de werelden van m. c. escher Het klooster van StJurriaan, Pauwhof-herinneringen 2ATERDAG 6 JULI 1974 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 13 jn de Vleeshal van het Middel burgse stadhuis wordt tot en met 11 augustus de grote zo- mertentoonstelling van werken van de graficus M. C. Escher gehouden. Er is al enkele jaren over de wenselijkheden en mo gelijkheden van deze expositie gesproken zodat het een zaak van 'lang gewacht en toch ge kregen' is geworden. De oor zaak van het uitstel is onbe kend: het zal het langzaam wie ken der Zeeuwse molens wel zijn, iets anders zie ik niet zo gauw, in geen geval beducht heid voor een risico want, dat zit e~r met Escher-anno-1974 gewoon niet in. Het. werk van Maurits Cornells Escher wordt de laatste jaren (me de en zeer opvallend) gedragen door een golf van haast volkse populari teit. Escher doet het zeer goed op posters, repro's vinden een ruime verspreiding en datzelfde geldt ook het boek over leven en werken dat in vele duizendtallen en talen over de toonbank is gegaan. Wat mag daar achter zitten? Ik houd het op de mate -waarin het werk van - Escher frappeert, gemakkelijk ver baast, mensen tot zich trekt door de voor ieder te onderkennen techni sche vaardigheden. Zonder die vaardigheden zou dit werk nergens zijn: het is op zich te Literair om als directe vorm van beeldende kunst van werkelijke bete kenis te kunnen zijn. Maar wie de vaardigheden" heeft, heeft in Escher heel wat: een oeuvre dat met stomheid slaat en in veel geval len de vraag 'hoe is het mogelijk? 'achterlaat. Om zo te kunnen wer ken, zo af en gaaf in een compositie waar geen punt op af te dingen is, moet men een technische gigant zijn van een uiterst zeldzaam soort. Escher is dat zonder enige twijfel. maken met de schuivende beelden die in elkaar rustend, overgaand, vervangend en weer tevoorschijn nieuwe beelden produceren. Het zijn eigenlijk cycluspartijen die een con stante beweging garanderen binnen de grenzen van een ideaal, want, absoluut evenwicht. Escher houdt zich nauwlettend aan dat evenwicht. Enige mathematica is daar niet vreemd aan en op voor- en achter grond spreekt de leer der zuivere verhoudingen mee. In het verlengde van dit al ligt zijn duizelingwekkend spel met de ruim te, de illusie, het voor hem wezen lijk bestaan van onwerkelijkheden, dimensies en perspectieven. Wordt hier het irreële reëel, het onmogelijke mogelijk, het onzichtbare zichtbaar? Of kijken we alleen maar om een hoekje in het interieur van een man die speelt zoals hij spelen moet, zon der oog voor de etikettèndoosjes van afspraak en verbeelding? Hét. lijkt me dat het een voor het ander staat: de toeschouwer beleeft een beeld dat al beleefd en bezield is en zoekt naar de verklaring van de frappe. Hij staat aan het begin van een wereld die doordraait, hij heeft er een voet op gezet, draait mee. maar komt hij ook werkelijk aan het middelpunt Escher toe? Dit veiTukkelijk spel met de ruim te 6n alle krachten die ermee samenhangen ka.n in de Vleeshal mooi meegespeeld worden en er kan méér, want de werelden van Escher houden niet op bij dit ene terrein. De velen die niet al te lang met een vaak al te voor de hand liggende verbazing meer of minder gediend zijn, zullen ongetwijfeld blij zijn met de prachtige landschappen, 'stil le' prenten die minstens zoveel en mij méér zeggen dan Eschers optiek van - fabelachtigheden Vanwege de mogelijkheden kennis te maken met een meer complete Escher dan in de meeste gevallen wordt getoond, zij deze tentoonstel ling aanbevolen en de organisatoren (gemeente, Escher-stichting en Haags gemeentemuseum) lof, dank en eer. ANDRE OOSTHOEK i De werelden i Middelburg, lo houtsneden, 111 n M. C. Escher. Vleeshal. 