KAMPEN „j: macht - dat is zoiets gevaarlijks vrede 8 ZATERDAG 28 APRIL 1984 PZC/ bevrijding 45 Komt een duif van honderd pond. een olijfboom in zijn klauwen, bij mijn oren met zijn mond vol van koren zoete vrouwen, vol van kirrende verhalen hoe de oorlog is verdwenen en herhaalt ze honderd malen: alle malen zal ik wenen. Sinds ik mij zo onverwacht in een taxi had gestort dat ik in de nacht een gat naliet dat steeds groter wordt, sinds mijn zacht betraande schal, droogte blozend van ellende staan bleef, zo bleef stilstaan dat keisteen ketste in haar lenden, ben ik te dicht en droog van vel om uit te zweten in 'gebeden, kreukels knijpend evenwel, en 'vrede' knarsend, 'vrede, vrede'. Liefde is een stinkend wonder van onthoofde wulpsigheden als ik voort moet leven zonder vrede, godverdomme, vrede; want het scheurende geluid waar ik van mijn lief mee scheidde schrikt mij nu het bed nog uit waar wij soms in dromen beiden dat de oorlog van weleer ivederkeert op vilte voeten, dat we, eigenlijk al niet meer kunnend alles, toch weer moeten liggen rennen en daarnaast gillen in elkanders oren, zo wanhopig dat wij haast dromen ons te kunnen horen. Mag ik niet vloeken als het vuur van een stad, sinds lang herbouwd, voortrolt uit een kamermuur, rondlaait en mij ivakker houdt? Doch het versgebraden kind, vuurwerk wordend, is het niet wat ik vreselijk, vreselijk Vind: het is de eeuw dat niets geschiedt, nadat eensklaps, midden door een huis, een toren is komen te staan van vuil, lang vergeten keldermodder, snel onbruikbaar wordend huisraad, bloedrode vlammen en vlammend rood bloed, de lucht eromheen behangen met levende delen van dode doch aardige mensen, de eeuwlange stilte voor dat het verbaasde kind in deze zuil gewurgd wordt en reeds de armpjes opheft. Kom vanavond met verhalen hoe de oorlog is verdwenen, en herhaal ze honderd malen: alle malen zal ik wenen. Uit: 262 gedichten van Leo Vroman e krijgt wel een dikke eeltlaag", zegt ze. En: „Elk jaar die kranslegging. Altijd die plechtigheden. Steeds de Last Post'. Ik geloof niet, dat daarbij van buitenaf aan mij fets te zien is. Ik versteen. Ik sta altijd alleen maar aan Fietje te denken". Even later: „De bevrijding, dat is niet in een dag te vatten. Bevrijding dat is voor mij het beeld van witte bussen, die ons kwamen ophalen uit Ravensbrück". Ze heeft uren achtereen gepraat. Over de oorlog, de kampen, de vernederingen. Over haar zusje Sophia vooral, die in Ravensbrück stierf. Op welke datum - dat is haar pas later verteld. Ze ziet me aan het eind van die uren vermoeid aan en zegt: „Ik doe dit nooit, dat vertellen. Daarom, mensen in mijn omgeving weten er niet van. Als dit zo in de krant komt... Het zou me het gevoel geven alsof ik me voor vreemden had uitgekleed". We spreken af wel haar verhaal, in laten halen, wilde daar wel voor zor gen. Toen we verhoord werden, zei ik, Ze waren veroordeeld als politieke gevangenen, maar toen de Duitsers de dat je toch niet twee keer voor één kampen "begonnen uit te melken' op zaak veroordeeld kon worden. We Joods bloed' kwam aan het licht, dat kregen een antwoord van één woord, ze in de verte van Joodse afkomst a..Vielleicht" Op dat moment kreeg ik waren. Om die reden werden ze door- dam en raken, argeloos, in de gevaren- niet de kans nog iets te zeggen. We gestuurd naar Westerbork en vervol- flarden verteld, op schrift te stellen. En haar naam niet te noemen. 