Voor werkelijk behoud milieu Oosterschelde aanleg Oester- en Philipsdam nodig UTtRBAG 10 AUGUSTUS 197A EEOVINClXtE ZEEUWSE COUEANT 19 In de afgelopen vijf maanden sinds het verschijnen van het rap port van de commissie-Klaasesz zijn er meerdere rapporten en adviezen over de Oosterschelde verschenen. De ontwikkeling is van zodanige aard, dat een nadere analyse gewenst lijkt. OVERZICHT PUBLIKATIES: Het rapport van de Commissie Oosterschelde (Cie Klaasesz) ge publiceerd op 2 maart '74 bracht een synthese tussen veiligheid en milieu. De nota van de Deltadienst betreffende dit rapport Klaasesz van 5 april '74 bracht gerechtvaardigde twijfel aan de uitvoerbaarheid van het advies van de Cie Klaasesz, zowel ten aanzien van de blokkendam als ten aanzien van voldoende getijverschil en van water met voldoend en constant zoutgehalte in het oostelijk deel van de Oosterschelde. De Raad van de Waterstaat stemt in zijn advies van 10 juni in met de gedachte om op de Oosterschelde een zeker getij te handha ven, waarbij aan afsluiting met doorlaatcaissons, indien dit uit voerbaar blijkt, de voorkeur wordt gegeven. Anders dan de Cie Klaasesz geeft de Raad voor de Waterstaat de voorkeur aan een Wemeldingedam boven een Oesterdarr Inmiddels had de Deltadienst reeds op 15 maart aan de Com binatie Dijksbouw (de aanne- mersgToep welke de afslui- tingswerken op de Oosterschel de uitvoert) een studieop dracht gegeven. De belangrijk ste bepalingen luiden in het kort: het maken van vooront werpen voor het op waterdoor- latende wijze afsluiten van de geulen in de Oosterscheldedam en het voor eventuele uitvoe ring aanbevelen van één of meer van de voorontwerpen, welke voldoen aan de volgende randvoorwaarden: b) onder Deltastormomslandigheden ten stormvloedreductie van ten min ste 0.7U m.; el de stabiliteit van de aanbevolen afsluiting moet ook tijdens Delta- slorm gewaarboQfd zijn; d) compartimentering moet moge lijk zijn. Verder moet de aanbevolen oplos sing ten minste 15 jaar voldoen aan bovengenoemde eisen (opdat vol doende tijd voor de eventueel te overwegen bouw van een storm vloedkering beschikbaar is), terwijl Dijksbouw ook een tijdschema en een indicatieve kostenberekening zal indienen. Dijksbouw heeft verscheidene oplos singen Destudeerd. welke aan het eind van dit artikel nader zullen worden besproken. Dijksbouw geeft aan afsluiting door middel van door laatcaissons de voorkeur, mede om dat én Dijksbouw én de Deltadienst grote ervaring met caissons hebben. Het verschil ligt in de grote afme tingen en in het feit, dat de tot beden toegepaste caissons slecht^ korte tijd dienst behoefden te doen. Bovendien heeft de Deltadienst vroe ger de afsluiting van de Oosterschel de met caissons overwogen en Dijksbouw heeft van de beschikbare voorstudies gebruik kunnen maken. De minister van verkeer en water staat schreef op 15 juli aan de voorzitter van de tweede kamer, dat het kabinet de intentie heeft de Oosterschelde met doorlaatcaissons af te sluiten. De huidige stand van zaken zal met dit schrijven aan het slot van dit artikel worden bespro ken. Eerst zullen de veiligheids, en milieuaspecten van de verschillende adviezen worden behandeld. Veiligheid en milieu Korte recapitulatie Rapport Cie Klaasesz. Doorlatende blokkendam- men in de 3 geulen, gereed in 1978, waardoor sterke beperking van het getijverschil en grote mate van vei ligheid. In de tweede fase bouw stormvloedkering op de plaat tussen Roompot en Schaar van Roggen- plaat, bouwtijd 