VIJFTIG JAAR ANP PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT a PAGINA 17 huisstijl f hap-snap mening vormen toegevoegde waarde west-1 tot zuid-2 spanning breken willem schrama I ier dat! n 1 r l/1/EEK-UIT ZATERDAG 2 MAART 1985 Het Algemeen Nederlands Persbureau - beter bekend als het ANP - bestaat op 1 juli a.s. een halve eeuw. Het ratelende telexnet van weleer mag de laatste tijd dan goeddeels vervangen zijn door een geavanceerd computersysteem dat in staat is 14.000 lettertekens per minuut uit te braken, de doelstelling is gebleven wat ze altijd al was: 'een onpartijdig en onafhankelijk bureau ter objectieve verstrekking van binnenlandse en buitenlandse nieuwsberichten aan de Nederlandse pers, radio en televisie en anderen'. Wie ANP zegt, zegt kort, droog en zakelijk. Adjunct-hoofdredacteur Wibo Burgers beaamt het met een weidse glimlach. „We aijn strikt onpartijdig en hebben inderdaad naar buiten toe geen eigen mening. Da's wel eens vervelend, maar dat is nu eenmaal onze grondslag". Hij ver wijst in dit verband naar de 'huisstijl' vaji het ANP, vervat in een gestencild boekwerkje. Daarin krijgt ook de factor zorgvuldigheid ruime aandacht. Een ^■P-bericht dient altijd voorzien te zijn van een controleerbare bron en in ^troversiële zaken dient onverwijld ierhoor te worden toegepast. Om het t genoemd 'huisbijbeltje' te zeggen: zijn kl opinies of meningen de moeite waard in ANP-berichten te verschijnen, dan i die niet van het ANP, maar van fsonen, instanties of partijen die met ne dienen te worden genoemd. Uit,:onderingen bevestigen overigens ook jr de regel, maar daarover later nog. dan ook, met ruim 150 journalisten en kalf fotografen in vaste dienst verzorgt t ANP jaarlijks een onafgebroken stroom om en nabij de 70.000 nieuwsberichten «10.000 foto's. De meeste verslaggevers ofibreren vanuit Den Haag op een groot rafital gespecialiseerde terreinen, zoals bijvoorbeeld parlement, onderwijs, l®dbouw, de sociaal-economische sector en niet te vergeten de sport. Maar ook op bijkantoren en buitenlandse posten zijn er Specialisaties ontwikkeld. Zo worden vakbeweging en volksgezondheid van oudsher in Utrecht gecoverd, zeevaart en scheepsbouw in Rotterdam, de beurs in Het hoofdkantoor in Den Haag foto roland de bruin I4ap voorhoofd van Willem Gitz (chef parlementaire redactie) ontvouwt zich diepe rimpel. „Voor ijdelheid", zegt hij lachtzaam, „is het ANP nooit een goede |dingsbodem geweest. We hebben hier een aantal identiteitszoekers gehad, ir die zijn in de loop der jaren allemaal :r weggegaan. Onze journalistieke |attingen nopen nu eenmaal niet tot :ripperij. Het gaat ons om het :hrevene, en niet om wie het schrijft". Gitz is al 37 jaar in dienst bij het ANP, „was van de laatste 18 als l'p»ementsredacteur. Hoewel het uJBfflnenhof zijn werkdomein is en niet het puic lige hoofdkantoor aan de Haagse Eispnhowerlaan, heeft hij er veel zien -veranderen. Niet in het minst de werkwijze. „Ik herinner me nog de tijd dat we zonder eindredacteuren werkten. Dat betekende de dienstdoende redacteur binnenland [elimiteerd stukken kon doorgeven. Ik het meegemaakt dat er verhalen van meter lengte van het net kwamen :n". ;inc ïie naoorlogse periode was het ANP nog ondergebracht in een drietal herenhuizen in het centrum van Den Haag. Tijdens de nachtdienst leerde menig redacteur er autorijden. Eenvoudigweg omdat het sleuteltje van de rode directie-Mercedes 'publiek bezit werd nadat de chauffeur het pand had verlaten. Gitz kan zich de eerste directeur en oprichter Herman van der Pol nog goed voor de geest halen. „Echt het type van de alle enheerser. Kwam je om looi isverhoging, dan kreeg je bijvoorbeeld een paar nieuwe schoenen. De perfecte bliksemafleider, want over looi isverhoging werd dan natuurlijk niet meer geluld. Dat soort hap-snap beleid was tyjjerend voor die jaren. Ik kwam hier een w«k voor de Nacht van Schmelzer. Toen deed je met twee, drie man een kÉlinetscrisis. En dat waren verslagen waar meer dan de helft yan de Nederlandse kranten op dreef. Je was