de uitgevers en
de boekenberg
letters letteren
bedenksels en
rekensommen
B.
SPOORLOOS
het debuut van fleur bourgonje
wim j. simons
proza
essay
spion
krom
aretino
hermans
dichteres
margreet hirs
LETTERKUNDIGE KRONIEK
hans warren
ZATERDAG 2 MAART 1985
OP STAPEL
De Nederlandse uitgevers gaven
deze week acte de présence met
de halfjaarlijkse boekententoonstel
ling 'Vers voor de pers'. Met de
vijftigste boekenweek (20 tot en met
30 maart 1985) voor de deur, natuur
lijk weer een breed en gevarieerd
aanbod, al weerspiegelt De Gouden
Boekenweek 1985 dan niet direct
gouden tijden voor het boekenvak.
Ook hier heeft de recessie toegesla
gen en dat vindt zijn weerslag in een
voorzichtig uitgeversbeleid. Er
wordt selectiever gewerkt en heel
wat uitgeverijen hebben hun perso
neelsbestand flink ingekrompen.
Hoe drastisch dat soms gaat, zie je
bij de Amsterdamse kwaliteitsuitge
verij Athenaeum-Polak en Van Gen
nep. Na vele jaren van nooit een cent
winst op de balans is het nu een
eenmansbedrijf geworden met de di
recteur als enige personeelslid. Om
het hoofd boven water te houden is
een flink deel van de voorraad in de
ramsj terecht gekomen en is samen
werking tot stand gekomen met uit
geverij Ambo.
Boekhandelaren verzuchten dat de
Athenaeum-boeken te mooi en te
duur waren en daardoor zeer gezocht
door de ijverig opererende boeken-
dieven. Dat soort boeken kun je dan
maar beter niet in voorraad houden
en zeker niet op een opvallende
plaats in je winkel zetten. En dat
betekent dan: niet te veel van inko
pen. Of dat deze uitgeverij de das om
heeft gedaan, lijkt mij een vraag,
maar het kan een rol hebben ge
speeld. Toch gaat het met de boe
kenverkoop niet slecht. Die was in
het afgelopen jaar redelijk stabiel. In
de periode oktober 1983 tot en met
september 1984 werden 31 miljoen
boeken verkocht (uitgezonderd
schoolboeken, encyclopedieën en
dergelijke) met een waarde van 599
miljoen gulden.
De tentoonstelling bevestigde dat
de uitgevers voorzichtiger dan voor
heen te werk gaan al wil dat niet
zeggen dat er berust wordt in wat
minder rooskleurige verkoopmoge
lijkheden.
Initiatieven genoeg en voor de ko
mende maanden een interessant
aanbod, al zie ik niet direct veel
grote uitschieters. In het geheel
blijkt vooral het literaire boek het
goed doen en dat is een hoopvol
teken. Bij Querido staan zelf twee
nieuwe reeksen op stapel, die veelbe
lovend lijken: de serie 'Transfusie'
met poëzievertalingen en de gedich
ten in de oorspronkelijke taal er
naast, zodat je goed kunt vergelij
ken; verder de serie 'Griffioen' met
teksten uit de Nederlandse letter
kunde van vor 1850, zoals midde
leeuwse exemplaren, laatmidde
leeuwse vagebondteksten, proza van
Coornhert en liederen van Bredero.
Uit wat de lezers zoals te wachten
staat, heb ik een kleine selectie
gemaakt, zodat u alvast een ver
langlijstje kunt noteren. Ik begin
met de poëzie, omdat het aanbod op
dit terrein heel behoorlijk is, zeker
als je bedenkt dat aan gedichten
doorgaans niets of niet veel te ver
dienen valt. Eerst wat verzamelbun
dels.
Onder de titel 'Wat dit blijfsel over
bleef verschijnt een verzamelbundel
van ruim 300 bladzijden van meestal
zeer korte gedichten van de inmid
dels hoogbejaarde J. C. van Schagen.
