HET
EEUWIGE
MOMENT
WOLF het nieuwe boek van gerard reve
maarten 't hart
als essayist
PZC/ weekendkrant
muzikale
amalgamen
MISHA
MENGELBERG
ZATERDAG 25 JUNI 1983
Maarten 't Hart is in vrij korte tijd zo'n populaire schrijver geworden, dat ook velen
reikhalzend uitzien naar zijn bundels essays een genre waar de Nederlandse lezers
zelden warm voor lopen. De nieuwste essaybundel van 't Hart is getiteld 'Het eeuwige
moment' en hij staat voornamelijk in het teken van de literatuur. De bijeengebrachte
stukken tonen alle bekende facetten van 't Hart als essayist.
In de eerste plaats loopt hij weer over
van enthousiasme een aanstekelijk
enthousiasme blijkbaar, want toen ik
het boek uit had heb ik dadelijk een
paar van de muziekstukken afge
speeld die door 't Hart worden aanbe
volen. Zo uitbundig kan hij schrijven
„Beklimt Mozart in zijn opera's niet
de allerhoogste toppen? En het duet
dan van de gravin en Suzanne m het
derde bedrijf van Le Nozze di Figaro?
De tafelscène uit Don Diovanni? De
afscheidsscène uit Cosl fan tutte?
Vele koren uit Idomeneo? De gehar-
nasten uit Die Zauberflóte? Het onge
lofelijke slotkoor uit het eerste bedrijf
van La Clemenza di Tito? Als dat niet
de allerhoogste toppen zijn, niet al
leen in Mozarts muziek, maar in alle
muziek, wat zijn, in vredesnaam, dan
nog wel de allerhoogste toppen?" (59).
In de tweede plaats is 't Hart in wat
hij beluistert en leest op zoek naar
herkenning. Hij kan meestal pas er
gens enthousiast over worden als er
een raakvlak is met zijn eigen be
staan. Literatuur en leven horen on
losmakelijk bij elkaar voor hem. Van
daar dat hij niet mee kan gaan met 'de
hedendaagse literaire mode in de kri
tiek' die voorschrijft dat auteurs
„vooral geen al te gemakkelijke 'iden
tificatiemodellen' aan de lezer mogen
vertrekken" (161). 't Hart wil juist
bevestigd worden in wat hem bezig
houdt. Hij schrijft: „Nu. ik geloof dat
wij in de allereerste plaats lezen om
dat ieder van ons in het verborgene
dat gevoel met zich omdraagt eigen
lijk anders dan alle anderen en daar
door in de grond van de zaak onbegre
pen te zijn Want waren wij niet
anders dan alle anderen en werden wij
wel begrepen, dan zou niemand ooit
op ons handelen of op onze opvattin
gen kritiek uitoefenen Nu, dat
bittere, maar ook zoete, gevoel onbe
grepen te zijn, in de grond van de zaak
alleen te staan, dat gevoel hopen en
verlangen wij opgeheven te zien als
wij een roman lezen waarin het hande
len en denken van iemand anders
zodanig wordt weergegeven dat wij
dat niet alleen begrijpen kunnen,
maar zelfs kunnen aanvaarden en,
vooral ervaren als datgene wat wij,
onder vergelijkbare omstandigheden,
ook zouden kunnen doen en denken"
(163).
Zo'n opvatting over letterkunde is
natuurlijk legitiem, maar tot het ui
terste gedreven zou literatuur zo een
soort medicijn worden. Hij 't Hari zelf
zie je dat een beetje bij zijn voorkeur
voor boeken waarin het christelijk
geloof problematisch is.
Een derde kenmerk van zijn essays is
de sterke neiging om dingen te classi
ficeren die eigenlijk niet geclassifi
ceerd kunnen worden en om zaken die
dat nauwelijks verdragen in modellen
onder te brengen. Deze trek leidt
nogal eens tot simplificatie Ook wor
den de berekeningen niet altijd feil
loos uitgevoerd zij bijvoorbeeld het
essay over Emily Bronte's 'Wuthering
Heights'. Maarten 't Hart rekent daar
uit op de grond van een opmerking
van één van de romanfiguren over de
zomer van 1778: „Dat is nu bijna
drieëntwintig jaar geleden" dat de
roman in het najaar van 1801 begint.
