ENZO FERRARI
een levende legende
DE KMA
EN DE
BURGER
Het kadettenkasteel van Breda
PZC/zaterdagkrant 25
ZATERDAG 11 MAART 1978
Von Meyenfeldt
(Door Sjaak Aarden)
jjDe krijgsmacht komt onherroepelijk in gevaar, als zij de banden met de burgerij zou verlie
zen. Een leger moet voortkomen uit het volk, dat immers zorg kan dragen voor voortdurende
aanvulling en vernieuwing van de militaire gelederen. Ik ben tegen een beroepsleger, dat slechts
zou steunen op een beperkte groep binnen de samenleving, maar vóór een grotere kern van
vrijwillig dienenden in de krijgsmacht
„Wij hebben tot taak te blijven streven naar een beter begrip: van de burger voor het doen en
laten van de militair, en evenzeer andersom. Of simpel gezegd: de militaire maatschappij mag
nooit een wereld apart worden, zij moet midden in de wereld staan. Iedere poging om daarin
verandering te brengen, moet krachtig worden bestreden".
i Door Nino Tomadessoi
Jaren geleden voerde een man een dialoog met zichzelf. Een
samenspraak waarin hij - de legendarische Enzo Ferrari -
enige troost zocht. Een tweespraak in de eenzaamheid. Of, zoals
de Italiaan het zelf noemde: „In de schaduw van het grootste
verdriet dat ik gekend heb". De dialoog leidde tot een boek, tot
een autobiografie, getiteld: Le mie gioie terribile (Mijn ver
schrikkelijke vreugden). Ferrari droeg de levensbeschrijving
op aan zijn zoon Dino. De laatste alinea van dat boek luidt:
„IJc voel me alleen, aan het einde van een leven boordevol ge
beurtenissen. Ik heb een beetje wroeging dat ik het overleefde. Ik
ervaar zelfs een zekere onverschilligheid tegenover de uitge
droogde grond die ik ben, waarin de hoop alleen maar kan
bloeien als zij begoten wordt door de liefde van een zoon".
Enzo Ferrari was toen 65 jaar oud. Vorige week werd hij 80. Een
oude man. Een eigenzinnige, trotse, wereldvermaarde persoon
lijkheid. Een levende legende. Een flamboyante figuur, die eens
door de Vaticaanse krant Osservatore Romano vergeleken werd
met „een Romeinse god die zijn eigen kinderen verslindt".
Generaal-majoor M. von Meyenfeldt
(55). gouverneur van de Koninklijke
Militaire Academie te Breda, spreekt
geen woord „militante" taal. Hij be
hoort allesbehalve tot de - in onze
krijgsmacht toch al niet sterk verte
genwoordigde- categorie „haviken" of
„houwdegens". Als hij onder een be
paalde groep gerangschikt moet wor
den, zou dat die der „duiven" zijn.
Daarbij moet direct worden aangete
kend, dat al die woorden beladen zijn
en zelden een helemaal juiste karak
teristiek van iemands persoon geven.
Het is de hoogste man binnen de KMA
om het even, in welk hokje men hem
wil plaatsen. Een conservatief getint
weekblad betitelde hem ooit als „de
rode gouverneur van Breda". „Ik vind
het allemaal best", zegt Von
Meyenfeldt, wiens politieke voorkeur
uitgaat naar het CDA.
Vanuit zijn kamer in een vleugel van
het KMA-complex heeft de gouver
neur uitzicht op het centrum van
Breda, gedomineerd door de Lange
Jan, niét op de kasteelgebouwen met
in hun hart het imposante opleidings
centrum. Deze plaats, op de rand van
de stad en kasteel, is tekenend voor de
positie die Von Meyenfeldt graag in
neemt. Bijna elk antwoord dat hij tij
dens het gesprek geeft, mondt uit in
de kern van zijn denken: de vermaat
schappelijking van de krijgsmacht,
de integratie van leger en samenle
ving. „Samenlegering", zegt hij één
keer per ongeluk, zonder z'n ironische
vergissing zelf te horen.
