ENZO FERRARI een levende legende DE KMA EN DE BURGER Het kadettenkasteel van Breda PZC/zaterdagkrant 25 ZATERDAG 11 MAART 1978 Von Meyenfeldt (Door Sjaak Aarden) jjDe krijgsmacht komt onherroepelijk in gevaar, als zij de banden met de burgerij zou verlie zen. Een leger moet voortkomen uit het volk, dat immers zorg kan dragen voor voortdurende aanvulling en vernieuwing van de militaire gelederen. Ik ben tegen een beroepsleger, dat slechts zou steunen op een beperkte groep binnen de samenleving, maar vóór een grotere kern van vrijwillig dienenden in de krijgsmacht „Wij hebben tot taak te blijven streven naar een beter begrip: van de burger voor het doen en laten van de militair, en evenzeer andersom. Of simpel gezegd: de militaire maatschappij mag nooit een wereld apart worden, zij moet midden in de wereld staan. Iedere poging om daarin verandering te brengen, moet krachtig worden bestreden". i Door Nino Tomadessoi Jaren geleden voerde een man een dialoog met zichzelf. Een samenspraak waarin hij - de legendarische Enzo Ferrari - enige troost zocht. Een tweespraak in de eenzaamheid. Of, zoals de Italiaan het zelf noemde: „In de schaduw van het grootste verdriet dat ik gekend heb". De dialoog leidde tot een boek, tot een autobiografie, getiteld: Le mie gioie terribile (Mijn ver schrikkelijke vreugden). Ferrari droeg de levensbeschrijving op aan zijn zoon Dino. De laatste alinea van dat boek luidt: „IJc voel me alleen, aan het einde van een leven boordevol ge beurtenissen. Ik heb een beetje wroeging dat ik het overleefde. Ik ervaar zelfs een zekere onverschilligheid tegenover de uitge droogde grond die ik ben, waarin de hoop alleen maar kan bloeien als zij begoten wordt door de liefde van een zoon". Enzo Ferrari was toen 65 jaar oud. Vorige week werd hij 80. Een oude man. Een eigenzinnige, trotse, wereldvermaarde persoon lijkheid. Een levende legende. Een flamboyante figuur, die eens door de Vaticaanse krant Osservatore Romano vergeleken werd met „een Romeinse god die zijn eigen kinderen verslindt". Generaal-majoor M. von Meyenfeldt (55). gouverneur van de Koninklijke Militaire Academie te Breda, spreekt geen woord „militante" taal. Hij be hoort allesbehalve tot de - in onze krijgsmacht toch al niet sterk verte genwoordigde- categorie „haviken" of „houwdegens". Als hij onder een be paalde groep gerangschikt moet wor den, zou dat die der „duiven" zijn. Daarbij moet direct worden aangete kend, dat al die woorden beladen zijn en zelden een helemaal juiste karak teristiek van iemands persoon geven. Het is de hoogste man binnen de KMA om het even, in welk hokje men hem wil plaatsen. Een conservatief getint weekblad betitelde hem ooit als „de rode gouverneur van Breda". „Ik vind het allemaal best", zegt Von Meyenfeldt, wiens politieke voorkeur uitgaat naar het CDA. Vanuit zijn kamer in een vleugel van het KMA-complex heeft de gouver neur uitzicht op het centrum van Breda, gedomineerd door de Lange Jan, niét op de kasteelgebouwen met in hun hart het imposante opleidings centrum. Deze plaats, op de rand van de stad en kasteel, is tekenend voor de positie die Von Meyenfeldt graag in neemt. Bijna elk antwoord dat hij tij dens het gesprek geeft, mondt uit in de kern van zijn denken: de vermaat schappelijking van de krijgsmacht, de integratie van leger en samenle ving. „Samenlegering", zegt hij één keer per ongeluk, zonder z'n ironische vergissing zelf te horen. Aan de militaire academie zijn mo menteel 450 cadetten voor land- en luchtmacht in opleiding. Elk jaar ko men er zo'n 100 officieren met het di ploma in een van de drie (hoofd)stu- dlerichtingen vandaan. De gemid delde academiebezetting is de laatste jaren beduidend gegroeid. „De animo bi] jongeren voor een militaire functie Is groter geworden", legt de gouver neur uit, „en heus niet alleen doordat z\i