Voor werkelijk behoud milieu
Oosterschelde aanleg
Oester- en Philipsdam nodig
UTtRBAG 10 AUGUSTUS 197A
EEOVINClXtE ZEEUWSE COUEANT
19
In de afgelopen vijf maanden sinds het verschijnen van het rap
port van de commissie-Klaasesz zijn er meerdere rapporten en
adviezen over de Oosterschelde verschenen. De ontwikkeling is
van zodanige aard, dat een nadere analyse gewenst lijkt.
OVERZICHT PUBLIKATIES:
Het rapport van de Commissie Oosterschelde (Cie Klaasesz) ge
publiceerd op 2 maart '74 bracht een synthese tussen veiligheid en
milieu.
De nota van de Deltadienst betreffende dit rapport Klaasesz van
5 april '74 bracht gerechtvaardigde twijfel aan de uitvoerbaarheid
van het advies van de Cie Klaasesz, zowel ten aanzien van de
blokkendam als ten aanzien van voldoende getijverschil en van
water met voldoend en constant zoutgehalte in het oostelijk deel
van de Oosterschelde.
De Raad van de Waterstaat stemt in zijn advies van 10 juni in met
de gedachte om op de Oosterschelde een zeker getij te handha
ven, waarbij aan afsluiting met doorlaatcaissons, indien dit uit
voerbaar blijkt, de voorkeur wordt gegeven. Anders dan de Cie
Klaasesz geeft de Raad voor de Waterstaat de voorkeur aan een
Wemeldingedam boven een Oesterdarr
Inmiddels had de Deltadienst
reeds op 15 maart aan de Com
binatie Dijksbouw (de aanne-
mersgToep welke de afslui-
tingswerken op de Oosterschel
de uitvoert) een studieop
dracht gegeven. De belangrijk
ste bepalingen luiden in het
kort: het maken van vooront
werpen voor het op waterdoor-
latende wijze afsluiten van de
geulen in de Oosterscheldedam
en het voor eventuele uitvoe
ring aanbevelen van één of
meer van de voorontwerpen,
welke voldoen aan de volgende
randvoorwaarden:
b) onder Deltastormomslandigheden
ten stormvloedreductie van ten min
ste 0.7U m.;
el de stabiliteit van de aanbevolen
afsluiting moet ook tijdens Delta-
slorm gewaarboQfd zijn;
d) compartimentering moet moge
lijk zijn.
Verder moet de aanbevolen oplos
sing ten minste 15 jaar voldoen aan
bovengenoemde eisen (opdat vol
doende tijd voor de eventueel te
overwegen bouw van een storm
vloedkering beschikbaar is), terwijl
Dijksbouw ook een tijdschema en
een indicatieve kostenberekening zal
indienen.
Dijksbouw heeft verscheidene oplos
singen Destudeerd. welke aan het
eind van dit artikel nader zullen
worden besproken. Dijksbouw geeft
aan afsluiting door middel van door
laatcaissons de voorkeur, mede om
dat én Dijksbouw én de Deltadienst
grote ervaring met caissons hebben.
Het verschil ligt in de grote afme
tingen en in het feit, dat de tot
beden toegepaste caissons slecht^
korte tijd dienst behoefden te doen.
Bovendien heeft de Deltadienst vroe
ger de afsluiting van de Oosterschel
de met caissons overwogen en
Dijksbouw heeft van de beschikbare
voorstudies gebruik kunnen maken.
De minister van verkeer en water
staat schreef op 15 juli aan de
voorzitter van de tweede kamer, dat
het kabinet de intentie heeft de
Oosterschelde met doorlaatcaissons
af te sluiten. De huidige stand van
zaken zal met dit schrijven aan het
slot van dit artikel worden bespro
ken. Eerst zullen de veiligheids, en
milieuaspecten van de verschillende
adviezen worden behandeld.
