CELINE
DE KUNST VAN HET NEDERIG ZIJN
brieven aan
vriendinnen
joop van den broek
karei van de woestijne
p
PZC/weekenHkrant
HET HOEFT NIET
ZO KNEUTERIG
ZATERDAG 13 AUGUSTUS 1983
Louis-Ferdinand Céline (1894-1961) behoort in elk geval tot de zeer omstreden schrijvers.
Uitzinnige woede jegens hem bleek al uit veel recensies op zijn eerste boeken 'Voyage au
bout de la nuit' en 'Mort a crédit'. Dat was in de tijd toen hij nog niet in het openbaar uiting
had gegeven aan zijn antisemitisme. Voor het eerst in 1937 gaf hij blijk van jodenhaat in
'Bagatelles pour un massacre'.
Pamfletten van gelijke strekking vol- wat naar grote woorden zweemt
gen, een en ander leidt tot een aantal deinst Céline echter weer terug. Over
processen tegen Céline. Oók tijdens liefde spreekt hij dan ook hoogst
de bezettingsjaren geeft hij nog volop zelden in deze brieven. Sentimentali-
lucht aan zijn afkeer van joden. Gecol- teil moet buiten de deur worden zij het ver zal brengen „als je je eigen
mond. Erika Irrgang was joodse, en in
de brieven aan haar valt dan ook
geen ongunstig woord over de joden.
Hij voelt met haar mee, beweert dat
laboreerd heeft hij overigens niet. Na
de oorlog moet hij zwaar voor zijn
wandaden boeten. De boeken die hij
gehouden. Meestal blijkt alleen ter
loops zijn genegenheid.
Als Antwerpen in 1943 gebombar-
blijft volgen, als een joods
meisje" (64). In 1934 schrijft hij aan
deze in Berlijn wonende vriendin:
daama nog schrijft hebben niet meer deerd wordt schrijft hij direct onge- „De huidige toestand moet wel heel
rust aan een daar woonachtige vrien-
i: „Ik hoop dat je niets overkomen
Noch je familie.
de spankracht van zijn eerste romans.
Met name zijn ideeën over joden ma
ken nog steeds veel lezers afkerig van
Céline. Hij is vaak een abjecte figuur, richtje ALSJEBLIEFT"
er is geen ander woord voor Maar dat Het zeer geharnaste nihilisme dat in
alles verhindert niet dat de belang- zijn proza naar voren komt is. wie
stelling voor hem groeiende is. vooral weet. uiteindelijk terug te voeren op
ook in ons land Men kan zich met aan diep medelijden. De stoppen zijn bij
de indruk onttrekken dat die belang- Céline evenwel doorgeslagen, daar-
stelling onfrisse kanten heeft een èl voor vormen deze brieven beslist een
te groot romancier is Céline immers illustratie.
toch niet Hij wordt hier druk ver- Met de meeste vriendinnen (zeven
taald, er bestaat zelfs een 'Céline- stuks, de brieven lopen van 1932 tot
Journaal' en overal verschijnen arti- 1948i waarmee Celine hier correspon-
kelen over hem. In Frankrijk moet de deert, heeft hij een erotische verhou-
interesse ook groot zijn. Dat blijkt ding gehad. Toch spelen ze allemaal
alleen al uit de verkoopresultaten van een bescheiden rol in het geheel van
manuscripten van hem op een veiling zijn liefdeleven. De wijze waarop hij
die onlangs te Parijs werd gehouden, zich tot hen richt is zeer opmerkelijk
Zo'n honderdduizend gulden werd Van iets wat naar romantiek zweemt
neergeteld voor het manuscript van is nooit sprake. Hij eist de vnendm-
'D'un chateau a l'autre'. Ongeveer
tweehonderdvijftigduizend.gulden be
taalde men voor een gedeelte van het
handschrift van 'Mort a crédit'.