Van de in 1977 overleden Riekus
Waskowsky komen de 'Verzamelde
gedichten' beschikbaar en van Leo
Vroman de verzamelbundel 'Gedich
ten 1946-1984'. Van Ida Gerhardt
verschijnt een nieuwe editie van de
'Verzamelde gedichten'. Maria de
Groot en Christianne Méroz bunde-
len in 'Westerbork' gedichten, ge
schreven naar aanleiding van een
bezoek aan dit voormalige joodse
concentratiekamp in Drente.
Nieuwe verzenbundels verder van
Max Croiset ('Oog-opslag'), Ed Lee-
flang ('Bezoek aan het vrachtschip'),
F. L. Bastet ('Drieluik'), Anton Kor-
teweg ('Geen beter leven'), Hans van
de Waarsenburg ('Ach, de tijd'), Jo
hanna W. P. Heil 'Het landschap van
de jaren'), Hugo Claus ('Alibi'), Sal
vador Hertog ('Bestaan zonder tijd'),
Rob Schouten ('Een onderdaan uit
Thule'), Willem van Toorn ('Gulliver
en andere gedichten'), Helen Knop-
per ('Foto's geknipt voor dromen'),
Jozef Eyckmans ('Van onder en bo
ven de grond'), Jules A. Deelder
('Portret van Olivia de Havilland'),
J. C. van Schagen
Cees van Hoore ('Een bon-vivant in
de dodenstad'), Sjoerd Kuiper ('Een
reisgenoot'), Diet Verschoor ('Zou
het waar zijn wat ik zie?') en Hans
Werkman (de ballade 'De Appel
weg'). Van waarschijnlijk Nederlands
meestgelezen dichteres Nel Ben
schop verschijnt de bundel 'Hemel
hoog' en Lita Vuerhad (beter bekend
als Lieve Lita van Libelle) debuteert
met 'Op doorreis'. Simon Buschman
komt met de eerse bundel Neder
landse tanka's onder de titel 'De
daken om ons heen'. Liefhebbers van
lichtvoetige, luchthartige poëzie
kunnen alvast uitzien naar nieuw
werk van Drs. P. ('Tientallen elftal
len') en Kees Stip ('Nu stoppen de
muizen op tijd').
Bij het proza ontbreken dit voorjaar
de grote trekkers waarmee uitge
vers zich voor enige tijd op rozen
wanen te zitten. Geen nieuwe Her
mans, geen nieuw werk van Reve,
Wolkers of Maarten 't Hart. Wel om
het allemaal goed te maken 'Thea
ter', een nieuwe roman van Harry
Mulisch. Gelegenheid om eens de
aandacht op anderen te richten. Ik
geef maar een advies en wijs op
nieuwe romans van Willem Brak
man (De bekentenis van de heer K.),
Hellema (Een andere tamboer), K.
Schippers (Een liefde in 1947) en
Hubert Lampo (De eerste sneeuw
van het jaar), een novelle van Alfred
Kossmann (Rampspoed) en verha
lenbundels van Willem van Toorn
(Omtrent Kapelaan), Hugo Claus
(De mensen hiernaast) en eindelijk
weer eens van Bertus Aafjes (De
oude arkensstal).
Nieuwe romans ook van Jan van der
Vegt (Vlek in het meer), Boudewijn
Büch (Een kleine blonde dood), Ger
Verrips (De wondere zoon), Walter
van de Broeck (Het beleg van La
ken), Bert Jansen de literaire thriller
Gezichtsbedrog), Pieter Brouwer
(die eerder onder de pseudoniem P.
J. Brugstedde publiceerde, 'Opera
huis'), Theo Kars (De huichelaars),
Jean Schalekamp (De sneeuwvrouw
wacht), C. Schouwenaars (Rosen-
krantz) en de debuten van P. Kou-
wenberg (Glasgerinkel) en P. Cuij-
pers (Een Turkse Violetta).