Veiligheid en milieu
Korte recapitulatie Rapport Cie
Klaasesz. Doorlatende blokkendam-
men in de 3 geulen, gereed in 1978,
waardoor sterke beperking van het
getijverschil en grote mate van vei
ligheid. In de tweede fase bouw
stormvloedkering op de plaat tussen
Roompot en Schaar van Roggen-
plaat, bouwtijd 10-15 jaar. Omvang
rijke baggerwerken, grote ingreep
in geulen en platenstelsels, tenslotte
blokkendam afdichten. Na 1988-'93
optimale veiligheid. Secundaire dam
men: Oester- en Keetendam (zie
kaart). Behoud getij, zij het beperkt
op de gehele Oosterschelde. Doelstel
ling: optimale veiligheid en behoud
milieu, kinderkamerfunctie, visserij,
oester- en mosselcultures.
Rapport Deltadienst. Ontraadt de
blokkendam, onvoldoende doorlatend-
heid en grote openingen brengen vei
ligheid in gevaar. Bovendien twijfel
aan de mogelijkheid om tijdens de
eerste fase (blokkendam) de oester-
en mosselcultures bij Yerseke te kun
nen behouden. Voorkeur voor eigen
ontwerp: eerst volledig afsluiten,
daarna bouw beperkte stormvloed
kering in geulen. Secundaire dam
men: Wemeldinge en Philipsdam
(zie kaart) In 1978 optimale veilig
heid, maar van 1978 tot in werking
treden stormvloedkering geen getij
op de Oosterschelde. Hierdoor en
door Wemeldingedam gaan kinderka
merfunctie, oester- en mosselcultu
res verloren en wordt visserij ern-
tig bedreigd. Na gereedkomst
stormvloedkering beperkt getij op
westelijk deel van Oosterschelde.
Keeten, Mastgat en Krabbekreek. Na
verloop van jaren kan het milieu
zich op de westelijke helft van de
Oosterschelde weer gedeeltelijk her
stellen, maar op het oostelijk deel
gaat door de Wemeldingedam het hui
dig milieu voorgoed verloren.
\dves van de Raad van dc Waterstaat
Al motiveert de Raad van de Water
staat zijn voorkeur voor een Wemel
dingedam dan ook mede door te twij
felen aan de mogelijkheid van hand
haven mossel- en oestercultures bij
Yerseke tijdens de eerste fase van
de blokkendam. zijn hoofdmotief
was duidelijk het laten prevaleren
van seheepvaartbelangen boven die
van milieu en visserij. Het kan niet
genoeg worden herhaald, dat een
Desterdam weliswaar extra sluizen
in de route Gent/Terneuzen-Rïjn
meebrengt, doch deze scheepvaart
niet onmogelijk maakt. Er komen
'-el Is vergeleken bij de huidige situa
tie geen extra sluizen bij, omdat de
Volkeraksluizen straks een groot
deel van de tijd open zullen kunnen
staan. Maar de Wemeldingedam he
rkent wel vernietiging van het mi
lieu. kinderkamerfunctie, visserij,
oester- en mosselcultures en ernstige
schade aan de sportvisserij De
Raad van de Waterstaat baseert zijn
id vies mede op de overweging, dat
ichfer de Oosterscheldedam kunst
matige scheludiercultures mogelijk
sullen zijn. De vraag lijkt zinvol,
velke instantie aan de Raad heeft
meegedeeld, dat op kunstmatige wij
ze behouden schelpdiercultures mo
gelijk is. Bekend is, dat gezagheb
bende deskundigen dit onmogelijk
achten en zolang niet bekend is,
welke instantie of wie de raad in
deze heeft geadviseerd en in hoever
re deze als deskundig op dit gebied
kan worden gekwalificeerd, lijkt bij
de Raad van de Waterstaat de wens
de vader van de gedachte te zijn
geweest. Op het aspect van de
scheepvaart wordt hieronder afzon
derlijk teruggekomen.
Rapport Combinatie Dijksbouw.
De caissons kunnen zodanig worden
geconstrueerd, dat met behoud van
voldoende getijverschil en met vol
doende stormvloedreductie de secun
daire dammen zelfs geheel achterwe
ge kunnen worden gelaten. Vanwege
de Schelde-Rijnverbinding, waarop
geen getij mag worden toegelaten, is
dit niet mogelijk, maar het betekent
wel, dat voor de secundaire dam
men de combinatie Oesterdam-Phi-
lipdam mogelijk is. Een combina
tie. welke voor het milieu gunstiger
is dan Oester-Keetendam. Voor de
bouw van de caissons is gerekend
op 5 jaren, welke termijn bij iets
diepere caissons (minder stortsteen
nodig in drempel i mogelijk tot 4
jaren is terug te brengen. De cais
sons worden uitgevoerd met vaste
schotbalken, waardoor een storm
vloedreductie van 0.70 m nabij de
afsluitdam en van .1.30 m nabij de
Oesterdam mogelijk is, terwijl een
gemiddeld getijverschil bij Yerseke
van 2.30 m kan worden verkregen.
