Elk podium nog steeds een stukje verboden terrein Neem mij terug Suriname 18 1 HET GELOOF VAN DE ENKELING EN VAN DE KERK DANIEL WA YENBERG PZC/zaterdagkrant ROMANDEBUUT VAN ASTRID ROEMER Nog steeds paasfeest? Ge, ii enkel geluid kwam uit de so listenkamer. Zonder twijfel concen treerde de meester zich. De ogen dicht Het notenbeeld van Rachma- ninofTs tweede concert haarscherp voor ogen. Afgesloten voor de bui tenwereld. Toch klopte iemand aan. De meester moest naar het podium. De deur week. Daniël VVayenberg lag op zijn knieën over grote vellen pa pier gebogen, vol krabbels van werktekeningen. „Dat zijn schema's voor de beveiliging van mijn model spoor". Veel van dit soort verhalen zijn over de in Parijs wonende Nederlandse pianist in omloop. Zijn hartstocht voor het flipperspel. zijn schaakma nie, zijn treinen-tic, zijn fotohobby, zijn passie voor het voetbal. „Het is wel gebeurd dat we bij mij thuis kwartet speelden, terwijl Daniël in de andere kamer naar het voetbal len zat te kijken. In de rust kwam hij bij ons en moesten we het pianotrio van Schumann spelen", vertelt Jan Willem Loot. directeur van het Over ijssels Philharmonisch Orkest. „Nederland, heeft negen provinciale orkesten, en bij elk orkest kom ik heel graag steeds weer terug", zegt Wagenberg zelf. En hij zeult overal zijn fotoapparatuur mee. „Altijd is er wel een vrije ochtend of middag waarop er geen repetitie is. Dan blijf ik niet op mijn hotelkamer zitten. Dan trek ik de stad in of ik ga naar kleine plaatsen in de omgeving, waar geen toerist komt. Je ziet er de meest fantastische dingen: schitterende kerkjes, prachtige architectuur. Dan schiet ik een plaatje. Terug in Parijs maak ik er een audio-visuele show van. Met een synchronisator op de taperecorder en een mixerpaneeltje". Rusland Hij werd 46 jaar geleden geboren uit een Russische moeder, violiste, werkzaam aan het conservatorium van het toenmalige St.-Petersburg, en een vader die journalist was bij het Soerabaya's Nieuwsblad. „Die spelletjeswoede komt van het Russi sche element in mijn bloed. Ik ben voor elk spel te strikken. Als ik zelf maar actief kan zijn. Schaken, mo nopolie, halve nachten. Maar spelen voor geld hoeft voor mij niet". Spelen voor geld doet hij op de plano, En wel op een manier die hem we reldfaam heeft gegeven. „Ik ben in Parijs geboren. Op mijn zeventiende ben ik teruggegaan om er te studeren bij Marguerite Long. Zij was nog een vriendin van Debussy. Ravel en Fau- ré. Na de oorlog richtte ze haar eigen school op. Parijs ben Ik altijd trouw gebleven. Ik heb een huisje even bui ten de stad met een flinke tuin erom heen, zodat ik 's nachts ongestoord kan studeren In de solistenbranche maak je veel late uren. Ik studeer ze ven uur per dag, maar niet achter el kaar, want dan verkramp je. Het pia nospelen is een zware fysieke inspan ning". „Ik heb een lange aanloopperiode gehad. Van mijn zeventiende tot mijn twintigste zat ik altijd bij orkestcon certen. Het was een droomwens om ooit bij die orkesten piano te mogen spelen. Het duurde drie jaar voor die droomwens vervuld werd. Maar de invloed doet zich nog steeds gelden, want telkens als ik nu bij een orkest mag spelen, realiseer ik me dat ik op verboden terrein ben. dat niet meer verboden is". „Die carrière van mij is heel lang zaam gestart. In het begin ben je on bekend. Dan word je niet gevraagd. De doorbraak kwam pas toen ik de prijs van de Stad Parijs behaalde. Dat is ruchtbaar geworden. Als je eenmaal voet aan de grond hebt, krijg je uitnodigingen, en als je dan het geluk hebt met grote dirigenten te mogen spelen, dan kom je wel ver der. Dan wordt er over je gepraat". Gezelligheid „ik ben een echt gezelligheidsmens, dat