10-15 jaar. Omvang rijke baggerwerken, grote ingreep in geulen en platenstelsels, tenslotte blokkendam afdichten. Na 1988-'93 optimale veiligheid. Secundaire dam men: Oester- en Keetendam (zie kaart). Behoud getij, zij het beperkt op de gehele Oosterschelde. Doelstel ling: optimale veiligheid en behoud milieu, kinderkamerfunctie, visserij, oester- en mosselcultures. Rapport Deltadienst. Ontraadt de blokkendam, onvoldoende doorlatend- heid en grote openingen brengen vei ligheid in gevaar. Bovendien twijfel aan de mogelijkheid om tijdens de eerste fase (blokkendam) de oester- en mosselcultures bij Yerseke te kun nen behouden. Voorkeur voor eigen ontwerp: eerst volledig afsluiten, daarna bouw beperkte stormvloed kering in geulen. Secundaire dam men: Wemeldinge en Philipsdam (zie kaart) In 1978 optimale veilig heid, maar van 1978 tot in werking treden stormvloedkering geen getij op de Oosterschelde. Hierdoor en door Wemeldingedam gaan kinderka merfunctie, oester- en mosselcultu res verloren en wordt visserij ern- tig bedreigd. Na gereedkomst stormvloedkering beperkt getij op westelijk deel van Oosterschelde. Keeten, Mastgat en Krabbekreek. Na verloop van jaren kan het milieu zich op de westelijke helft van de Oosterschelde weer gedeeltelijk her stellen, maar op het oostelijk deel gaat door de Wemeldingedam het hui dig milieu voorgoed verloren. \dves van de Raad van dc Waterstaat Al motiveert de Raad van de Water staat zijn voorkeur voor een Wemel dingedam dan ook mede door te twij felen aan de mogelijkheid van hand haven mossel- en oestercultures bij Yerseke tijdens de eerste fase van de blokkendam. zijn hoofdmotief was duidelijk het laten prevaleren van seheepvaartbelangen boven die van milieu en visserij. Het kan niet genoeg worden herhaald, dat een Desterdam weliswaar extra sluizen in de route Gent/Terneuzen-Rïjn meebrengt, doch deze scheepvaart niet onmogelijk maakt. Er komen '-el Is vergeleken bij de huidige situa tie geen extra sluizen bij, omdat de Volkeraksluizen straks een groot deel van de tijd open zullen kunnen staan. Maar de Wemeldingedam he rkent wel vernietiging van het mi lieu. kinderkamerfunctie, visserij, oester- en mosselcultures en ernstige schade aan de sportvisserij De Raad van de Waterstaat baseert zijn id vies mede op de overweging, dat ichfer de Oosterscheldedam kunst matige scheludiercultures mogelijk sullen zijn. De vraag lijkt zinvol, velke instantie aan de Raad heeft meegedeeld, dat op kunstmatige wij ze behouden schelpdiercultures mo gelijk is. Bekend is, dat gezagheb bende deskundigen dit onmogelijk achten en zolang niet bekend is, welke instantie of wie de raad in deze heeft geadviseerd en in hoever re deze als deskundig op dit gebied kan worden gekwalificeerd, lijkt bij de Raad van de Waterstaat de wens de vader van de gedachte te zijn geweest. Op het aspect van de scheepvaart wordt hieronder afzon derlijk teruggekomen. Rapport Combinatie Dijksbouw. De caissons kunnen zodanig worden geconstrueerd, dat met behoud van voldoende getijverschil en met vol doende stormvloedreductie de secun daire dammen zelfs geheel achterwe ge kunnen worden gelaten. Vanwege de Schelde-Rijnverbinding, waarop geen getij mag worden toegelaten, is dit niet mogelijk, maar het betekent wel, dat voor de secundaire dam men de combinatie Oesterdam-Phi- lipdam mogelijk is. Een combina tie. welke voor het milieu gunstiger is dan Oester-Keetendam. Voor de bouw van de caissons is gerekend op 