Dat moet uiteraard het voorjaar van
1801 zijn..
In de vierde plaats valt steeds weer 't
Harts bestrijding van zijn aartsvijan
den op. Steevast haalt hij uit naar het
feminisme en naar literaire figuren
van wie het werk hem niet aanstaat.
Tegenover de feministen stelt hij zich
deze keer beslist mild op Des te feller
zijn de aanvallen op het soort litera
tuur dat door de schrijvers en critici
uit de Revisor-school wordt gepropa
geerd.
„Dan komen wij terecht bij het onbe
rispelijk, zorgvuldige, koele compu-
ter-proza waarvan de hoogste deugd
blijkt dat het de schrijver in staat
stelt zijn onderwerp afstandelijk te
benaderen Dan komen we uit bij
mooie, maar lege 'vormen', bij nieuwe.
maar doodsaaie 'schoonheid', bij een
volstrekt steriele, armzalige literatuur
vol structuren, betekenislagen, spie
gelingen, maar zonder de adem van
het werkelijke leven" (183).
Alweer: 't Harts behoefte om het
wérkelijke leven in de literatuur te
laten doorklinken. In zijn eigen boe
ken is dat zeker wel het geval, maar
daar staat tegenover dat hij zich
minder bekommert om vormgeving
en stijl. Grote weerzin legt 't Hart
vooral aan den dag tegen Leon de
Winter, schrijver van 'modeprullen'
zoals hij het noemt. Zijn woede is zeer
begrijpelijk, want in een literatuur
waarin een schrijver van het formaat
van een Leon de Winter volop mee
kan draaien is iets grondig mis.
Een vijfde bestanddeel van 't Harts
essays vormt zijn bijzonder grote
kennis van zaken. Zijn gedrevenheid
hans warren
is ongekend en authentiek. Wande
lend kan hij nog verder lezen in een
boek. Er is wel eens beweerd dat hij
zeshonderd woorden per minuut kan
lezen. Haast even snel kan hij de pen
hanteren en dat leidde in het recente
verleden tot een grote stroom artike
len. Het prettige is dat hij zijn vond
sten niet breed uitspint, maar zo
terloops mogelijk presenteert. Moge
lijk wordt mijn waardering voor 't
Harts essays mede ingegeven omdat
ik het vaak met hem eens kan zijn.
maar dat is niet het enige. Misschien
dat hier en daar een oordeel te
lichtvaardig wordt geveld, een me
ning te oppervlakkig is gevormd, dat
niet alles even onberispelijk en hel
der werd geformuleerd daar staat
evenwel veel hartstocht, gedreven
heid en inzet tegenover. Je kunt zelfs
zeggen dat 't Hart zijn persoon in de
essays meer in het geding brengt dan
in zijn romans.
Wie niet in kan stemmen met de
geestesmstelling achter deze essays,
zal wel nooit het contact met 't Hart
kunnen vinden Terwijl een afwijzing
van romans als 'De aansprekers' en
'De droomkoningin' niet vanzelf hoeft
te leiden tot een complete verwerping
van het werk van 't Hart.
Wat speciaal in deze bundel opvalt is
de opstelling ten aanzien van Vest
dijk. 't Hart heeft altijd veel lof voor
hem gehad, maar vecht nu tevens een
heftige strijd met hem uit. In de twee
stukken over Vestdijk als muziekcriti
cus gaat hij werkelijk met hem in
discussie.
„Over Mozart kan men moeilijk oor
delen, als men niet zo goed als al zijn
werken kent" (51), schrijft hij, om
vervolgens aan te tonen dat Vestdijk's
kennis van Mozarts muziek grote
leemten vertoonde en hij dus in dit
geval geen bevoegd beoordelaar was.
't Hart stapelt zijn argumenten zo
hoog en zo wrevelig op dat er méér
achter lijkt te zitten.
Elders in deze bundel beweert hij dat
de stijl van Vestdijks romans onzake
lijk. breedsprakig, met metaforen
overwoekerd is. Nogal krasse taal
over een schrijver in wiens voetsporen
't Hart aanvankelijk zo duidelijk heeft
willen treden.
