HET WEER IS ONVOORSPELBAAR op langere termijn PZC/zaterdagkrant Zomer 1976: droog, zonnig, warm ZAT€«DA6 14 AUUUblUb lb/b komt in 'plukjes', dan dertig mm, dan weer eens drie en vervolgens nog- eens twaalf enz. Funest voor het land is de felle zonneschijn geweest eind juni, begin juli. De verdamping wordt bevorderd door de kracht van de zonneschijn, de hoogte van de temperatuur, snelheid van de wind en de droogheid van de lucht. Facto ren. die juist de afgelopen maanden hun invloed bijzonder sterk hebben doen gelden. Die honderdendertig mm is dan ook in feite niet meer ge weest dan een druppel op een gloeiende plaat. Niet minder dan 165 mm was het 'te kort' over de maanden februari tot en met juli in Zeeland. Als men bedenkt dat 1 mm neerslag overeenkomt met 1 liter water per vierkante meter, leert een eenvoudig rekensommetje, wat het land tekort is gekomen. Neem een hectare aardappelen als voorbeeld. Eén hectare komt overeen met 10.000 vierkante meter. Die ene hectare heeft dus sinds februari tot eind juli - de periode waarin de gewas sen groeien - 10.000 x 1 (liter) x 165 is 1.650.000 liter water tekort gekomen. Eén miljoen zeshonderdenvijftigdui zend Als je alleen Zeeland neemt kom je al tot astronomische getallen. Het maakt duidelijk waarom sommige droogte-gevoelige gronden er als mini-maanlandschappen bijliggen. Hoe droog 1976 tot nu toe ook is ge weest, een record jaar is het niet. Die twijfelachtige eer komt toe aan het jaar 1921, toen er in de periode van 1 februari tot en met 31 juli in Zeeland slechts 120 mm neerslag viel (landelijk gemiddelde 144). In een normaal jaar valt er in Neder land ongeveer 740 mm neerslag Het Zeeuwse gemiddelde ligt op goed 700. Dat verschil ligt in het feit dat het Nederlandse gemiddelde wordt opge schroefd door de zware regenbuien, die in het oosten van het land plegen te vallen. De huidige droogte staat in schrille tegenstelling tot de natte herfst van 1974. toen er alleen al in september, oktober en november450 mm neerslag viel. Normaal zou zijn geweest 220 mm. Toen viel er dus meer dan tweekeer zoveel als normaal (- 104 Van alle vijftien districten (klimaat- gebieden). waarin het KNMI Neder land heeft verdeeld, was Zeeland die herfst veruit het natst. Op flinke af stand kwamen de kop van Noord- Holland en de Waddeneilanden met 85 Vr op een tweede plaats. Over het gehele land genomen viel er die herfst 363 mm neerslag tegen normaal 216 mm 68 De veel te natte herfst van 1974 werd gevolgd door een iets te droge zomer in 1975 ui juni. juli en augustus noteer den de districten boven de grote rivie ren 20 tot 40 procent minder regen dan normaal Met West-Brabant maakte Zeeland toen de uitzondering: 200 mm tegen normaal 191 mm. derhalve 5 Tr méér neerslag. Overigens zijn er wel eens zomers ge weest, die het 'bonter' hebben ge maakt in 1954 viel er 321 mm neerslag en in 1966 werd 322 mm gemeten. Temperatuur Records in het Olympische jaar 1976. deze zomer kan er weg mee Juli is sinds 1868 de warmste maand geweest, met in de Bilt een gemiddelde tempe ratuur van 19.3 graden Celsius tegen 17 graden normaal. Meteo-Vlissingen noteerde een gemiddelde dagelijkse maximum-temperatuur in juli van 24 graden Celsius (normaal 20,5 graden) en een gemiddelde minimum temperatuur van 15.7 graden (normaal 14 graden). Daar bracht juli dan ook slechts 7 mm neerslag, ééntiende van wat et normaal in die maand aan neerslag pleegt te vallen Een bijzondere zomer, 1976. dat staat vast. Ook. dat het loeer zich langs een grillig patroon gedraagt Er valt let terlijk geen peil op te trekken Dankzij het KNMI weten we wat we vandaag en morgen