5 jaren, welke termijn bij iets diepere caissons (minder stortsteen nodig in drempel i mogelijk tot 4 jaren is terug te brengen. De cais sons worden uitgevoerd met vaste schotbalken, waardoor een storm vloedreductie van 0.70 m nabij de afsluitdam en van .1.30 m nabij de Oesterdam mogelijk is, terwijl een gemiddeld getijverschil bij Yerseke van 2.30 m kan worden verkregen. Deze stormvloedreductie betekent aen aanzienlijke verhoging var. de veiligheid. Bovendien voorkomt dem ping van het getij een snel optreden de sterke daling van de waterstand in de Oosterschelde en het is bekend dat oever- en dijkvallen juist in dergelijke extreme gevallen optre den. Alhoev/el Dijksbouw zich, con form haar opdracht, niet uitspreekt over een caissondam als definitief werk, blijkt uit de brief van de minister van 15 juli duidelijk, dat deze mogelijkheid thans nader wordt onderzocht. Dijksbouw heeft getracht elk vooroordeel te vermij den door oplossingen slechts te toet sen aan onpartijdige criteria, terwijl zij steeds voor ogen hield, dat zij de afsluiting te zijner tijd wellicht zelf zou moeten bouwen. Dijksbouw doet in haar voorwoord uiterst beschei den over de presentatie van haar studie, poreuze dam Oosterschelde Bergen op Zoom Wester§cbe 'd® Baalhoek Havens Antwerpen Zandvlietsluis Van ir. II. Meijer uit Oosterbeck ontvingen wij bijgaande beschou wing over de huidige stand van zaken in het Oostersehelde-debat. De heer Meijer heeft de laatste jaren intensief aan dit debat deel genomen. met name ook in de PZC. Ook ditmaal geven wij hem gaarne gelegenheid zijn visie weer te geven. geheten, maar deze bescheidenheid was onnodig: het is een fraai en duidelijk rapport geworden. Duidelijk onderkend dient te wor den. dat ae zeekerende dijken in Zeeland bij deze oplossing primaire waterkeringen blijven, zij het dan tegen gereduceerde vloedhoogtes. Op zichzelf is dit niet ernstig, ook de dijken langs de Noord en bij Dor drecht zijn primaire waterkeringen gebleven. Het is echter wel noodza kelijk om deze dijken zodanig te versterken en te verhogen, dat zij samen met de caissons optimale veiligheid tegen stormvloeden bie den. De mate van verhoging wordt bepaald door de huidige hoogte van de dijk, de gereduceerde stormvloed hoogte ter plaatse en de min of meer beschutte ligging. Deze verho ging zal echter bescheiden zijn, ver geleken -met die welke nodig zou zijn geweest om alle dijken op Delta hoogte te brengen. En dit betekent weer. dat deze bescheiden verzwa ring en verhoging binnen een ter mijn van 5-6 jaar zal kunnen worden voltooid, in plaats van een periode van 20 jaar voor verhoging tot Del- tapeil. Veiligheid voor geheel Nederland Veiligheid tegen stormvloeden geldt niet alleen voor Zeeland, maar voor de gehele Nederlandse kust. En dit aspect van de Deltawerken is tot 'ïeden nog maar weinig in de publi citeit gekomen. Afsluiting van de /.eegaten impliceert verloren gaan van komberging bij stormvloeden, en dit zal verhoging van de water standen op de Noordzee tengevolge hebben. Over de mate van verhoging lopen de schattingen uiteen. Het be- trert een uitermate gecompliceerd lydrodynamisch probleem. Maar plaatselijk zal deze mogelijk tot en kele decimeters kunnen oplopen. Evenmin staat vast tot hoever de invloed van de Deltawerken zich naar het noorden zal uitstrekken. Niet alleen de waterstanden, maar ook het hele stroombeeld zal door cie afsluiting van de zeegaten veran deren. Er is reeds meermalen op gewezen, dat door de afsluiting van de zeegaten de ebstromen, welke ae sterke stroom langs de Nederlandse kust naar het westen drukken, ver- vallen. Deze stroom krijgt thans meer vat op de duinen en dit zal een sterkere afslag tengevolge heb ben. De Directie Waterhuishouding en Waterbeweging van de Rijkswa terstaat gaf op 22 april 74 een overzicht van de schade, welke de stórmen van 6. 