12 augustus, 80 bladcn- o's, houtgravures). zomertentoonstelling vleeshal, middelburg _JÜE PAUWHOF' is de naam van een villa in een mooi parkje te Wassenaar. De eigenaars, wijlen de heer en mevrouw Overvoorde- Gordon hebben er een stichting van ge maakt, waar sinds 9 maait 1940 'beoefe- jljinaars van kunsten en wetenschappen die in 'eigen woon- en werkmilieu niet voldoende rust vinden voor studie en scheppende ar beid' tegen een zeer schappelijke pension- prijs (en als men die zelfs niet op kan bren gen is er nog wel een mouw aan te passen) telkens als dat nodig is terecht kunnen, voor kort of voor langer mits men al achttien is en nog geen vijfenzestig. En zelfs daar wordt ook nog weer wel eens de hand mee gelich't. [Het spreekt vanzelf dat De Pauwhof in de [ruim dertig jaar van zijn bestaan als stich ting een bont gezelschap binnen zijn muren [heeft gehad. Ook voor buitenlandse gasten :staat hij open. Toch is er tot nu toe héél wei- 'nig over geschreven. Hier en daar is er m -Optekeningen, o.a. van Annje Salomons en van Clara Eggink wel eens een woord aan De Pauwhof gewijd, maar de eerste die er werkelijk een boek over schreef is Ab Vis- ser- Hij noemde zijn Pauwhofherinneringen "Het Klooster van Sint Jurriaan' en sugge- mert daarmee onmiddellijk dat De Pauwhof zo geen ludiek bordeel dan toch minstens een zeer libertijnse instelling is, immers het 'klooster van Sinte Jurriaan was vermaard door het feit dat er twee paar schoentjes on der één beddeken stonden. ben nooit op De Pauwhof geweest, en ik hoop er. gezegd, ook nooit te komen, dus ik weet niet hi hoeverre Ab Visser met zijn titel malicieuze -spot kwijlt. Het. schijnt, dat in een bepaalde periode De "Uwhof deze bijnaam had. Maar ook Ab Visser z®" weet niet zo goed hoe het er thans toegaat. |?rant Kij heeft er sinds 1958 niet meer vertoefd. Hij lw_ara,®r voor het eerst in 1947 en hij was een jaren wisselde de strengheid van de leiding met de instelling van de directrice. Er is uit Vissers relaas wel één grote lijn, af te leiden. Aanvankelijk werd De Pauwhof bezocht door een tamelijk elitair gezelschap, en had de leiding iets deftigs, negentien- de-eeuws over zich, heerste er zelfs iets als de sfeer van een rusthuis. Universitaire en ook adellijke titels waren heel gewoon, en zo kon het gebeuren .dat Ab Visser voor een lichte consternatie zorgde door op de aan tafel gestelde vraag: ,En. waar hebt u gestudeerd, meneer Visser" (hij zat, als nieuwe gast op de ereplaats naast de directrice) naar waarheid te antwoorden: „Aan de ambachts school in Groningen". De drank met, het hoogste alcoholpercentage die er toen geschonken werd was sherry, en van twee paar schoèntjes onder één beddelaken (behalve de deugdelijk echtelijke) zal er, vermoed ik zo, ook wel geen sprake zijn geweest. Maar naar verloop van tijd veranderde alles. Met de komst van hartstochtelijke jeneverdrinkers, van jongeren en andere vrijgevochtenen zonder titels, van welke soort ook, en onder een andere directie, kwam hel. zelfs zo ver dat een echte baronesse er 'bezopen over een tafel lazerde' en op den duur van De Pauwhof geweerd moest worden, Ab Visser vertelt dit niet altijd even leuk. Ik kan mij levendig voorstellen hoe hij, bij die eerste maaltijd, op de, mogelijk zelfs wat arrogant gestel de vraag: „En, waar hebt u gestudeerd, meneer Visser" lichtelijk provocerend antwoordde "aan de ambachtsschool", maar andere opmerkingen die hij zich veroorloofd heeft en nu met smaak in deze herinneringen afdrukt kan ik minder waarderen. Hij vond dat het tafelgezelschap nog niet voldoende geshockeerd was, en toen er een paar weken later tijdens een maaltijd telefoon voor hem was. riep luj luid, met