Deze stormvloedreductie betekent
aen aanzienlijke verhoging var. de
veiligheid. Bovendien voorkomt dem
ping van het getij een snel optreden
de sterke daling van de waterstand
in de Oosterschelde en het is bekend
dat oever- en dijkvallen juist in
dergelijke extreme gevallen optre
den. Alhoev/el Dijksbouw zich, con
form haar opdracht, niet uitspreekt
over een caissondam als definitief
werk, blijkt uit de brief van de
minister van 15 juli duidelijk, dat
deze mogelijkheid thans nader
wordt onderzocht. Dijksbouw heeft
getracht elk vooroordeel te vermij
den door oplossingen slechts te toet
sen aan onpartijdige criteria, terwijl
zij steeds voor ogen hield, dat zij de
afsluiting te zijner tijd wellicht zelf
zou moeten bouwen. Dijksbouw doet
in haar voorwoord uiterst beschei
den over de presentatie van haar
studie, poreuze dam Oosterschelde
Bergen
op Zoom
Wester§cbe 'd®
Baalhoek
Havens Antwerpen
Zandvlietsluis
Van ir. II. Meijer uit Oosterbeck
ontvingen wij bijgaande beschou
wing over de huidige stand van
zaken in het Oostersehelde-debat.
De heer Meijer heeft de laatste
jaren intensief aan dit debat deel
genomen. met name ook in de
PZC. Ook ditmaal geven wij hem
gaarne gelegenheid zijn visie
weer te geven.
geheten, maar deze bescheidenheid
was onnodig: het is een fraai en
duidelijk rapport geworden.
Duidelijk onderkend dient te wor
den. dat ae zeekerende dijken in
Zeeland bij deze oplossing primaire
waterkeringen blijven, zij het dan
tegen gereduceerde vloedhoogtes. Op
zichzelf is dit niet ernstig, ook de
dijken langs de Noord en bij Dor
drecht zijn primaire waterkeringen
gebleven. Het is echter wel noodza
kelijk om deze dijken zodanig te
versterken en te verhogen, dat zij
samen met de caissons optimale
veiligheid tegen stormvloeden bie
den. De mate van verhoging wordt
bepaald door de huidige hoogte van
de dijk, de gereduceerde stormvloed
hoogte ter plaatse en de min of
meer beschutte ligging. Deze verho
ging zal echter bescheiden zijn, ver
geleken -met die welke nodig zou
zijn geweest om alle dijken op Delta
hoogte te brengen. En dit betekent
weer. dat deze bescheiden verzwa
ring en verhoging binnen een ter
mijn van 5-6 jaar zal kunnen worden
voltooid, in plaats van een periode
van 20 jaar voor verhoging tot Del-
tapeil.
Veiligheid voor
geheel Nederland
Veiligheid tegen stormvloeden geldt
niet alleen voor Zeeland, maar voor
de gehele Nederlandse kust. En dit
aspect van de Deltawerken is tot
'ïeden nog maar weinig in de publi
citeit gekomen. Afsluiting van de
/.eegaten impliceert verloren gaan
van komberging bij stormvloeden,
en dit zal verhoging van de water
standen op de Noordzee tengevolge
hebben. Over de mate van verhoging
lopen de schattingen uiteen. Het be-
trert een uitermate gecompliceerd
lydrodynamisch probleem. Maar
plaatselijk zal deze mogelijk tot en
kele decimeters kunnen oplopen.
Evenmin staat vast tot hoever de
invloed van de Deltawerken zich
naar het noorden zal uitstrekken.