7. 13 en 14 december '73 aan de duinen hebben toege bracht. Van ae duinen van Cadzand tot nabij Bloemendaal is vrijwel overal 3-8 meter en op enkele plaat sen zelfs. 25 meter weggeslagen. De periode, verlopen sinds het afsluiten van het Haringvliet en het Brou- wershavense Gat, is nog te kort om thans reeds te kunnen beoordelen, of deze afslag bij open zeegaten minder zou zijn geweest. Wel lijkt de grootst mogelijke voorzichtigheid bij verdere beperking van de komberging gebo den. Het gaat om enorme hoeveelhe den weggeslagen zand. Volgens een uiterst globale berekening (meer exacte gegevens werden niet ter be schikking gesteld) hebben deze de cemberstormen 5 miljoen m3 zand weggeslagen. De Deltadienst heeft gerekend op het treffen van voorzie ningen bij de koppen van de eilanden Walcheren. Schouwen en Goeree. Al teen op Goeree is reeds 3 miljoen m.3 zand aangevuld. Maar de reeds voltooide afsluitingen zouden wel eens verdere voorzieningen langs de gehele Nederlandse kust nodig kun nen maken. Doorlaatcaissons hand haven de komberging op de Ooster schelde. zij het enigzins beperkt en zijn gunstiger dan een stormvloedke ring. Doch een geheel Open Ooster schelde zou voor de afslag van de duinen nog gunstiger zijn. Doorlaatcaissons De doorlaatcaissons hebben behalve de reductie in stórmvloedhoogte nog een andere gunstige invloed. Het rooster van schotbalken zal de gol ven breken en de golven op de Oosterschelde zullen daardoor min der hoog worden dan thans. Wel zullen de golven in het oostelijk deel van de Oosterschelde weer in hoogte kunnen toenemen, maar hier bij lijkt een vergelijking met het huidige IJsselmeer nuttig. De lengte van de Oosterschelde komt overeen met die van het IJsselmeer, en de golfvorming zal gelijksoortig wor den. Bovendien zal vermoedelijk bij kans op zware storm bij de caissons een bewaking worden ingesteld en zal de waarschuwingsdienst voor het gehele gebied rond de Oosterschelde effectiever worden. RESUMEREND: Afsluiting met doorlaatcaissons met Oester- en Phi. lipsdam, gecombineerd met aange paste dijksverzwaring is zowel voor de veiligheid als voor het milieu beter dan de oplossingen voorge steld door de Commissie Klaasesz. door de Deltadienst en door de Raad van de Waterstaat. De Commissie Klaasesz heeft overi gens zelf haar advies als eerste aanzet gezien, welke nog nader be studeerd zou moeten worden. Het rapport van de Combinatie Dijks bouw is te beschouwen als zulk een nadere studie en is te karakteriseren als' een verbeterd advies Cie Klaasesz. Aspecten, welke in het Rapport van de Cie Klaasesz onvoldoende uit de verf zijn gekomen: a) de scheepvaart b) de afwatering van westelijk Noord-Brabant c) de scheepvaartsluis in de afsluit dam a) De Raad voor de Waterstaat heeft er terecht op gewezen, dat bdj Oester- en Keetendam de scheep vaart Gent/Terneuzen-Rijn 2 sluizen •meer moet passeren (sluis bij We meldinge en in de Keetendam) dan bij afgesloten Oosterschelde. Hierbij kan allereerst worden opgemerkt, dat hei aantal sluizen ten opzichte van de huidige situatie niet vermeer dert. Immers ae sluis Li de