erg gemakkelijk contacten maakt op menselijk gebied en erg moeilijk op zakelijk gebied. Zonder moeite kan ik tot drie uur in de nacht zitten praten over fotografie, voetballen of high fidelity, maar ik zou er geen munt uit kunnen slaan. Dat vind ik misbruik maken van een vriendschap. Ik vind het vreselijk om een directeur, waarmee ik uren prettig heb zitten kletsen, voor een gewetensconflict te zetten. Dat doe ik niet". „Een van mijn grootste voldoeningen is het om meteen teruggevraagd te worden. Dat is het bewijs dat ze je werk waarderen. Vorige zomer ge beurde dat in Engeland. Na jaren speelde ik weer eens onder Sir Char les Groves in Liverpool, bij een uit stekend orkest. Na afloop zegt Sir Groves: je bent hier een tijd niet ge weest. Dat zullen we voortaan maar eens proberen te vermijden. Van de zomer ga ik dus weer naar Liver pool". „Op den duur heb je een naam te ver liezen. Je mag geen wanprestatie le veren. Daar moet je voortdurend waakzaam op zijn. Het gevaar is toch levensgroot. Een zeker aantal con certen wordt telkens weer gevraagd. Zeg: het tweede van Rachmaninoff. Dat heb ik ontelbare malen gespeeld. Het gevaar zou erin kunnen zitten, dat je denkt: nou ken ik het wel, ik kan het op routine spelen. Dat mag je nooit doen. want dan komen er gega randeerd ongelukken. Je kunt hoofd pijn hebben, niet gedisponeerd zijn, de zaal is te droog of te vochtig, er zijn echo's, er klapt een deur dicht, er kan van alles gebeuren. Duizenden oorzaken die je uit je concentratie kunnen halen. Als je dan op je rou tine speelt, ga je de mist in. Want dan ken je een concert maar half'. Avontuur „Het spelen van een concert is voor mij altijd een avontuur. Het is geen twee keer gelijk. Een concert is geen grammofoonplaat. Het contact met het publiek speelt er ook een rol bij die je niet moet onderschatten. George Szell van het Cleveland- orkest heeft een gulden regel die ik tot de mijne heb gemaakt; hij zegt: meneer Wayenberg, elke uitvoering moet de eerste zijn". „Szell is overigens de enige van wie ik aanvaard dat hij „meneer" tegen me zegt. Voor ieder ander ben ik gewoon Daniël, of Daan of Danny. Met talloze orkesten in de wereld heb ik ge speeld. In elk orkest zit wel iemand met net zo'n tic voor mechanica als ik. Daar praat ik dan soms uren mee. Of ik hang achter het podium rond; praat wat met de brandweerman. Want ik ben geen man die zich uren lang gaat zitten concentreren in de solistenkamer. Dat zou ik niet kun nen. Ik concentreer me pas een paar minuten voor het concert begint. Van concentratie word je moe. Het is een extra inspanning. Ik ontspan me lie ver, en ik hou me met iets heel anders bezig. Met dat schema voor beveili ging van mijn modelspoorbaan bij voorbeeld". „Benny, iedere Surinamer heeft het moeilijk hier in het begin. Je moet gewoon even doorzetten. Geloof dat het beter wordt, want de weg terug naar Suriname is nog moeilijker", lp. 33) Ho, wel ik een zeker zwak heb voor de roman "Neem mij terug Suriname' van Astrid Roemer kan ik dat moeilijk verde digen. Het boek is niet al te best geschre ven, het is af en toe nauwelijks Nederlands. Het verhaal isp rommelig, tamelijk lar moyant en soms wel wat dom. Daarbij is het boek ook nog slecht gedrukt, een slor dige lichtdruk met ingetekende komma's en andere leestekens, weglopende regels; het staat stampvol drukfouten (de pagina errata 212 is gemakkelijk met nog een blad aan te vullen). Kortom: wie onvriendelijk wil zijn, of zelfs doodgewoon de waarheid wil zeggen, kan zonder meer beweren dat dit een tamelijk onbeduidende voddig uit gegeven productie is. Maar wie dat doet gooit met het badwater ook het kind weg: deze roman heeft ondanks al zijn tekort komingen