hans warren
„Ik ben misschien wel de meest geha- nen niet exclusief voor zichzelf op Hij
te schrijver sinds Zola". stelt Céline al informeert gretig naar hun liefdele-
in een brief uit 1936 vast Het is dus ven, vertelt openhartig over het zijne
kennelijk niet alleen haat die men Af en toe geeft hij 'vaderlijke' advie-
jegens hem koestert! zen goed te begrijpen, daar hij
De uitspraak is te vinden in het zopas meestal aanmerkelijk ouder is dan
als 88e deei in de onvolprezen serie zijn vriendinnen. Meestal echter ver-
Prive-Domein verschenen boek 'Brie- lopen de betrekkingen op basis van
ven aan vriendinnen'. De oorspronke- gelijkwaardigheid. Céline drukt zijn
lijke versie. 'Lettres a des amies' ver- vriendinnen voortdurend op het hart
scheen in 1979 als vijfde deel van de aan hun eigen carrière te denken,
reeks Cahiers Céline. Jan Versteeg Alles is volgens hem geoorloofd om
vertaalde de brieven nu, Aart van carrière te kunnen maken. Aan Enka
Zoest zorgde voor een inleiding Hoe- Irrgang schrijft hij in 1932: „Gebruik
delicaat voor je zijn" (74). Hij voor
spelt zelfs in datzelfde jaar: „Er ge-
Een kort be- beuren hier op het ogenblik nogal
tragische dingen. Waar dat over een
jaar of vijf. zes op zal uitdraaien weet
je een in bloed gedrenkte Europese
eenheid" (74). De steeds met N... aan
geduide vriendin is eveneens joods
en ook tegenover haar geeft hij blijk
van weerzin tegen het nazisme: „die
Hitlerwaanzin zal spoedig heel Euro
pa beheersen en nog eeuwenlang
daarna" (106). Eind 1938 breekt N...
met hem. Zij was te weten gekomen
van Célines antisemitische pamflet
ten. Haar man was al in Dachau
omgekomen.
In een brief uit 1939 lijkt het alsof
Céline er allemaal niets van begrijpt
Een en al zelfbeklag: „Door mijn
antisemitische houding ben ik al mijn
banen kwijt en moet ik op 8 maart
voor de rechter komen. Je ziet dat
joden ook vervolgingen plegen... he
laas! We zijn hier letterlijk bezet weet
je en bovendien drijven ze ons open
lijk de oorlog in" (140). Ook na de
oorlog is het net of Celine zich niet
realiseert waaruit zijn zware schuld
bestaat. In een brief uit 1947 schryft
hij aan vriendin Evelyne Pollet: „Ach,
een mens moet zich met zijn eigen
zaken bemoeien, niks anders!" (192).
Als was zich met andersmans zakén
bemoeien (d.w.z. zich over politieke
kwesties uitlaten) ongeveer alles wat
hij had misdaan.
wel ik zeer veel bezwaren tegen Céline
heb. moet ik erkennen dat deze uitga
ve in zekere zin een gebeurtenis is.
Rancune, opportunisme, zelfbe
klag, politieke onbenulligheid
men vindt deze eigenschappen in
grote doses in deze brieven terug.
Maar al die miezerigheid gaat met
een soort grootheid samen. Voor alles
je wapens tegelijk, allemaal, sex.
theater, cultuur, werk. Maar zorg er-
A!"
XXlo
iendinnen die niet van
voor dat je gezond blijft Geen liefde joodse afkomst waren. Hij schrijft
zonder voorbehoedmiddel, of anders Z1ïn vriendinnen in dit opzicht blijk-
van achteren" (57). Opportunisme,
dat is wat hij aanbeveelt.
tin het oog, ook in deze briev
Hij praat zijn vriendinnen naar de
baar wat ze graag willen lezen; het
zegt dus ook iets over Celines vrien
din Karen Marie Jensen dat in zijn
brieven aan haar de jodenhaat hyste
rische vormen aanneemt. Het zijn
allemaal zeer wazige theorieën die
hij te berde brengt over de verloede
ring van het blanke ras, de onder
gang van Europa enzovoorts.