Twaalf stukken bevat deze bundel.
I)e eerste twee gaan over de rol
van muziek in literatuur, de volgen
de twee over Vestdijk als muziekcri
ticus. Daarna artikelen over Emily
Bronte. Charles Dickens, Sóren Kier
kegaard. Hjalman Söderberg, de de
tectiveroman. Patricia Highsmith en
Elias Canetti. Dit nogal heterogene
geheel wordt afgesloten met de be
schouwing 'Waarom schrijft u?' Deze
stukken verschenen de afgelopen ja
ren in verschillende tijdschriften,
maar ze werden herzien. Niet altijd
overigens: de zogezegd niet-bestaan-
de vogel 'regenfluiter' (die wél be
staat) in het stuk over Kierkegaard
bleef rondwaren op pagida 142.
Een aantal opstellen verdienen afzon
derlijke vermelding. Het titelessay
waarmee de bundel opent en ook het
tweede essay bevat de gedachte dat
muziek vertolken kan wat niet in
woorden te vatten is. Vandaar dat in
proza en poëzie zelden het wezen van
de muziek die je mooit vindt aange
roerd kan worden. Muziek kan vol
gens 't Hart „soms één moment de
illusie schenken van iets dat eeu
wig duurt" (17). Wel het beste essay in
deze bundel is dat over de dagboeken
van Kierkegaard. Het is een van die
werken waarmee 't Hart heeft geleefd,
ik wees er al op bij de bespreking van
het 'Dagboekennummer' van 'Maat
staf waarin het stuk oorspronkelijk
verscheen.
In het stuk 'Darwins vinken en de
detectiveroman' schetst hij onder
meer het ontstaan van de misdaadro
man als genre. Hij noemt 1878 als het
jaar dat de crime-writers zich van de
andere literatoren afsplitsten. In dat
jaar verscheen de eerste 'echte' detec
tiveroman 'The Leavenworth Case'
van Anna Green. Vanaf toen ook
hielden literaire critici op met het
bespreken van misdaadromans. Ove
rigens werd Maarten 't Harts eerder
dit jaar verschenen boek 'De Kroon
getuige' dat toch in de eerste plaats
een speurdersverhaal is. wel druk ge
recenseerd'
Het schema dat 't Hart wil zien in de
boeken van Patricia Highsmith een
driehoek: een vrouw en twee mannen
die haar begeren lijkt ook te her
kennen in 'De Kroongetuige'. Jenny is
de vrouw uit het schema. De twee
mannen Thomas en Lambert zijn ver
liefd op haar en komen beiden bedro
gen uit.
In het laatste essay uit deze bundel
geeft 't Harteen antwoord op de vraag
waarom hij schrijft „het plezier in het
vertellen van een 'versierd' verhaal"
(217).
Plezier lijkt hem ook te drijven in 'Het
eeuwige moment'. Vandaar dat deze
luchtige, intelligente stukken zoveel
lezenswaardiger zijn dan de zwaar
wichtige produkten van Ijver die in
ons land zo vaak voor essays door
moeten gaan.
Maarten 't Hart. Het eeuwige moment'; 228
pag f29.50. Synopsis. De Arbeiderspers,
Amsterdam
Een tumultueus collage van mu
zikale activiteiten. Zo mag de
omschrijving luiden van een film
die onder de titel Muzikale Amal
gamen dinsdagavond wordt uitge
zonden via Ned. 2 van 21.40 tot
22.22 uur. Centraal in de film (van
de hand van Hans Hulscher) staan
de activiteiten van de componist
en improviserend musicus Misha
Mengelberg met als apotheose zijn
bijdrage aan het Festival Nieuwe
Muziek van de afdeling jeugd en
muziek in de provincie Zeeland,
zoals dat in 1980 werd gehouden op
de markt van Middelburg.
Gemusiceerd werd op een eenvou
dig thema van de betrokken compo
nist door orkesten die door elkaar
musiceren, marcheren, dansen of
gezeten zijn op podia. Harmonie- en
fanfaregezelschappen, een doedel
zakkorps. slagwerkers en improvi
satoren van de Instant Composers'
Pool werken gezamenlijk aan een
kakofonie die dermate groot is. dat
er haast weer van geordendheid
sprake is. In hetzelfde verband ziet
men Misha Mengelberg aan het
stadscarillon en aan de vleugel in de
stortregen.