een. negatief bepaalde, keuze moe ten maken: buiten het leger kom ik niet of moeilijk aan werk. dus ga ik er maar in. In de toegenomen belang stelling weerspiegelt zich óók iets van het sympathieker beeld dat de krijgs- I macht bij velen heeft gekregen". Von Meyenfeldt acht de vrien- schappeli jke verstandhouding tussen de stad Breda en „zijn" KMA van groot belang. „Burgemeester en Wet houders streven naar positieve ver houdingen met de bevolking van dit eeuwenoude kasteel. Maar ook vanuit de burgerij komen voortdurend gun- I stige signalen, - tekenen dat zij zich 1 mede-verantwoordelijk acht voor de gang van zaken hier. Treffend voor- j beeld: de organisatie van tal van fees- telijkheden rond de 150-jarige aca demie berust bij civiele ingezetenen van deze stad. Andersom stellen wij faciliteiten beschikbaar voor pu- j blicke activiteiten zoals sportieve ontmoetingen en toeristisch bezoek. I Wij beschikken dan ook over een ac- commodatic die van alles biedt". De militaire academie heeft al an derhalve eeuw haar onderkomen in een aantal oude gebouwen, die na de totale verbouwing van het kasteel niet meer ingrijpend gemoderniseerd zijn. De vraag dringt zich op of de behuizing nog wel voldoende modem en ook ruim genoeg is. „Er zitten wel wat „pijnpunten" in de faciliteiten voor le gering en onderwijs, maar we kunnen ons nog redelijk behelpen. We mogen niet vergeten dat er jaarlijks al een paar tientallen miljoenen uit de defen- siepotnaar de KMA toevloeien, terwijl de overheidsfinanciën krap zijn. Maar op den duur zal er toch enige verbete ring moeten komen: ik denk daarbij vooral aan vernieuwing van het inter naat volgens moderne maatstaven". Bij het woord „militaire academie" denken velen aan „een school waar tucht heerst". Hoe streng of soepel zijn de gouverneur met zijn staf („assesso ren") en de - voor een belangrijk deel: niet-militaire - hoogleraren, weten schappelijk medewerkers en andere docenten voor de cadetten? „Hier heerst een geest die in overeenstem ming is met het karakter van de oplei ding", antwoordt de generaal-majoor diplomatiek. In het boekje „Inlichtingen 1978 KMA" wordt onder „Doel van de op leiding" als eerste punt aangeroerd: de „ontplooiing van de persoonlijkheid tot een harmonische eenheid van toe wijding aan zijn beroep, zelfbeheersing en gezag, overeenkomstig de door hem aanvaarde geestelijke en zedelijke nonnen".- En verderop wordt „li chamelijke geoefendheid en uit houdingsvermogen" beschreven als een noodzaak om te voorkomen dat „het lichaam een hinderpaal wordt voor de geest, als het er op aankomt onder zware omstandigheden te moe ten. opereren, zowel in vredes- als in oorlogstijd". Woorden, die hard klinken in burger oren, maar een heel andere klank krijgen, als ze tegen de achtergrond van het „evenmin zachtaardige als keiharde" militaire leven worden ge plaatst. Gouverneur Van Meyenfeldt vindt het onjuist als de KMA wordt afgeschilderd als een instelling „met stalen discipline om jongeren in het militaire keurslijf te dwingen". Hij ge looft dat de academie veeleer past. in wat hij noemt: „de prettige werk- en leefsfeer in Brabant, een Bourgondi sche samenleving". „Het instituut is hier op z'n plaats, het vormt geen we zensvreemd element in een streek van een heel andere aard. Bovendien is de KMA een van de weinige weten schappelijke instituten in de regio West-Brabant/Zeeland. We waarderen het bijzonder dat we hier zitten". Een van dc activiteiten dit jaar van de jarige. KMA is de organisatie van een forum in vier zittingen over het thema „Toenadering en verwijdering van krijgsmacht en maatschappij". In de inleiding van deze cyclus wordt de toenadering toegeschreven aan de vermaatschappelijking, de verwijde ring aan de angst voor de „technische perfectionering van wapensyste men". Het oordeel van Von Meyenfeldt over