Opportunisme is altijd een belangrij
ke wezenstrek van Céline geweest,
maar hij had zo weinig tact dat hij
daarvan zelf nooit profijt heeft getrok
ken. Veel rancune, veel zelfbeklag zijn
het gevolg. Hoeveel keer hij zich in
deze brieven kwaad maakt dat de
Pnx Goncourt wéér met aan hem is
toegekend! Hoeveel keer hij zich be
klaagt over ziektes waaraan hij zou
lijden' Hoeveel keer verschrikkelijke
problemen zijn leven zouden vergal
len! Aan N schrijft hij „een soort
roeping voor het ongeluk te hebben"
(87) Dat kan zo zijn. maar het lijkt o(
hij in zijn ongeluk ook volop behagen
schept,
Nee ik mag Céline niet. Ik schreef
voorzichtig dat deze brievenbundel
'm zekere zin een gebeurtenis' ge
noemd mag worden Soms hebben
deze brieven ook mooie dingen te
bieden Als deze uitspraak „Er is
alleen licht op verboden plaatsen.
Helaas. We moeten voor ons genot
betalen met zoveel inspanning dat we
er toe overgaan om zonder genot te
leven en tenslotte dood zullen gaan
zonder te hebben genoten" (163). En
de brieven bevatten vele Intieme, op
rechte momenten De eerste brief aan
N bevat hef compliment: „Je hebt
duizend en een aantrekkelijkheden en
kwaliteiten en bovendien een fantas
tische en overgetelijke 'Popo" (83).
Die popo i kontje) van N. komt vaak
ter sprake In een brief uit 1932: „Je
bent een beetje kwaad op me NJe
houdt veel van me maar ik maak je
kwaad. Ik praat niet genoeg over
liefde. 'Parlez-moi d'amour'. Ik zou
hel wel willen N maar ik kan het
niet. Ik spreek nooit over dat soort
dingen, heb hel ook nooit gedaan Ik
praat over popo. Ik begrijp popo. Ik
eet popo" (86'7i
Céline geeft hier duidelijk te ken
nen alleen te willen spreken op
het concrete niveau. Een nastrevens
waardig ideaal in deze lijd waarin
vrijwel alles wat zogenaamd dieper
reikt alleen maar banale, zoetsappige
clichés- behelst. Ik denk dat dit ook
hel enige denkbeeld van Céline is dat
navolging verdient. Want zijn zo ken
merkende schrijfstijl met de kortade
mige zinnetjes, met de driftige pun
tjes vermoeit al even snel als het
merendeel van zijn opvattingen.
Loins-Ferdinand Céline 'Brieven aan
vriendinnen'. Vertaling Jan Versteeg, inlei
ding Aart van Zoest. 240 pag f36.50.
Prive-Domein nr 88 De Arbeiderspers. Am
sterdam
We treffen de beweeglijke thrillerschrijver met het bleke vogelhoofdje
en de grote neus „alle groten der aarde hebben een gebroken neus"
bladerend in de Panorama. „Een strandnummer", zegt hij vol walging,
terwijl zijn lange benige vingers bij het trage omslaan van de bladzijden
over rozige uitnodigende vrouwenlichamen glijden. „Ze vroegen me een
verhaal. Maar daar ga ik toch niet tussen staan. Verhalen van Theo Joekes
en Appie Baantjer", voegt hij er rillend aan toe.
Joop van den Broek, journalist om zegt 75 procent belasting te betalen.
den -brode, zegt het zelf- „Ik ben de
beste. Anders doe je het toch niet.
Schrijven is zo'n eenzaam vak, l'ysiek
slopend. Niemand gelooft het
De beste mag hij zijn. de meestver-
kochte niet Hoe zit dat'
Ik heb toch nooit dat populaire
succes van een Baantjer. Mijn pu
bliek spreekt z'n talen, mijn werk is
on-Nederlands, professioneel. Ik ben
in 1952 begonnen voor een detective-
prijsvraag, die Bruna uitschreef en
daarmee won ik de eerste prijs. Pa
rels voor Nadra. onlangs herdrukt,
werd in 1953 uitgegeven Kort daar
op ging ik voor een paar jaar als
correspondent naar het Franco-
Spanje en journalistiek gezien was
daar niets te doen. Toen maakte ik er
wel zeven in éen jaar. Van Eemlandt.