Aan de militaire academie zijn mo
menteel 450 cadetten voor land- en
luchtmacht in opleiding. Elk jaar ko
men er zo'n 100 officieren met het di
ploma in een van de drie (hoofd)stu-
dlerichtingen vandaan. De gemid
delde academiebezetting is de laatste
jaren beduidend gegroeid. „De animo
bi] jongeren voor een militaire functie
Is groter geworden", legt de gouver
neur uit, „en heus niet alleen doordat
z\i een. negatief bepaalde, keuze moe
ten maken: buiten het leger kom ik
niet of moeilijk aan werk. dus ga ik er
maar in. In de toegenomen belang
stelling weerspiegelt zich óók iets van
het sympathieker beeld dat de krijgs-
I macht bij velen heeft gekregen".
Von Meyenfeldt acht de vrien-
schappeli jke verstandhouding tussen
de stad Breda en „zijn" KMA van
groot belang. „Burgemeester en Wet
houders streven naar positieve ver
houdingen met de bevolking van dit
eeuwenoude kasteel. Maar ook vanuit
de burgerij komen voortdurend gun-
I stige signalen, - tekenen dat zij zich
1 mede-verantwoordelijk acht voor de
gang van zaken hier. Treffend voor-
j beeld: de organisatie van tal van fees-
telijkheden rond de 150-jarige aca
demie berust bij civiele ingezetenen
van deze stad. Andersom stellen wij
faciliteiten beschikbaar voor pu-
j blicke activiteiten zoals sportieve
ontmoetingen en toeristisch bezoek.
I Wij beschikken dan ook over een ac-
commodatic die van alles biedt".
De militaire academie heeft al an
derhalve eeuw haar onderkomen in
een aantal oude gebouwen, die na de
totale verbouwing van het kasteel niet
meer ingrijpend gemoderniseerd zijn.
De vraag dringt zich op of de behuizing
nog wel voldoende modem en ook
ruim genoeg is. „Er zitten wel wat
„pijnpunten" in de faciliteiten voor le
gering en onderwijs, maar we kunnen
ons nog redelijk behelpen. We mogen
niet vergeten dat er jaarlijks al een
paar tientallen miljoenen uit de defen-
siepotnaar de KMA toevloeien, terwijl
de overheidsfinanciën krap zijn. Maar
op den duur zal er toch enige verbete
ring moeten komen: ik denk daarbij
vooral aan vernieuwing van het inter
naat volgens moderne maatstaven".
Bij het woord „militaire academie"
denken velen aan „een school waar
tucht heerst". Hoe streng of soepel zijn
de gouverneur met zijn staf („assesso
ren") en de - voor een belangrijk deel:
niet-militaire - hoogleraren, weten
schappelijk medewerkers en andere
docenten voor de cadetten? „Hier
heerst een geest die in overeenstem
ming is met het karakter van de oplei
ding", antwoordt de generaal-majoor
diplomatiek.
In het boekje „Inlichtingen 1978
KMA" wordt onder „Doel van de op
leiding" als eerste punt aangeroerd: de
„ontplooiing van de persoonlijkheid
tot een harmonische eenheid van toe
wijding aan zijn beroep, zelfbeheersing
en gezag, overeenkomstig de door hem
aanvaarde geestelijke en zedelijke
nonnen".- En verderop wordt „li
chamelijke geoefendheid en uit
houdingsvermogen" beschreven als
een noodzaak om te voorkomen dat
„het lichaam een hinderpaal wordt
voor de geest, als het er op aankomt
onder zware omstandigheden te moe
ten. opereren, zowel in vredes- als in
oorlogstijd".