iets ontwapenends, eerlijk, fris en poëtisch, en het zou me niet verbazen wanneer Astrid Roemer na dit debuut met een echt heel goed boek zou komen. (Ze heeft al een dichtbundel en een essay op haar naam). Het is bovendien een van de weinige mo derne boeken uit de West waarin het mense lijke drama voorop staat, en niet de poli tiek. Hoewel de hoofdfiguur, de jonge Suri namer Benny Mussendijk naar Nederland komt en daar anderhalf jaar blijft vóór hij zijn kreet slaakt 'Neem mij terug Suriname' speelt de politiek daarbij een zeer onderge schikte rol: Benny kwam naar Nederland om zuiver persoonlijke redenen, en hij wil door privéverwikkelingen ook weer terug. Hij wordt ons getekend als een doorsnee- Surinamer, hij zegt zelf ergens dat hij 'pre cies op elke neger lijkt' Hij is groot en sterk, knap, heel zwart en vriendelijk, goedmoedig van aard. Vrouwen mogen hem graag, zowel zwarte als blanke. Maar hij heeft een grote stommiteit begaan. Hij had een goede kantoorbaan in Suriname, en was er drie jaar verliefd op Silvia, een neger meisje. dat op hetzelfde kantoor werkte. Silvia houdt eigenlijk van een ander, en op een dag wil zij hun relatie toch liever ver breken. Benny kan dit niet verkroppen, er volgt een afschuwelijke scène, waarbij hij. in wanhoop en in razernij, Silvia verkracht. Hij heeft daar onmiddellijk vreselijk spijt van, maar het is gebeurd, en Silvia spreekt een vervloeking over hem uit „Je zult hier voor boeten Benny! De trouw die je wilt zul je nooi(^krijgen, nooit!" Dit was de reden dat Benny uit Suriname weg wilde, en het is een sterk, en ook origineel uitgangspunt voor de vertelling. Wat dan volgt, is minder aanvaardbaar. Benny had een iets oudere boezemvriend, Arti (die ook al Mussendijk blijkt te heten), die hem voorafgegaan was naar Nederland, in Rotterdam studeerde, en een auto had. Volgens de verhalen dan. Aan deze vriend heeft Benny zich in zijn verwachtingen erg vastgeklampt. Maar wanneer hij op Schiphol arriveert is er geen Arti om hem af te halen, en dan volgt een nogal onmogelijk relaas: hoewel Arti in Su riname nogal een meisjesgek was (later blijkt zelfs dat hij een dochter heeft bij een nicht van Benny) en ook aanvankelijk in Rotterdam weer een meisje had (blank), is hij geheel op de homosexuele toer gegaan, uitgerekend met de man die ook Benny op Schiphol oppikt om hem dan maar naar familie in Utrecht te brengen. Het blijft een hele poos voor de lezer verborgen (ook al heeft die het dan al lang door) dat deze Sjaak met Arti samen leeft, maar eer Benny gewoon accepteert dat Arti is zoals hij is of geworden is of altijd geweest is, worden er nog al wat domme opmerkingen gemaakt, zo in de trant van homo's en hoeren zijn ook mensen. En de hoeren komen straks opdra ven. Kortom, dat is, in zijn uitwerking al thans, een erg zwakke schakel in het boek. Ve, f eel beter is Benny's leven en neergang in Nederland getekend. Volkomen aanvaard baar, en intens triest. Hij komt in huis bij familieleden die in een a-sociale wijk in Utrecht moeten leven en zich daar erg voor schamen. Ze verdienen goed, houden geld over, maar hun behuizing is erbarmelijk. Benny vindt geen werk, hoevele malen hij ook solliciteert. De eerste maal (hij heeft behoorlijke diploma's) had hij niet vermeld dat hij Surinamer en zwart was, hij wordt opgeroepen, maar hij krijgt de baan niet om die redenen. Het geeft hem een knak. Tien tallen andere sollicitaties lopen op niets uit Zijn spaargeld raakt op. en hij zakt af naar het milieu waar in drugs gehandeld wordt, en gestolen. Hij doet het nog niet zelf, maar hij ziet de mooie modieuze kleren van die jongens, gaat naar feesten. Dan komt die mysterieuze Sjaak weer eens opduiken, en