die mijn boeken trouwens haatte
„te veel seks en geweld" overleed
en zijn uitgever vroeg me een aantal
onvoltooide manuscripten af te ma
ken, want zijn dochter, Hella Haasse,
was daar niet zo goed in. Ze zochten
een opvolger voor Van Eemlandt en
„Ik had verstandiger moeten zijn en
me aan een formule moeten houden
Maar ik moest het altijd ingewikkeld
maken, technisch, anders was het
voor mezelf niet interessant"
Hoofdzakelijk
Angelsaksische literatuur,
zo ben ik onder het pseudoniem Jan „Die jongens vertellen een prachtig
le Carré. Veel research moet. Of
psychologisch heel ingewikkeld]
ken'
Naast wat ontevreden bijgelutt
toch wel een geslaagd leven?
den Broek figureert op de eindi
menlljsten van middelbare scto
ren en werd in VN's thrillergidj
vier sterren (de hoogste
onderscheiden.
„Ach, ik heb God en elk goedm
ontmoet, de meest boeiende et
meest rare. Ik vind slechte me
wel interessant, die vind ik jmstt
Goeie mensen zijn vervelende
sen. Als ik een ander beroep
moeten kiezen was ik imsschia
bliothecaris geworden of vader
met zo'n prachtige boekerij,
wel liefst zo middeleeuws mogt
het klooster van Sint Jurriaaiv
twee paar schoentjes onder een:
deken staan Ik ben in 1926 in 6
geboren. Een gezin van negen !c
ren. Mijn vader had een techn's
baan op de Kwattafabnek. Ik wt
enige die naai- het gymnasium g:
Na de oorlog nam hij dienst
stoottroepen, ingelijfd bij het Ti
de Britse leer. „daarna als b.
voor de radio, waar ik een optë
voor gevolgd had, naar „Indit'
daar werd ik ter plekke cones;
dent voor de Volkskrant",
van Gent met de Amsterdamse i
verhaal, hebben niet dat boodschap-
specteur Sluiter begonnen. Ten slot- perïge. dat zijn niet van die navel-
te zat ik bij Bruna onder mijn eigen
naam met- Lex van der Tuyn Wale-
ma, de fotojournalist, als held".
„Bij elkaar heb ik geoof ik achttien
thrillers en detectives geschreven.
Dan nog vier boeken over Spanje en eens leuk".
;taarders. Het verbaast me dan ook
niets dat de Nederlandse literatuur
zo slecht vertaald is in het buiten
land. het is een literatuur van gods
dienstwaanzinnigen en nog niet
het enige boek in Nederland
De schrijver, die de Vlaming Jef
stierenvechten. Dan nog een heel Geeraerts alle lof toezwaait voor zijn
stel hoorspelen, vijf films, veel radio- thriller Diamant, heeft een pessimis-
werk en talloze vertalingen, waar ik tische kijk op de Nederlandse mis-
veel van geleerd heb".
Over de kritiek heb ik nooit te
klagen gehad, al was die niet
altijd even snugger: herdrukken
van twintig jaar geleden werden als
nieuw besproken en het taalgebruik
werd alsnog geprezen!"
Zijn commentaren op zijn vroegere
uitgever Bruna zijn wat narrig Be
grijpelijk. als gevolg van de noncha
lante behandeling zweeg de coryfee
veertien jaar.
„Bij Bruna was ik verwend met grote
ojflagen, want met de herdrukken
liepen die op tot 50.000 a 60.000
exemplaren van bijvoorbeeld Ker
mis in de regen en Nacht in duizend
bedden, terwijl ze bij Sijthoff. waar ik
mijn come-back gemaakt heb. al
tevreden zijn met een verkoop van
6000 exemplaren van De Gouden
Strop. o.a. Ze behandelen me daar
fatsoenlijk, dat was bij Bruna wel
een beetje anders. Bruna is altijd een
handel in bedrukt papier geweest.
De bevoorrading van de boekhandel
was ook slecht Aan nabestellingen
deden ze niet. Ze leverden enkel
zendingen van vijf kilo. Dat was één
van de redenen dat je je eigen boek
nooit zag. Rijk ben ik er niet aan
geworden beweert de auteur, die
daadliteratuur: „Een vrij zwak ge
construeerd verhaaltje. Niet profes
sioneel gedaan. Het hóeft niet zo
kneuterig opgezet. Als je ziet hoe die
burgerhap in de Warmoesstraat ope
reert..., het politieapparaat is zo cor
rupt als de pest. Maar ze durven er
niet over tc schrijven. Iemand als
Koos van Zomeren is daar de grote
uitzondering op Als je ziet wat die
maakt van Het Binnenhof, dan denk
ik: precies Koos, zo is het en niet
anders. Joekes, die daar ook werkt
wil het mooi houden, net zoals Baan
tjer de Amsterdamse politie mooi wil
houden".