zijn vuist op tafel slaande (en ik citeer nu meteen maar verder van deze pagina 33): „Dat. is natuurlijk mijn vaste hoer weer, die belt altijd onder 't eten". Ik werd voor mijn wangedrag op liet; matje geroepen door de directrice. Onverbe terlijke die ik was, bakte ik het, enkele jaren later, nog -bruiner, door in 't openbaar aan baronesse Henrietta Schuurbeque Boeye te vragen of zij als adellijke dame blauw menstrueerde". Vertelt Ab Visser dit uit masochisme? Om zich publiekelijk nog eens flink te schamen voor een verschrikkelijke banaliteit? Nee, smakelijk herin nert hij zich verder: „De barones, door haar vrienden Kinny genoemd, werd er allerminst door geshockeerd. Ze was wat je een moordwijf noemt, vrij van alle adellijke kak, nonconformistisch en excentriek op een ontspannen prettige manier. Ze is een van de vrouwen waarvan het me spijt dat ik haar uit het' oog verloren heb; als dichteres van onbelangrijke verzen kan men haar beter vergeten. Wat dondert het: vaker is het andersom". Hiér ligt blijkbaar zo'n verschrikkelijk gecompli ceerd mengsel van minder- en meerwaardigheids- complexen aan te grondslag dat je er als buiten staander lichtelijk verbijsterd bij toekijkt. Adellijk bloed (net als 'gemengd' bloed, overigens, ook al zo'n fictie, of 'joods zijn') wekt nog steeds ontzag lijk veel en onuitroeibare misverstanden in de hand. Er zijn maar weinig mensen volkomen ongevoelig voor werkelijke of zelfs vermeende hoge rang, en de 'gewone' man die wel eens met een heuse prinses naar bed geweest is. dreigt daar levenslang een complex aan over te houden (andersom veel minder, maar dat komt ook veel meer voor). Ab Visser mag nu wel de draak steken -met Greshoff die een snobisteische vereerder van adel, titels ert vooral van diplomaten was, maar waarom moet hij ons keer op keer vertellen dat hij 'maar' ambachtsschool en kweekschool heeft, en verder is wat hij is (en dat is niet wéinig) door eigen verdienste en kunnen? Dat is tegenwoordig (hij is nu 61 jaar oud) toch niet meer zoiets bijzonders? i Ab Visser mag een ellendige jeugd hebben gehad, en veel tegenslag, hij mag door zijn chronische, lichaamsmisvormende kwaal enorm beproefd wor den tot op de dag van vandaag, hij heeft behalve zijn niet geringe talent ook nog een vlijmscherp verstand meegekregen, en daarom mag hij zich niet zo laten gaan. Het is moedwillig, opzettelijk, ik weet het, maar het is ook een beetje onwaardig. Hij had precies hetzelfde immers veel mordanter kunnen zeggen, zoals bij die eerste repliek aan tafel. Verder bevat dit boek veel anecdotes en gezellig geroddel over de letterkundigen èn artiesten die tijdelijk De Pauwhof bevolkten in de tijden dat Ab Visser er ook' logeerde. Dat zijn meestal niet de grootsten in den lande, het lijstje dat als trekpleis- ters op het omslag staat luidt ('Legendarische Pauwhofnamen' nota-bene!): Bloem, Bomans, Colm- jon, Crone, Donkersloot, Van Eckeren, Greshoff, Hoomik, Havank, Marja, Roland Holst, Romijn en Salden. Over Roland Holst, op de Pauwhof werdt geen zinnig woord gezegd, zijn naam wordt een paar maal in verband genoemd, en dat geldt eigenlijk ook voor Bómans en Hoornik. Niet dat dit er zoveel toe doet, het.' gaat immers meer om het schilderen van een instelling dan om het typeren van bepaalde belangrijke of minder belangrijke kunstenaars Het meeste bij dit alles boeit me eigenlijk Ab Visser zelf, en de schildering van het démasqué dat zich voor hem voltrok. Hij was half de dertig toen hij voor het eerst op De Pauwhof verscheen, de toenmalige, deftige: op als hij kon bekvechten'. Bat had ze goed gezien in elk geval. Of misschien is het juister om te zeggen 'gehoord', want ik schijn, al besef ik dat zelf