Verhalenbundels zijn te verwachten
van Marjan Berk (Een blonde rat),
Rudolf Geel (Verleidingen), Willem
Ottespeer (Zo'n vreemde drang van
binnen) en de debutante Chantal
van Dam (Middelen van bestaan).
Van J. M. A. Biesheuvel verschijnt de
verzamelbundel 'Zeeverhalen', van
wie ook werk te vinden is in de
bloemlezing 'Moderne Nederlandse
verhalen'.
Een andere verhalenbundel (en dan
thematisch) met werk van Neder
landse auteurs is 'Een afscheid'. Om
in vergaande fantasie de ellende van
alledag te vergeten is er van Rudy
foto: wim riemens
Kousbroek de sprookjesverzameling
'Het rijk van Jabeer' en van Dintje
Kuik de novelle 'Het kindercircus'.
Veel verwacht ik van het nieuwe
boek 'Krijgsgewoel" van Armando,
zonder dat ik anderen daarmee al bij
voorbaat te kort zou willen doen.
Tot slot het beschouwend proza met
een aantal interessant lijkende ti
tels. De feministen komen aan bod
in de door Anja Meulenbelt samen
gestelde bundel 'De auteur en haar
werk', waarin Nederlandse schrijf
sters zoals Renate Dorrestein, Tessa
van Loo, Hannes Meinkema, Jose-
pha Mendels en Elly de Waard ver
tellen over hun werk en het feit dat
ze vrouw zijn. Andreas Burnier bun
delde haar in de periode 1970-1984
verschenen essays, een boek van
ruim 300 bladzijden.
In 'Literaire vriendschappen' be
schrijft Boudewijn Büch twee eeu
wen hartstocht in de letteren en dat
lijkt mij goed voor de nodige boeien
de roddel. Ook over vriendschappen
gaat de studie van Charles Vergeer
over 'Willem Witsen en zijn vrienden
kring' en dat wil dus zeggen licht op
de Tachtigers. In de bundel 'De
geneugten van de roem hebben Ne
derlandse schrijvers het over zichzelf
en hun publiek. Onder de titel 'Me
neer, dit is heilige grond' bundelen
Martin van Amerongen en William
Rothuizen literaire reportages, ter
wijl Graa Boomsma in 'Vrijheid in de
steigers' een literaire zwerftocht door
Amerika beschrijft.
Bert Voeten brengt in 'Neem je bed
op en wandel' zijn brieven aan uit
gever Bert Bakker Sr. in de open
baarheid en Jan Siebelink geeft in
'De prins van nachtelijk Parijs' por
tretten en gesprekken met 15 schrij
vers. Jeroen Brouwers houdt zich in
'Hij is reeds aan de tverzijde' weer
bezig met schrijvers en de dood. A.
Middeldorp geeft zijn visie op 'De
wereld van Gerrit Achterberg' en P.
Spigt over 'Het ontstaan van de
autobiografie in Nederland'.
In 'De regels van de smaak' laten
Nederlandse literatuurcritici het
achterste van hun tong zien, dat
hoop ik althans. F. L. Bastet en
Gerrit Krol bundelen essays in res
pectievelijk 'De rest schuilt onder 't
kruid' en 'De schriftelijke natuur'.
Van Willem Jan Otten ten slotte een
groot essay 'Denken is een lust',
waarin hij een poging doet om de
tomografie de plaats te geven die zij
verdient: in het centrum van onze
gedachten.
Genoeg boeken voor de komende
maanden om vrije uren zinvol en
aangenaam te vullen. Ook als het
Gouden Boekenbal in het Amster
damse Carré weer zou tegenvallen,
een goed boek stelt niet gauw teleur
en dat blijft dan een troost.
redactie: andré oosthoek
Manuel van Loggem, in het
dagelijks leven psycholoog, is met
een tweede thriller bij Sijthoff
gekomen, „Moord in de Ashram".