dit laatste: „De tech nische ontwikkelingen in de krijgs macht moeten inderdaad met zorg worden gadegeslagen. Het streven dient te zijn gericht op beheersing van de vooruitgang, omdat er een reële dreiging bestaat dat het uit de hand loopt. Dat geldt trouwens óók voor de milieuproblematiek. De technologie, zowel voor militaire als niet-militaire toepassingen, holt de mens vooruit. Hij vraagt zich: waar zijn we eigenlijk mee bezig, waar gaan we naar toe?". „Het is zeker niet juist om te stellen, dat de krijgsmacht op een hoger tech nisch platform is gekomen dan het be drijfsleven. In Perzië, bijvoorbeeld, is dat wél zo; daar heeft het leger een voorsprong op de maatschappij. In Nederland houden de ontwikkelingen in de techniek over de hele lijn gelijke tred. Dat staat los van de vraag of we een stop moeten afkondigen voor de verdere uitbouw van wapensystemen. Mijns inziens zou dat in ieder geval voor de wapensystemen als de neutro nenbom moeten gebeuren. Maar dat. is geen specifiek Nederlands probleem". aJdus de generaal-majoor. „De Koninklijke Militaire Academie geeft een opleiding, die ook technisch is. Daarbij moet men zich geen schrik beeld voor ogen toveren. De techniek heeft het leger in staat gesteld om ap paratuur eenvoudig te bedienen. Voor mensen met een A-opleiding zijn drempels weggenomen. Defecte on derdelen worden in hun geheel ver vangen. Als je op de „Tromp" komt, zie je in de machinekamer heren in keu rige pakken zitten die met een druk op de knop een massa handelingen uit voeren Dat ging vroeger, bijvoorbeeld op de ouderwetse torpedobootjager. wel even anders. Knelpunten Generaal-majoor von Meyenfeldt verwacht geen opzienbarende om buiging van het defensiebeleid, 1111 een regeringsploeg van gewijzigde signatuur is aangetreden. De marge, waarbinnen een minister van defen sie van welke politieke kleur ook kan opereren, is niet erg groot. Bovendien bestaan op de hoofdpunten van be leid. dc deelname aan de NAVO en de standaardisatie van het materieel geen wezenlijke verschillen van me ning tussen PvdA, CDA en WD. Toen het departement van defensie werd beheerd door de WD'er Den Toom, waren er evenzeer knelpunten als on der de PvdA-ministers Vredeling en Stemerdink. Ik vind het een goede zaak dat het CDA deel uitmaakt van elk kabinet, waarmee een doorgang in het beleid is gewaarborgd, zegt de KMA-leidsman. mede ter onderstre ping van zijn politieke opvattingen. Hij ontkent dat Vredeling en Stemer dink op defensie een essentieel andere, linksere koers hebben gevaren dan onder vroegere bewindslieden het ge val was óf onder het nieuwe team van minister en staatssecretarissen zal ge beuren, Stemerdink heeft zich een be kwaam minister getoond en een be langrijke bijdrage geleverd aan een kwalitatieve versterking van de krijgsmacht, stelt de gouverneur, die er verder op wijst dat de nieuwe bewind voerders de defensienota '74, een werkstuk van de toenmalige minister Vredeling (PvdA) en zijn staatssec retarissen Van Lent (CDA) en Stemer dink (PvdA), onverkort zullen uitvoe- de man. die aan het. hoofd is gesteld van de Koninklijke Militaire Acade mie. is geenszins de Militaire Bons die men op die plaats zou kunnen ver wachten Ook gestoken in het land- machtgroen. houdt hij de kritische in stelling van een meedenkend burger. Bezeten Enzo Ferrari: dictator achter een im perium. Achter het wereldrijk van een racestal die door een steigerend paard gesymboliseerd wordt. Deze ex-coureur riep al in 1929 dc Scun- deria Ferrari in het leven (de wagens waren uitgerust met Alfa Romeo-mo- toren), maar pas in 1947 verscheen de eerste echte Ferrari-wagen in een race. Een sportauto met een V- twaalfcylindermotor. Twaalf cylin ders. Enzo Ferrari is ervan bezeten. Zij vor men zijn technische geloofsbelijdenis. Twaalf cylinders is Ferrari. Een we reldberoemd