Deel vloot is zo goed als versleten... ER MOET ECHT EEN DUBBELDEKKER BIJ College gedeputeerde staten 'op scherp' bij de minister ZATERDAG 11 MAART 1978 volg van de regeringsbeslis sing, dat met de bouw van de vaste oeververbinding over en onder de Westerschelde mogelijk pas in 1981 begonnen kan worden? De oudste schepen - aldus PSD-direc- teur J,N, Adriaansen, dateren van 1949 en 1950: de „Koningin Juliana" werd in 1949 opgeleverd bij de koninklijke maatschappij „De Schelde", de „Bemhard" dateert van een jaar latei- Beide schepen kunnen achtenveertig eenheden (personenauto's) in één keer overvaren. Adriaansen: „Als het nog tien jaar duurt, voor de vaste verbinding er ligt. zijn de schepen veertig jaar oud Dan zijn ze - dat is duidelijk - finaal versle ten. Het wil niet zeggendat ze dan niet meer zouden kunnen varen, je ziet ook nog wel autootjes van de Autotron rijden. Maar de economische levens duur van deze schepen is in feite al voorbij. Hoe lang we ze nog in de vaart kunnen houden, is niet te zeggen. Maar je moet onherroepelijk met dure reparaties rekening houden. En als dat nodig zou zijn - kan datëen schip soms wel een halfjaar uit de vaart houden We moeten van het rijk dertig jaar met een schip doen - en dan is het wel Op ook. Als je er veertig jaar mee moet varen en ze houden het uit, kun je ze daarna wel naai- de schroothoop bren gen. Je neemt een groot risico: de be drijfszekerheid gaat achteruit en juist in de komende tien j aar zul j e ze vrij we I constant moeten inzetten." Dan zijn er de drie enkeldekkers, de drie „Prinsesseboten" Beatrix uil 1958, Irene (I960) en Margriet (1964). Adriaansen: „Als je nog tien jaar vooruit moet met deze boten, is de Beatrix in 1988 ook op en ouud. Met het stijgen der jaren worden de sche pen duurder in onderhoud en heb je minder zekerheden over de be trouwbaarheid. Zo'n schip wordt kwetsbaarder. En ze worden bij de dienst intensief gebruikt, we hebben in feite nooit een reéle reserve gehad, buiten de resie-periode zijn alle drie de Prinsesse-boten eigenlijk voortdu rend in de vaart. Maar met deze drie boten zou je tot 1988 uit moeten kun nen komen. Normaal gesproken heb je uitbreiding met een extra dub beldekker nodig, zodat deze boten minder belast zouden worden en al leen in de drukke periode ingezet zouden kunnen worden." Met de beide dubbeldekkers - de jongste aanwin sten van de Zeeuwse veervloot - mag men „normaal gesproken geen grote moeilijkheden verwachten," aldus de PSD-directeur. De schepen dateren uit 1968 (Prinses Christine) en uit 1970 (Prins Willem Alexander). Adriaan sen: „Die moeten op Vlissingen-Bres- kens nog mee, als de vaste oeverver binding Westerschelde er ligt." De walaccommodatie laat volgens PSD-directeur Adriaansen voor de beide „kleine boten" te wensen over: „De bruggen zijn ook bijzonder oud. daar mankeert weieens wat aan. De technische staat is niet zo best." De staat van de bruggen voor de drie en keldekkers noemt hij „wel goed" en voor de walaccommodatie bij de dub- beldeksboten op Kruiningen-Perk- polder ziet hij geen problemen, „die is vrij recent aangepast." Adriaansen: ..Als een van de dub beldeksschepen op Kruiningen-Perk- polder „op revisie" is. moetje daar een enkeldekker, bijvoorbeeld de Prinses Beatrix, als vervanging inzetten. Dat betekent, dat je voor Vlissingen-Bres- kens maai- twee enkeldekkers over hebt. Maar op dit moment al is de Koningin Juliana" in bedrijf op de drukke