Het klinkt heel hard, maar de
waarheid dient gezegd: geen vaart,
geen spanning in welke vorm ook.
Af en toe wordt de lezer wat
belerend toegesproken en het
enige stukje normale tekst bevindt
zich praktisch aan het eind van het
boek, daar waar de politie in
beweging komt. Dan komt alles zo
natuurlijk over, dat ik me afvroeg
of de auteur niet beter een stel
doodgewone politieromans kon
schrijven. De enige geloofwaardige
figuur is trouwens een laconieke en
gezond ogende junk.
De hoofdpersoon Karla Woudstra,
gescheiden en in
beleggingsadviezen, krijgt een
inzinking en denkt dat een
Baghwantherapietje haar er wel
weer bovenop zal helpen. Daartoe
neemt ze zelfs haar intrek in de
ashram in de duinen (een soort
jeugdherberg voor de gelovigen in
rood) en, op de centen als ze is,
steekt het haar dat De Leider maar
gouden Rolls Roycen verzamelt
zoals een ander dinkey-toys. Ze
vermoedt een complot. Ook hier
weer, eind goed al goed en zo
eindigt ze in de armen van haar
baas, die ouwe trouwe Wim, een
suf slipovertype waar ze zich
aanvankelijk te goed voor voelde.
Deze Woudstra is een papieren
bedenksel en de rekensommen die
ze maakt zijn boeiender dan haar
'gedachtenleven', waar de auteur
ons zo nu en dan op vergast. Een
handleiding voor lezers met zwart
geld.
Manuel van Loggem
„Scheidslijn" (Fontein) van
Kjell-Olof Bornemark las ik in
moeilijke omstandigheden,
namelijk in het ziekenhuis, waar
iedereen aan je kop zeurt behalve
mijn schildpad, die ik altijd
overal stiekem meesmokkel en
die dan ook al heel wat van de
wereld heeft gezien. Ik hoop dan
ook van harte dat me niets
ontgaan is van deze redelijk
spannende, sympathieke roman
over een gewetensconflict.
Het verhaal gaat over Verner
Neumann, een Duitser die veertig
jaar lang onder een Zweedse naam
een dubbelleven heeft geleid als
spion. Daar wil hij vanaf. Maar
spion is geen baan die je op kunt
zeggen...
Bornemark schildert op dezelfde
houterige wijze een terroriste als
Sligo. Misschien vallen terrorisme
en vrouwelijkheid voor een man
moeilijk te rijmen. Die van Sligo is
een dikke Duitse en die van
Bornemark een magere Duitse. De
dikke is een geile opdonder en de
dunne een uitgedroogde oude
vrijster, die lesbische interessen
voorwendt. Maar geen van beiden
is overtuigend..
Zo kleven er nog wel wat meer
smetjes aan dit boek, dat een
aardig slot heeft. Maar als geheel
doet deze integere roman vol
verwachting uitzien naar de
volgende titel van de auteur uit
het land van Sjöwall/Wahlöo.
Oudewijvenlectuur zou ik
vervolgens „Danseres als
moordwapen" (Sijthoff) van
Patricia Wentworth willen
noemen, dat oorspronkelijk
verscheen in 1944.
Dames met 'fijngespenseelde
wenkbrauwen' (p. 51) en 'het hart
vervuld van bittere weemoed' (p.
5); iemand 'glimlachte liefjes'
(p.50), een ander is 'wanhopig
vermoeid' (p. 51). Gefilosofeerd
wordt er ook: 'Zijn mensen geen
rare wezens?' (p. 216). In dit woud
van trivialiteiten in een krom
stijltje ('Miss Silvers thee was
gezet van een uitstekende
melange, wat een resultaat
opleverde waarvan men wel
droomt maar zelden bereikt', (p.
216) zit een verhaal en zelfs een
plot verborgen. Lectuur voor
demente bejaarden, die, zoals we
weten in alle leeftijdsgroepen
voorkomen.