deze bezorgt via zijn relaties Benny werk in Amsterdam Keurig werk in een reisbureau, daar niet van, maar toch komt Benny in een louche milieu terecht, en wel doordat hij in Amsterdam zijn intrek neemt bij zijn nicht Wiene (dezelfde die een kind van Arti blijkt te hebben) wier 'man' Frank in allerlei ver dachte zaken verwikkeld is. Ze leven er ge- weldig goed van, Benny heeft het er naar zijn zin, maar het wordt zijn ondergang In een periode dat Wiene en Frank voor hun duistere praktijken in Duitsland vertoeven brengt Franks broer, Carlos, een pooier, zijn twee hoeren onder in het huis. Zelf moet hij ook voor geruime tijd het land uit. De vrouwen heten Netty en Joke en ze be schouwen Benny nu als hun pooier. Ze dra gen aan hem hun verdiensten af, of hij wil of niet, vragen zijn bescherming, en zo. tegen wil en dank, wórdt Benny pooier. Hij verzet zich vergeefs. Op Netty, die op alleronge lukkigste wijze in dit leven verzeild geraakt is, raakt hij zelfs erg gesteld. Er zijn nog meer vrouwen en meisjes in zijn leven, één van hen, een aardige studente wijst- hem echter af als ze er achter komt dat hij pooier is: 'ik haat pooiers' Hij is er kapot van, verwijt Netty dat zij, de hoer tegen wil en dank, hem tot pooier tegen wil en dank heeft gemaakt. En dan ontwikkelt zich de idyll^ tussen de hoer Netty en de pooier Ben ny. Ze zullen hun leven herbeginnen, zui ver en opnieuw en enkel voor elkaar. Met kerstmis zullen ze trouwen, ze richten hun huis in, zijn gelukkig, doch dan duikt Carlos opnieuw op, om zijn twee hoeren op te ei sen. Het loopt fataal af, te gruwelijk voor woorden, en Astrid Roemer heeft dan ook meer gesuggereerd dan uitgebeeld hoe de vloek van Silvia nawerkt: Benny krijgt de vrouw niet van wie hij houdt. Het slot is nog al melodramatisch, met zelfs een nagelaten kaartje van de vermoorde Netty op tafel, 'Voor mijn Bruidegom' waarin ze hem, als huwelijksgeschenk, zegt dat ze zwanger is. Na dit drama keert Benny gebroken terug naar zijn vaderland Uitgehold door Hol land. Suriname moet hem vullen Als hij in Zanderij aangekomen is, ziet hij zichzelf staan ais pooier Benny; „Koele tropenwind waait hem naar het hart. De zon breekt open: zijn ogen, zijn neus, zijn oren, zijn mond en hij gilt: Vul mij Suriname! Vul mij! Neem mij terug, Suriname". Z o eindigt deze merkwaardige roman. Het verhaal is erg verbrokkeld verteld, met her nemingen en flash-backs; sommige stukken moest ik verscheiden keren herlezen om te begrijpen waar ze op sloegen of in pasten. Maar ondanks de vele bezwaren die ik in het begin al opperde, heeft dit eenvoudige boek toch wel een boodschap. Benny Mus sendijk mag een fictieve figuur zijn. ont sproten aan de fantasie van Astnd Roemer, hij is toch volkomen aanvaardbaar, een jongeman van goede wil die door zijn harts tochten en door de omstandigheden ver malen wordt tot pulp. Holland of geen Hol land. Suriname of geen Suriname, zwart of blank, het is, over alle grenzen en tegenstel lingen heen weer eens grondig mis. Hij is gewoon een van ons. Astrid Roemer Neem ml) terug Suriname,uitgeven) Pres- sag, Den Haag. „Laten wij derhalve feestvieren, niet met oud zuurdeea1 Korintiërs 5:8. Drie weken geleden alweer, het Paas feest van dit jaar! En mórgen dan? Waarom komen christenen dan weer bij elkaar? Dat heeft toch alles met Pasen te maken? Dan wordt toch wéér de dag van Christus' opstan ding gevierd? En de dagen daarna dan? Is er geen verband tussen het Paasfeest van drie weken terug en die alledaagse dagen? Och ja. één keer per jaar Pasen is erg plezierig, maar elke zondag zelfs elke dag dat is toch wel wat veel van het goede! De mensen in Korinte zagen het blijk baar ook niet zo. met die