dus dag en nacht inae weer, daar kwam het op neer". „De journalistiek mag dan vreselijk ver; kelijkt zijn, er is gelukkig veel ten glide veranderd. Tegenwoordig werken wij hier op het Binnenhof met zes man die het niÉïr mijn smaak goed doen, ook gezien de aftme van onze berichten in de kranten. Een onderzoek van driejaar geleden leerde nog dat het parlementaire ANP-nieuws een score van 67 procent over alle Nederlandse djmbladen haalde. Dat is ook niet zo gek voo wie bedenkt dat wij zo ongeveer alles dekken. Als andere collega's klaar zijn, zitten wij nog achter het beeldscherm. Ver gadert de RPF, dan laat de landelijke pers het wijselijk afweten want het ANP zit er toch wel. Of we daar nooit moe van wor den? Och, dat word je volgens mij ook wel eens als je levensverzekeringen ver :oopt. En anderzijds is er ook weer de bevrediging. Als ik 's morgens opsta lees ik njijn eigen stuk in de ochtendbladen. En als je dan 's middags laat nog wat doorgeeft, blijkt het bij de kiosk al in de middagbladen te staan. Dat houdt het leuk". de terreur van de permanente tijdnood Amsterdam, luchtvaart op Schiphol, de omroepen in Hilversum en Europese aangelegenheden in Brussel. Rest ten slotte nog een viertal eenmansposten in Arnhem, Eindhoven, Twente en op de Antillen ten behoeve van het reguliere nieuwsgebeuren aldaar. Hoezeer de Nederlandse dagbladen afhankelijk zijn van al deze nieuwsleveranciers bleek nog eens overduidelijk op de ochtend van 4 maart 1980, toen het ANP als speerpunt was aangewezen in het kader van de FNV-acties tegen het beleid van het kabinet-Van Agt-I. Het personeel besloot die dag uitsluitend berichten aangaande de vakbondsacties door te geven, daarbij uiteraard de gebruikelijke objectiviteitsnormen in acht nemend. Veel paniek, en niet alleen bij de aangesloten kranteredacties maar ook bij een furieuze ANP-directeur Carel van Ditshuizen, die eigenhandig de stoppen eruit trok. Kortom: kranten kunnen niet zonder het ANP, en omgekeerd. Ze vormen dan ook een liefdevol doch gedwongen huwelijk, gesloten in december 1934, toen de Nederlandse dagbladuitgevers gezamenlijk en in eigen beheer een nationaal persbureau oprichtten met het doel er een volledig onafhankelijk journalistiek bedrijf van te maken. Een halfjaar later was het al zover. Op 1 juli 1935 begon het ANP (toen nog in een pand aan de Amsterdamse Herengracht) te functioneren. De eerste redacteuren waren voor het leeuwedeel afkomstig van het handjevol particuliere nieuwsdiensten dat ons land voordien nog rijk was, en die door de krantendirecteuren voor het gemak maar waren opgekocht. Het bestuursorgaan was - en is nog steeds - een Raad van Beheer waarin dagbladdirecteuren, hoofdredacteuren en vertegenwoordigers van de NOS zitting hebben. De NOS mag dan geen mede-eigenaar zijn, ze is vanwege de vele radionieuwsdiensten (zo'n zestig per etmaal) wel een belangrijke contractant en draagt voor ongeveer een zesde bij in de kosten. De Nederlandse dagbladen brengen het restant op tafel naar rato van het aantal abonnees. Henk Lichtenveldt (jarenlang journalist bij Het Vrije Volk, later bij de NOS) is sinds vier jaar hoofdredacteur van het ANP. In tegenstelling tot bij de meeste krantenbedrijven is zijn functie bij de directie ondergebracht. Begrijpelijk is derhalve zijn reactie als het gaat over de jaarlijkse strijd om de vaststelling van het budget, waarvan veel redacteuren menen dat het allemaal wat ruimer kan. Lichtenveldt: „Elke journalistieke organisatie heeft altijd één verslaggever te weinig. En dat is maar goed ook, want gezien de financiële positie van de meeste dagbladen kan een beetje pas op de plaats maken op dit moment geen kwaad". Hij omschrijft zijn functie als een boeiende opdracht. "Wij zijn de centrale nieuwsleverancier voor nagenoeg alle media in Nederland. Dat is natuurlijk niet niks. In dit bedrijf sta je nooit stil. Je probeert elke dag wéér de snelheid en de kwaliteit van het nieuws te verhogen. De laatste tijd proberen we het nieuws ook steeds meer context te geven. Bij de herdenking