 in Zuid-Amerika gewoond en ook in de roman brengt zij verslag uit van haar niet zelden schokken de belevenissen uit die jaren. Met opzet schrijf ik dat ze verslag uitbrengt, want aan het literair arrangeren van de gegevens is zij onvoldoende toegekomen. Je hoeft er niet aan te twijfelen dat de hartverscheurende levensverhalen die de revue passeren in overeenstemming zijn met de waarheid. Maar in een roman moet men ellende zorgvuldig doseren om niet pathetisch te worden. Bovendien behoort zoveel leed in een roman ook een tegen wicht te krijgen in de vorm van ironie. Fleur Bourgonje zal waarschijnlijk tegenwerpen dat bij zoveel ergs een grap ongepast is. Vanuit journalis tiek oogpunt heeft zij daarin misschien gelijk, maar voor een als roman bedoeld boekwerk werkt het ontbreken van enige afstand verstikkend. Ze zit te dicht op de feiten, is wellicht te nauw bij al het treurigs dat ze beschrijft betrokken. Het is teke nend dat ze zich regelmatig verliest in gruwelijke details die in het verhaal geen tunctie hebben. De beschrijving in hoofdstuk 9 van de martelingen die de Chilenen Jorge en Regina moesten ondergaan is er een voorbeeld van. Toch missen de lezers die geërgerd door alle pathetiek dit boek voortijdig terzijde leggen iets. Zo heeft Fleur Bourgonje een aardige literaire vorm gevonden om die verschillende levens verhalen op natuurlijke wijze in haar roman te vlechten. Hoofdfiguur Hanna trekt door de wereld, sluit zich op de verschillende etappes van haar reis bij uiteenlopende mensen aan en zo komen we het nodige over het bestaan van die personen te weten. Soms neemt Hanna aan de gebeurtenissen deel, soms is ze een toevallige passante, soms blijft ze helemaal afwezig. Veelzeggend is dat verhaalfi guur Hanna dezelfde reisroute volgt als de schrijf ster. Het is dan ook niet verwonderlijk dat niets verzonnen lijkt te zijn. Op een dag besluit Hanna het ouderlijk huis te verlaten. Als vierjarig meisje heeft zij al eens moeten ondervinden dat ze wanneer het er op aan komt alleen staat in de wereld. Het zwerven zit bovendien in de familie. Hanna treedt in dit opzicht in de voetsporen van haar overleden grootmoeder. Die was na een zwerftocht verzeild geraakt in het dorp waar de familie nu nog woont, ze had daar namelijk haar hart aan de dorpssmid verloren. Deze man, de grootvader van Hanna, leeft nog. Hij heeft nooit goed hoogte van zijn echtgenote kunnen krijgen. „Ik hield van je grootmoeder maar ik gelooi niet dat zij ooit van mij heeft gehouden" (14), verklaart hij eens. Hanna weet echter dat de grootmoeder op haar beurt in haar man teleurge steld geweest is. Bij toeval heeft zij een briefje van haar aan hem gevonden waarvan verder niemand weet:Anton, ik kan niet meer. Ik voel jou zo ver weg. Ook de kinderen zijn zo ver weg en verder heb ik niets of niemand. Waarom hebben jullie mij buitengesloten? Ik hou van je Anton. Ik zou het gloeiende hoefijzer in jouw smidsvuur willen zijn, het aambeeld onder jouw moker. Maar je raakt me al zo lang niet meer aan, je werkt, je doet je plicht. Ik ben alleen, Anton, ik voel je iedere dag wat verder weg." (16). Hiermee zijn we direct bij het thema van deze roman: het zoeken naar liefde en geborgenheid van mensen, het onvermogen van mensen duide lijk te maken dat men elkaar inderdaad heeft bereik, de onoplosbare existentiële eenzaamheid van de mens. Op alle etappes van haar reis wordt Hanna met dit gegeven geconfronteerd. Ze raakt eerst in een Frans vrouwenkamp verzeild waarvan de bewoonsters wanhopig naar liefde snakken. Daarna trefeen we haar in Santiago de Chile. Langdurig trekt ze daar op met Fatima die zich het lot van de mensen in de krottenwijk pantrekt. Een volgend levensverhaal is dat van de hoer Rosita die door Hanna in een gevangenis wordt bezocht. Om in leven te kunnen blijven is zij gaan stelen. Ze heeft er alles voor over om op een waardige wijze te kunnen leven. „Ik moet nu nog vijf maanden zitten. Maar ik zweer je, ik ben bereid het geeft niet wat te doen om niet weer te creperen. Om met mijn broertjes en zusjes een restaurant binnen te lopen, net te doen of er, niets aan de hand is, een tafeltje bij het raam uit te kiezen en een menu van drie gangen te bestellen.Ik zweer je, daarvoor sla ik iemand zijn kop in. Daarvoor ga ik als het niet anders kan opnieuw op mijn rug." (48). Er is tussen al deze zich in Zuid-Amerika spelende verhalen ook een hoofdstuk over de ziekte en dood van Hanna's vader. Nooit heeft iemand moeite gedaan te begrijpen wat er in zijn laatste levensjaar door hem heen is gegaan. Evenzeer is het contact tussen de tabaksplanter Pedro Maduro en zijn echtgenote Lorenza belemmerd. Pas wanneer zij voorgoed uit zijn leven is verdwenen beseft hij wat zij voor hem heeft betekend en hoezeer hij haar te kort heeft gedaan. Maria is ook weer een hoer uit noodzaak - zij prostitueert zich voor haar familie maar krijgt van die zijde stank voor dank. In het slothoofdstuk keert Hanna terug naar Nederland - ontheemd en zonder illusies. De rode draad die door de heel gevarieerde levens verhalen loopt is dat al deze mensen in benarde situaties, mensen die het beste van hun leven willen maken, die goed willen zijn voor hun naasten, stuiten op een kloof van onbegrip. Die universele probleemstelling wordt door Fleur Bourgonje zoals we zagen soms uit heel onver wachte gezichtshoeken belicht. Dat maakt het alleen maar betreurenswaardiger dat deze roman tot in het fundament onevenwichtig is. De werkelijk is te willekeurig om in onverwerkte vorm tot literatuur te kunnen worden. Fleur Bourgonje: Spoorloos. 110 pag., 22,50 Meu- lenhoff Amsterdam.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1985 | | pagina 18