Woorden, die hard klinken in burger
oren, maar een heel andere klank
krijgen, als ze tegen de achtergrond
van het „evenmin zachtaardige als
keiharde" militaire leven worden ge
plaatst. Gouverneur Van Meyenfeldt
vindt het onjuist als de KMA wordt
afgeschilderd als een instelling „met
stalen discipline om jongeren in het
militaire keurslijf te dwingen". Hij ge
looft dat de academie veeleer past. in
wat hij noemt: „de prettige werk- en
leefsfeer in Brabant, een Bourgondi
sche samenleving". „Het instituut is
hier op z'n plaats, het vormt geen we
zensvreemd element in een streek van
een heel andere aard. Bovendien is de
KMA een van de weinige weten
schappelijke instituten in de regio
West-Brabant/Zeeland. We waarderen
het bijzonder dat we hier zitten".
Een van dc activiteiten dit jaar van de
jarige. KMA is de organisatie van een
forum in vier zittingen over het
thema „Toenadering en verwijdering
van krijgsmacht en maatschappij". In
de inleiding van deze cyclus wordt de
toenadering toegeschreven aan de
vermaatschappelijking, de verwijde
ring aan de angst voor de „technische
perfectionering van wapensyste
men". Het oordeel van Von
Meyenfeldt over dit laatste: „De tech
nische ontwikkelingen in de krijgs
macht moeten inderdaad met zorg
worden gadegeslagen. Het streven
dient te zijn gericht op beheersing
van de vooruitgang, omdat er een
reële dreiging bestaat dat het uit de
hand loopt. Dat geldt trouwens óók
voor de milieuproblematiek. De
technologie, zowel voor militaire als
niet-militaire toepassingen, holt de
mens vooruit. Hij vraagt zich: waar
zijn we eigenlijk mee bezig, waar
gaan we naar toe?".
„Het is zeker niet juist om te stellen,
dat de krijgsmacht op een hoger tech
nisch platform is gekomen dan het be
drijfsleven. In Perzië, bijvoorbeeld, is
dat wél zo; daar heeft het leger een
voorsprong op de maatschappij. In
Nederland houden de ontwikkelingen
in de techniek over de hele lijn gelijke
tred. Dat staat los van de vraag of we
een stop moeten afkondigen voor de
verdere uitbouw van wapensystemen.
Mijns inziens zou dat in ieder geval
voor de wapensystemen als de neutro
nenbom moeten gebeuren. Maar dat. is
geen specifiek Nederlands probleem".
aJdus de generaal-majoor.
„De Koninklijke Militaire Academie
geeft een opleiding, die ook technisch
is. Daarbij moet men zich geen schrik
beeld voor ogen toveren. De techniek
heeft het leger in staat gesteld om ap
paratuur eenvoudig te bedienen. Voor
mensen met een A-opleiding zijn
drempels weggenomen. Defecte on
derdelen worden in hun geheel ver
vangen. Als je op de „Tromp" komt, zie
je in de machinekamer heren in keu
rige pakken zitten die met een druk op
de knop een massa handelingen uit
voeren Dat ging vroeger, bijvoorbeeld
op de ouderwetse torpedobootjager.
wel even anders.
Knelpunten
Generaal-majoor von Meyenfeldt
verwacht geen opzienbarende om
buiging van het defensiebeleid, 1111
een regeringsploeg van gewijzigde
signatuur is aangetreden. De marge,
waarbinnen een minister van defen
sie van welke politieke kleur ook kan
opereren, is niet erg groot. Bovendien
bestaan op de hoofdpunten van be
leid. dc deelname aan de NAVO en de
standaardisatie van het materieel
geen wezenlijke verschillen van me
ning tussen PvdA, CDA en WD. Toen
het departement van defensie werd
beheerd door de WD'er Den Toom,
waren er evenzeer knelpunten als on
der de PvdA-ministers Vredeling en
Stemerdink. Ik vind het een goede
zaak dat het CDA deel uitmaakt van
elk kabinet, waarmee een doorgang in
het beleid is gewaarborgd, zegt de
KMA-leidsman. mede ter onderstre
ping van zijn politieke opvattingen.