Keeten dam kan als vervanging van de Volkeraksluizen worden beschouwd, welke sluizen na gereedkomst van Oester- en Keetendam het grootste deel van de tijd open zullen kunnen staan. Toch heeft de Raad voor de Waterstaat bij het afwegen van de verschillende belangen, die van de scheepvaart wel zeer sterk laten pre valeren. Vooral omdat bedacht moe' worden, dat een extra sluis ongerief en kosten voor de scheepvaart meebrengt, doch deze niet onmoge lijk maakt terwijl ae Wemeldinge dam de kinderkamerfunctie, oester- er: mciselcultures vernietigt en ern stige schade aan visserij, inclusief de sportvisserij toebrengt. De Delta dienst becijfert in het Rapport van 5 april '74 dat de bedienings- en onder houdskosten van de extra sluizen in dezelfde orde van grootte liggen als de hierbovengenoemde schade door de Wemeldingedam. Deze berekening spruit voort uit dezelfde mentaliteit, die in hetzelfde rapport de opmer king laat maken: de Commissie Kiaasesz heeft het milieu in getijde bekkens overgewaardeerd en dat in 5tagnante bekkens ondergewaar deerd. Het lijkt wel of alle publika- ties en studies over de uitzonderlijk grote waarde -an getijdebekkens voor het gehele leven op aarde door de biologen van de Deltadienst als onzin worden beschouwd, gefasci neerd als zij zijn door hun waarne mingen en studies over reeds afge sloten stagnante bekkens. Met en thousiasme wordt verhaald over bij zondere platen- en diersoorten in de afgesloten Grevelingen. Het is daar mee als met een fraai natuurgebied in de nabijheid van een grote stad. Wanneer dit opgespoten wordt en er wordt na een jaar braak liggen een zeldzame plant of diersoort waarge nomen, dan kunnen sommige biolo gen daarover nog enthousiast wor den ook, zonder te bedenken hoeveel verloren is gegaan. Zo moge ook de Grevelingen voor sommige biologen een waardevol laboratoium zijn, voor ons allen is de Open Ooster schelde van oneindig meer beteke nis. Terug naar de scheepvaart: er is gelukkig een alternatief om de bezwaren van de extra sluis in de scheepvaartverbinding Gent/Terneu zen-Rijn te ondervangen en toch de Oesterdam te bouwen. Dat is een kanaal van de Schelde-Rijnverbin ding naar de Westerschelde. Dit ka naal mag echter niet uitmonden in het Nauw van Bath, omdat in dit Nauw van Bath, ook na eventuele verbeteringen, geen kruising van de scheepvaart van zee naar Antwerpen met die van Temeuzen naar de Rijn kan worden toegelaten. Daarom zal dit kanaal 4-5 km naar het westen moeten worden doorgetrokken en kan dan bij de Frederikapolder (6 km ten oosten van Waarde) in het Schaar van Waarde in de Wester schelde uitmonden (zie detailkaart). Het waardevolle schorrengebied bij Waarde blijft volledig intact. In dit kanaal zal een schutsluis moeten worden gebouwd. Hierbij dient te worden opgemerkt, dat het scheep vaartverkeer Gent/Temeuzen-Rijn minder is dan het verkeer Antwer- pen-Rijn, dat thans over de Wester schelde van Antwerpen naar Hans- weert vaart. Na 1975 zal het verkeer van Antwerpen van de nieuwe ver binding Schelde-Rijn gebruik maken. Het totale verkeer op de Wester schelde tussen Hansweert en de uit monding van het nieuwe kanaa! wordt derhalve na 1975 minder aan thans het geval is. Bovendien wordt de Schaar van Waarde niet gebruikt voor grote schepen van Antwerpen naar zee. zodat de kruising tussen beide scheepvaartroutes op een bre der gedeelte van de Westerschelde kan plaatsvinden (evenals thans nabij Hansweert). Mocht in de loop van de jaren de capaciteit