Het is raar, maar ooit heb ik een
goed en vrij pervers verhaal van
Wentworth gelezen.
Voor een zelfde publiek haalde
Sijthoff uit de kast „Lord
Edgware sterft" (1933) en „Rally
naar Bagdad" (1951) van Agatha
Christie. „Lord Edgware sterft" is
een zgn. Poirot. Een vervelend en
aanstellierig mannetje, deze
speurder, met een overdosis aan
zelfvertrouwen wegens
vermeende intelligentie, die
bovendien nog denkt dat hij leuk
is. Zo'n man waarvan je hoopt dat
hij je niet ziet, als je ergens in een
café zit.
„Rally naar Bagdad" schreef de
schrijfster, die gehuwd was met de
archeoloog Max Mallowan, tijdens
hun verblijf aldaar. Uit angst voor
een zonnesteek zeker veel in de
tent gezeten, wantje krijgt niet
veel idee van Bagdad uit dit boek,
waarin de schrijfster een jonge
geiterige typiste nogal wat
middelbare uitspraken in de mond
legt.
De typiste, een typisch jaren
'50-produkt dat prat gaat op haar
domheid, is halsoverkop verliefd
geworden op een vlotte jongen die
in een Londens park met haar
aanpapt en niet graag zijn
achternaam noemt. Die is dan ook
Goring zonder trema, maar
evengoed is de mooie jongen een
fervent aanhanger van De Nieuwe
Orde. En daar reist die Kip zonder
Kop helemaal voor naar Bagdad!
Gelukkig zorgt de ware Jozef, een
geboren huisvader met een goed
inkomen en vrij reizen (hij is
archeoloog), dat het allemaal weer
goed komt. Bèh! Er zijn heel wat
betere Christies.
In het nieuwste nummer van
'Maatstaf 9,75, De
Arbeiderspers, Amsterdam) staat
Pietro Aretino (1492-1557)
centraal. Hij was de beruchte
dichter van de bij tekeningen van
Giulio Romano geschreven
Sonetti Lussuriosi, fel erotische
gedichten. Ed Schilders schrijft
over het leven van Aretino, zijn
werk en de nawerking ervan. We
lezen hoe de censors erin geslaagd
zijn de vroegste edities van de
Wulpse Sonetten van de
aardbodem te laten verdwijnen.
Dat terwijl nu soms gemeend
wordt dat Aretino thuishoort in de
selecte rij mannen die de
grondvesten van het moderne
Europa hebben gelegd. Er is meer
opmerkelijks in dit tijdschrift: een
beschouwing over Nabokovs
roman 'Ada', hopelijk het laatste
artikel over Orwells '1984' en de
poëziekroniek van Rob Schouten.
Een grote tegenvaller is het
verhaal "Vakantie' van F. B. Hotz.
twt
mei
stu
de 1
cirl
lint
gen
en
stei
hul
ze
>r<
strs
de
een
een
nen
Het
één
ver
vijft
wer!
reli
bov
ner
Michel Dupuis publiceerde bij
uitgeverij BZZTöH een grote
studie over de romans van Willem
Frederik Hermans onder de titel
'Hermans' dynamiek' (346 pag.
45,-.). Hij wil aantonen dat deze
schrijver na Couperus, Van
Oudshoorn, Bordewijk en
Vestdijk een van de grootste
Nederlandse romanschrijvers' uit
deze eeuw is. Dupuis meent dat er
van een behoorlijke studie "over
het geheel van Hermans'
romanwereld" nog geen sprake
was voor hij op het toneel
verscheen. Hij brengt echter geen
nieuwe inzichten en het enige
waar zijn studie (die een
uitbreiding is van zijn in 1972
voltooide proefschrift) door opvalt
is een uitermate onbeholpen
formuleertrant. Hermans had
beter verdiend.