Hij ontkent dat Vredeling en Stemer
dink op defensie een essentieel andere,
linksere koers hebben gevaren dan
onder vroegere bewindslieden het ge
val was óf onder het nieuwe team van
minister en staatssecretarissen zal ge
beuren, Stemerdink heeft zich een be
kwaam minister getoond en een be
langrijke bijdrage geleverd aan een
kwalitatieve versterking van de
krijgsmacht, stelt de gouverneur, die er
verder op wijst dat de nieuwe bewind
voerders de defensienota '74, een
werkstuk van de toenmalige minister
Vredeling (PvdA) en zijn staatssec
retarissen Van Lent (CDA) en Stemer
dink (PvdA), onverkort zullen uitvoe-
de man. die aan het. hoofd is gesteld
van de Koninklijke Militaire Acade
mie. is geenszins de Militaire Bons die
men op die plaats zou kunnen ver
wachten Ook gestoken in het land-
machtgroen. houdt hij de kritische in
stelling van een meedenkend burger.
Bezeten
Enzo Ferrari: dictator achter een im
perium. Achter het wereldrijk van
een racestal die door een steigerend
paard gesymboliseerd wordt. Deze
ex-coureur riep al in 1929 dc Scun-
deria Ferrari in het leven (de wagens
waren uitgerust met Alfa Romeo-mo-
toren), maar pas in 1947 verscheen de
eerste echte Ferrari-wagen in een
race. Een sportauto met een V-
twaalfcylindermotor. Twaalf cylin
ders.
Enzo Ferrari is ervan bezeten. Zij vor
men zijn technische geloofsbelijdenis.
Twaalf cylinders is Ferrari. Een we
reldberoemd merk van een wereld
beroemde, in zichzelf gekeerde, onbe
rekenbare mysticus, wiens liefde voor
motoren en racewagens ontaardde in
een vurige passie. Een hartstocht die
nauwelijks nog ruimte openlaat voor
warm-menselijke verhoudingen met
medewerkers, ingenieurs en coureurs.
Voor Ferrari werken of racen is - zo
meent de „Romeinse god" - een blijk
van gunst. Ford bracht eens op het ex
clusieve Ferrari-dom een bod uit van
18 miljoen dollar. De dictator in Mara-
nello voelde zich echter dodelijk bele
digd en reageerde telegrafisch met
slechts één woord: „neen". In juli 1969
kocht. Fiat de helft van alle Ferran-
aandelen op. Want Enzo Ferrari heeft,
sinds 1956, geen opvolger meer. Dino.
zijn enige zoon. stierf toen op 24-jarige
leeftijd aan een nieraiekte.
Illusies
Enzo in zijn autobiografie: „Een va
der maakt zich altijd illusies. Ik was
overtuigd dat Dino als een van mijn
wagens, als een van mijn motoren zou
zijn". De dood van Dino werd Fer
rari's trauma. In zijn karig ingericht
kantoor hangt van de diep betreurde
zoon een grote foto aan de muur. Dag
en nacht verlicht door brandende
kaarsen. In een hoek staat een televi
sietoestel. Achter een bureau zit een
grijsaard. Als een ongenaakbare
vorst. Levend tussen het heden en
verleden.
In zijn pas verschenen boek Meine
Jahre mit Ferrari (samen met de Oos
tenrijkse autosportjoumalist Herbert
Volker gerealiseerd) schrijft Niki
Lauda:
„Ik voel me bij de historische verdien
sten en legendecultus weinig betrok
ken. Voor mij was Enzo Ferrari alleen
maar de chef van mijn renstal, en zo
heb ik hem behandeld: respectvol,
maar niet meer. Wanneer ik hem spre
ken wilde, klopte ik aan zijn deur en
ging naar binnenTerwijl het voor zijn
naaste medewerkers elke keer op
nieuw een ritueel is een verzoek om
een onderhoud te doen. De Oude is niet
alleen een persoonlijkheid, maar ook
een goed, ja zelfs een vriendelijk mens.
Tijdens mijn periode bij Ferrari heb ik
in een direct gesprek met hem nooit
problemen gehad De problemen ont
stonden pas als ik weer buiten was en
de adviseurs binnen".