1943. Ze is twee entwintig dan. Haar zusje, Fietje, twee jaar jonger. Ze wonen in Rotter zone. Er wonen Joodse mensen in de werden weggesleept", buurt, die hulp nodig hebben en zij bieden die. Zorgen voor eten, bon- SpiOHClgG kaarten. Zij schrijft briefjes aan die dc zaak werd door de Duitsers opge- Joodse mensen. Met wat opwekkende blazen. Er kwam aan het licht, dat ze woorden - over de Duitsers, die de had gesolliciteerd bij een onderne- n oorlog op den duur niet zullen kunnen ming. die bindingen had met de Duit- getransporteerd naar Ravensbrück winnen. Tussendoor weten ze. op een Ierc iu wist dat niet ^en" want ik en mannen naai Dachau. Twaalf haast speelse manier, de zoon van een *h*J' geschreven op een oproep, die van *e vierendertig mannen en vijf Joodse familie uit zijn huis weg te 0nder nummer was geplaatst. Maar /a" de twintig vrouwen, die waren smokkelen onder de ogen van de de Duitsers maakten er zelfs spiona- uitgeselecteerd hebben het over- gens naar Bergen Belsen. Daar was ze betrekkelijk kort. Van 16 september tot 16 december 1944. „Omdat we voor Bergen Belsen niet Joods genoeg waren naar het inzicht van de beruch te Frau Slotke, werden de vrouwen marechaussee. „Kleine dingen", zegt 'uitgeselecteerd' leefd". ge van. Niet te geloven. We kwamen ze. „Niet iets van betekenis. We waren njei vrij", jong en we hadden zo'n beschermd De tweede arrestatie was het begin briefje van een tocht langs cellen en concen- Zc 0„derbreckl ziohïelf ei, zegt: „De Bij een razzia worden tratiekampen: Haagse Veer, Vught, - - gezin Het loopt I oden opgepakt. In hun huis vinden Assen, Westerbork, Bergen Belsen en Ie Duitsers - of Nederlandse handlan- rol van nogal wat Nederlanders, dat was niet best. Je kunt je in herinne- ;ers - de briefes met die woorden van voor de tweede keer in Vught kwa- riemoediging. Zij wordt, samen met men. troffen we. daar een situatie aan, jiaar zusje, ontboden op het politiebu- die veel erger was dan de eerste keer. «WBWyt m rins roepe]li ê,t betere momenten waren 2o werden we van het Haagse Veer naar Vught gebracht door Ne- (reau en doorgestuurd naar de SD. Het was er unheimisch geworden. «We hadden", herinnert ze zich. „twee Heel vreemd. De eerste keer was het jkansen om vrij te komen. We konden er eigenlijk wel leefbaar geweest. ;Jnlichtingen geven over ondergedo- Maar in de tijd, dat we er uit waren ken studenten. Of over Jóden, dat geweest, had iets plaatsgevonden. De bocht ook. In tweede instantie derlandse rechercheurs. Onderweg zei één van die mannen, dat ik wel een briefje mocht schrijjven. Dat was aardig, daar niet van. Maar ze brach ten ons toch maar". gevangen vrouwen waren er achter Ravensbrück. Het transport daar- 'het voldoende als vader een gift zou gekomen, dat ze een verraadster in heen. „In beestenwagens werden we feeven voor Winterhulp, maar dat hun midden hadden en toen heeft een vervoerd. In had een steenpuist die Werd door één van de rechercheurs stel het haar van die vrouw afgeknipt, doorbrak. Vanaf het station naar het afgekapt. Die inlichtingen hebben we uit solidariteit was het tot een eollee- kamp was het heel ver lopen We liet gegeven. Maar heldhaftig was dat tieve bekentenis gekomen en uit hadden buikloop, kwamen totaal ver- wraak werden zeventig vrouwen liet. Als we hadden geweten, wat o te wachten stond, hadden we mis- één gewone cel gestopt. Verschrikke- schien die moed niet gehad". lijk. Dat was net gebeurd, toen wij Het liep, in eerste aanleg, niet eens zo aankwamen en dat bepaalde de at- slecht af. Ze stonden in Utrecht te recht voor het Duitse Landesgericht. mosfeer op dat moment" Vanuit Vught kwam ze terecht bij een ruimte vuild aan. We zagen, dat het de hel was. En het was ook de hel. Ongedier te, tyfus, difterie, vj.nl. kou. ijzige kou, honger - en doden. We sliepen met drie vrouwen op één brits in een ratten rondliepen. Het „We werden door de rechters keurig buitencommando in Den Bosch. Na vroor twintig graden en er zat geen jjehandeld en we kwamen eraf met ongeveer een half jaar kwam schrifte- glas in de ramen. Het idiote was, je drie maanden, die we al hadden uitge- lijk de definitieve veroordeling. Die bleef nog een beetje ïjdel ook. Je fceten Het was een opluchting. We hield in, dat ze voor de duur van de probeerde wat je kon om geen hoofd- dachten, dat we het gehad hadden", oorlog gevangen zou blijven. „De luis te krijgen, want als je dat had. Dat hadden ze niet. Midden januari Duitsers vreesden, dat we in vrijheid ging je haar eraf Dat had in die •1944 werden ze opnieuw opgepakt. De