aan het weer hebben Maar hoe het zich over vier weken, drie maanden of een half jaar zal gedra gen, blijfl een voor mensen ondoor grondelijke zaak Er blijkt niets zo wispelturig als het weer. M. P. Dieleman Als hoofd van de klimatologische dienst van het KNMI heeft dr. H. ten Kate (64) te maken met de verwerking van de waarnemin gen over het weer. Zijn dienstbe handelt het weer. zoals het is ge weest' Alle waarnemingen wor den in reeksen verwerkt. De kli matologische dienst houdt zich voorts bezig met het geven van in lichtingen. Als het KNMI een be richt uitgeeft over het weer in een bepaalde afgelopen periode, dan is dat het werk geweest van de klimatologische dienst. De provincie Zeeland is voor dr Ten Kate geen onbekend terrein: van 1923 tot 1933 was zijn vader Nederlands hervormd predikant in Koudekerke. In die periode be zocht dr Ten Kate - die is afge studeerd in de ids- en natuur kunde - het gymnasium te Mid delburg. Zijn belangstelling voor het weer dateert uit zijn Koude- kerkse periode. Dr Ten Katezegterditvan: ..Mijn hobby van toen. is mijn werk van nu geivorden." Groter contrast is nauwelijks denkbaar: twee jaar geleden (herfst 1974) verdronken de Zeeuwse akkers in grote hoeveelheden regen, in de zeer droge zomer van 1976 hebben sommige landerijen veel weg van mini-maanlandschappen waardoor watertemperaturen stijgen, zou het weer 'uit zijn evenwicht zijn'. Dr. Ten Kate staat zeer gereserveerd tegenover al die theorieën van kli maatverandering. Zijn antwoord laat niet veel reden voor twijfels open: ..Dat je er echt iets mee kunt doen. zit er niet in". Voor die ijstijd-theorie zijn er naar zijn oordeel geen aanwijzingen te vin den Wat de thermische vervuiling be treft wijst hij er op. dat er op het noordelijk halfrond na 1940 eigenlijk een voortdurende afkoeling is ge weest De strenge winters van 1940, 1947.1956 en 1963, alsmede de overwe gend te koele zomers in de jaren vijftig en zestig van deze eeuw hebben de gemiddelde temperatuur doen dalen. Om te zeggen, dat dit alles de inleiding kan vormen tot een nieuwe ijstijd gaat dr. Ten Kate net iets te ver. Poolwind Wél wijst hij er op. d at de 1 aatste j aren de daling van de temperatuur in de ijskap boven Noord-Europa tot staan is gebracht De noordelijke winden uit het poolgebied, die zoveel kou naar Europa kunnen brengen, zijn afgeno men. De oorzaak daarvan is onbekend. In welke relatie deze ontwikkeling staat tot het weer in onze streken is niet aan te duiden. Volgens dr. Ten Kate spelen zoveel factoren een rol, factoren die ook weer onderling op el kaar invloed uitoefenen, dat je over het weer geen vaststaande theorie kunt opbouwen. Het maken van weersverwachtingen op langere termijn is bijzonder moei lijk. Hier en daar wagen klimatologen zich er wel aan. maar het blijft min of meer een gok. „Het weer langer dan een maand van te voren voorspellen is een moeilijke, wellicht onmogelijke zaak", aldus dr. Ten Kate, die zegt dat het KNMI zich met dit soort voorspel lingen niet bezighoudt. De weerkundigen zoeken als ze een weersverwachting voor langere "ter mijn opstellen naar analoge gevallen. Dr. Ten Kate noemt een voorbeeld: 1921 en 1976. De maanden maart en april brachten vrijwel hetzelfde weer type. De voorspelling voor juni en juli wordt dan mede ontleend aan 1921. eventueel nog met andere vergelij kende jaren. Uit die analoge gevallen kun je een waarschijnlijkheid halen voor - om bij hetzelfde voorbeeld te blijven - de maanden juni en juli. Dr Ten Kate staat op het standpunt, dat weersverwachtingen voor meer dan de helft moeten uitkomen. „Als dat niet het geval is. kim je het tegendeel