Volgens de auteur, die heel wat echte
fans blijkt te hebben, is het „een
grove schande dat het genre in Ne
derland zo onderschat is en daarom
denken ze dat ze het niet serieus
hoeven te nemen. Alles wordt tegen
woordig maar uitgegeven, rijp en
groen".
Hoe schrijf je een goeie thriller?
„Vroeger was een moord dagen
lang voorpaginanieuws, nu zes re
gels. De hele maatschappij is veel
complexer geworden, dat houdt in
dat je veel complexere boeken moet
maken. Dal zie je aan mensen als
Len Deighton, Eric Ambler en John
Vervolgens De Telegraaf, Het
meen Dagblad en nu al weer jars JjJJ,!
NRC-Handelsblad. Hoe gingri
„Nou. toen ik bij de NRC in
zeiden ze tegen me: „Nu mof.
zeker heel anders gaan schrijven
je bij De Telegraaf gewend s
Maar toen ik bij De Telegraafki
heb ik bij mijn sollicitatie bede
dat er nooit één letter geschrapt
worden in mijn stukken er.
hebben ze zich keurig aan gehos
Het gedonder is met de TROS
gonnen, toen wilden ze me cern
ren en daarom ben ik weggega
In die tijd van De Tclegraall
je ontzettend veel lol en a
ik in Rotterdam al die doctoral
sen bij elkaar zie, begin ik te rot ven
is er misschien nog een journal! Kn
de zaal? Dan denk ik: hoe be °P
het, heet dat journalist tegenv let
dig? Ze willen niet weg. dan mot Iaa
ze zo lang van huis! Ik heb zeker
elkaar tien jaar in het buiten!?
gezeten: drie jaar Spanje, dut/
Indonesië, een jaar Suriname
Op een goed moment moestn
mand een half jaar naar Surii ujt
ze konden niemand vinden! Vl
Broek dus maar weer, „maar;
land bestaat voor 80 procctj" aar
bomen, dus je bent er gauw
ken".
Zijn nieuwe boek, dat hij net
heeft, Een plaats in de zon. ko® daa
najaar bij Sijthoff uit en begin: p;Q
een stierengevecht. ims
Zijn oude liefde er hangt eenf ajn
foto van Hemingway in zijn
mer is hij trouw gebleven
gen, soberheid, hardheid", htó ven
van de meester geleerd „Ach,
dat gezeik over deathwish,
weten hoe ver ga ik. je wil zn
een schijthuis bent of niet".
De:
baa
1 sor
Karei van de Woestijne (1878-1929) mag dan in de
eerste plaats beroemd zijn als een van de
grootste Nederlandstalige symbolistische dichters,
ook als prozaist geniet hij een grote faam. Vanaf de
tijd dat hij begon te publiceren, in de eerste jaren
van deze eeuw. heeft hij gelijkelijk poëzie en proza
in het licht gegeven. En enkele van deze prozawer
ken vonden veel weerklank, bovenal de novelle 'De
boer die sterft', geschreven in 1914 en voor het eerst
verschenen in de bundel 'De Bestendige Aanwezig
heid' uit 1918.
Dit verhaal is een kleine klassiek geworden, het
behoort volgens sommigen tot 'de beroemdste verha
len uit de hele Nederlandse literatuur', zoals de
flaptekst van een nieuwe uitgave van de hele bundel
'De Bestendige Aanwezigheid' trots vermeldt. Het is
vele malen afzonderlijk uitgegeven, ook als school
boekje en er bestaan vermoedelijk maar wemig in
literatuur geinteresseerden die dit verhaal nog nooit
gelezen hebben.
Voor mij was het lang. lang geleden dat ik het las.