weer tegen hen zouden gaan ageren, omstandigheden niets met hygiéne te nipt hpjrfpr SL..UWIM, tt. r «rolrcT mnnf otloc rr.nl nactorii Hna "'c' "C,MC' nemen, de jarige maakte heel kleine rondjes van brood". Kou in de hel van Ravensbrück. „We moesten op appèl staan. Vier, vijf uur lang bij twintig graden onder nul. In een commando gingen we buiten de poort bevroren aardappels uit de grond halen. Kan dat eigenlijk Zo herinner ik het me. Ja, zo moet het toch geweest zijn. Ik weet, dat we de aardappels in bakken moesten dra gen". doden Ze kijkt een tijdlang naar haar han den en zegt: „Toen ben ik ziek gewor den". Dan aarzelt ze. Praat door: „Nu moet het gruwelijke er ook maar bij. Je moest je 's nachts een weg banen langs half uit het bed gevallen doden. Je wordt heel hard. Ik heb gemop perd, omdat een vrouw niet opschik te - haar benen lagen over me heen. Ze was wel dood". Daar direct achteraan: „We praatten onszelf aan, dat het de volgende week zou zijn afgelopen. Daar droomde je over en daar ging je op door. En eten, daar ging de fantasie over. Hele recepten wisselden we uit". Ze was de dood nabij. Ze kreeg difterie en hield daar blijvend hartklachten aan over. Kreeg daaroverheen tyfus. Intussen rukten vanuit het oosten de Russen op en daarom evacueerden de Duitsers Auschwitz De mensen, die er gevangen waren, werden verdeeld over andere kampen, In Ravensbrück werden gaskamers gebouwd. Zij lag in quarantaine. „Op de een of andere manier heb ik geluk gehad. Ik was - bleek later - de laatste voor wie serum beschikbaar was. In de ziekenbarak kwamen Duitse officieren, die mensen selecteerden wie gedood moest wor den. Een Tsjechische dokter wees naar mij en zei tegen ze: 'Die gaat er van de week uit. Om te werken'. Ik dacht: 'Hoe kan ze dat zeggen'. Ik kon geen pluis wegblazen. Later begreep ik, dat ik daardoor niet weggehaald werd. Omdat werd geloofd, dat ik zo de barak weer zou kunnen verlaten". Terwijl ze langs de rand van de dood gaat. sterft haar zusje. Ze weet dat niet. Ze vermoedt. In de barak, waar ze ligt, komt een vrouw. Ze heeft de raffia porteuille van Fietje bij zich en ze vertelt, dat Fietje weer op trans port is gesteld. In de portefueille zat een briefje. Ze zegt: „Dat had ik Fietje geschreven. Ik wist, dat ze niet op transport was. Ze zou een briefje van mij aan haar hebben meegenomen". [beschuldiging was dezelfde als die Heel merkwaardig achteraf. We wer- maken, maar alles met pesterij. Hoe ,yan de eerste keer. „We stonden er- den in zekere zin als gevaarlijk gezien, dan ook, zelfs in Ravensbrück had je »op", vertelt ze, zo gauw mogelijk terwijl ik zo'n doetje was. Zo jong en die kleine dingen. Toch. Een vriendin door de SD verhoord te worden en de onnozel. Ik was niet weerbaar. Wel was jarig en dat vierden we. Ik had Nederlandse politieman, die ons had taai". aen klein blikje thee weten mee te Ze zwijgt. Hervat: „Het was niet helder. Tegenover waar ik lag was de ziekenbarak, waar mij verteld was, dat zij daar lag. Ik kon die zien. Bij ieder lijk dacht ik: 'Zou dat Fietje zij'? Ze was toen allang dood". Bij plechtigheden staat ze altijd al leen aan Fietje te denken, heeft ze gezegd. Maar niet alleen dan. „Ik ben daar niet van losgekomen. Altijd is bij me gebleven het gevoel, dat ik haar toen in Rotterdam niet had moeteil meeslepen bij wat ik deed - zo'n schuld. En ik heb mezelf niet kunnen vergeven, dat ik later, toen het misschien nog gekund had, niet ben nagegaan onder welke omstan digheden ze is gestorven. Tyfus was het, dat weet ik. Meer niet". Op 24 april 1944 wordt een aantal gevangenen van Ravensbrück vrijge geven. De Duitsers maakten, onder zware pressie en in het zicht van de nederlaag, een gebaar. „Ik zie het nog altijd voor me. Een colonne witte bussen van de Zweden. Andere vrou wen hebben me ondersteund, toen ik de barak uitkwam. Ik woog bij de bevrijding achtentwintig kilo. Toen ik een tijdje later een foto van mezelf zag. herkende ik mezelf daar niet op". De witte colonne werd onderweg be schoten. Door geallieerde vliegtuigen. Men meende blijkbaar, dat het Duit sers waren. 