van de Jalta-akkoorden zetten we bijvoorbeeld grote achtergrondverhalen uit, en die zag je dan over hele pagina's in de kranten terug. Daarin weerspiegelt zich ook een beetje de solidariteit die de kranten met het ANP hebben. Men voelt zich toch een beetje eigenaar". Waar de buitenlandse berichtgeving van het ANP grotendeels op contractbasis wordt aangereikt door de grote internationale persbureaus, daar is de binnenlandse geheel van eigen makelij. Op de redactie binnenland is de potige James McConigal („ja, een Schotse vader") de man onder wiens leiding zeventien bureauredacteuren dagelijks 150 tot 200 berichten doen uitgaan, aangereikt door zo'n 70 verslaggevers en 125 correspondenten in den lande. „Vroeger hadden we tot in elk gehucht wel een veldwachter of pompbediende die ons tijdig inseinde als er wat aan de hand was", vertelt hij. „Maar tegenwoordig gaat dat veel professioneler. Ons correspondentenleger bestaat vrijwel geheel uit beroepsmensen, die met z'n allen elke dag weer 'n enorme berichtenstroom produceren. Die komt vervolgens zo snel mogelijk - ingekort, en meestal herschreven - op het net". McConigal zegt zich aangetrokken te voelen door het zogenaamde 'harde nieuws', op feiten gebaseerd en zonder omhaal van woorden. „Commentaren en subjectief Een deel van de redactie foto roland de bruin geladen achtergrond, dat kan hier niet. Wel bestaat de mogelijkheid tot langere produkties, maar dan altijd weer binnen de grenzen van strikte objectiviteit. Zo is bijvoorbeeld de ABP-affaire een jaar lang door één redactrice gevolgd. Die beschikte op een gegeven moment over zoveel kennis van zaken dat ze er een samenvattend achtergrondverhaal over maakte, maar dan ook pertinent zonder eigen mening erin". „Want dat is toch in feite de taak van een journalist: het nieuws zodanig brengen dat de burger in het land zich er een mening over kan vormen. Een andere zaak is datje als serieus journalist ook een zodanige selectie van het nieuws moet brengen, dat diezelfde burger een zo compleet mogelijk beeld ervan krijgt voorgeschoteld. Ook dat verliezen we niet uit het oog. We brengen een zodanig pakket datje er in theorie een krant mee kunt vullen. Over compleet gesproken: wij zijn de enige nieuwsorganisatie in Nederland die dagelijks alle negentien rechtbanken en vijf gerechtshoven afloopt". „Wij schrijven voor zowel De Waarheid als het Friesch Dagblad, voor het Algemeen Dagblad en het Nieuwsblad van het Noorden. Die kranten hebben stuk voor stuk verschillende belangen en toch moeten wij ze allemaal tevreden stellen. Het publiek van de ANP-journalist is trouwens toch erg groot. Stel, je hebt om twaalf uur 's middags een stuk. Dan is dat om kwart over twaalf op Teletekst, om tien voor half een op de radionieuwsdienst, een paar uur later in de middagkranten, 's avonds op het NOS-Journaal en vervolgens weer in de ochtendbladen". Niet minder op zijn hoede is chef buitenland Jan van Groesen, die met zijn 18-koppige deelredactie onder meer tot taak heeft de nieuwsstroom van de buitenlandse persbureaus van een toegevoegde waarde te voorzien. Van Groesen: „We hebben hier de laatste jaren echte specialisaties opgebouwd. Afrika, Noord- en Zuid-Amerika, het Caribisch gebied, het Verre Oosten, Oost-Europa en noem maar op. Maar ook de NAVO, de Oost-West verhoudingen en de Verenigde Naties. We hebben bewust gestreefd naar het binnenhalen van mensen die hun studie gericht hebben op al dit soort journalistieke specialismen. Hun kennis als toegevoegde waarde is belangrijk, omdat zelfs de grote persbureaus niet altijd even betrouwbaar zijn. Is er al geen sprake van de dagelijkse kleine foutjes, dan heb je toch vaak te maken met eenzijdigheid. Niet alleen bij bronnen uit landen met een onderdrukkend regime, maar ook een Amerikaans persbureau zal doorgaans anders over Latijns-Amerika schrijven dan bijvoorbeeld het Britse Reuter of het Franse AFP". „Daarnaast doen we ook veel zelf. Niet alleen de vaste punten als het Europees Parlement en de Raad van Europa, maar bijvoorbeeld