uren, het. geldt ook voor de Bemhard. Dat zul je steeds meer krijgen - en het inzetten van de klein tjes is het enige, dat je nog kunt doen als het aanbod groter wordt.En het is steeds toegenomen. Toen de eerste dubbeldekker tien jaar geleden in de vaart kwam. zag je voortdurend een schoon veerplein bij Perkpolder of Kruiningen. Nu kunnen ze het in de bietentijd met z'n tweeën al niet meer aan." Kees Cijsouw De „veervloot" van de Pro vinciale Stoombootdiensten in Zeeland bestaat uit zeven schepen: de „Koningin Ju liana" en de „Prins Bem hard", nu bijna dertig jaar oud, drie enkeldekkers, de Prinses Beatrix", de „Prinses Irene" en de „Prinses Mar griet" en twee dubbeldekkers: de „Prinses Christine" en de „Prins Willem-Alexander". Hoe is de staat van die vloot, nu het er naar uitziet, dat alle schepen nog tien jaar in de vaart moeten blijven, als ge- Aanstaande maandag gaat het college van gedeputeerde staten van Zeeland naar Den Haag. Dat gebeurt wel vaker, met enige regelmaat worden in gesprekken met ministers „Zeeuwse belangen" bepleit. Het bezoek van maandag geldt een ontmoeting met de minister van verkeer en waterstaat, ir S. Tuijnman en het Zeeuwse college staat voor die bespreking op scherp. Belangrijkste onderwerp van gesprek: de beslissing van de regering - vorige week - toestemming te geven voor de bouw van de vaste oeververbinding over en onder de Westerschelde en vooral: de bepaling in die beslissing, dat met de bouw van die verbinding pas in 1981 kan worden begonnen „of zoveel eerder als de arbeidsmarkt het toelaat." Belangrijkste vraag van het college in dat gesprek: „En hoe moet het nu met de veren, als de bouwtijd van de vaste verbinding zeven jaar is en dus pas in 1988, over tien jaar. te gebruiken is?" bijna tweehonderd wagens kunt mee nemen. Dat scheelt nogal wat. Je hebt in feite zelfs meer mensen nodig, want je moet ook denken aan ziekte en ver lof. en aan walpersoneel voor de be diening van de kleine fuik. En je moet rekening houden met hoge repara tiekosten aan de beide oude boten, de bedrijfszekerheid wordt natuurlijk met het jaar kleiner Kosten Ook als beide „kleine boten" elke dag volledig worden ingezet, „redden we het niet," aldus de gedeputeerde. „Je hebt gewoon een dubbeldekker nodig om de drukte in Vlissingen-Breskens verantwoord te kunnen opvangen, je kunt er onmogelijk buiten als je de dienst ook maar een beetje verant woord wilt laten draaien. De kosten? Veertig tot vijfenveertig miljoen plus de aanpassing van de aanlegplaatsen in Vlissingen en Breskens. Nog eens twee keer vijftien miljoen. Maar die aanpassing moet - vinden wij - toch gebeuren: als er in de komende jaren een dubbeldekker van Kruiningen- Perkpolder beschikbaar is, moet die in Vlissingen-Breskens kunnen wor den benut in de zomermaanden. Dan is de drukte daar veel en veel groter dan bij Kruiningen-Perkpolder. Je moet de dubbeldekkers dus kunnen uitwisselen." Los van de uitwisseling van de be staande dubbeldekkers is volgens de gedeputeerde een derde, nieuwe dub beldekker dringend nodig om op Vlis singen-Breskens de wachttijden te verkleinen en de files niet tot achter de Keersluisbrug bijvoorbeeld te laten oplopen. „Ook als je die nu zou mogen bouwen, heb je er pas in 1982 iets aan. En de prognoses zeggen, dat de wacht tijden in 1981 al tien keer zo lang zullen zijn dan in 1976. De minister heeft ons niet in de gelegenheid gesteld om wat „voorwerk" te doen. om een