merk van een wereld beroemde, in zichzelf gekeerde, onbe rekenbare mysticus, wiens liefde voor motoren en racewagens ontaardde in een vurige passie. Een hartstocht die nauwelijks nog ruimte openlaat voor warm-menselijke verhoudingen met medewerkers, ingenieurs en coureurs. Voor Ferrari werken of racen is - zo meent de „Romeinse god" - een blijk van gunst. Ford bracht eens op het ex clusieve Ferrari-dom een bod uit van 18 miljoen dollar. De dictator in Mara- nello voelde zich echter dodelijk bele digd en reageerde telegrafisch met slechts één woord: „neen". In juli 1969 kocht. Fiat de helft van alle Ferran- aandelen op. Want Enzo Ferrari heeft, sinds 1956, geen opvolger meer. Dino. zijn enige zoon. stierf toen op 24-jarige leeftijd aan een nieraiekte. Illusies Enzo in zijn autobiografie: „Een va der maakt zich altijd illusies. Ik was overtuigd dat Dino als een van mijn wagens, als een van mijn motoren zou zijn". De dood van Dino werd Fer rari's trauma. In zijn karig ingericht kantoor hangt van de diep betreurde zoon een grote foto aan de muur. Dag en nacht verlicht door brandende kaarsen. In een hoek staat een televi sietoestel. Achter een bureau zit een grijsaard. Als een ongenaakbare vorst. Levend tussen het heden en verleden. In zijn pas verschenen boek Meine Jahre mit Ferrari (samen met de Oos tenrijkse autosportjoumalist Herbert Volker gerealiseerd) schrijft Niki Lauda: „Ik voel me bij de historische verdien sten en legendecultus weinig betrok ken. Voor mij was Enzo Ferrari alleen maar de chef van mijn renstal, en zo heb ik hem behandeld: respectvol, maar niet meer. Wanneer ik hem spre ken wilde, klopte ik aan zijn deur en ging naar binnenTerwijl het voor zijn naaste medewerkers elke keer op nieuw een ritueel is een verzoek om een onderhoud te doen. De Oude is niet alleen een persoonlijkheid, maar ook een goed, ja zelfs een vriendelijk mens. Tijdens mijn periode bij Ferrari heb ik in een direct gesprek met hem nooit problemen gehad De problemen ont stonden pas als ik weer buiten was en de adviseurs binnen". In het tot nu toe acht en twintig maal gehouden wereldkampioenschap voor Formule 1-coureurs werd de titel acht keer met een vuurrode Ferrari be haald. Alberto Ascari C52-'53). Manuel Fangio C56-'57) Mike Hawthorn f58). Phil Hill ('61), John Surtees ('64) en Niki Lauda C75-'77). Anderen lieten in een Ferrari hun le ven. zoals Wolfgang von Trips. Luigi Musso. Alberto Ascari. Alfonso de Por- tago (Mille Miglia). Eugenio Castelloti, Peter Collins. Lorenzo Bandini. Pedro Rodriguez, Ignazio Giunti... A beent Enzo Ferrari is bij geen enkele Grote Prijs persoonlijk aanwezig. Hij laat zich in Maranello uitvoerig informe ren. Tot en met het allerkleinste de tail. Na afloop van elke training eist hij een uitgebreid technisch rapport. Intimi menen te weten dat in 1957. in het kader van het justitieel onderzoek naar de oorzaak van de Mille Miglia- catastrofe. het paspoort van Enzo Fer rari in beslag werd genomen. Later werd Ferrari van alle blaam gezuiverd en lag het paspoort weer voor hem klaar. Doch de „commandatore" was te trots om het identiteitsbewijs af te halen. Ferrari beschouwt coureurs als hand langers. als ondergeschikten. Bijna al tijd contracteerde hij er meer dan hij feitelijk gebruiken kon. Vaak speelde hij de rijders tegen elkaar uit; vaak verlieten coureurs na ruzie met de nooit te peilen, impulsieve Enzo Fer rari, de vermaardste racestal ter we reld Phil Hill vertelde eens dat hij en Von Trips Ferrari verzochten om duide lijkheid, om één van hen als eerste rijder in het team aan te wijzen. Enzo luisterde maar gaf geen antwoord. Zo bleven deze twee coureurs in Ferrari- bolides niet alleen tegen de gezamen lijke concurrentie, maar ook nog tegen elkaar rijden. In 1961tijdens dé Grote Prijs van Ita lië in Monza, won Hill en verongelukte