In het tot nu toe acht en twintig maal
gehouden wereldkampioenschap voor
Formule 1-coureurs werd de titel acht
keer met een vuurrode Ferrari be
haald. Alberto Ascari C52-'53). Manuel
Fangio C56-'57) Mike Hawthorn f58).
Phil Hill ('61), John Surtees ('64) en
Niki Lauda C75-'77).
Anderen lieten in een Ferrari hun le
ven. zoals Wolfgang von Trips. Luigi
Musso. Alberto Ascari. Alfonso de Por-
tago (Mille Miglia). Eugenio Castelloti,
Peter Collins. Lorenzo Bandini. Pedro
Rodriguez, Ignazio Giunti...
A beent
Enzo Ferrari is bij geen enkele Grote
Prijs persoonlijk aanwezig. Hij laat
zich in Maranello uitvoerig informe
ren. Tot en met het allerkleinste de
tail. Na afloop van elke training eist
hij een uitgebreid technisch rapport.
Intimi menen te weten dat in 1957. in
het kader van het justitieel onderzoek
naar de oorzaak van de Mille Miglia-
catastrofe. het paspoort van Enzo Fer
rari in beslag werd genomen. Later
werd Ferrari van alle blaam gezuiverd
en lag het paspoort weer voor hem
klaar. Doch de „commandatore" was
te trots om het identiteitsbewijs af te
halen.
Ferrari beschouwt coureurs als hand
langers. als ondergeschikten. Bijna al
tijd contracteerde hij er meer dan hij
feitelijk gebruiken kon. Vaak speelde
hij de rijders tegen elkaar uit; vaak
verlieten coureurs na ruzie met de
nooit te peilen, impulsieve Enzo Fer
rari, de vermaardste racestal ter we
reld
Phil Hill vertelde eens dat hij en Von
Trips Ferrari verzochten om duide
lijkheid, om één van hen als eerste
rijder in het team aan te wijzen. Enzo
luisterde maar gaf geen antwoord. Zo
bleven deze twee coureurs in Ferrari-
bolides niet alleen tegen de gezamen
lijke concurrentie, maar ook nog tegen
elkaar rijden.
In 1961tijdens dé Grote Prijs van Ita
lië in Monza, won Hill en verongelukte
Von Trips. Hill heeft Ferrari de dood
van Von Trips nooit vergeven. Manuel
Fangio heeft in zijn memoires Enzo
Ferrari zelfs van sabotage be
schuldigd. De Argentijn beweerde dat
Ferrari de wereld wilde laten zien dat
diens wagens ook Grote Prijzen kon
den winnen zonder dat er een top-
coureur achter het stuur zat.
Volgens Fangio wenste Ferrari in 1956
dat Peter Collins wereldkampioen zou
worden. In dat jaar won Collins in
Francorchamps de Grote Prijs van
België. Fangio viel na 22 ronden uit. In
de achteras van zijn Ferrari bleek geen
druppel olie te zitten. „Je moet een
schroef verloren hebben", zei een mon
teur tegen de woedende Fangio.
Het verhaal wil, dat Manuel onmid
dellijk na de race het 14 kilometer
lange circuit naar olievlekken heeft
afgezocht. Hij vond geen enkel spoor.
De Argentijn stelde toen dat er met
'opzet geen olie in de as was gedaan.
Ferrari reageerde: „Als dat zo zou zijn,
hoe is het dan mogelijk twee en twintig
ronden lang vol gas te rijden? Fangio
is kennelijk vergeten dat wij hem van
uit Maranello een fonkelnieuwe wagen
bezorgden Hij vertrouwde hem echter
niet en nam de wagen van Collins.
Maar Collins won de Grote Prijs. In de
wagen die voor Fangio bestemd
was..."