verbinding tussen Pasen en het gewone leven van elke dag. Dat moetje maar gescheiden houden. Paulus moet nogal wat ver keerde dingen aanwijzen, die maar moeilijk te rijmen zijn met Pasen. Paulus vergelijkt dat met oud zuur deeg. En daarmee herinnert hij aan het Paasfeest, zoals dat in de huizen van de Israëlieten werd gevierd. Vóór het feest moest het huis met bezemen worden gekeerd. Er mocht geen snippertje oud zuurdeeg overblijven. Oud zuurdeeg is een zuur geworden rest van oud deeg, dat als gist kan dienen. Maar op het Paasfeest moet een nieuw begin worden gemaakt en dan moet het oude zuurdeeg grondig worden leeggeruimd. Dat moeten de christenen in Korinte nu ook doen Er zijn een heleboel dingen, die gewoon niet kunnen in een gemeente, die Paasfeest viert, die weet heeft van het nieuwe leven. Doel het oude zuurdeeg weg. Keert de zaak met bezemen! Niet in een hoekje vegen, of de rommel ergens in een kast mikken, nee. wég ermee' Wég met het verkeerde, dal het een chris ten moeilijk maakt feest te vieren, te blijven vieren! Maar wie kan dat opbrengenIs dat de moeilijkheid? Maar. zegt Paulus, gij zijt immers ongezuurd! Christus heeft het immers al lang in orde ge maakt In Hém bent u toch heel wat Wéést dan, wat u in Christus al bent! G. den Heeten, Vlissingen. De psalmen die in de bijbel staan en in de kerk gezongen zijn, worden wel eens verdeeld in persoonlijke liede ren en gemeentegezangen. Wanneer we zo het psalmboek doorlezen, lijkt dat een redelijke verdeling. Liederen die uit het hart van een enkeling zijn opgeweld om voor het aangezicht des Heren uit te gieten al wat hem benauwt, datgene waarmee hij zit en waarvoor hij zo geen oplossing ziet. Ook datgene wat hem vertroost en versterkt op zijn levensweg, wat hem een blijdschap is en waarom hij zijn geloof uitzingt. Neem bijv. de psalmen 22 en 23. Ze dragen zeer sterk dat persoonlijke karakter. Ze zijn ook gesteld in de eerste persoon enkelvoud. Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten? De Here is mijn herder! Psalm 24 daar entegen heeft een meer algemeen ka rakter en bij de genoemde verdeling wordt deze dan ook gerangschikt onder de gemeentegezangen. In deze psalm worden we herinnerd aan de feesten van Israël, wanneer het volk optrok naar Sion, de tempelberg in Jerusalem. Deze psalm is een beurt zang voor die feestelijke processie. Ze is ontstaan als gemeentegezang. Toch is deze redelijk lijkende verde ling moeilijk vol te houden, want in die persoonlijke liederen komt bijna altijd wel iets voor van het grotere geheel waarvan de enkele gelovige zich een deel weet. In psalm 22 wordt gezongen van het verkondigen van de naam des Heren in het midden van de gemeente en daarin wordt het ganse nageslacht van Jacob opge roepen Gods naam te verheerlijken. Om nog één psalm verder te gaan dan de genoemde; psalm 25 lijkt weer zo'n persoonlijk lied. Ze is weer ge steld in de eerste persoon enkelvoud. Maar ze eindigt: O God, verlos Israël uit al zijn benauwdheden. De enke ling weet zich een deel van de ge meente van Israël en hij spreekt dit uit in die laatste zin. Daar komt nog bij dat de liederen die zo'n persoon lijke toon hebben, zijn opgenomen in de liturgie van de gemeente van Is- raél en later in de liturgie van de kerk en daarmee zijn ze uitgeheven boven het persoonlijke alleen. Wanneer we zingen: Gods verborgen omgang vin den, zielen waar zijn vrees in woont: 't heilgeheim wordt aan zijn vrinden naar zijn vreeverbond getoond, kun nen we die woorden zingen voor oni- zelf, maar we kunnen ze ook zingen met heel de gemeente. En daarom gaat de onderscheiding tussen per soonlijk lied en gemeentegezang ver loren. In het psalmboek is moeilijk een onderscheiding