Von Trips. Hill heeft Ferrari de dood van Von Trips nooit vergeven. Manuel Fangio heeft in zijn memoires Enzo Ferrari zelfs van sabotage be schuldigd. De Argentijn beweerde dat Ferrari de wereld wilde laten zien dat diens wagens ook Grote Prijzen kon den winnen zonder dat er een top- coureur achter het stuur zat. Volgens Fangio wenste Ferrari in 1956 dat Peter Collins wereldkampioen zou worden. In dat jaar won Collins in Francorchamps de Grote Prijs van België. Fangio viel na 22 ronden uit. In de achteras van zijn Ferrari bleek geen druppel olie te zitten. „Je moet een schroef verloren hebben", zei een mon teur tegen de woedende Fangio. Het verhaal wil, dat Manuel onmid dellijk na de race het 14 kilometer lange circuit naar olievlekken heeft afgezocht. Hij vond geen enkel spoor. De Argentijn stelde toen dat er met 'opzet geen olie in de as was gedaan. Ferrari reageerde: „Als dat zo zou zijn, hoe is het dan mogelijk twee en twintig ronden lang vol gas te rijden? Fangio is kennelijk vergeten dat wij hem van uit Maranello een fonkelnieuwe wagen bezorgden Hij vertrouwde hem echter niet en nam de wagen van Collins. Maar Collins won de Grote Prijs. In de wagen die voor Fangio bestemd was..." Lauda Nog niet geheel hersteld van zijn op de Nurburgring opgelopen verwon dingen, verliet Niki Lauda op het door regen kletsnatte Japanse Fuji-circuit voortijdig de race. Zijn kleine kans op het wereldkampioenschap liet hij liggen. James Hunt werd toen (1976) in een McLaren wereldkampioen. In zijn boek „Meine Jahre mit Ferrari" beschrijft Lauda op pakkende wijze de gevolgen van zijn besluit: Forchieri I Ferrari's chef-con structeur) en ik belden vanaf het vliegveld van Tokio de Oude op. Ik vertelde hem over mijn gevoelens, mijn redenen, zei hem dat het waanzin zou zijn geweest verder te rijdenDe Oude reageerde zeer zakelijk, zeijaja. zozo, hmm.jaja. Hij zei niets over mijn besluit, bood mij ook niet de kleinste troost. Hij zei niet maak je geen zor gen. Het zou fijn zijn geweest als hij dat gezegd zou hebben. Ik kon mij onge veer voorstellen wat er gebeuren zou nadat Ferrari de hoorn had neerge legd de gebruikelijke hetze. Officieel stelde de Oude zich weliswaar achter mijn besluit, maar binnen het team hielp me dat weinig. Want. in hun harten keurden zij mijn besluit niet goed. Zelfs goede vrienden als Luca Montezemolo leider van het Ferrari- team) geloofden: Lauda is passé. Die kan niet meer, die is te laf. Mijn besluit paste met in het cliché: rijden-winnen of rijden-verliezen. Maar... niet rijden-denken-ophouden, dat was te veel voor hen". Lauda keert terug naar Europa en laat zich in St. Gallen aan zijn rechteroog opereren Enkele weken later meldt hij zich in Maranello weer present. „Toen ik naar het programma vroeg, kreeg ik als antwoord dat Reutemann in de komende weken op het Paul Ricard- circuitzou testen. Fijn. zei ik. dan doe ik dat ook. Ik kreeg echter te horen dat er helaas maar één wagen beschikbaar was. Oké. meende ik. dan delen we toch! Carlos rijdt op de eerste en tweede dag. ik op de derde Ik verliet Maranello, gaf later op de dag nog een persconferentie en ver telde dat het spul weer beginnen zou. Paul Ricard en zo. Toen ik in Salzburg terug kwam, lag er op mijn bureau een telexbericht van Ferrari met deze tekst: „Zoals wij uit kranten vernomen hebben, ben je van plan op Paul Ri card te testen. Dat Is niet conform ons testprogramma". Smerig Het bericht bevatte geen persooulijke ondertekening. Er stond alleen „race-afdeling" onder. Smeriger kan men een coureur niet terugwerpen. Ik geloofde waanzinnig te worden. Dat kon toch niet waar zijn. Ik belde Enzo Ferrari op en voerde het beslissendste telefoongesprek in mijn vierjarige periode bij Ferrari. Wat het allemaal te betekenen had, vroeg ik. Ja, ant woordde hij, sinds ik - Lauda - het foutieve