de ondergang van
max peereboom
waard te
behouden
INDUSTRIEBOUW
ALS MONUMENT
PZC/ week-in
ZATERDAG 10 NOVEMBER 1984
'EEN JOODSE
TERRORIST'
De joodse gemeen
schap in Vlissingen
telde in 1942 volgens
de Duitse archieven
39 zogenaamde 'vol
joden'. Onder de Vlis-
singse joden die wer
den gedeporteerd het
gezin van Max Peere
boom. Diens jongere
broer Simon was de
enige van de familie
die de oorlog over
leefde. Zijn bevrij
ders, de 101 Airborn
Division, benoemden
hem tot ere-luitenant,
uit eerbied voor alles
wat hij tijdens de oor
logsjaren heeft be
leefd. Een familiever
haal.
Simon Peereboom in het uniform van de Airborn-divisie
foto; roland de bruin
Vlissingen telde in 1942
volgens de Duitse ar
chieven 39 'voljoden'. De uit
Amsterdam afkomstige Max
Peereboom was een van hen.
Hij was een vooraanstaand
man in de Vlissingse ge
meenschap, lid van het Rode
Kruis en talrijke andere ver
enigingen die hij een warm
hart toedroeg, maar ook een
enthousiast fotograaf en
filmer. In het doorgangs
kamp Westerbork legde hij
de gruwelijke beelden vast
van de deportaties, waaraan
hij ook zelf niet ontkwam,
evenmin als zijn vrouw en
twee kinderen.
Zijn jongste broer Simon, die als
enige van de familie de systemati
sche uitroeiing overleefde, stelt deze
historische beelden voor elke gele
genheid ter beschikking, evenals de
opnamen die Max heeft gemaakt van
het bombardement van Rotterdam,
Zij worden omgezet op video-band.
die op verzoek wordt vertoond als
onderdeel van de expositie 'Vlissin
gen tijdens en kort na de tweede
wereldoorlog', die tot en met januari
is te zien in het stedelijk museum
van Vlissingen.
„De dood van duizenden is slechts
een statistiek. De dood van één mens
of één gezin is een tragedie", zegt
Simon Peereboom. in navolging van
de Franse staatsman Clemenceau.
die deze woorden uitsprak tijdens de
eerste wereldoorlog. De samenstel
lers van de expositie In Vlissingen,
het stedelijk museum en het ge
meentelijk archief, hebben gepro
beerd die tragedie tot uitdrukking te
brengen, om duidelijk te maken dat
zoiets nooit meer mag gebeuren
Daarvoor hebben zij de ervaringen
van Max Peereboom als voorbeeld
genomen.
Marcus Peereboom was op 19 decem-
bei 1911 in Amsterdam geboren als
zoon van Josef Peereboom en Vrouw
tje Peereboom-Saksioni. Zijn vader
werkte vanaf zijn veertiende jaar (tot
1943) voor het Nieuw Israëlitisch
Weekblad, als assistent van de
redactie, administratie en expeditie.
Bovendien werden in de winkel be
neden de woning traditionele voor
werpen verkocht, zoals gebedskleed
jes en de 'mennorah een achtarmige
kandelaar die wordt gebruikt bij het
'lichtfeest'.
Vader merkte in het weekblad een
advertentie op, waarin werd ge
vraagd naar een bedrijfsleider voor
de firma Bouman en Noach in Vlis
singen.
Max had al enige ervaring opgedaan
in de textielhandel in Amsterdam en
solliciteerde op 19-jarige leeftijd, op
aandrang van zijn vader. Hij is niet
alleen aangenomen, maar werd uit
eindelijk zelfs directeur, na zijn hu
welijk met Anna Prins. Daaruit wer
den twee kinderen geboren, namelijk
dochter Flora op 16 december 1938
en Jacques Franklin (genoemd naar
Franklin Roosevelt) op 21 september
1941.
optimist
„Max was een grenzeloze optimist''
vertelt zijn broer Simon „Hij dacht
dat het allemaal snel zou zijn afgelo
pen Toen de Amerikaanse president
Franklin Roosevelt Duitsland de
oorlog verklaarde zei hij: 'Nu is het
spoedig gedaan'.
Simon keek op zijn beurt enorm op
tegen zijn 'grote broer' „Hij was zo'n
twaalf jaar ouder, had een belangrij
ke baan en bezat een auto, waarin Ik
mocht meerijden. Ik ging graag naar
Vlissingen. bij hem op bezoek Niet
alleen tijdens de vakanties In som
mige jaren bracht ik de helft van
mijn tijd in Vlissingen door" Simon
laat foto's zien. gemaakt op het
strand van Vlissingen Simon bij zijn
•moeder op schoot in de strandstoel
en Max er naast. Het was een onver
getelijke tijd. Toen brak de oorlog uit
en maakte een einde aan de idylle.