te handhaven tussen het persoonlijke en gemeen schappelijke. Er is een tijd geweest dat er op het persoonlijke karakter van het christe lijk geloof nogal de nadruk werd ge legd. Het is mijn geloof dat ik belijd! Het werd ook niet meer vanzelfspre kend geacht dat ieder door openbare belijdenis als volwaardig lid in het gemeente- en kerkverband werd op genomen, zoals dat vroeger de ge woonte was. Ik geloof wel, maar waarom moet ik dan lid zijn van een kerk? En waarom is het dan nodig om, geregeld of niet. in de kerk te komen? Hoevelen zijn er tegenwoor dig niet die zich zelf rekenen tot de radiogemeente en die gebruik maken van het radiopastoraat, die in deze tijd een niet te onderschatten rol ver vullen. Daar kan men terecht met zijn persoonlijke geloofs- en levens problemen. Gedurende de jaren van bezetting leek het er op dat men de betekenis van de gemeenschap weer had ont dekt en daarmee ook de betekenis van de gemeente en van de kerk. Maar later is deze ontdekking voor velen blijkbaar weer verloren gegaan. Er is trouwens een raeuw geslacht gekomen dat deze oorlogsjaren met welbewust heeft beleefd. En zo ko men de vragen opnieuw naar boven welke de betekenis is van de ge meente en van de kerk. Men ziet deze niet zitten. De vraag komt opnieuw op of de gemeente en de kerk voor de enkeling in zijn geloof wel zoveel be tekenis heeft. Het is een yraag bij mensen die zich rekenen tot de disci pelen, de leerlingen van Jezus van Nazareth. Is het geloof alleen een persoonlijke zaak en kan men de ge meente en de kerk daarbij best missen, sen? Laten we niet denken dat dit in deze tijd een tamelijk bijkomstige zaak is. De laatste maanden is de kerk in Rusland telkens weer in het geding geweest. Dat is reeds het geval sinds de brief van de twee russische pries ters aan de assemblee van de Wereld raad van Kerken. Die brief werd al heel spoedig wereldkundig en ze heeft in Nairobi een niet geringe in vloed gehad. Daarin werd het russi sche bewind aangeklaagd wegens kerkvervolging. Die brief heeft voor de nodige beroering gezorgd en de laatste maanden wordt het bureau van de Wereldraad van Kerken te Genève overstelpt met brieven en briefkaarten waarin verteld wordt dat er in het russische paradijs hele maal geen sprake is van geloofsver volging. dat daar een ieder volkomen vrij is in zijn geloofsovertuigingen. Dat is vastgelegd in de grondwet. Voor het atheïstische marxisme mag dan geloof in God een waandenk beeld zijn, maar wil iemand persoon lijk dit aanhangen, dan is hij daarin vrij Maar iets anders is of hij dit ge loof wil overdragen op anderen en een gemeente, een kerk wil stichta Geloof is „Privatsache" was ook 6 leer van het Nationaal Socialisme.!:] dit zo maar uit elkaar te halen, k geloof van de enkeling en het gek van de kerk? Is het waar dat eenj lovige de gemeente, de kerk kan c, sen? In „Kerk en Wereld", het officiële gaan van de Vereniging van Vriji nige Hervormden in Nederland^, deze vraag de vorige maand, inb nummer van 9 april, ook aangea den. Nu zijn de vrijzinnigen over a algemeen nog al individualistisch; gesteld. Dat is altijd een van Ej kenmerken geweest. Daarom trofc. te meer de inhoud van dit numiK dat eigenlijk helemaal was ingests op de gemeente en de kerk. De leiding tot dit themanummer la in de openbare belijdenis en tu sen de regels is te lezen dat er fc de redactie wel enige zorg is over L; geringe getal van hen die komen t: openbare belijdenis van hun „Een paar nieuwe lidmaten, hebben zij overigens gemeen mets- veel andere gemeenten die zich nz scharen in de rij van de vrijzinnip hervormden. Het eerste artikel in p noemd orgaan heeft tot opschri' „Enkeling en gemeente". Misschie had dit beter