Niet alleen de waterstanden, maar
ook het hele stroombeeld zal door
cie afsluiting van de zeegaten veran
deren. Er is reeds meermalen op
gewezen, dat door de afsluiting van
de zeegaten de ebstromen, welke ae
sterke stroom langs de Nederlandse
kust naar het westen drukken, ver-
vallen. Deze stroom krijgt thans
meer vat op de duinen en dit zal
een sterkere afslag tengevolge heb
ben. De Directie Waterhuishouding
en Waterbeweging van de Rijkswa
terstaat gaf op 22 april 74 een
overzicht van de schade, welke de
stórmen van 6. 7. 13 en 14 december
'73 aan de duinen hebben toege
bracht. Van ae duinen van Cadzand
tot nabij Bloemendaal is vrijwel
overal 3-8 meter en op enkele plaat
sen zelfs. 25 meter weggeslagen. De
periode, verlopen sinds het afsluiten
van het Haringvliet en het Brou-
wershavense Gat, is nog te kort om
thans reeds te kunnen beoordelen, of
deze afslag bij open zeegaten minder
zou zijn geweest. Wel lijkt de grootst
mogelijke voorzichtigheid bij verdere
beperking van de komberging gebo
den. Het gaat om enorme hoeveelhe
den weggeslagen zand. Volgens een
uiterst globale berekening (meer
exacte gegevens werden niet ter be
schikking gesteld) hebben deze de
cemberstormen 5 miljoen m3 zand
weggeslagen. De Deltadienst heeft
gerekend op het treffen van voorzie
ningen bij de koppen van de eilanden
Walcheren. Schouwen en Goeree. Al
teen op Goeree is reeds 3 miljoen
m.3 zand aangevuld. Maar de reeds
voltooide afsluitingen zouden wel
eens verdere voorzieningen langs de
gehele Nederlandse kust nodig kun
nen maken. Doorlaatcaissons hand
haven de komberging op de Ooster
schelde. zij het enigzins beperkt en
zijn gunstiger dan een stormvloedke
ring. Doch een geheel Open Ooster
schelde zou voor de afslag van de
duinen nog gunstiger zijn.
Doorlaatcaissons
De doorlaatcaissons hebben behalve
de reductie in stórmvloedhoogte nog
een andere gunstige invloed. Het
rooster van schotbalken zal de gol
ven breken en de golven op de
Oosterschelde zullen daardoor min
der hoog worden dan thans. Wel
zullen de golven in het oostelijk
deel van de Oosterschelde weer in
hoogte kunnen toenemen, maar hier
bij lijkt een vergelijking met het
huidige IJsselmeer nuttig. De lengte
van de Oosterschelde komt overeen
met die van het IJsselmeer, en de
golfvorming zal gelijksoortig wor
den. Bovendien zal vermoedelijk bij
kans op zware storm bij de caissons
een bewaking worden ingesteld en
zal de waarschuwingsdienst voor het
gehele gebied rond de Oosterschelde
effectiever worden.
RESUMEREND: Afsluiting met
doorlaatcaissons met Oester- en Phi.
lipsdam, gecombineerd met aange
paste dijksverzwaring is zowel voor
de veiligheid als voor het milieu
beter dan de oplossingen voorge
steld door de Commissie Klaasesz.
door de Deltadienst en door de
Raad van de Waterstaat.
De Commissie Klaasesz heeft overi
gens zelf haar advies als eerste
aanzet gezien, welke nog nader be
studeerd zou moeten worden. Het
rapport van de Combinatie Dijks
bouw is te beschouwen als zulk een
nadere studie en is te karakteriseren
als' een verbeterd advies Cie Klaasesz.