Twe
Jacqueline van der Waals
(1868-1922) is een van de weinige
dichters uit het verleden die nog
lezers trekt. Uitgeverij Meinema
te Delft herdrukte haar 'Laatste
verzen' (48 pag. 12,50) en H. van
der Ent schreef een inleiding voor
het boekje. Deze 'Laatste verzen'
schreef ze op haar laatste ziekbed
Ze getuigen van een persoonlijk
geloof vrij van gefemel en van een
moedige berusting in haar
onvermijdelijke lot. Maar bovenal
zijn het verzen waarin elke lezer
treffende regels zal vinden, zoals:
'Geef mij de moed om onrecht te
onderkennen,
Ook waar 't door eeuwen van
gebruik gewettigd wordt,
De vaste wil aan onrecht nooit te
wennen,
Ook waar de macht, het weg te
nemen, schort."
Willem Brakman
Agatha Christie
De werkelijkheid is vaak gruwelijker dan de
fantasie. Een uit het leven opgetekend verhaal
is steeds een keten van toevalligheden terwijl in
een achter de schrijftafel verzonnen verhaal geen
onwaarschijnlijkheden worden getolereerd. De
verhouding tussen literatuur en werkelijkheid is
een heel merkwaardige. Romanschrijvers ontle
nen hun stof aan de werkelijkheid in menig geval,
maar ze moeten die werkelijkheid dan arrangeren
en kanaliseren. Het verschil tussen een romancier
en een verslaggever laat zich misschien aan de
hand van een paar voorbeelden illustreren.
Er heeft een verkeersongeval plaats. De verslagge
ver hoeft zich geen enkele beperking op te leggen:
bizarre details en tragische nevenomstandigheden
kan hij rustig vermelden. In romans zullen verkeers
ongelukken meestal summier en ingetogen beschre
ven worden. Alles wat naar sentimentaliteit riekt -
ook al gaat het op ware feiten terug - moet worden
vermeden.
In een land wordt gemarteld. De romancier altijd op
zijn hoede voor overdrijving zal zich zoveel mogelijk
op de vlakte houden bij zijn eventuele beschrijving.
De verslaggever kan zonder aan geloofwaardigheid
in te boeten ongetemperd schrijven over al de
wreedheden die hij zag.
Een begrafenisstoet gaat voorbij. Zien we dit gebeu
ren door het oog van de verslaggever dan is het een
feit zonder veel samenhang met andere feiten. Door
het oog van de romancier is het echter een feit vol
betekenis - hij zou het vermelden wanneer het in
zijn verhaal geen functie had.
Deze reeks voorbeelden laat zich eindeloos uitbrei
den. Maar een aantal belangrijke elementen van de
geldende conventies voor de romanschrijver zijn zo
al naar voren gekomen. Het vermijden van het
sentimentele is één van zijn opdrachten. Verder het
paradoxale gegeven dat de romanschrijver juist
door de werkelijkheid zonder meer te beschrijven
ongeloofwaardig kan worden. Tenslotte de stelregel
dat iedere schakel in zijn verhaal een betekenis
moet hebben.
Veel schrijvers - in ons land zijn auteurs als Dirk
Ayelt Kooiman, Nicolaas Matsier en Doeschka
Meijsing daar voorbeelden van - zijn zich zo sterk
bewust van alle conventies waar de romancier aan
gebonden is dat hun proza gekenmerkt wordt door
voortdurende bezinning op de verhouding tussen
literatuur en werkelijkheid. Nadrukkelijk laten zij
zien dat ze niet de werkelijkheid beschrijven maar
de werkelijkheid behandelen. In een aantal gevallen
heeft dat geleid tot proza dat nauwelijks nog een
verhaal maar uitsluitend bezinning op de vorm
bevat.
Fleur Bourgonje die onlangs debuteerde met
'Spoorloos' brengt ons naar een ander uiterste.