Max werd al eerder geconfronteerd
met het opkomende fascisme en ra
cisme. zoals blijkt uit een aanklacht
die hu in 1939 deponeerde bij de
commissaris van politie in Vlissin
gen, tevens commissaris van de rijks
politie. Aanleiding daartoe was een
artikel in het fascistisch blad 'De
Misthoorn', van 31 oktober 1939.
waarin werd gesproken over een
'joodse Terrorist in Vlissingen',
waarbij hij mpt, name werd genoemd.
„Ook voor de oorlog uitbrak werd
dus al geageerd tegen de joden, zoals
blijkt uit de aanklacht van Max
tegen boekhandel G. H. Vos inzake
belediging, in verband met het ver
spreiden van het blad 'De Mis
thoorn'. De commisaris wist blijk
baar niet goed wat hij daarmee aan
moest, want op 11 november schrijft
hij een brief aan de officier van
justitie in Middelburg, waarin hij
melding maakt van de klacht van de
'jood M. Peereboom' inzake beledi
ging door 'de ook u bekende Mis
thoorn' Hij deelt verder mee nog
geen stappen te hebben ondernomen
tegen de redactie van het blad in
Driebergen en ook 'nagelaten te heb
ben de stukken te sturen' naar de
redactie, om de officier van justitie
'eerst een beslissing te laten nemen'.
Mogelijk hield hij er rekening mee.
dat ook de officier van justitie fascis
tische opvattingen huldigde", veron
derstelt Simon.
Dat was het begin. Vervolgens kreeg
Max een brief van het Rode Kruis,
waarin de afdeling Vlissingen hem
dankte voor zijn verdiensten voor de
gemeenschap, tijdens zijn 10-jarig
lidmaatschap van het Rode Kruis.
Daarvoor kreeg hij een oorkonde en
een medaille. Dezelfde dag ontving
hij een schrijven van de Duitsers,
waarin hem werd meegedeeld dat hij
als jood niet langer lid mocht zijn
van het Rode Kruis. Ten slotte kre
gen alle joden in 1942 het bericht, dat
zij de provincie moesten verlaten en
naar Amsterdam evacueren.
absurditeit
Het ging allemaal zo geleidelijk, dat
men zich eigenlijk nauwelijks ver
baasde over de absurditeit van de
Duitse maatregelen die elkaar op
volgden.
„Iedereen moest naar Amsterdam.
Nou ja, dat is ook zo erg weer niet.
Dan zit je tenminste dicht bij je
familie. Je mocht geen lid meer zijn
van bepaalde verenigingen Dan blijf
je toch zeker gezellig thuis, spelletjes
spelen. Je mocht 's avonds niet meer
op straat. Och, wat had je daar nog
te zoeken Je mocht toch nergens
meer komen. Uiteindelijk moest men
zich melden bij een van de twee
verzamelplaatsen in Amsterdam, of
men werd opgehaald. Met de hele
familie. Men ging gewoon, of wachtte
ln voortdurende spanning op zijn
beurt Ze hadden al zoveel meege
maakt Men was volkomen murw
geslagen of had alles gerelativeerd
tot een tijdelijk verschijnsel, waarbij
men zich het beste zo snel mogelijk
kon neerleggen. Zoals men zich de
jodenster moest laten opdringen, zo
werden gehele families als schapen
in veewagens gestopt, voor verder
transport naar de gaskamers in Po
len.
In Amsterdam was de Joodse Raad
ingesteld, als 'belangenbehartiger'
voor de joodse gemeenschap, onder
Duits toezicht Vader Peereboom
was in dienst van deze organisatie,
waarvoor ook Max en Simon gingen
werken. „Dan kreeg je een zoge-
hans tabbers
naamde 'sperkaart'. waarmee je 's
avonds op straat mocht komen Dat
heeft echter niet geholpen. Het was
een tijdelijke strohalm, waaraan je
ïezelf vastklampte. Mede daarom
ben ik ook in 1942 getrouwd met
Roosje Beesemer. Met het idee, dat
je samen beter alles kunt doorstaan.
Gehuwden kregen in het begin ook
uitstel van deportatie", verklaart Si
mon.