Men komt, in wezen, al te zelden tot herlezen, zeker
wanneer lezen een deel van je werk. je beroep is. Je
hebt er doodgewoon de tijd niet voor, telkens dringt
nieuw verschenen werk zich op en worden de boeken
die je graag herlezen zou naar de achtergrond
geschoven. Toch noteerde ik eens nadrukkelijk uit
Gides 'Journal des Faux-Monnayeurs' de opmer
king: 'Jécns pour ètre relu' het trof me toen
enorm Een goed schrijver schrijft inderdaad niet om
gelezen, maar om herlezen te worden. Bij de eerste
kennismaking met een boek dringt men niet alleen
zelden tot alle diepten door om zo tot een vol begrip
te kunnen komen, maar bij het herlezen, en ik
vermoed dat Gide daar toch ook op gedoeld zal
hebben, blijft er een wisselwerking bestaan tussen
auteur en lezer, een gesprek op diverse niveaus in de
ontwikkeling van die laatste als het ware. Dat kar.
uiteindelijk ten gunste maar ook wel ten ongunste
van de auteur uitvallen, maar het blijft altijd een zeer
boeiende aangelegenheid voor de lezer.
Aan sommige werken ben je op een bepaalde
leeftijd nog niet toe, aan andere werken die je
buitengewoon bewonderd hebt, ontgroei je. Als
vuistregel geldt dat je alle boeken die jc vóór je
dertigste gelezen hebt, zou moeten herlezen om er
een enigszins evenwichtig oordeel over uit te kun
nen spreken, een oordeel met enige draagkracht en
dat dan uiteraard altijd nog persoonlijk gestempeld
blijft.
Ik vrees dat dit juist is. Maar ook op later leeftijd
wijzigt je oordeel zich beslist nog wel eens Midden in
een bepaalde literaire stroming of ontwikkeling, of
kort daarna, heb je door zo'n eigenaardige bril leren
kijken datje de vertekeningen nauwelijks meer ziet.
Hoe verder je dan weer van zo'n periode afgroeit, hoe
beter die modieuze vervormingen in het oog vallen
en niet zelden gaat daarmee een deel van het
universele dat zo'n werk leek te hebben verloren
Karei van de Woestijne was half de dertig toen hij
zijn oude boer liet sterven, naar men beweert als
reactie op een uitdaging: hij zou als symbolistisch
lyricus met in staat zijn een boerennovelle te schrij
ven in de Vlaamse traditie van die tijd, zoals een
Buysse, een Streuvels, een Timmermans dat konden
Hij dééd het. en hij slaagde. Hij slaagde zo goed in de
ogen van de liefhebbers van literatuur uit die tijd.
dat ze niet eens in de gaten hadden dat hi) met zijn
inderdaad verbluffende creatie 'De boer die sterft'
minstens net zo ver afdwaalde in allerlei prlve-
gebieden als die andere schrijvers waartegen hij zich
zogezegd afzette
Zeventig jaar verstreken en laten dat nu duidelijk
zien. Bovendien hebben herwaaideringen plaatsge
vonden en is met name Cyriel Buysse (1859-1932) als
prozaïst minstens als zijn evenknie erkend, terwijl
niemand meer zal willen verdedigen dat auteurs als
Streuvels en Timmermans enkel maar anekdotische
modeliteratuur leverden.
U begrijpt het waarschijnlijk al: 'De boer die
sterft' is me bij het herlezen eigenlijk niet zo
meegevallen. Ook bij mij stond het verhaal zéér
hoog genoteerd. Misschien las ik het destijds (stellig
lang vóór mijn dertigste) nog te veel 'op gezag', nam
ik kennis van een meesterwerk, had ik mc maar tc
schikken. Nu las ik. aanvankelijk nog helemaal
overgegeven, want de eerste drie. vier pagina's zijn
zeer treffend, een verhaal dal zo'n wonderlijk
symbolistisch patien gekregen heeft en dat toch ook
zoveel zwakke plekken vertoont, dat in menige
plaats, zo volkomen 'onecht' is, dat ik denk: geef mc
dan liever Buysse. die is in zijn beste proza veel
minder gedateerd. Waarna ik me haast te zeggen dat
'De boer die sterft' een heel mooi verhaal is, maar
men moet er wel, behalve dan bij de eerste bladzij
den, een bepaalde bril bij opzetten.