bewe ren". Het KNMI waagt zich overigens niet aan weersvoorspellingen op langere termijn. Ten Kate' „We beschikken nog maar 130 jaar over betrouwbare metingen. Honderdenderügj aar moge in mensenogen een lange periode zijn. klimatologisch zegt zo'n tijdvak niet zoveel". Droog Dat 1976 tot de uitzonderlijke jaren kan worden gerekend, staat inmiddels alvast In een periode van een halfjaar -van 1 februari toten met 31 juli-is er in geheel Nederland gemiddeld 160 mm neerslag gevallen (in Zeeland plusminus 130 mm en in Vlissingen (Meteo-statiom slechts 115 mm). In een normaal jaar is in dezelfde periode het landelijk gemiddelde 320 mm (Zee land 295 mm). In Zeeland is dus het laatste halfjaar minder dan de helft van de normale hoeveelheid neerslag gevallen Klima tologen verstaan onder neerslag: re gen. mist, hagel en sneeuw De gevol gen daarvan ondervindt iedereen vrijwel dagelijks: het land levert in vele opzichten een sterk verminderde oogst: de dure aardappelen en groen ten spreken in dit opzicht voor zich zelf Druppel Op het oog lijkt het nog heel wat: 130 mm. Helaas is die 130 mm niet regel matig over 180 dagen verspreid. Het Droog met zonnige perioden, weinigwind. Maxima van 21 graden aan zee tot 26 graden in het zuidoosten. Een willekeurige weers verwachting van het KNMI in de Bilt, zoals die in de opvallend lange en droge zomer van 1976 bijna dagelijks in de krant komt. Droog, zonnig en warm. Het kan niet op. Het gebruikelijk praatje over de heg: 'Mooi weertje vandaag, buurman' is er al lang niet meer bij. Je praat niet over 'mooi weertje' als het gras onder je voeten is verdord en de weinige bloemen in je tuin er lusteloos bijhangen alsof ze zich schamen over hun schrielheid. Maanden lang al dorst het land naar water, het kostelijke vocht, dat zich in een normaal jaar royaal over Nederland uitstort in de vorm van verfrissende buien, aangevoerd door de altijd weer verkoelende westelijke circulatie. Het Olympische j aar 1976 lijkt hard op weg de meeste records op weersgebied te verbeteren. Waaraan hebben we dat warme, droge en zonnige weer te danken of te wijten Het ïs maar uit welke ge zichtshoek je het bekijkt: als vakan tieganger, die wel van een lekker temperatuurt je houdt of als agrariër, die zijn gewassen om zich heen ziet verdorren. Dr. H. ten Kate, hoofd van de klimato logische dienst van het KNMI zegt er dit van: „In tijdvakken van droogte wordt het weer beheerst door krach tige gebieden van hoge druk. De toe gang tot West-Europa wordt voor de pressies - die de regen brengen - ge blokkeerd. Slechts af en toe komt er een deukje in en glipt er een enkel buitje tussendoor. De luchtcirculatie is veelal oost of noord-oost". De kernvraag is volgens dr. Ten Kate- „Wat is de oorzaak van die hogedruk- gebieden Heel eerlijk zegt hij op deze vraag geen antwoord te kunnen geven. Er zijn verschillende theorieën, zoals die over een nieuwe ijstijd. Voor standers van die theorie wijzen er op. dat een ijstijdloos tijdvak zo'n tiendui zend jaren duurt. Welnu, de laatste ijs tijd was tienduizend jaar geleden, duszo zegt men in die kringen. We zouden nu naar een nieuwe ijstijd toe gaan en dat zou het wispelturige ge drag van het weer verklaren. Weineen, zeggen anderen, het weer van nu heeft alles te maken met zonnevlekken of beter gezegd met het uitblijven van explosies op de zon. Weer anderen schuiven de schuld op de mens: de grootste vervuiler die er is. Met name door de thermische verontreiniging. Onvoorspelbaar en wispelturig is het weer; de zee levert er vaak een bewijs van

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1976 | | pagina 15