van de dubbele Kreekraksluizen voor het gecombineerde verkeer van Antwer pen en van Gent/Temeuzen naar de Rijn onvoldoende blijken, dan zou nog ae mogelijkheid bestudeerd worden het nieuwe kanaal parallel aan het Schelde-Rijnkanaal naar het noorden door te trekken tot in het afgesloten deel van de Oosterschel de, vlak ten oosten van de Oester dam (zie detailkaart). Dank zij een verbinding met de Westerschelde be hoeft straks in de Oesterdam geen sluis te worden gebouwd, noch voor Afwatering westelijk Noord Brabant o) de afwatering van westehjk Noord-Brabant. Deze afwatering vindt thans door de nog Open Oosterschelde plaats, maar zou door Keeten, c.q. Philips dam ernstig worden belemmerd. Spuien via een sluis in de Oester dam naar de Oosterschelde is wel mogelijk, maar zou een verzoeting in het kwetsbare, ondiepe oostelijk deel van de Oosterschelde veroorza ken. Spuien via de Grevelingen zou zowel de bouw van extra sluizen ais problemen voor he: stagnante Gre- .•elingenbekken opleveren. Spuien ria het nieuwe kanaal naar de Wes terschelde lijkt ook voor de afwate ring van westelijk Noord-Brabant een veel aantrekkelijker oplossing. c) Een scheepvaartsluis in de Oos terscheldedam is gewenst zowel voor de beroeps visserij als voor de recreatievaart, ueze sluis kan tevens worden gebruikt voor het transpor van grote betonconstructies, zoals deze thans reeds in de oude veerha ven van Kats worden vervaardigd. Bij toenemende activiteit op de Noordzee zal de behoefte aan zeer grote betonconstructies nog toene men. Deze sluis, welke desgewenst als enkele keersluis kan worden uit gevoerd, kan het beste worden ge bouwd in het bouwdok, op het Noordeiland, dat nodig zal zijn om de grote caissons te bouwen. Op dit Xoordeiland is reeds een grote bouwput aanwezig, welke alleen ver groot zal moeten worden. De scheepvaartverbinding Oosterschei- ae-Noordzee zal dan weliswaar een aantal jaren onderbroken worden, maar belangrijk is. dat deze uitein delijk weer wordt hersteld. De huidi ge stand van zaken, met het schrij ven van de minister van verkeer en waterstaat van 15 juli '74 aan de voorzitter van de tweede kamer als uitgangspunt. De inhoud van dit schrijven luidt, beknopt weergege ven: Huidige stand 1) Het kabinet spreekt de intentie uit de Oosterschelde te doen afslui ten met behulp van doorlaatcais sons, mits deze voldoen aan de doel stellingen en dit technisch uitvoer baar is. Daarover zal binnen 2 maan den een studie worden voltooid. 2) Deze uitspraak impliceert de in tentie om de Oosterschelde niet ar te sluiten volgens het tot nu toe geldende plan, noch deze open te houden samen met verhoging en versterking van de bestaande zeeke ringen. 3) Over de mogelijkheid van de aan leg van een stormvloedkering zal eerst later worden besloten, eventu eel nadat met de caissondam feitelij ke ervaring zal zijn opgedaan. 4) Over de aanleg en over de plaats van de compartimenteringsdammen wordt door het kabinet beslist na ontvangst van het advies van de Rijksplanologische Commissie. 