Aan het begin tekent Van de Woestijne op een
directe en tamelijk 'tijdeloze' manier een oude
Vlaamse boer die op sterven ligt in zijn armelijke
opkamer, helemaal alleen. Hij is al lang weduwnaar.
zijn kinderen zijn de deur uit, enkel een oude vrouw
komt af en toe om hem wat te verzorgen. Maar deze
avond, nu hij op zijn uiterste ligt. blijft zij weg. Hij
hoopt zéér dat ze komen zal. ,.'k Ligge hier toch wel
verlaten", denkt hij hardop, en „En ik ben al zolang
allene" En „Ik zal toch nooit mijn wèl hebben..." (ik
krijg toch nooit wat ik graag wil)
Dit opèningsbeeld is zó indringend door de schrijver
getekend, dat het alles draagt. Maar in wezen is het
slechts het opmaatje, de introductie tot het symbo
listische verhaal over de vijf zintuigen dat hij wilde
maken, en inderdaad is 'De boer die sterft' dan ook
slechts deel I van 'De Vijf Zinnen', waarvan 'De
geboorte van Eva' het tweede deel vormt. In die
volgorde, in dat verband, dient men de verhalen
uiteraard ook te lezen, terwijl men de aan dit
tweeluik voorafgaande drie heiligenverhalen uit 'De
Bestendige Aanwezigheid' óók in het geheel dient te
betrekken. De bundel is namelijk als één geheel
gecomponeerd.
hans warren
LETTERKUNDIGE KRONIEK
inleidende tekening een literaire kunstgreep. De
stervende boer krijgt, als in een parabel, zijn vijf
zintuigen aan zijn sterfbed in de gedaante van vijf
vrouwen die hij goed heeft gekend en die hem er stuk
voor stuk van komen overtuigen dat zijn opmerking
'Ik zal toch nooit mijn wèl hebben' onterecht is
geweest. Eerst komt zijn dochter Bertha die het
Gezicht vertegenwoordigt, dan Marie, een burge
meestersdochter (het Gehoon, dan Zulma. een
schoenmakersdochter die zijn geliefde is geweest ide
Reuk), de pastoorsmeid Boldtna (de Smaakt en
tenslotte zijn moeder (het Gevoel). Al deze figuren,
wier noodzakelijkheid als zodanig niet erg overtui
gend is, herinneren hem aan de goede momenten, ja
de verrukkingen die het (boeren)leven hem beschon
ken hebben, en ze doen dit op een manier en in een
taal die zelden strookt met de figuur m kwestie, noch
met die boer, maar wel met de symbolistische
dichter die Karei van de Woestijne wasKortom: er
staan schitterende stukken en beschrijvingen, uit
beeldingen in. maar wie het spel niet meer zo goed
meespelen kan door het verloop van de tijd. heeft
moeite om aan deze stervende boer al die subtiele
sensaties toe te schrijven. En zoals reeds gezegd de
figuren spreken een symbolentaal die ook niets met
de boerse realiteit te maken heeft. We zijn geheel en
al in de wereld van de kunst, de parabel, het sprookje
terechtgekomen: op zijn manier heeft Karei van de
Woestijne de 'levensfilm' weergegeven die. naar men
zegt. aan het geestesoog van stervenden voorbij kan
trekken De sensaties moeten als het ware de boer
verzoenen met zijn dood hij heeft een mooi leven
gehad, zijn wrok was niet terecht.
Aan het einde verschijnt nóg een gestalte, zijn lang
geleden gestorven vrouw Wanne, die zich van haar
kleren ontdoet om zich. na gebed, naast hem uit te
strekken. En dat leidt tot een slot dat balanceert op
de grens tussen subliem en ridicuul, maar dat
gelukkig nog net aan de goede kant uitvalt
Een symbolistische parabel over de vijf zintuigen
dus en geen 'streekverhaal'; een weergave in
zeer evocatieve, barokke taal van hoe de dichter
Van de Woestijne dé charmes van het boerenleven
ervoer. Een móói verhaal ook. al is het zeer sterk
gedateerd. Niet zo sterk als Deel II van 'De Vijf
Zinnen'. 'De geboorte van Eva', dat voor de heden
daagse. lezer, ondanks enkele prachtige taalkunst
fragmenten, vrijwel onleesbaar geworden is. Dat
geldt ook voor het derde van de drie heiligenverha
len, 'De Heilige van het Getal', waarin de dichter op
een zeer verheven en duistere manier veel over zijn
eigen innerlijke wordingsgeschiedenis en worste
lingen prijsgeeft. Dat gebeurde ook al tijdens het
navertellen, het herbedden van de levensgeschiede
nissen van de heilige Arnulphus, met wie de
schrijver zekere verwantschap voelt en van de
heilige Adilia, het verhaal waarmee het boek opent.