ontwerp voor een schip op de tekentafels te leg gen. We zijn gewoon vastgezet. Hoe stelt de minister zich voor. dat de dienst de komende tien jaar te runnen is? De minister moet zich wel realise ren, dat déze beslissing over de vaste oeververbinding het volstrekt onmo gelijk maakt om het verkeersaanbod bij de veren over de Westerschelde te verwerken. Wat in de afgelopen jaren achterwege is gebleven in afwachting van die steeds maar uitgestelde beslis sing over de vaste oeververbinding - dat moet nu worden ingehaald. We komen nu in alle duidelijkheid voorde consequenties van dat uitstel te staan." Kees Cijsouw De „vlootvoogd" onder de gedepu teerden. J. Stenvert. heeft het de af gelopen drie. vier jaar bij herhaling ge zegd en legt er opnieuw de nadruk op: „Het vervoer via de veerdiensten over de Westerschelde zal de komende ja ren zeer ernstig opstoppen, er zullen lange wachttijden ontstaan. Üok als er onmiddellijk met de bouw van de vaste verbinding begonnen zou kun nen worden, zal het met te vermijden zijn dat in de komende jaren zowel op Vlissingen-Breskens als op de dienst Kruiningen-Perkpolder voor het ver keer langdurige vertragingen ont staan "Nu ligt er een regenngsbeshs- smg - in 1981 „of zoveel eerder als de arbeidsmarkt het mogelijk maakt" beginnen met de aanleg van een pro ject, dat moet worden gespreid over een periode van zeven jaar Stenvert: „Je hebt met die beslissing geen keus: als je tot 1988 met de vee rdiensten op Kruiningen-Perkpolder en Vlissingen-Breskens moet door draaien, dan móet je er een dub beldekker bijhebben. Anders kunnen er chaotische toestanden ontstaan. Als je afgaat op de prognoses voor het verkeersaanbod bij de veren, moet je een nieuwe dubbeldekker in 1981 kunnen inzetten. Wel, dat gaat niet meen de bouwtijd van zo'n scheepje is er te lang voor, ze duurt minstens vier jaar. Dan zit je dus nu al in de problemen, je kunt zo'n schip op z'n vroegst in de loop van 1982 aan de vloot toevoegen." Vandaar maandag een van de kernv ragen in het gesprek tussen gedepu teerde staten en de minister: hoe nu met de veren tot 1988' En. in relatie daarmee een andere klemmende vraag: hoe hard is de bepaling van de regering, dat er pas in 1981 met de bouw van de vaste verbinding begon nen kan worden, wat houdt de aan duiding „zoveel eerder als de arbeids markt toelaat" precies in? Stenvert: „Nu is er dus een beslissing, maar de drempel ligt nu weer bij het uitstel om met de bouw te beginnen. Daar zullen we gewoon duidelijkheid over moeten krijgen. Het maakt nogal wat uit of je twee jaar vroeger of later met de bouw kunt beginnen. Als er pas in 1981 be gonnen wordt, kunnen we het met de bestaande vloot niet meer redden." Studie Halverwege vorig jaar bracht de pro vincie een studie van provinciale wa terstaat, rijkswaterstaat en de pro vinciale stoombootdiensten (PSD) naar buiten, die duidelijk maakte, dat de beslissing over de oeververbin ding toen in feite al te Iaat zou komen om stagnatie bij de veerdiensten te voorkomen. Daarbij was de „verlen ging" in de bouwtijd van de vaste verbinding van vijf tot zeven jaar - waarmee gs overigens hebben inge stemd - een factor, die de problemen alleen maar groter maakt. Ook als de vaste verbinding er komt - aldus die studie - zullen tussen 1981 en 1984 het hele jaar door wachttijden optreden bij de veerdienst Vlissingen-Bres kens. Voor de drukste perioden, de top van het vakantieseizoen, werd becijferd, dat