Dat waren dan filmbeelden uit 1980.
Om een wat vollediger beeld te
geven van de componist, werd ver
der gebruik gemaakt van archief
film vanaf 1964, terwijl het totaal
werd geactualiseerd met filmllitsen
tot en met 1982. De collage werd
gelijmd met een aantal dialogen
tussen Misha Mengelberg en Han
Reiziger en een interview met de
componist aan de pingpongtafel.
Van Misha Mengelberg kan worden
beweerd dat hij veel tijd heeft be
steed aan provocatie van de open
bare muzikale mening Juist dj
provocatieve activiteiten kregent
de betrokken NOS-film een extr
accent, waardoor de serieuze mus
kant die Misha in feite is wa;
werd onderbelicht. De titel vanc<
film. Muzikale Amalgamen, is oven-
gens zeer juist gekozen. Een 'amal-
gaan' is namelijk onder meer
legering van kwikzilver en een at
der materiaal en een muzikant dj
kwikzilverachtiger is dan Misa
Mengelberg is nauwelijks denkbar
De film geeft daarvan een duideij
beeld.
(Dinsdag, Ned. 2. 21.40 uun.
Misha Mengelberg
Het tweejaarlijks internationaal
Céline congres wordt dit jaar
in Den Haag gehouden van 25 tot en
niet 28 juli in Theater Pepijn. Op
alle dagen van het congres wordt
in het Haags filmhuis de rolprent
'D'un Céline a l'autre' vertoond en
daar wordt ook een expositie over
Ccline gehouden.
Het congres gaat uit van de Société
des études Cëliniennes. Het is deze
keer georganiseerd door het Neder
lands Céline Genootschap en de
Stichting BZZTöH De Franse
schrijver Louis Ferdinand Céline.
pseudoniem voor Louis Destouches
(1894-1961). was fabrieksarbeider,
vocht in de Eerste Wereldoorlog,
werd arts en toonde in zijn boeken
een nihilistische levensvisie. Hij
had grote invloed op de na-oorogse
schrijvers, onder meer door een ver
nieuwde romanstijl.
Het wetenschappelijk deel van het
congres bestaat uit lezingen en dis
cussies. Er worden voordrachten
gehouden door Dénise Aebersold.
Philippe Almeras. Mane Christu
Bellosta. Leslie Davis, Nicholas B
witt. Gunter Holtus, Stanford Lua
Eric Mazel, Albert Mmgelgrun, An
me Montaut, Michele Out, Philipp
Muray, Philippe Roussin. Cathériu
Vignaud en Aart van Zoest
lezingen zijn gegroepeerd naar pre.
bleemstelling: genre, thema, inta
pretaties, algemeen, taal en stijl
Het niet-wetenschappelijke dei
omvat naast de activiteiten in hs
Haags filmhuis ook de uitvoering c>
26 en 27 juli in het congresgebouw
van 'voortschrijding' van Célto
door toneelgroep Cercle, de een»
voorstellingen in het Nederland
van 'Progrès' in de vertaling
regie van Henny van Schaik.
Onder voorzitterschap van Marti
Ros wordt de 27ste in Theater
pijn een forumdiscussie gehoude
met Boudewijn Buch, Louis Ferro
en Ed Jongma. De volgende
geeft het Lijn Theater op dezelfd
plaats een voorstelling van zijn
line project'.
e
Er is een tijd geweest dat Gerard Reve niet wou
dat zijn boeken ter recensie gestuurd werden.
Hij had blijkbaar zo'n wantrouwen, of hij minacht
te het besprekersvolkje dermate dat zij. als ze dan
toch bespreken wilden, zijn boek maar moesten
kopen. Het waren veelal heel goede boeken en ik
heb ze in die gevallen niet besproken, ook al bood de
krant aan. ze voor me te kopen. Ik vind namelijk dat
je je aan de spelregels moet houden, wederkerig.