Broer Louis en zijn zwager Nathan
Gerritse werden gearresteerd bij de
eerste grote razzia op 22 februari
1941. „Louis was bij hem op verjaar
dagsvisite. in de Joden Breestraat
Ik werkte toen al en had opgebeld.
Kom maar niet naar huis. waar
schuwden ze mij", herinnert Simon
zich nog goed.
Louis en zijn zwager werden via
Schoorl naar Buchenwald getrans
porteerd en vandaar naar Mauthau
sen, waar ze nog hetzelfde jaar
overleden. Max werd een jaar later
opgehaald met zijn gezin. Zijn
vrouw Anna (29) en kinderen Flora',
bijna vier jaar oud, en Jacques
Franklin van één jaar, stierven drie
dagen na hun deportatie in het
Poolse Sobibor in de gaskamers.
Max werd van hen gescheiden. Van
hem is nooit meer iets gehoord. Uit
de herdenkingsboeken van het ge-
denkcentrum in Jeruzalem, waarin
alle omgekomen Nederlandse joden
staan vermeld, blijkt dat hij in Polen
is overleden. Een juiste datum en
plaats is met bekend. Mogelijk is
Max nog in verschillende andere
kampen geweest, voor hij overleed.
Ook de doodsoorzaak is niet be
kend./ Josef en Vrouwtje Peereboom
zijn opgepakt tijdens de grbte cen
trum-razzia in de jodenbuurt, op 26
mei 1943. evenals hun dochter Loui
se. Zij werden gedeporteerd naar
Westerbork cn vandaar naar Sobi
bor, waar zij op 4 juni 1943 in de
gaskamers overleden.
Simon en zijn vrouw Roosje besloten
echter zich met te melden op die
bewuste meidag. „Het was de laatste
grote razzia, waarbij de nog overge
bleven joden werden weggehaald. Na
afscheid te hebben genomen van
onze ouders wachtten wij de razzia af
in de kelder onder de winkel, waar
wij boven woonden Toen het donker
werd hebben we de zaak verlaten via
een plat dak We zyn op verschillen
de plaatsen ondergedoken geweest,
tot we in september 1943 werden
gearresteerd. Op 9 oktober, de grote
verzoendag, zijn wij naar Westerbork
getransporteerd. Door mij op te ge
ven als schoenhersteller kon ik daar
blijven tot januari 1944. Toen ben ik
met mijn vrouw op transport gesteld
naar Polen. In Auschwitz-Birkenau
werd mijn vrouw door een vergissing
op een vrachtwagen geladen, waarna
zij is omgekomen in de gaskamer
Simon werd zelf van kamp naar
kamp gestuurd, tot hij uiteindelijk
terecht kwam in Buchenwald, waar
hij op 12 april 1945 werd bevrijd
door de Amerikanen. Vervolgens
bracht hij bijna twee jaar door in
het sanatorium, om te herstellen
van de ontberingen. Hij was de
enige overlevende van de hele fami
lie. Hij stond alleen op de wereld en
richtte zich als nabestaande van
Max tot de firma Bouman en Noach
in Vlissingen.
„Die liet weten niet de rol van filan
tropische instelling te willen spelen",
zegt Simon, nog steeds bitter. „De
heer Korrelijn. als boekhouder in
dienst van mijn broer, was tijdens de
laatste aandeelhoudersvergadering
tot directeur benoemd. Hij had alle
spullen van Max in zijn huis, maar
zei me niet te kunnen helpen. Jaren
lang heb ik een proces tegen hem
gevoerd. Uiteindelijk werd het aan
delenbezit mij ter hand gesteld,
maar toen was de zaak al failliet. De
woning aan de Singel heb ik moeten
verkopen. Daaraan heb ik 850 gulden
overgehouden".
weg
Zo is de familie Peereboom opnieuw
verdwenen uit de Vlissingse ge
meenschap. Sinds 1600 waren al
joden in Vlissingen gevestigd, want
de handelsstad vormde een belang
rijke verbinding met Antwerpen.
Voor de oorlog kende Vlissingen nog
drie synagogen. Nu staat er geen
enkele meer. De uitroeiing is 'gron
dig' geweest.
Simon heeft dat eigenlijk pas echt
goed ervaren tijdens zijn tweede be
zoek aan Auschwitz, nu drie jaar
geleden. „Toen begreep ik dat het
allemaal veel groter, uitgekiender,
angstiger en gemener was dan ik ooit
zelf had vermoed. 'Nu weet ik het
pas', zei ik tot mezelf', aldus Simon.