'Bevrijd' werden twaalf ex-gevangenen van Ravensbrück ge dood. Zij overleefde. Kwam in Dene marken en later in Zweden, waar de koning zijn kroondomein beschikbaar had gesteld voor de opvang van men sen uit de Duitse kampen. „We wer den zo lief behandeld. Toen ik op knapte, hield ik voor de bevolking een soort audiënties", zegt ze glimla chend. En dan, strak: „Ik wist nog niet. dat Fietje dood was. Niet zeker. Dat hoorde in. in Zweden, op mijn verjaardag. Met de gedachte, dat ik die boodschap zelf thuis zou moeten brengen, ben ik in augustus 1945 naar Nederland teruggekeerd. Mijn ouders bleken het al te weten. Hoewel - mijn moeder is in 1974 gestorven en tot haar dood is ze blijven denken, dat Fietje bij de Russen zat. Blijven ho pen dan". Bij haar terugkeer in Nederland. In Groningen, was er geen welkom Ze meldt dat niet zonder bitterheid Zegt dan: „Ik de trein, op het stuk van Utrecht naar Rotterdam, kwam ik Kitty tegen, ook uit het kamp. Ze is mijn vriendin voor het leven". Zacht jes Kitty praat over dingen...", Zij praat er niet vaak over. Loopt liever niet te koop met die verhalen over hoe het oorlog was. En toch. Ze is op bescheiden schaal in Zeeland ac tief binnen de Vereniging van Ex Politieke Gevangenen - Expoge - „Want", zegt ze. „we moeten probe ren de jeugd te betrekken bij wat kon gebeuren. We moeten de wereld daar over laten weten". De wereld is er naar haar inzicht niet herbergzamer op geworden sinds die gruwelijke jaren. „Hitier - hij was het ergste beest wat kon bestaan, denk je soms. Hij kon en gros uitroeien. Hij had de machtsmiddelen om in het groot te doen wat hij deed. Maar wat Hitler deed, was in essentie niet erger dan wat nu her en der op de wereld gebeurt. Ieder moment wor den ergens op de wereld mensen gemarteld en gedood door mensen binnen politieke systemen. De we reld is erger geworden. Macht - dat is zoiets gevaarlijks". Het Is, vindt ze, 'af en toe om wanho pig van te worden'. Ook als ze kijkt naar dingen, die zich in Nederland voordoen. „De Centrumpartij, je weet niet goed wat je daartegen doen moet. Destijds werden veel mensen, die maatschappelijk gezien aan de onder kant van de samenleving zaten, lid van de NSB. Je zag ook iets anders. Onder de sadisten waren veel mensen, die op een normale manier in de maatschappij niet aan de bak waren gekomen. Ik geloof, dat veel van die CP-mensen te vergelijken zijn met die brood-NSB-ers van toen Af en toe gruw je ervan als je ziet hoe het de kop opsteekt. Ik kan het wel begrijpen- dat mensen, die werkloos zijn de schuld ergens willen leggen en dan uitkomen bij de gastarbeiders. Maar dat is niet waar. Alleen, hoe moetje de mensen uitleggen, dat het zo niet zit en hoe moet je duidelijk maken, dat die Centrumpartij gevaarlijk is. Als ze ergens zetels krijgen, dat is echt ge vaarlijk". „Wij wisten voor de oorlog niets van politiek", zegt ze. „We waren naïef. Ik heb 'over de jeugd van nu een positief oordeel. Wat dat betreft is er wel reden voor optimisme De jeugd neemt - meer dan wij deden - bewust posities is. Ik heb beslist geen begrip voor eromheen hangende oproer kraaiers, wel voor gemotiveerde kra kers". Herdenken heeft voor haar een intiem karakter. Als de vrouwen van Ravens brück eens in het jaar een moment stilstaan bij een gedenkteken, doen ze dat wel samen, omdat de wereld iets zou moeten leren, maar ze zijn daar met hun zeer eigen gedachten. Zij denkt aan Fietje En:.,Ik heb geen moeite met de vre desdemonstraties. Ik sta aan die kant. Tegen de kruisraketten. De mensen, die aan de demonstraties deelnemen ze doen iets. Ik ben soms wel bang. dat de zaak al is geregeld. Het lijkt wel of de mensen nog niets geleerd heb ben". Ze zwijgt een tijdlang. Zegt dan „Er over nadenken hoe gevaarlijk macht is. Dat blijft van levensbelang". a. j. snel d q

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1984 | | pagina 45