Aspecten, welke in het Rapport van
de Cie Klaasesz onvoldoende uit de
verf zijn gekomen:
a) de scheepvaart
b) de afwatering van westelijk
Noord-Brabant
c) de scheepvaartsluis in de afsluit
dam
a) De Raad voor de Waterstaat
heeft er terecht op gewezen, dat bdj
Oester- en Keetendam de scheep
vaart Gent/Terneuzen-Rijn 2 sluizen
•meer moet passeren (sluis bij We
meldinge en in de Keetendam) dan
bij afgesloten Oosterschelde. Hierbij
kan allereerst worden opgemerkt,
dat hei aantal sluizen ten opzichte
van de huidige situatie niet vermeer
dert. Immers ae sluis Li de Keeten
dam kan als vervanging van de
Volkeraksluizen worden beschouwd,
welke sluizen na gereedkomst van
Oester- en Keetendam het grootste
deel van de tijd open zullen kunnen
staan. Toch heeft de Raad voor de
Waterstaat bij het afwegen van de
verschillende belangen, die van de
scheepvaart wel zeer sterk laten pre
valeren. Vooral omdat bedacht moe'
worden, dat een extra sluis ongerief
en kosten voor de scheepvaart
meebrengt, doch deze niet onmoge
lijk maakt terwijl ae Wemeldinge
dam de kinderkamerfunctie, oester-
er: mciselcultures vernietigt en ern
stige schade aan visserij, inclusief de
sportvisserij toebrengt. De Delta
dienst becijfert in het Rapport van 5
april '74 dat de bedienings- en onder
houdskosten van de extra sluizen in
dezelfde orde van grootte liggen als
de hierbovengenoemde schade door
de Wemeldingedam. Deze berekening
spruit voort uit dezelfde mentaliteit,
die in hetzelfde rapport de opmer
king laat maken: de Commissie
Kiaasesz heeft het milieu in getijde
bekkens overgewaardeerd en dat in
5tagnante bekkens ondergewaar
deerd. Het lijkt wel of alle publika-
ties en studies over de uitzonderlijk
grote waarde -an getijdebekkens
voor het gehele leven op aarde door
de biologen van de Deltadienst als
onzin worden beschouwd, gefasci
neerd als zij zijn door hun waarne
mingen en studies over reeds afge
sloten stagnante bekkens. Met en
thousiasme wordt verhaald over bij
zondere platen- en diersoorten in de
afgesloten Grevelingen. Het is daar
mee als met een fraai natuurgebied
in de nabijheid van een grote stad.
Wanneer dit opgespoten wordt en er
wordt na een jaar braak liggen een
zeldzame plant of diersoort waarge
nomen, dan kunnen sommige biolo
gen daarover nog enthousiast wor
den ook, zonder te bedenken hoeveel
verloren is gegaan. Zo moge ook de
Grevelingen voor sommige biologen
een waardevol laboratoium zijn,
voor ons allen is de Open Ooster
schelde van oneindig meer beteke
nis. Terug naar de scheepvaart: er
is gelukkig een alternatief om de
bezwaren van de extra sluis in de
scheepvaartverbinding Gent/Terneu
zen-Rijn te ondervangen en toch de
Oesterdam te bouwen. Dat is een
kanaal van de Schelde-Rijnverbin
ding naar de Westerschelde. Dit ka
naal mag echter niet uitmonden in
het Nauw van Bath, omdat in dit
Nauw van Bath, ook na eventuele
verbeteringen, geen kruising van de
scheepvaart van zee naar Antwerpen
met die van Temeuzen naar de Rijn
kan worden toegelaten. Daarom zal
dit kanaal 4-5 km naar het westen
moeten worden doorgetrokken en
kan dan bij de Frederikapolder (6
km ten oosten van Waarde) in het
Schaar van Waarde in de Wester
schelde uitmonden (zie detailkaart).
Het waardevolle schorrengebied bij
Waarde blijft volledig intact. In dit
kanaal zal een schutsluis moeten
worden gebouwd. Hierbij dient te
worden opgemerkt, dat het scheep
vaartverkeer Gent/Temeuzen-Rijn
minder is dan het verkeer Antwer-
pen-Rijn, dat thans over de Wester
schelde van Antwerpen naar Hans-
weert vaart. Na 1975 zal het verkeer
van Antwerpen van de nieuwe ver
binding Schelde-Rijn gebruik maken.