ook de veiligheidsconferentie in Helsinki en grote internationale ontwikkelingsconferenties als die in Madrid en Stockholm. Nieuw voor het ANP was vorig jaar nog een eigen verslaggever bij de Filippijnse verkiezingen, omdat die nu eenmaal spectaculairder waren dan normale verkiezingen elders". Van Groesen zegt overigens tot zijn spijt niet altijd - indachtig de ANP-formule - te kunnen werken met keiharde bronnen. "Met name in dictatoriaal geregeerde landen kun je vaak niet onmiddellijk mensen vinden die met naam en toenaam vermeld willen worden. Suriname is daar een voorbeeld van. Toch hebben we op het gebied van de Surinaamse berichtgeving de laatste jaren in de voorhoede gelopen. Bij hard nieuws zonder bron kan men er zeker van zijn dat het twee of driemaal gecheckt is, want één misser en je naam gaat er aan. Daar waken we zorgvuldig voor". Degenen die de bijna heilige objectiviteitswetten van het ANP een klein beetje aan hun laars mogen lappen, zijn de sportredacteuren. Kopman is daar Piet Philippa, die met zijn vijftien redactieleden en een net van honderd correspondenten dankbaar het gat vult dat door de vaak krap bemande sportredacties van de kranten wordt gecreëerd. De ANP-versie van een topper als Ajax-Feijenoord mag dan bij de meeste dagbladen in de prullenbak verdwijnen, het feit dat bijvoorbeeld De Limburger dat verslag in extenso plaatst, stemt weer tot vreugde. En wat zouden de sportredacties zondagsavonds moeten beginnen zonder de gigantische brij van uitslagen, variërend van district West-1 tot Zuid-2? Het zijn er zo'n 2000 per weekeinde, en daar moetje vroeg voor opstaan (of laat voor naar bed, zo men wil). Maar terzake. Philippa: „Wij zijn inderdaad de enigen die een beetje mogen opiniëren, zij het dan alleen op sporttechnisch gebied. Dat heeft te maken met de ontwikkelingen in de sportjournalistiek van de laatste tien jaar. Het gaat immers niet alleen om de bal, maar ook om degene die 'm trapt. Ook schrijven we tegenwoordig veel beschouwender over bijvoorbeeld de medisch-sociale elementen in de sport. Doping en dergelijke. Zoiets geeft toch een lekker gevoel, dat vraagt toch een beetje inzicht en vaardigheid, en op dat gebied is ook het ANP niet achtergebleven". Hoewel fragmentarisch, is hierboven wellicht een beetje een beeld geschetst van die almaar doorratelende nieuwsmachine die ANP heet. Willem Gitz, nog eenmaal terugblikkend op de tijden van toen: „Het was en is een hardwerkend en produktief bedrijf, en dat was vroeger per definitie inherent aan onderbezetting. Ik weet nog hoe in de jaren vijftig een paar redacteuren op zondagochtend de brandslang richtten op een groepje soldaten van het Leger des Heils, dat voor de deur van het ANP stond te musiceren. De hele handel spatte uiteen, de tuba vol met water, ach, hou op. Eén-aprilmoppen, dat mocht ook nooit. Toch hebben we er wel eens stiekem een op het net gezet. Over een zekere Russische professor Kartovlov die naar Nederland zou komen om aardappels te kopen. Die vormden namelijk een uitermate geschikte brandstof voor de eerste Russische ruimtevaartraket. Wat gebeurde? In Zeeland vlogen de aardappelprijzen omhoog, er was op een gegeven moment bijna geen bintje meer te krijgen, de boeren hielden ze fijn achter voor de Grote Transactie". „Achteraf moet je dit soort uitspattingen toch zien als het breken van de spanning in dit bijna asociale vak waarin er door de werkgevers lange tijd roofbouw op ons is gepleegd. En nog steeds is er de neiging om het ANP zo goedkoop mogelijk te houden. Neem nou zo'n jubileum. Als je vijftig jaar bestaat en er is alleen maar een beetje geld voor een gedenkboekje en een feestje voor het personeel... Dat kan toch wat sjieker, door bijvoorbeeld een extra maandsalarisje of zo. Bij onze geregelde bezoeken aan de kranten krijgen we regelmatig lof toegezwaaid voor wat we doen. Nou, dan zeg ik op mijn beurt: dan zouden die kranten het ANP ook eens op een andere manier moeten waarderen".

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1985 | | pagina 17