besluit genomen had, kwa men alle beslissingen direct van hem. Foutieve besluiten? Wat bedoelde hij? Monza, antwoordde hij. Ik had in Monza niet moeten starten (eerste start na de orash op de Nurburgring). Wanneer ik daar om gezondheids redenen niet gestart zou zijn. zouden wij (Ferrari) het wereldkampioen schap optisch anders verloren hebben. Ik werd verschrikkelijk kwaad en schreeuwde dat het wellicht, voor een Italiaan goeie stijl was om in bed te gaan liggen en in bed te verliezen. Op tisch geweldig. Maar wanneer ik rijden, knokken kan. dan knok ik ook en ga niet in mijn bed liggen. Ik smeet de hoorn op de haak. Niet veel later belde Ghedini uit Maranello op en be gon te jammeren: „De Oude raast en tiert. Hij smijt je eruit. Bel hem direct terug en biedt hem je excuses aan". ..Ik denk er niet aan", antwoordde ik. Ik was op, voelde me gedeprimeerd. En ontzettend kwaad. Waarom heb ik alles doorstaan? Mij uit het ziekenhuis gebokst, elke minuut aan mijn li chaam gewerkt, mijn laatste reserves aangesproken, om me nu zo te laten afschuiven? Natuurlijk, toen de Oude „Monza" zei. bedoelde hij Fuji. Wanneer ik in Fuji als de lieve god door het water gereden was. zou nu alles grandioos zijn. Ik probeerde mij in zijn situatie te ver plaatsen. Oké, hij betaalt ervoor dat Ferrari rijdt en dat Ferrari wint. Hij betaalt voor een wereldkampioen schap, en dan rijdt die halve idioot niet omdat hij het te gevaarlijk vindt. Makb11 hij heeft toch een mens gecon tracteerd, en geen aap. Een aap kun je onder zijn gat trappen en zeggen: jij rijdt nu. Van mensen kan hij toch ver wachten dat zij denken. En als hij mij vroeger niet voor een idioot gehouden heeft, dan moet hij nu toch het resul taat van mijn denken accepteren. In die dagen was mijn woede op Fer rari zo diep, dat ik mij vanaf toen nooit meer in dat team op mijn gemak ge voeld heb. Er was veel gebroken. Ik meende dat ik meer dan het noodza kelijke voor Ferrari gedaan had Ik heb mij geopend zover ik kon. heb hem volledige medewerking geboden. Ik heb altijd geprobeerd uit de hetzes, uit de Ferrari-politiek te blijven. Ik heb tot de laatste consequentie getracht geen slecht woord over Ferrari in de openbaarheid te zeggen. Ik heb dat volgehouden, in tegenstelling tot alle andere coureurs. Ofschoon ik ver domd veel redenen heb gehad om op Ferrari te schelden". Enzo Ferrari, een levende legende. Een omstreden figuur. Nadat hij vijf tien jaar geleden zijn autobiografie, zijn memoires, geschreven had, be sloot hij zijn introductie met de woorden: „Ik vraag u tegenover de schrijver geduld te beoefenen, zoals zovelen dat hebben moeten doen te genover de ontwerper van racewa gens". Toen hij die regels schreef, was hij kennelijk zichzelf niet, want Enzo Ferrari heeft nooit om gunsten ge vraagd. Hij schonk ze alleen maar. Als een grillige „Romeinse god". lie nog betrekkelijk jonge geschiedenis van de Koninklijke Militaire Aca demie is niet los te zien van de veel wijdere, thans ruim acht eeuwen oude, historie van het Kasteel van Breda. Dit kasteel, waarvan het prille begin ligt bij de bouw van een bescheiden burcht voor tolheffing, heeft in de loop der ecuwen talrijke gedaanteveranderingen ondergaan. De meest ingrij pende verbouwing, die het stempel droeg van een drieste „sanerings woede", had plaats in de jaren 1826 tot. 1828. Het paleiselijk kasteel werd toen getransformeerd tot een fantasieloos gebouw voor de huisvesting van de militaire academie. De schade, in die korte periode aangericht, is maar -zeer ten dele herstelbaar gebleken. Het Kasteel van Breda is niet meer. In de feestgids, uitgegeven bij gelegenheid van het 150 jarig bestaan van de KMA - een feest dat vooral van de zomer gevierd gaat worden - geven biblio thecaris H. Wolf en andere geschiedschrijvers een (beknopt) historisch over zicht. Wie het volledige