Lauda
Nog niet geheel hersteld van zijn op
de Nurburgring opgelopen verwon
dingen, verliet Niki Lauda op het door
regen kletsnatte Japanse Fuji-circuit
voortijdig de race. Zijn kleine kans op
het wereldkampioenschap liet hij
liggen. James Hunt werd toen (1976)
in een McLaren wereldkampioen. In
zijn boek „Meine Jahre mit Ferrari"
beschrijft Lauda op pakkende wijze
de gevolgen van zijn besluit:
Forchieri I Ferrari's chef-con
structeur) en ik belden vanaf het
vliegveld van Tokio de Oude op. Ik
vertelde hem over mijn gevoelens,
mijn redenen, zei hem dat het waanzin
zou zijn geweest verder te rijdenDe
Oude reageerde zeer zakelijk, zeijaja.
zozo, hmm.jaja. Hij zei niets over mijn
besluit, bood mij ook niet de kleinste
troost. Hij zei niet maak je geen zor
gen. Het zou fijn zijn geweest als hij dat
gezegd zou hebben. Ik kon mij onge
veer voorstellen wat er gebeuren zou
nadat Ferrari de hoorn had neerge
legd de gebruikelijke hetze.
Officieel stelde de Oude zich weliswaar
achter mijn besluit, maar binnen het
team hielp me dat weinig. Want. in hun
harten keurden zij mijn besluit niet
goed. Zelfs goede vrienden als Luca
Montezemolo leider van het Ferrari-
team) geloofden: Lauda is passé. Die
kan niet meer, die is te laf. Mijn besluit
paste met in het cliché: rijden-winnen
of rijden-verliezen. Maar... niet
rijden-denken-ophouden, dat was te
veel voor hen".
Lauda keert terug naar Europa en laat
zich in St. Gallen aan zijn rechteroog
opereren Enkele weken later meldt hij
zich in Maranello weer present. „Toen
ik naar het programma vroeg, kreeg ik
als antwoord dat Reutemann in de
komende weken op het Paul Ricard-
circuitzou testen. Fijn. zei ik. dan doe
ik dat ook. Ik kreeg echter te horen dat
er helaas maar één wagen beschikbaar
was. Oké. meende ik. dan delen we
toch! Carlos rijdt op de eerste en
tweede dag. ik op de derde
Ik verliet Maranello, gaf later op de
dag nog een persconferentie en ver
telde dat het spul weer beginnen zou.
Paul Ricard en zo. Toen ik in Salzburg
terug kwam, lag er op mijn bureau een
telexbericht van Ferrari met deze
tekst: „Zoals wij uit kranten vernomen
hebben, ben je van plan op Paul Ri
card te testen. Dat Is niet conform ons
testprogramma".
Smerig
Het bericht bevatte geen persooulijke
ondertekening. Er stond alleen
„race-afdeling" onder. Smeriger kan
men een coureur niet terugwerpen. Ik
geloofde waanzinnig te worden. Dat
kon toch niet waar zijn. Ik belde Enzo
Ferrari op en voerde het beslissendste
telefoongesprek in mijn vierjarige
periode bij Ferrari. Wat het allemaal
te betekenen had, vroeg ik. Ja, ant
woordde hij, sinds ik - Lauda - het
foutieve besluit genomen had, kwa
men alle beslissingen direct van hem.
Foutieve besluiten? Wat bedoelde hij?
Monza, antwoordde hij. Ik had in
Monza niet moeten starten (eerste
start na de orash op de Nurburgring).
Wanneer ik daar om gezondheids
redenen niet gestart zou zijn. zouden
wij (Ferrari) het wereldkampioen
schap optisch anders verloren hebben.
Ik werd verschrikkelijk kwaad en
schreeuwde dat het wellicht, voor een
Italiaan goeie stijl was om in bed te
gaan liggen en in bed te verliezen. Op
tisch geweldig. Maar wanneer ik
rijden, knokken kan. dan knok ik ook
en ga niet in mijn bed liggen. Ik smeet
de hoorn op de haak. Niet veel later
belde Ghedini uit Maranello op en be
gon te jammeren: „De Oude raast en
tiert. Hij smijt je eruit. Bel hem direct
terug en biedt hem je excuses aan".
..Ik denk er niet aan", antwoordde ik.
Ik was op, voelde me gedeprimeerd.