Zij is een schrijfster die over de verhouding
literatuur en werkelijkheid nooit lijkt te hebben
nagedacht. Zij heeft de conventies waar de roman
schrijver zich aan dient te houden op alle mogelij
ke manieren overtreden. Ze noemde haar boek een
roman, maar in een aantal hoofdstukken is het een
journalistieke weergave van de werkelijkheid. Dat
leidde tot onevenwichtigheid en sentimentaliteit.
Daar staat tegenover dat het boek ergens over
gaat. Niet over een gereformeerde jeugd, relatie
problemen of andere in de huidige Nederlandse
literatuur favoriete onderwerpen, maar onder
meer over onderdrukking in Zuid-Amerika.
Verwonderlijk is het niet dat de schrijfster van
'Spoorloos' veel meer van een verslaggeefster dan
van een romancière heeft. Fleur Bourgonje (geb.
1946) heeft namelijk al een verleden als journaliste.
In 1980 publiceerde zij in Venezuela een journalis
tiek boek 'La luna se desangra por el otro costado'
(De maan bloedt leeg aan de achterkant) dat de
levensverhalen bevat van Zuidamerikaanse man
nen en vrouwen die op de een of andere manier met
prostitutie te maken hebben. De schrijfster heeft na
een eenjarig verblijf in Frankrijk van 1970 tot 1980
in Zuid-Amerika gewoond en ook in de roman
brengt zij verslag uit van haar niet zelden schokken
de belevenissen uit die jaren. Met opzet schrijf ik
dat ze verslag uitbrengt, want aan het literair
arrangeren van de gegevens is zij onvoldoende
toegekomen. Je hoeft er niet aan te twijfelen dat de
hartverscheurende levensverhalen die de revue
passeren in overeenstemming zijn met de waarheid.
Maar in een roman moet men ellende zorgvuldig
doseren om niet pathetisch te worden. Bovendien
behoort zoveel leed in een roman ook een tegen
wicht te krijgen in de vorm van ironie. Fleur
Bourgonje zal waarschijnlijk tegenwerpen dat bij
zoveel ergs een grap ongepast is. Vanuit journalis
tiek oogpunt heeft zij daarin misschien gelijk, maar
voor een als roman bedoeld boekwerk werkt het
ontbreken van enige afstand verstikkend. Ze zit te
dicht op de feiten, is wellicht te nauw bij al het
treurigs dat ze beschrijft betrokken. Het is teke
nend dat ze zich regelmatig verliest in gruwelijke
details die in het verhaal geen tunctie hebben. De
beschrijving in hoofdstuk 9 van de martelingen die
de Chilenen Jorge en Regina moesten ondergaan is
er een voorbeeld van. Toch missen de lezers die
geërgerd door alle pathetiek dit boek voortijdig
terzijde leggen iets.
Zo heeft Fleur Bourgonje een aardige literaire
vorm gevonden om die verschillende levens
verhalen op natuurlijke wijze in haar roman te
vlechten. Hoofdfiguur Hanna trekt door de wereld,
sluit zich op de verschillende etappes van haar reis
bij uiteenlopende mensen aan en zo komen we het
nodige over het bestaan van die personen te weten.
Soms neemt Hanna aan de gebeurtenissen deel,
soms is ze een toevallige passante, soms blijft ze
helemaal afwezig. Veelzeggend is dat verhaalfi
guur Hanna dezelfde reisroute volgt als de schrijf
ster. Het is dan ook niet verwonderlijk dat niets
verzonnen lijkt te zijn.
Op een dag besluit Hanna het ouderlijk huis te
verlaten. Als vierjarig meisje heeft zij al eens
moeten ondervinden dat ze wanneer het er op aan
komt alleen staat in de wereld. Het zwerven zit
bovendien in de familie. Hanna treedt in dit opzicht
in de voetsporen van haar overleden grootmoeder.