Het totale verkeer op de Wester
schelde tussen Hansweert en de uit
monding van het nieuwe kanaa!
wordt derhalve na 1975 minder aan
thans het geval is. Bovendien wordt
de Schaar van Waarde niet gebruikt
voor grote schepen van Antwerpen
naar zee. zodat de kruising tussen
beide scheepvaartroutes op een bre
der gedeelte van de Westerschelde
kan plaatsvinden (evenals thans
nabij Hansweert). Mocht in de loop
van de jaren de capaciteit van de
dubbele Kreekraksluizen voor het
gecombineerde verkeer van Antwer
pen en van Gent/Temeuzen naar de
Rijn onvoldoende blijken, dan zou
nog ae mogelijkheid bestudeerd
worden het nieuwe kanaal parallel
aan het Schelde-Rijnkanaal naar het
noorden door te trekken tot in het
afgesloten deel van de Oosterschel
de, vlak ten oosten van de Oester
dam (zie detailkaart). Dank zij een
verbinding met de Westerschelde be
hoeft straks in de Oesterdam geen
sluis te worden gebouwd, noch voor
Afwatering westelijk
Noord Brabant
o) de afwatering van westehjk
Noord-Brabant.
Deze afwatering vindt thans door de
nog Open Oosterschelde plaats,
maar zou door Keeten, c.q. Philips
dam ernstig worden belemmerd.
Spuien via een sluis in de Oester
dam naar de Oosterschelde is wel
mogelijk, maar zou een verzoeting
in het kwetsbare, ondiepe oostelijk
deel van de Oosterschelde veroorza
ken. Spuien via de Grevelingen zou
zowel de bouw van extra sluizen ais
problemen voor he: stagnante Gre-
.•elingenbekken opleveren. Spuien
ria het nieuwe kanaal naar de Wes
terschelde lijkt ook voor de afwate
ring van westelijk Noord-Brabant
een veel aantrekkelijker oplossing.
c) Een scheepvaartsluis in de Oos
terscheldedam is gewenst zowel
voor de beroeps visserij als voor de
recreatievaart, ueze sluis kan tevens
worden gebruikt voor het transpor
van grote betonconstructies, zoals
deze thans reeds in de oude veerha
ven van Kats worden vervaardigd.
Bij toenemende activiteit op de
Noordzee zal de behoefte aan zeer
grote betonconstructies nog toene
men. Deze sluis, welke desgewenst
als enkele keersluis kan worden uit
gevoerd, kan het beste worden ge
bouwd in het bouwdok, op het
Noordeiland, dat nodig zal zijn om
de grote caissons te bouwen. Op dit
Xoordeiland is reeds een grote
bouwput aanwezig, welke alleen ver
groot zal moeten worden. De
scheepvaartverbinding Oosterschei-
ae-Noordzee zal dan weliswaar een
aantal jaren onderbroken worden,
maar belangrijk is. dat deze uitein
delijk weer wordt hersteld. De huidi
ge stand van zaken, met het schrij
ven van de minister van verkeer en
waterstaat van 15 juli '74 aan de
voorzitter van de tweede kamer als
uitgangspunt. De inhoud van dit
schrijven luidt, beknopt weergege
ven:
Huidige stand
1) Het kabinet spreekt de intentie
uit de Oosterschelde te doen afslui
ten met behulp van doorlaatcais
sons, mits deze voldoen aan de doel
stellingen en dit technisch uitvoer
baar is. Daarover zal binnen 2 maan
den een studie worden voltooid.
2) Deze uitspraak impliceert de in
tentie om de Oosterschelde niet ar
te sluiten volgens het tot nu toe
geldende plan, noch deze open te
houden samen met verhoging en
versterking van de bestaande zeeke
ringen.
3) Over de mogelijkheid van de aan
leg van een stormvloedkering zal
eerst later worden besloten, eventu
eel nadat met de caissondam feitelij
ke ervaring zal zijn opgedaan.
4) Over de aanleg en over de plaats
van de compartimenteringsdammen
wordt door het kabinet beslist na
ontvangst van het advies van de
Rijksplanologische Commissie.
5) Dit advies zal voor 1 okt. worden
S) Indien blijkt, dat de onder 1)
genoemde intentie niet kan worden
gerealiseerd dan staan alle opties
voor een volgende politieke beslis
sing open:
i) volledig afsluiten conform oor
spronkelijk plan
b) geheel openlaten, gepaard met
verhogen en versterken dijken
aanvankelijk geheel afsluiten,
laarna stormvloedkering
1) bouw doorlaatwerk/stormvloed
kering. daarna sluiting van de thans
ïog in de dam aanwezig openingen.
t) In afwachting van hel door de
vamer voor 29 augustus in uitzicht
es telde debat en van de definitieve
beslissing van de regering zal de
minister geen werkonderdelen doen
aanbesteden, welke niet met de on
der 1 genoemde Intentie zijn te-
verenigen.