En ontzettend kwaad. Waarom heb ik
alles doorstaan? Mij uit het ziekenhuis
gebokst, elke minuut aan mijn li
chaam gewerkt, mijn laatste reserves
aangesproken, om me nu zo te laten
afschuiven?
Natuurlijk, toen de Oude „Monza" zei.
bedoelde hij Fuji. Wanneer ik in Fuji
als de lieve god door het water gereden
was. zou nu alles grandioos zijn. Ik
probeerde mij in zijn situatie te ver
plaatsen. Oké, hij betaalt ervoor dat
Ferrari rijdt en dat Ferrari wint. Hij
betaalt voor een wereldkampioen
schap, en dan rijdt die halve idioot niet
omdat hij het te gevaarlijk vindt. Makb11
hij heeft toch een mens gecon
tracteerd, en geen aap. Een aap kun je
onder zijn gat trappen en zeggen: jij
rijdt nu. Van mensen kan hij toch ver
wachten dat zij denken. En als hij mij
vroeger niet voor een idioot gehouden
heeft, dan moet hij nu toch het resul
taat van mijn denken accepteren.
In die dagen was mijn woede op Fer
rari zo diep, dat ik mij vanaf toen nooit
meer in dat team op mijn gemak ge
voeld heb. Er was veel gebroken. Ik
meende dat ik meer dan het noodza
kelijke voor Ferrari gedaan had Ik
heb mij geopend zover ik kon. heb hem
volledige medewerking geboden. Ik
heb altijd geprobeerd uit de hetzes, uit
de Ferrari-politiek te blijven. Ik heb
tot de laatste consequentie getracht
geen slecht woord over Ferrari in de
openbaarheid te zeggen. Ik heb dat
volgehouden, in tegenstelling tot alle
andere coureurs. Ofschoon ik ver
domd veel redenen heb gehad om op
Ferrari te schelden".
Enzo Ferrari, een levende legende.
Een omstreden figuur. Nadat hij vijf
tien jaar geleden zijn autobiografie,
zijn memoires, geschreven had, be
sloot hij zijn introductie met de
woorden: „Ik vraag u tegenover de
schrijver geduld te beoefenen, zoals
zovelen dat hebben moeten doen te
genover de ontwerper van racewa
gens". Toen hij die regels schreef, was
hij kennelijk zichzelf niet, want Enzo
Ferrari heeft nooit om gunsten ge
vraagd. Hij schonk ze alleen maar. Als
een grillige „Romeinse god".
lie nog betrekkelijk jonge geschiedenis van de Koninklijke Militaire Aca
demie is niet los te zien van de veel wijdere, thans ruim acht eeuwen oude,
historie van het Kasteel van Breda. Dit kasteel, waarvan het prille begin
ligt bij de bouw van een bescheiden burcht voor tolheffing, heeft in de loop
der ecuwen talrijke gedaanteveranderingen ondergaan. De meest ingrij
pende verbouwing, die het stempel droeg van een drieste „sanerings
woede", had plaats in de jaren 1826 tot. 1828. Het paleiselijk kasteel werd
toen getransformeerd tot een fantasieloos gebouw voor de huisvesting van
de militaire academie. De schade, in die korte periode aangericht, is maar
-zeer ten dele herstelbaar gebleken. Het Kasteel van Breda is niet meer.
In de feestgids, uitgegeven bij gelegenheid van het 150 jarig bestaan van de
KMA - een feest dat vooral van de zomer gevierd gaat worden - geven biblio
thecaris H. Wolf en andere geschiedschrijvers een (beknopt) historisch over
zicht. Wie het volledige verhaal van eeuwen, en dat van de KMA in het
bijzonder, wil lezen, zal tot medio mei geduld moeten oefenen. Dan verschijnt
bij de Staatsdrukkerij een bijzonder gedenkboek, ongeveer 300 pagina's dik
en verlucht met zo'n 125 foto's, in een oplage van 2000 exemplaren en vooreen
prijs van maximaal 30 gulden. Het wordt ongetwijfeld een begerenswaardig
bezit voor liefhebbers van de kasteelhistorie, die heel nauw is verweven met
de opkomst en ontwikkeling van de stad Breda en evenzeer met onze natio
nale geschiedenis.