Alles wat hij had verzameld over de
oorlog en jodenvervolging schonk hij
aan musea en particulieren. Zijn
interesse gaatnu uit naar het verza
melen van fototoestellen, klokken en
zelfgebouwde modellen van schepen
en vliegtuigen. En dan die voortdu
rende stnjd voor de uitkering aan
oorlogsslachtoffers. Soms wordt het
hem te veel. Dan stuurt hij cynische
brieven, bestempeld met de Duitse
adelaar en het hakenkruis, naar de
instantie die hem het leven zuur
maakt.
Hij heeft nu afstand genomen van
alle doorgemaakte ellende. Maar he
lemaal vergeten kan hij het niet.
Dat nooit.
Simon Peereboom bij zijn modellen van schepen e
bezighouden in zijn vrije tijd
vliegtuigen, die hem nu
foto roland de bruin
Max Peereboom op het strand van Vlissingen. met Simon op moeders schoot
De foto is afkomstig uit de pnvêcollectie van Simon Pcereboom.
In de nota Monumentenzorg die
nog door de Tweede Kamer
moet worden besproken, slaat
dat in de toekomst aandacht
moet komen voor de
laat-19e-eeuwse en
vroeg-20e-eeuwse stedebouw. Als
de afbraak van industriële
bouwwerken uit die tijd even
snel door gaat als op dit moment,
is aandacht niet meer nodig: die
gebouwen zijn er dan niet meer.
Gelukkig zijn er mensen die zich
zorgen maken over ons
verdwijnend vroeg-industrièle
erfgoed, die vastleggen wat er
vast te leggen valt en redden wat
er te redden valt.
Drs. Peter Nijhof. in het dagelijks
leven adjunct-directeur van het
Nederlands Instituur voor
Ruimtelijke Ordening en
Volkshuisvesting in Den Haag, is
een van die mensen. Hij is
voorzitter van FIEN, de Stichting
Federatie Industrieel Erfgoed
Nederland, een overkoepelende
stichting waarbij allerlei
organisaties zijn aangesloten die
de industriële monumenten in
ons land proberen te redden van
de sloop.
Het tempo waarin monumenten
uit de tijd worden afgebroken, is
schrikbarend. Nijhof heeft kort
geleden een boek uitgegeven over
industriële monumenten in het
groene hart van de Randstad.
Een waar kijkboek met foto's van
soms schitterende gebouwen,
watertorens, bruggen, sluizen en
kanalen. Een derde van de op de
foto's vastgelegdp objecten is
inmiddels al afgebroken.
Nijhof: „Laat ik meteen een
misverstand uit de weg ruimen
we willen zeker niet dat alle
gebouwen moeten worden
behouden. Maar ze verdwijnen nu
op ongekend grote schaal. Je
kunt het vergelijken met de
sloopwoede midden vorige eeuw
toen overal stadswallen en
middeleeuwse gebouwen werden
afgebroken".
Stadswallen en middeleeuwse
gebouwen, daarvan is nu
onomstreden dat ze behouden
moeten blijven. Net zoals de
meeste panden van voor 1850 een
zeer goede kans hebben om op de
monumentenlijst te komen. Wie
het boek over de industriële
monumenten doorbladert, beseft
pas dat het om unieke gebouwen
gaat, die net zo onvervangbaar
en typerend zijn voor hun tijd als
de woonhuizen, vishallen en
beursgebouwen uit de tijd er
voor.
De fabrikanten uit de eerste tijd
van de industriële ontwikkeling
van ons land maakten wat- van
hun bedrijven. Schitterende
tegeltableaus sierden de ingang,
gebrandschilderde ramen gaven
een allegorische voorstelling van
de nieuw uitgevonden industriële
procédés en torentjes en geveltjes
lieten zien dat de fabriek voor zijn
eigenaar meer betekende dan
zomaar een produktiehal.
strokarton
Het gaat Nijhof niet alleen om
het behoud van al dat moois, het
gaat hem ook om het vastleggen
van een tijdperk dat van de
aardbodem weggevaagd dreigt
te worden: „Ik vind die
gebouwen vaak mooi, maar dat
doet niet ter zake. Het is
vervelend dat het begrip
monument zo lang gekoppeld is
geweest aan schoonheid. Als je in
de toekomst iets wil laten zien
over Nederland als industrieel
land, moet je die dingen
behouden".
„Een eeuw industriële
ont wikkeling dreigt uit het stads
en dorpsbeeld te verdwijnen.