nauwelijks, bij tijd en wijle nog al een hiide schreeuwstem te hebben. Geen wonder, van vaders zijde stam ik van enkele generaties stro- en turf schippers af en het jarenlange schreeuwen van 'bruggo!' (een verbastering van 'brug hoog') tijdens het bevaren van de noordelijke binnenwateren, moet de stembanden in onze familie ontwikkeld hebben" ..Ik vrees dat mijn stem in de soms decadente, intellectuele sfeer van De Pauwhof, waar zelfs baronnen en jonkheren zich tussen het lagere volk bewogen, dan ook nogal een schrille dissonant verwekte. Misschien was ik daarom zo overtuigend in dat kleine rolletje van gek.dat ik een keer speelde en waartoe ik Albert Vogel als partner overhaalde die zich er toen bevond met een x-ste zenuwcrisis, vermoedelijk als gevolg van een x-ste scheidingsprocedure. We lagen, het was zomer, aan de slootkant en toen op een gegeven -moment een groep fietsers afstapte op het fietspad naast de drukke rijksstraatweg, bestrooid met de loze valuta van de door boomblaren gezeefde lichtmunten, trok ik Albert, de geaffecteerde deftigheid in persoon, overeind en samen brulden 'wij; „Help ons hier uit. dit is een gesticht!" Hun nek brekend om op de fiets Le komen, vluchtten de nieuwsgierige wielrij ders" (pp. 13-14) of: ..Voor mij was het tijdelijk wonen op De Pauwhof de vervulling van een (toegegeven: -nogal kleinbur gerlijke) jeugddroom. Dit soort villa's die je ook op de Hondsrug, even buiten de stad Groningen aantreft, wekte vroeger dikwijls mijn afgunst op wanneer ik er voorbij fietste. Daar te wonen, opgeheven uit de volksbuurt met overbevolkte één- kamerwoningen waar ik als arbeiderskind geboren en opgegroeid was! Aangezien ik christelijk en niet rood opgevoed was, lag er in mijn op die villa's geprojecteerde jeugddromen geen klasse-rancune, maar een soort heilsverwachting opgesloten. Wan neer ik als kind s avonds in een teil gewassen en in een veel te stijve hansop gestoken was. zong mijn moeder om mij af te leiden liederen van Johannes de Heer als Waar aan de altijd groene zomen' en 'Boven de sterren daar ruisen de pal men'. Ze toverde mijn kinderverbeelding een hemel voor ogen, die ik later, in mijn puberteit, gereali seerd meende te zien in die kapitale villa's met. hun uitgestrekte tuinen. Men kan dit verlangen achteraf ironiseren want mijn droom is nu (reeds met het uitzicht op het Huis mijns Vaders met zijn vele woningen) totaal 'uitgewoond'. Een villa, een boer derijtje. een sta-caravan al deze gefixeerde statussymbolen wekken nu alleen maar mijn wre vel. lachlust en afkeer op. Ik voel mij opperbest thuis in de kleinste hotelkamer als er maar een stoel en een tafel staan om aan te werken" (pp 27/28). Verder zijn er natuurlijk talloze anecdotes, waarvan de meest tekenende mogelijk deze is (over de heer en mevrouw B. (Pepi) Roest Croiius): ,Jk herinner mij een avond dat ik met een aantal gasten in de huiskamer zat. Het liep tegen tienen ais ik het wel heb. Pepi en Loekie twee dwergen die mij aan het echtpaar Piggelmee deden denken stormden de kamer binnen, Loekie riep, dringend en bijna dreigend: „Kan iemand Pepi een tientje lenen? We zijn met ae tram uit Leiden gekomen en daar zat een moordwijf in. Pepi is helemaal weg van haar. Hij moet een tientje hebben voor een taxi om haar in Den Haag op te kunnen vangen". Niemand reagèerae. Er viel een lichte verbijstering over het gezelschap. Tot iemand opmerkte: Dan zal Pepi naar Den Haag moeten lopen", (p. 95) Het boek is geïllustreerd met 211 afbeeldingen, waaronder vele portretten, handschriften, tekenin gen, meestal uit het 'Gastenboek' van De Pauwhof gelicht, en nog nooit gepubliceerd.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1974 | | pagina 13