De voorkeur van hel kabinet voor
handhaven van een beperkt getij op
de Oosterschelde stemt tot verheu
genis. al is het te betreuren dat de
beslissing om geen werken meer aan
te bestoden. welke niet verenigbaar
zijn met deze Intentie, niet is geno
men om het tijdstip, dat de Com-
mis ie Klaasesz werd geïnstalleerd
(15 aug. "73). Vooral psychologisch
zou dit van groot belang zijn ge
weest. Immers de Commissie Klaasesz
heeft bij haar advies kennelijk
rekening gehouden met de in aan
bouw van de blokkendam dienst had
kunnen doen.
Geleidelijke evolutie
Bij de gehele beoordeling van de
Oosterschelde :s duidelijk sprake
van een geleidelijke evolutie. Van
vrijwel algemene Instemming met
volledige afsluiting in de vijftiger
jaren naar toenemende oppositie in
de zestiger jaren. Keerpunt '72.
waarin het instellen van een nieuwe
Commissie ter bestudering van de
Oosterschelde, 'een Commissie
waarop de 'openhouders' reeds vele
aren hadden aangedrongen :n
1972 en "73 toenemende polarisatie
:ussen 'openhouders' en 'afsluiters
op 15 aug. '73 installatie van de Cie
Klaasesz. welke door haar onafhan
kelijke opstelling en haar bereidheid
om zich zo uitvoerig mogelijk te
aten informeren, culminerend in
haar rapport van 2 maart '74 een
synthese bracht tussen veiligheid en
miiieu. In mei '74 het rapport van de
Combinatie Dijksbouw ivrijgegeven
op 15 juli) waarin de uitvoerbaar
heid van beperkt getij mee doorlaat
caissons werd aangetoond en ten
slotte de kabinetsbeslissing van 15 juli
"74. Hiermede is de synthese hersteld
tussen veiligheid en milieu, welke
door het rapport van de Deltadienst
en het Advies van de Raad van de
Waterstaat in gevaar was gebracht;
zelfs op gunstiger wijze dan in het
rapport van de Cie Klaasesz.
Al lijkt er derhalve alle reden tot
verheugenis, er blijft nog één groot
proleem. waarover nog geen beslis
sing is genomen, namelijk de keuzo
tussen Oester- en Wemeldingedam.
Van de redenen, waarom de Raad
voor de Waterstaat de Wemeldinge
dam liet prevaleren boven de Oe«-
terdam is alleen de scheepvaart
overgebleven, doch ook dit motief la
door een kanaal langt. Bath te on
dervangen. Het zou ronduit van een
onverantwoordelijk beleid getuigen,
indien aan de ene kant vele honder
den miljoenen worden uitgegeven
om een beperkt getij op de Oosten-
schelde te handhaven en tegelijker
tijd door het aanleggen van de We
meldingedam de essentie van het
milieu te vernietigen. Een Wemeldin
gedam betekent niet de halvering
van de waarde van Oosterschelde
met getij, doch de vernietiging van
de kinderkamerfunctie, van mossel
en oestercultures, van werkgelegen
heid voor 1000 man, en van ernstige
schade aan beroeps- en sportvisserij.
Van een werkelijk behoud van het
milieu op de Oosterschelde kan eerst
sprake zijn bij aanleg van Oes
ter- en Philipsdam.
Oosterbeek 5 augustus 1974,
ir. H. Meijer.
(ADVERTENTIE)
I zoutwater met getif**-
iïTTTTl
tout water met bepentt getij
zout. toet ot brak vxjter,
ronder getij
1 Oasterscttetdedam
2 Oesterdam
3 Phihpsdom
U Wemeldingedam
5 Keetendam
6 Volkerakstuizen
7 Wemetdmgeslmzea
8 Hans weert si ui zen
9 Kreekraksluizen
10 sluizen bij
11
zie detailkaart
A'werpen