5) Dit advies zal voor 1 okt. worden S) Indien blijkt, dat de onder 1) genoemde intentie niet kan worden gerealiseerd dan staan alle opties voor een volgende politieke beslis sing open: i) volledig afsluiten conform oor spronkelijk plan b) geheel openlaten, gepaard met verhogen en versterken dijken aanvankelijk geheel afsluiten, laarna stormvloedkering 1) bouw doorlaatwerk/stormvloed kering. daarna sluiting van de thans ïog in de dam aanwezig openingen. t) In afwachting van hel door de vamer voor 29 augustus in uitzicht es telde debat en van de definitieve beslissing van de regering zal de minister geen werkonderdelen doen aanbesteden, welke niet met de on der 1 genoemde Intentie zijn te- verenigen. De voorkeur van hel kabinet voor handhaven van een beperkt getij op de Oosterschelde stemt tot verheu genis. al is het te betreuren dat de beslissing om geen werken meer aan te bestoden. welke niet verenigbaar zijn met deze Intentie, niet is geno men om het tijdstip, dat de Com- mis ie Klaasesz werd geïnstalleerd (15 aug. "73). Vooral psychologisch zou dit van groot belang zijn ge weest. Immers de Commissie Klaasesz heeft bij haar advies kennelijk rekening gehouden met de in aan bouw van de blokkendam dienst had kunnen doen. Geleidelijke evolutie Bij de gehele beoordeling van de Oosterschelde :s duidelijk sprake van een geleidelijke evolutie. Van vrijwel algemene Instemming met volledige afsluiting in de vijftiger jaren naar toenemende oppositie in de zestiger jaren. Keerpunt '72. waarin het instellen van een nieuwe Commissie ter bestudering van de Oosterschelde, 'een Commissie waarop de 'openhouders' reeds vele aren hadden aangedrongen :n 1972 en "73 toenemende polarisatie :ussen 'openhouders' en 'afsluiters op 15 aug. '73 installatie van de Cie Klaasesz. welke door haar onafhan kelijke opstelling en haar bereidheid om zich zo uitvoerig mogelijk te aten informeren, culminerend in haar rapport van 2 maart '74 een synthese bracht tussen veiligheid en miiieu. In mei '74 het rapport van de Combinatie Dijksbouw ivrijgegeven op 15 juli) waarin de uitvoerbaar heid van beperkt getij mee doorlaat caissons werd aangetoond en ten slotte de kabinetsbeslissing van 15 juli "74. Hiermede is de synthese hersteld tussen veiligheid en milieu, welke door het rapport van de Deltadienst en het Advies van de Raad van de Waterstaat in gevaar was gebracht; zelfs op gunstiger wijze dan in het rapport van de Cie Klaasesz. Al lijkt er derhalve alle reden tot verheugenis, er blijft nog één groot proleem. waarover nog geen beslis sing is genomen, namelijk de keuzo tussen Oester- en Wemeldingedam. Van de redenen, waarom de Raad voor de Waterstaat de Wemeldinge dam liet prevaleren boven de Oe«- terdam is alleen de scheepvaart overgebleven, doch ook dit motief la door een kanaal langt. Bath te on dervangen. Het zou ronduit van een onverantwoordelijk beleid getuigen, indien aan de ene kant vele honder den miljoenen worden uitgegeven om een beperkt getij op de Oosten- schelde te handhaven en tegelijker tijd door het aanleggen van de We meldingedam de essentie van het milieu te vernietigen. Een Wemeldin gedam betekent niet de halvering van de waarde van Oosterschelde met getij, doch de vernietiging van de kinderkamerfunctie, van mossel en oestercultures, van werkgelegen heid voor 1000 man, en van ernstige schade aan beroeps- en sportvisserij. Van een werkelijk behoud van het milieu op de Oosterschelde kan eerst sprake zijn bij aanleg van Oes ter- en Philipsdam. Oosterbeek 5 augustus 1974, ir. H. Meijer. (ADVERTENTIE) I zoutwater met getif**- iïTTTTl tout water met bepentt getij zout. toet ot brak vxjter, ronder getij 1 Oasterscttetdedam 2 Oesterdam 3 Phihpsdom U Wemeldingedam 5 Keetendam 6 Volkerakstuizen 7 Wemetdmgeslmzea 8 Hans weert si ui zen 9 Kreekraksluizen 10 sluizen bij 11 zie detailkaart A'werpen

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1974 | | pagina 19