Het getij is gekeerd, al jarenlang worden de boeken
van Reve weer normaal ter bespreking gezonden en
nu zijn nieuwe roman 'Wolf verschenen is betrapte ik
me erop dat ik terugverlangde naar het verbod, had
ik 'Wolf niet gekregen, dan had ik het niet hoeven
bespreken en dat was me wel zo lief geweest. Ik zit
met dit boek in mijn maag. Niet alleen omdat ik het
een waardeloos en ietwat gênant werk vind. maar
bovenal omdat ik het buitengewoon vervelend vind
deprecierend over een boek te moeten schrijven van
een auteur die ik bewonder maar die op het moment
vrijwel overal de wind van voren krijgt Het is net of
je meehuilt met de wolven in het bos om de grote en
wie weet wat moede lonely wolf uit te stoten
Ook Hermans heeft me de laatste jaren met zijn
uiterst onbeduidende novellen zo teleurgesteld en
voor dat probleem geplaatst en onlangs Claus. Het
zijn toch allemaal mensen van rondom de zestig, je
zou zeggen: in de volle kracht van hun schrijversle
ven, op de top van hun kunnen, maar waar zijn ze in
's hemelsnaam mee bezig? Het lijkt op aftakeling,
machteloos herhalen van eigen oude motieven. Er Is
geen enkele nieuwe visie, geen ontwikkeling meer.
Omdat die schrijvers zo beroemd zijn. is een boek
van hen 'nieuws' en wordt dat direct overal uitvoerig
besproken, vaak ook nog zeer lovend. Of de bespre
ker houdt voorzichtig een slag om de arm
Een boek als 'Wolf zou waarschijnlijk geen enkele
aandacht krijgen, danwel volkomen gekraakt wor
den, wanneer het niet van Reve was Nu haast ieder
zich om zijn zegje erover te zeggen negatief tot nu
toe. wat ik las en hoé graag ik het ook met mijn
collega's oneens ben, ik kan niet anders zeggen dan
dat 'Wolf een slap, vaag, mislukt boek is, een
mengsel tussen een avonturenboek voor jongeren,
een sprookje, een parabel en een gewone roman,
behept met alle bezwaren die de verschillende genres
aan kunnen kleven Vooral het sprookjeselement
erin heeft de schrijver te pas en te onpas gebruikt om
zfjn hoofdfiguur uit de puree te helpen als dat zo
moest. Maar waarom hij het sprookjessfeertje niet
gebruikt heeft om zijn raamvertelling te doen klop
pen snap ik weer niet Nu heeft Reve op alle
mogelijke manieren geprobeerd de leeftijd van An-
dré aan het eind van het boek te verdoezelen, terwijl
één tikje met de toverstaf van meneer Stafman
voldoende zou zijn geweest om hem zijn jeugd van
het begin terug te schenken.
Het is mij echt niet duidelijk wat Reve met dit boek
heeft beoogd. Waarschijnlijk is het enkel zijn zoveel
ste uitdaging aan zijn lezer: hoever kan ik je
brengen? Kan ik je 215 pagina's lang bezighouden
met een zouteloos verhaal in jongensboekenstijl. Of
heeft hij werkelijk enkel getracht een (homosexueel)
jongensboek te schrijven? Waarom heeft hij dan van
Wolf, zijn held. een volwassene gemaakt, weliswaar
een volwassene met de onnozelheid van een debiel?
Zijn Wolf moet immers minstens achttien zijn, want
hij haalt zijn rijbewijs. Het boek moet ook verschei
den jaren bestrijken, al is de tijd zo vaag mogelijk
gehouden teneinde het slot een beetje bij het begin te
laten aansluiten.
Er staat dan dat men Wolf in zijn dorp 'in het geheel
niet herkent' en 'soms zag hij op straat jongens die
zijn schoolkameraadjes waren geweest, maar die nu
mannen waren geworden, zodat hij hen moeilijk
hans warren
LETTERKUNDIGE KRONIEK
herkende'. Zijn ouders zijn dood, zijn zusters (op één
na) inmiddels getrouwd en naar elders vertrokken,
(pp 203?) Dat alles suggereert toch een tijdsverloop
van ettelijke jaren. Toch moet dan, niet door tover
kunst. wat zo gemakkelijk gekund had in dit boek.
maar door onhandig verdoezelen de biologiestudent
André dezelfde zijn als aan het begin: „Hij was niet
veranderd, behalve dat hij iets (ik souligneer. HWi
volwassener icas geworden(p 212&13i. André blijkt
zelfs pas het eerste dons op de kaken te hebben 'dat
hem tot een echte jongen maakte' (Terwijl hij op
pagina 8 en 10 al 'biologiestudent' was en 'ongeveer
even oud als Wolf).