Dit zijn twee tamelijk onbekende heiligen, wier
levens Van de Woestijne in heel mooie taal oproept.
Ook zij beoefenden de grootst mogelijke nederig
heid, maar de schrijver kleedt hen met zijn woorden
in de kostbaarste gewaden van fluweel, zijde en
brokaat, zoals middeleeuwse schilders heiligen
weergaven.
Adüia was een blindgeboren meisje van hoge adel
Haar vader beveelt haar prijs te geven aan verscheu
rende dieren, maar de dienstmaagd cüe haar weg
brengen moet heeft medelijden, ze vlucht met de
zuigeling naar haar geboortestreek en zie het won
der: hoewel een maagd, begint een van haar borsten
melk te geven, zodat zij het kind kan zogen Later
besteedt zij het uit in een klooster. Toen Adilia elf
geworden was geschiedde het tweede wonder door
een visioen gedreven trekt een bisschop naar
klooster waar Adilia vertoeft en hij maakt in
ziende. Reeds hier blijkt hoe zorgvuldig Karei van
Woestijne zijn boek met verhalen gecompons
heeft. Hier is het voorspel tot de verhalen over der
Zinnen: „Nu werd het voor Adilia een wondere:
van vrees en van blijheid. De wereld: zij was niet i
enigszins bij kleuren, zo buitengewoon anders ds
de voorstelling harer blindheid, alleen niet mee
luid, vond ze. noch zo zwaar van geur, en niet zo;
en verschelden voor haar tastende vingeren. Want
zag thans, en haar aldoor-zoèkende ogen verdoold
haar oren. mieken te verwaaien reuk aan reuk
onnodig het glijdende aarzelen en nijdige duwen:
tot huilens toe gevoelige handen" (17)
Adilia wordt non. de nederigste van allen, maar
niet voorkomen dat ze later tot moeder-oven
gekozen wordt. De zusters zeggen haar „Gij zijl
ootmoet onze meerdere: wil het thans wezen
gezag" Haar vader doet boete en sterft, haar
groot fortuin nalatend, waarmee zij onder andere!
mooie kerk laat bouwen.
Bij haar sterven, in reuk van heiligheid al. c
hetzelfde woord als bij het sterven van boer Na
het woord 'olijk'- „Toen heeft Adilia olijk gegt
lacht" (28). „Maar toen begon hij olijk te-glimlacht
(109) Zelfs uit zulke details spreekt de zorgvuli
opbouw van het boek als geheel. Adilia wc
bijgezet in het graf dat zij al voor de dienstmaagd1
haar leven redde had laten metselen. En zie' „im
graf vond men het geraamte der vrome maï
geheel ontvleesd, maar waar ongerept en ongesd*
den de rechterborst blonk, die Adilia gezoogd M
(29).
tak
scht
Chn
De
leve
,v ineei
staa:
Dit heiligenleven en dat van Arnulphus staa:
een zelfde hoog peil als het zoveel bekeoi
geworden verhaal 'De boer die sterft", gui
Uil 'Arnulphus' en bovenal uit 'De Heilige van) 'jCVcr
Getal' kan men de ontwikkelingen van de diet
volgen. Dc slukken zijn duidelijk autobiografe
getint, maar vooral het laatstgenoemde is1
duister en niet vrij van symbolistische gczochll* Qe
Doch men leze: een boek van dit gehalte voor'
geen tientje is tegenwoordig een wonder.
Karei van de Woestijne: 'De Bestendige Aanicó
heid' Querido. Amsterdam, Salamanderpod L
138 pag f9.40 -
niers
derei
gen)
trina
haar