De Heren van Breda, residerend te Schoten bij Antwerpen, lieten de
burch t (vermoedelijk omstreeks 1150) optrekken om hun sclieepstolrechten
tot gelding te brengen. In 1350 kreeg het Hollandse geslacht Polanen de
burcht en de, inmiddels fors uitgedijde, Heerlijkheid Breda in eigendom.
Onder leiding van Jan I van Polanen werd de nog onbewoonbare burcht
omgebouwd tot heus kasteel en werden de vestingmuren uitgebouwd tot
stadsmuren rond Breda, dat al sinds 1252 stadsrechten bezat.
Het stedelijk aanzien, sterk bepaald door handel en nijverheid, werd extra
geaccentueerd onder Engelbertl, graaf van Nassau, die in 1403 in het huwelijk
trad met Johanna van Polanen. Daarmee werd de Duitse edelman stamvader
van de (Nederlandse) graven van Nassau en prinsen van Oranje. Zijn ener
gieke zoon Jan IV vatte in de tweede helft van de vijftiende eeuw een reusach
tig project aan, dat pas twee generaties later zou worden voltooid. Jan liet de
Rekenkamer, Nassau's raadszetel voor het beheer van de (Nederlandse) do
meinen, bouwen, zijn zoon Engelbert II zette de uitbreiding van het kasteel
voort en diens opvolger. Hendnk III. gaf de Italiaanse bouwmeester De Bo
logna opdracht tot de bouw van een paleis.
Dm
9\i paleis werd opgetrokken in de renaissanee-tijd en dus -stijl. Kun
stenaars vestigden zich in de stad, de hofhouding groeide, ambachtslieden
en handelaars stroomden toe en deden goede zaken. Dat bleef zo onder
Hendriks zoon, Willem de Zwijger, en onder prins Willem van Oranje, In
1567 verloor Oranje het paleis aan de Spanjaarden om er pas, tussenpozen
daargelaten, precies een eeuw later bij de Vrede van Breda terug te keren.
Aan het eind van de zeventiende eeuw. hervatte stadhouder-koning Willem
III de bouw van het paleis, die anderhalve eeuw eerder was begonnen. Na
Willemsdood in 1702 ging het tot „Prinsenhof" gedoopte Kasteel van Breda
wederom teloor voor de Oranje's, totdat het in 1816 (en toen voorgoed) onder
het vorstenhuis kwam.
Koning Willem I gaf in 1826 opdracht tot oprichting van de Koninklijke
Militaire Academie op het kasteelcomplex. Dat was het begin van de KMA cn
het einde van het beroemde Kasteel van Breda, althans in zijn paleiselyke
staat. Onder de sloophamer vielen onder meer een burchttoren uit 1362, het
langst bewaard gebleven deel van de burcht, de hofkapel (1540) en de toe-
gangsbrug tot de Henricuspoort (1597) Pas deze eeuw kwam men tot bezin
ning en werden o.a. drie torens en de zuidelijke voorgevel herbouwd.
E n de KMA? Die opende haar poort in 1828 en sloot al twee jaar later, bij het
uitbreken van de opstand in de Zuidelijke Nederlanden. De lessen aan de
academie werden in 1836 hervat en in 1870 1 Frans-Duitse oorlogi en 1014
1 Eerste Wereldoorlog) opnieuw tijdelijk onderbroken. Van '40 tot '45 hield de
bezetter huis op het kasteelcomplex, waarmee een nieuwe restauratie nodig
werd. In '48 opende prins Bemhard de KMA. uitgebreid met een opleiding
voor luchtmachtofficieren. In '60 kreeg de academie een wetenschappelijke
ondergrond. Door de eeuwen heen bleven er militairen gelegerd op het vor
stelijk complex, maar de officiersleerlingen die thans de bezetting uitmaken,
verschillen wel hemelsbreed van de soldaten die acht eeuwen geleden de
burcht verdedigden.