Ik vind dit onhandig gepruts, zeker voor een
sprookjesverteller, want daarvan heeft Reve in
zijn boek 'Wolf toch het meest.
Wolf is een jongeman die op een klein dorp opge
groeid is en daar een buitenbeentje bleef. Hij was
musisch aangelegd, hij zou zingend en dansend door
het leven trekken. Dat vond iedereen gek. behalve
een oom van hem die hetzelfde verlangen had
gekend als jongen, maar die daar niet aan had
toegegeven. Wanneer die oom sterft, erft Wolf zijn
geld en ook een mooie woonwagen. Hij leert chauf
feren, zegt zijn dorp vaarwel en trekt de wijde
wereld in om zingend en dansend aan de kost te
komen.
Wolf wordt ook voortgedreven door het verlangen
om een 'broertje' te vinden waarmee hij alles delen
kan. Dansen, zingen en zeker ook de erotiek, al is
Wolf dermate onnozel dat hij niet eens wéét waarom
hij dat Broertje naakt wil afsponzen onder de
douche. Ook had hij niet beseft wat hij bij de student
André zocht en die bij hem zó dicht bij huis aan de
rand van het dorp.
Een dermate domme en onervaren jongen heeft wel
hulp nodig onderweg, anders gaat hij de eerste dag al
te onder en Wolf ontmoet dan ook hulp in de
gedaante van meneer Stafman, een heuse tovenaar
die hem een wonderhoed geeft en die nog een paar
maal zal ingrijpen als het misgaat. En in mevrouw
Sibyl, een waarzegster, die weliswaar spreuken pre
velt waar hij totaal niets aan heeft, maar die wel van
het goede hout is gesneden. Ze doet Wolf geen
kwaad, integendeel. Zo gaat het hem betrekkelijk
voor de wind. Hij trekt rond. haalt zingend en
dansend zijn kostje op en hij is alleen maar bedroefd
omdat hij nooit het gewenste broertje vindt. Tot hij
op een dag onder zijn gehoor een beeldschone
jongeman ziet die aan zijn droom beantwoordt en die
ook wel genegen lijkt, enigszins op zijn avances in te
gaan. Deze jongeman blijkt Broer te heten, maar hij
maakt in wezen misbruik van Wolf die hij onder zijn
bekoring ziet. Broer heeft zogezegd een Zus bij zich
(in werkelijkheid zijn vriendin): samen vormen ze een
beroepsdanspaar. Domme Wolf laat zich volkomen
inpalmen door het stel, dat hem alles af dreigt te
pakken Dit is op zich een boeiende intrigue en het
zou uitermate interessant zijn geweest, te zien hoe
Wolf zich op zijn eentje uit de nesten had weten te
werken. Dat was hem namelijk nooit gelukt en dat
wist Reve ook wel; vandaar dat hij als een deus ex
machina de tovenaar Stafman aan laat rukken die de
zaak wel even klaart Wolf moet ook nog maar eens
langs de waarzegster, mevrouw Sibyl langsgaan en
die prevelt dan dat zijn geluk van de zee zal komen
En jawel, Wolf ontmoet weldra matroos Vos (geen
onbekende voor Reve-lezers dus) die zijn broertje wil
wezen, die met hem zingen en dansen en vrijen wil
Wolf en Vosje hebben het best samen, maar snel
komt er toch ook een barst in dat geluk, het Vosje
verlangt namelijk naar een 'Konijntje' in casu een
kleine jongen van een jaar of tien, die weer zijn
broertje zou moeten zijn. Dit allesverterend verlan
gen gaat Wolf te ver. En als er eens jongetjes van die
leeftijd naar hun optreden kijken en het Vos lukt een
praatje met hen te maken, is er altijd vlug een vader
of ander familielid om de zaak te verijdelen en het
kind mee te tronen.