Neem de aardappelindustrie en
de strokarton Wil je later nog
kunnen laten zien hoe het eruit
zag. dan moetje er snel bij zijn.
anders is er niets meer over van
zo'n belangrijk stuk industrie
Het behoud van de gebouwen is
voor hem niet het enige
Bedrijfsarchieven, films,
tegeltableaus, gedenkborden em
machines zijn allemaal sporen die
een tijd vastleggen: „Bij Delft
staat een aantal gemalen. Die
kun je nooit allemaal behouden
Sommige ervan zijn in mooie
gebouwen gevestigd, maar van
binnen zijn de machines heel
modern In andere gebouwen
staan nog de oude machines uit
het begin van de eeuw. De laa&
zijn misschien interessanter on
te behouden"
Volgens Nijhof is de snelle
afbraak van de industriële
restanten ook te wijten aan de
mentaliteit van de jaren '70: Ui
tijd werd gekenmerkt dooreen
anti-technologiehouding.
Iedereen wilde op het land woe
romantisch, gehaakte gordijntje
en een melkbus op het erf.
Industrie moest zo ver mogelijl
weg. Bedrijven zijn uit de wijke
verwijderd zonder dat gekeken
werd of ze echt overlast
bezorgden".
onwil
Het is voor hem duidelijk dal
veel panden niet hun oude
functie kunnen behouden, maar
vaak zijn ze heel goed te
gebruiken voor andere
doeleinden, zoals woningen,
theaterzalen, galeries of musea
Het is volgens Nijhof een kwests
van onwil: „Er zijn ontzettend
veel kerken en kerkjes die
regelmatig onderhouden worde
terwijl ze amper nog een funct;
hebben. Over industriële
gebouwen wordt gezegd datje
niet zomaar een gebouw kunt
behouden dat geen functie heeft
Vaak is er zoveel haast met
afbreken, datje amper de tijd
hebt om nog foto's te nemen ol
wat onderzoek te doen. En erziji
legio voorbeelden waar het
terrein vervolgens jaren braai
heeft gelegen".
„Heel soms beseffen ook
gemeenten dat de oude industn
een belangrijke functie heeft ir.
het stads- of landschapsbeeld.!
is in Tilburg om die reden een
markante schoorsteen
opgeknapt. Wat er verder
behouden blijft, is vaak een
kwestie van toeval. Het
entrepotdok in Amsterdam, we
nu woningen in zijn gevestigd,
heeft zijn behoud te danken as:
een paar ambtenaren, niet aan
een gemeentelijk beleid opdat
vlak"
Wat Nijhof veel plezier doet.ise
bij veel mensen het besef begirt
te komen dat er iets vernietigd
wordt dat onherstelbaar is. Soö
komen mensen zelf met materia
bij hem of vertellen ze datzeieti
hadden, waarvan ze niet wisten
wat ze ermee moesten doen
Vooral ondernemers kloppen
vaak bij hem aan.
brandstichting
Ook in buurten komt het steeds
meer voor dat mensen een
bepaald gebouw willen
behouden.
Als er echter niet snel over
herbestemming wordt nagedo»
kan zo'n gebouw een heel
vervelend element in een wijl:
worden. „In Tilburg hebben
buurtbewoners laatst een
textielfabriek die al tien jaarIS
stond, in brand gestoken. De
gemeente en een speculant
konden het over de bestemmW
van de fabriek en het terrein öS
eens worden. Ondertussen
gebeurt er echter van alles me:
zo'n gebouw. Al wordt het
hermetisch dichtgespijkerd, tod
ziet men kans erin te komen ei)
krijg je dingen als vandalisme,
drugs, brandstichting"
„Zonder meer bescherming
afdwingen met het predikaat
'monument' heeft met zoveel^
als de eigenaar het belang er n*
van inziet. Ik verwacht daaro"
niet zoveel van de nieuwe
monumentennota. Langs
ambtelijke weg duurt het mees
jaren voordat men heeft beslot?-
welke bouwwerken beschermd
moeten worden. Het heeft im®s
geen zin om lukraak allerlei
dingen te beschermen. Je bep
er de handelingsvrijheid van®
eigenaar mee. dus je moet als
overheid wel argumenten
hebben"
Nijhof vindt monumentenzorg
een leuk terrein om mee bezig'/
zijn. „misschien juist omdatet
nog helemaal geen regels zijn-
Alleen, je hebt steeds het ideeö
je ontzettend veel haast hebtc-
als je even te lang wacht, iets al
afgebroken is. We fotograferen
alles, want dan leg je tenminste
nog iets vast voordat het
voorgoed verdwenen is".
runa heil»1?