Die was na een zwerftocht verzeild geraakt in het
dorp waar de familie nu nog woont, ze had daar
namelijk haar hart aan de dorpssmid verloren. Deze
man, de grootvader van Hanna, leeft nog. Hij heeft
nooit goed hoogte van zijn echtgenote kunnen
krijgen. „Ik hield van je grootmoeder maar ik gelooi
niet dat zij ooit van mij heeft gehouden" (14),
verklaart hij eens. Hanna weet echter dat de
grootmoeder op haar beurt in haar man teleurge
steld geweest is. Bij toeval heeft zij een briefje van
haar aan hem gevonden waarvan verder niemand
weet:Anton, ik kan niet meer. Ik voel jou zo ver
weg. Ook de kinderen zijn zo ver weg en verder heb
ik niets of niemand. Waarom hebben jullie mij
buitengesloten? Ik hou van je Anton. Ik zou het
gloeiende hoefijzer in jouw smidsvuur willen zijn,
het aambeeld onder jouw moker. Maar je raakt me
al zo lang niet meer aan, je werkt, je doet je plicht.
Ik ben alleen, Anton, ik voel je iedere dag wat
verder weg." (16).
Hiermee zijn we direct bij het thema van deze
roman: het zoeken naar liefde en geborgenheid
van mensen, het onvermogen van mensen duide
lijk te maken dat men elkaar inderdaad heeft
bereik, de onoplosbare existentiële eenzaamheid
van de mens. Op alle etappes van haar reis wordt
Hanna met dit gegeven geconfronteerd.
Ze raakt eerst in een Frans vrouwenkamp verzeild
waarvan de bewoonsters wanhopig naar liefde
snakken. Daarna trefeen we haar in Santiago de
Chile. Langdurig trekt ze daar op met Fatima die
zich het lot van de mensen in de krottenwijk
pantrekt. Een volgend levensverhaal is dat van de
hoer Rosita die door Hanna in een gevangenis
wordt bezocht. Om in leven te kunnen blijven is zij
gaan stelen. Ze heeft er alles voor over om op een
waardige wijze te kunnen leven.
„Ik moet nu nog vijf maanden zitten. Maar ik zweer
je, ik ben bereid het geeft niet wat te doen om niet
weer te creperen. Om met mijn broertjes en zusjes
een restaurant binnen te lopen, net te doen of er,
niets aan de hand is, een tafeltje bij het raam uit te
kiezen en een menu van drie gangen te bestellen.Ik
zweer je, daarvoor sla ik iemand zijn kop in.
Daarvoor ga ik als het niet anders kan opnieuw op
mijn rug." (48).
Er is tussen al deze zich in Zuid-Amerika spelende
verhalen ook een hoofdstuk over de ziekte en dood
van Hanna's vader. Nooit heeft iemand moeite
gedaan te begrijpen wat er in zijn laatste levensjaar
door hem heen is gegaan. Evenzeer is het contact
tussen de tabaksplanter Pedro Maduro en zijn
echtgenote Lorenza belemmerd. Pas wanneer zij
voorgoed uit zijn leven is verdwenen beseft hij wat
zij voor hem heeft betekend en hoezeer hij haar te
kort heeft gedaan.
Maria is ook weer een hoer uit noodzaak - zij
prostitueert zich voor haar familie maar krijgt van
die zijde stank voor dank. In het slothoofdstuk
keert Hanna terug naar Nederland - ontheemd en
zonder illusies.
De rode draad die door de heel gevarieerde levens
verhalen loopt is dat al deze mensen in benarde
situaties, mensen die het beste van hun leven
willen maken, die goed willen zijn voor hun
naasten, stuiten op een kloof van onbegrip. Die
universele probleemstelling wordt door Fleur
Bourgonje zoals we zagen soms uit heel onver
wachte gezichtshoeken belicht. Dat maakt het
alleen maar betreurenswaardiger dat deze roman
tot in het fundament onevenwichtig is. De
werkelijk is te willekeurig om in onverwerkte
vorm tot literatuur te kunnen worden.
Fleur Bourgonje: Spoorloos. 110 pag., 22,50 Meu-
lenhoff Amsterdam.