Tot Wolf zich herinnert dat meneer Stafman hem
ooit aanried naar het land Pauvranié te trekken,
waar de mensen vreselijk arm maar erg goed zijn,
gul, gastvrij, eerlijk, onbedorven.
Ook hier heeft Reve weer voor een niet erg
gelukkige verbinding gezorgd: doordat hij be
weert dat Pauvranié 'twee dagreizen hier vandaan'
is en dat Wolf en Vos er met de woonwagen
heentrekken, krijgt de lezer de indruk dat het land
niet veel verder kan liggen dan bijvoorbeeld Zuid-
Frankrijk of Spanje. Doch uit de overigens
bijzonder goed vertelde reacties van de kleine
jongetjes Rcmi en Bambi die ze ontmoeten, én van
de vader van die knaapjes, een man die zijn zoontjes
graag aan de rondtrekkende artiesten afstaat, blijkt
duidelijk dat hier getekend is naar een Oosters
patroon en wel waarschijnlijk naar wat Reve
beleefde of droomde in Ceylon, met zijn vriend Vos.
Doch terug naar het verhaal" wanneer Vos zijn Remi
heeft en bovendien de nóg jongere Bambi aan Woll
heeft opgdrongen, die mets van zulk piepjong grut
hebben moet, al weet het nog zo goed van wanten,
breekt er voor Wolf wel een bittere tijd aan hij
in wezen kwijt, maar besluit grootmoedig het offerte
brengen.
De grenswachter van Pauvranié grijpt echter dras
tisch in geen knaapje mag uitgevoerd uit dat land.
Het is óf blijven, óf vertrekken zonder. Vos blijft bi]
de jongetjes in Pauvranié achter en een ontgoochel
de Wolf besluit terug te keren naar zijn geboortedorp.
Waar blijkt dat André. de biologiestudent, op hem
gewacht heeft, elk jaar zette hij zijn tentje weer op,
op de gedenkwaardige dag van hun ontmoeting en
natuurlijk komt Wolf juist die dag toevallig aan. Hel
broertje waarnaar hij zo lang had gezocht zat dus aan
de rand van het geboortedorp te wachten: „Einde
lijk. Wolf. ..Eindelijk.... fluisterde hij. terwijl hij met
zijn gloeiende lippen teder het oor van Wolf streelde''
(215).
Wie enigszins in Reves werk thuis is. herkent velt
bekende trekken, ook van het zogenaamde
'revisme'. Maar twee belangrijke elementen ontbre
ken. In plaats van Reves vaak zo boeiende suj!
hanteerde hij in 'Wolf een wel erg simplistische
waarin zijn gewilde archaïsme 'zoude' meer dan ooit
hinderlijk is en voorts ontbreekt de humor en de
ironie, die anders zo'n verkwikkende afstand kan
scheppen tussen de schrijver, zijn lezer ei
onderwerp. Humor had veel kunnen redden. Helaas,
het is of we dit boek dood-serieus moeten nemen met
alle drakerigheid en oppervlakkigheid (men leze de
bladzijden 96 en 97. zelfs voor een persiflage van een
kinderboek nog te slap).
Een homosexyeel jongensboek? Een sentimenteel
sprookje? Wat heeft Reve bezield? Ik weet het niet
Het boek is opgedragen 'Aan Maria Moeder van de
Schepper'Voor Matroos Vos' Je schrikt ei
Want dat is wel oprecht gemeend en enkele passages
van het boek zijn echt, zijn 'met hartebloed' geschre
ven, om ook eens een melodramatische term te
gebruiken. Hartebloed dat naar mijn idee in dit geval
verspild werd.
Gerard Reve. "Wolf. Manteau, Amsterdam, 24.50. 216 pal
Rectificatie: In mijn kroniek van vorige week (Ma
rion Bloemi is een passage weggevallen. In kolom!
had moeten staan ,,De ranken en arabesken worden
harmonisch opgevangen en uitgewerkt. De inhoud
van het boek valt geheel onder de noemer identi
teitscrisis van de Indo".