kunnen luiden: enk ling of gemeente. Blijdschap „wanneer (jonge) mensen ja-woord geven aan de oproep uitte Evangelie om levende stenen te voor de bouw van een geestelijk hte (1 Petrus 25)". In de kringen n „Kerk en Wereld" heeft men het gr woonlijk niet op de massa. De gev; ren van de massa zijn wel allereen; dat de enkeling zo onpersoonlij wordt en gaat roepen en doen wat li; alleen nooit zou doen. Massa-ps;- chose is een gevaarlijke zaak. Tod kunnen ook deze, vooral op de ente ling ingestelde vrijzinnigen de ge meente. de kerk niet missen. „Ook lezen we. mediteren we. ontspannc we ons zelf graag in stilte, toch teleurstelling over geestelijke luihéi onder geloofsgenoten, althans ovc hun afwezigheid, niet te ontkenne We voelen dat er het een en aan hapert. Erger: dat het fundama teel mis is." Met andere woorden: £i enkele gelovige moet zijn plaats kie nen vinden in de gemeente, in c kerk. Het probleem dat hier ligt; weer niet alleen dat van de vrijzk. nige hervormden, maar van alle ken in deze jaren. Vandaar de vraag diei allerlei kring telkens weer teiu; keert: vertelt u me eens waarom v. de gemeente, de kerk nodig hebben Naar aanleiding van wat we in des rubriek op 10 april geschreven heb ben over het avondmaal, kregen r enige reacties. Het avondmaal is te sacrament van de gemeenschap nr dom Christus, het sacrament van te- bewaard worden in zijn Verbond. Ef is ook het sacrament van de gemes- schap onder elkaar. De symbote! van het gezin rond de tafel moet ter spreken. Nu werd mij van twee verschi lende zijden, van hervormde en get formeerde, gezegd dat het avöndnuE hen niets meer zei. Vroeger was dit anders. To* kende in de gemeente ieder iederee in zijn deugden en gebreken. Maart moet je avondmaal vieren met EE- sen die je helemaal niet kent W£ komt er zo van een gemeenschap tt recht? Na de viering gaat ieder mr zijns weegs. Daar komt nog bij te men pijnlijk gevoelt dat de gemeeck de kerk, geen eenheid meer is. Dit: gedeeltelijk wat we zo te horen ter gen. De gemeente die vroeger es eenheid was, is het nu niet meer.': willen niet nagaan, zo we dat zouk kunnen, in hoeverre dit beeld r. vroeger geïdealiseerd is. allerlei fr toren waren er toen die de mete naar elkaar toedreven. Ze haddei kaar nodig. En dit is nu niet met'S geval. De samenleving is uit gevallen. Maar wil dit zeggen daW een samenleving kunnen missen e dat iedereen zijn eigen weg I® gaan? We geloven het niet, ook si houden we er rekening mee dat te verhoudingen anders zijn komen B liggen. We komen nog even terug op psalmen. Zijn het persoonlijke lii ren of liederen van de gemeente? we kunnen hier geen scheiding maken- En evenmin kunnen we scheiding gaan maken tussen het geloof van de enkeling en het geloof van de ge meente, de kerk. Wat ik aan gelooi bezit, heb ik te danken aan de kerk en daarvoor zal ik dankbaar blijven „Kerk en Wereld" wees er in een van de artikelen op dat de jeugd voor menige kerk een probleem mag w- daar tegenover staat dat er onder de jeugd van tegenwoordig allerlei be wegingen zijn rondom de figuur van j Jezus, die mensen wil losmaken van j hun egoisme. Vaak grijpt die jeugo terug - zo lezen we daar - naar eer, i levensvisie van een paar generaties! terug. Ook komt het voor dat zij oer voegen bij allerlei sectarische groept-: ringen. Ergens zoekt zij een gemeen schap. Waarom trekken ieder jaa-: duizenden jongeren naar Taize? W zoeken elkaar, is mij daar gezegd ea uit de praktijk blijkt dat zij elkaa: ook vasthouden. Waarachtig christe lijk geloof kan zich niet anders on: plooien dan in een gemeenschap' hetzij dit een gemeente, een kerk of iets anders.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1976 | | pagina 18