ze zullen oplopen tot vier en een half uur. En buiten het hoogseizoen zal een oponthoud op het veerplateau van anderhalf tot twee uur met enige regelmaat mogelijk zijn. De prognoses leerden, dat de wacht tijden voor het veer Vlissingen-Bres kens in 1981 ongeveer het tienvoudige zullen zijn van 1976. In de jaren erna raakt deze dienst volgens de studie,in toenemende mate en gedurende het hele jaar verstopt Op de lijn Krui ningen-Perkpolder is, zeker na 1981 éen steeds groeiend aantal achterblij vers op de veerpleinen te verwachten. 06k buiten de vakantieperiode. De rapportage van de technische dien sten gaf aan, dat voorde beide „kleine schepen" van de vloot, de „Koningin Juliana" en de „Prins Bemhard" tot 1984 in feite vier nieuwe ploegen va rend personeel zouden moeten worden aangenomen. Personeel, dat nadat de vaste verbinding in gebruik komt. weer ontslagen zou moeten worden. Bovendien speelt in de komende jaren het probleem van de bedrijfszekerheid bij deze oude schepen De studie maakte ook duidelijk, dat de walac commodatie in Vlissingen en Bres kens zo snel mogelijk geschikt moet worden gemaakt om dubbeldekkers op te vangen; ..Het staat wel vast, dat ook buiten de zomerdrukte de inzet van een dubbeldekker op dat traject wenselijk zal zijn." zo werd gezegd De prognoses van de drie diensten ging er van uit. dat de beslissing over de vaste oeververbinding nog in 1977 zou worden genomen èn dat er snel met het werk kon worden begonnen: zeven jaar later - in 1984 - zou de ver binding dan benut kunnen worden. Vlootvoogd Stenvert: J e weet nu. me t de beslissing van vorige week, onge veer waar je aan toe bent. In ieder ge val hoef je in 1984 niet op een vaste verbinding naar Zeeuwsch-Vlaande ren te rekenen. Je moet nu prognoses op die nieuwe situatie gaan uitzetten. Als het inderdaad 1981 wordt voor er een spa de grond ingaat, dan moet je dus nog tien jaar met de veren door gaan," De perspectieven Stenvert: „Al vanaf 1969, dus nu bijna tien jaar lang. hebben we de ministers van verkeer en waterstaat toestem ming voor de bouw van nieuwe boten gevraagd. Of in ieder geval: mede werking van het rijk om voorberei dingen voor die nieuwbouw te tref fen. Tekeningen te laten maken. Die verzoeken zijn steeds afgewezen. Tus sen 1971 en 1974 is de groei in het au- toaanbod bij de veerdiensten er een beetje uit geweest. Je zag een zekere stabilisatie. De nieuwe, grote weg bij Breda was gereedgekomen. Het auto bezit bleef een beetje achter bij de oorspronkelijke ramingen. De ener giecrisis drukte de toename van het autobezit wat. Maar je ziet de laatste vier jaar weer een regelmatige groei, het blijkt uit vrijwel elk vervoerso- verzicht. Wat voor speling hebben we, als we nog tien jaar vooruit moeten met de schepen, die we nu kunnen in zetten? Er is nog ietsje uitbreiding mogelijk, als we de Koningin Juliana en de Prins Bernhard met nog meer regelmaat zouden inzetten dan nu al gebeurt. Maar dat geeft hoge kosten voor een kleine vervoerscapaciteit." Hij rekent voor. Als de „Koningin Ju liana" en de „Prins Bemhard" con stant in de vaart moeten blijven, win Je per schip een vervoerscapaciteit van achtenveertig auto's. Daarvoor zijn minstens twee ploegen varend per soneel nodig. Stenvert: „Met negen of tien man personeel kun je dan ach tenveertig auto's overzetten, terwijl je met de prinsesse-boten met elf man

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1978 | | pagina 21