verhaal van eeuwen, en dat van de KMA in het bijzonder, wil lezen, zal tot medio mei geduld moeten oefenen. Dan verschijnt bij de Staatsdrukkerij een bijzonder gedenkboek, ongeveer 300 pagina's dik en verlucht met zo'n 125 foto's, in een oplage van 2000 exemplaren en vooreen prijs van maximaal 30 gulden. Het wordt ongetwijfeld een begerenswaardig bezit voor liefhebbers van de kasteelhistorie, die heel nauw is verweven met de opkomst en ontwikkeling van de stad Breda en evenzeer met onze natio nale geschiedenis. De Heren van Breda, residerend te Schoten bij Antwerpen, lieten de burch t (vermoedelijk omstreeks 1150) optrekken om hun sclieepstolrechten tot gelding te brengen. In 1350 kreeg het Hollandse geslacht Polanen de burcht en de, inmiddels fors uitgedijde, Heerlijkheid Breda in eigendom. Onder leiding van Jan I van Polanen werd de nog onbewoonbare burcht omgebouwd tot heus kasteel en werden de vestingmuren uitgebouwd tot stadsmuren rond Breda, dat al sinds 1252 stadsrechten bezat. Het stedelijk aanzien, sterk bepaald door handel en nijverheid, werd extra geaccentueerd onder Engelbertl, graaf van Nassau, die in 1403 in het huwelijk trad met Johanna van Polanen. Daarmee werd de Duitse edelman stamvader van de (Nederlandse) graven van Nassau en prinsen van Oranje. Zijn ener gieke zoon Jan IV vatte in de tweede helft van de vijftiende eeuw een reusach tig project aan, dat pas twee generaties later zou worden voltooid. Jan liet de Rekenkamer, Nassau's raadszetel voor het beheer van de (Nederlandse) do meinen, bouwen, zijn zoon Engelbert II zette de uitbreiding van het kasteel voort en diens opvolger. Hendnk III. gaf de Italiaanse bouwmeester De Bo logna opdracht tot de bouw van een paleis. Dm 9\i paleis werd opgetrokken in de renaissanee-tijd en dus -stijl. Kun stenaars vestigden zich in de stad, de hofhouding groeide, ambachtslieden en handelaars stroomden toe en deden goede zaken. Dat bleef zo onder Hendriks zoon, Willem de Zwijger, en onder prins Willem van Oranje, In 1567 verloor Oranje het paleis aan de Spanjaarden om er pas, tussenpozen daargelaten, precies een eeuw later bij de Vrede van Breda terug te keren. Aan het eind van de zeventiende eeuw. hervatte stadhouder-koning Willem III de bouw van het paleis, die anderhalve eeuw eerder was begonnen. Na Willemsdood in 1702 ging het tot „Prinsenhof" gedoopte Kasteel van Breda wederom teloor voor de Oranje's, totdat het in 1816 (en toen voorgoed) onder het vorstenhuis kwam. Koning Willem I gaf in 1826 opdracht tot oprichting van de Koninklijke Militaire Academie op het kasteelcomplex. Dat was het begin van de KMA cn het einde van het beroemde Kasteel van Breda, althans in zijn paleiselyke staat. Onder de sloophamer vielen onder meer een burchttoren uit 1362, het langst bewaard gebleven deel van de burcht, de hofkapel (1540) en de toe- gangsbrug tot de Henricuspoort (1597) Pas deze eeuw kwam men tot bezin ning en werden o.a. drie torens en de zuidelijke voorgevel herbouwd. E n de KMA? Die opende haar poort in 1828 en sloot al twee jaar later, bij het uitbreken van de opstand in de Zuidelijke Nederlanden. De lessen aan de academie werden in 1836 hervat en in 1870 1 Frans-Duitse oorlogi en 1014 1 Eerste Wereldoorlog) opnieuw tijdelijk onderbroken. Van '40 tot '45 hield de bezetter huis op het kasteelcomplex, waarmee een nieuwe restauratie nodig werd. In '48 opende prins Bemhard de KMA. uitgebreid met een opleiding voor luchtmachtofficieren. In '60 kreeg de academie een wetenschappelijke ondergrond. Door de eeuwen heen bleven er militairen gelegerd op het vor stelijk complex, maar de officiersleerlingen die thans de bezetting uitmaken, verschillen wel hemelsbreed van de soldaten die acht eeuwen geleden de burcht verdedigden.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1978 | | pagina 25